RB

Media  

RB 2325

Jumbo heeft laagste prijsgarantie (van alle supermarkten)

RCC 9 februari 2015, RB 2325 (Jumbo's laagsteprijsgarantie)
Aanbeveling. RTV-reclame Laagste prijs ook op groente en fruit. Klacht: Eerder is LIDL op de vingers getikt, omdat zij zei “de beste in groente en fruit” te zijn, terwijl slechts een vergelijking werd gemaakt met supermarkten. LIDL moet nu in reclames vermelden dat zij de beste “supermarkt” zijn in groente en fruit. Naar de mening van klager zou Jumbo moeten vermelden dat ze “de laagste prijsgarantie van alle supermarkten” heeft.

Oordeel: Zoals blijkt uit de bij het verweer overgelegde “Spelregels Euro’s goedkoper”, zoals die ook worden vermeld op www.jumbo.com, geldt de “laagsteprijsgarantie” “voor alle supermarkten, drogisterijen en slijterijen met een fysieke winkel of Pick Up Point in dezelfde vestigingsplaats als Jumbo waarmee vergeleken wordt, onafhankelijk of zij ook een online winkel hebben”. Volgens diezelfde spelregels zijn “uitgesloten”:

“Andersoortige winkels (…) zoals zelfbedieningsgroothandels, weekmarkten, bouwmarkten, winkels waar restpartijen worden opgeruimd en webwinkels die uitsluitend online verkopen”.

In elk van de bestreden uitingen wordt gewezen op de laagste prijsgarantie van Jumbo, meer in het bijzonder wat betreft groente en/of fruit. Ook wordt met betrekking tot de laagste prijsgarantie van Jumbo in iedere uiting gesproken over “altijd”, alsof er geen uitzonderingen bestaan. Blijkens bovengenoemde spelregels geldt de laagste prijsgarantie van Jumbo echter in relatie tot een specifieke groep aanbieders van onder meer groente en fruit en wordt geen rekening gehouden met prijzen, gehanteerd door bepaalde andere aanbieders (van onder meer groente en fruit). Naar het oordeel van de Commissie is dit voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk. In de eerste plaats kan bij de gemiddelde consument niet als algemeen bekend worden verondersteld dat de laagste prijsgarantie van Jumbo slechts op een specifieke groep aanbieders ziet, ook niet nu Jumbo deze garantie al bijna 20 jaar hanteert, zoals zij heeft gesteld. Voorts valt deze beperking tot een bepaalde groep aanbieders niet, althans niet voldoende duidelijk uit (elk van) de bestreden uitingen op te maken. Ook de vrij algemene mededeling “Kijk voor meer informatie op Jumbosupermarkten.nl” in de radioreclame geeft onvoldoende duidelijkheid over de bewuste “Spelregels”.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uitingen voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel

als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2323

Informeren publiek door concurrent geen geldige reden voor Halal Correct-merkgebruik

Vzr. Rechtbank Rotterdam 20 februari 2015, IEF 14692 (Stichting Hala Correct Certification tegen Stichting Halal Bewust)
Uitspraak ingezonden door Timme Geerlof en Leyla Bozkurt, Ploum Lodder Princen. Eerder op IE-Forum.nl. Onrechtmatige publicatie. Merkenrecht. Halal bewust heeft een artikel geplaatst op Halalpolitie.nl en heeft in haar halalwijzer welke instantie een halalcertificaat heeft verstrekt aan welke producent. Wanneer Halal Correct een keurmerk heeft verleend is haar logo daarin opgenomen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een onrechtmatige publicatie ex 6:194 BW en misleidende reclame ex 6:194a BW. Dat een producent nooit handmatig kippen slacht, is te ongenuanceerd en te stellig. Voor de gedane proefbestelling uit het buitenland heeft zij dat wel gedaan. In de gewraakte publicatie en halalwijzer wordt het beeldmerk gebruikt. Er is geen sprake van een geldige reden wanneer Halal Bewust het beeldmerk gebruikt als rechtvaardiging voor voorlichting van het publiek "als toezichthouder"; partijen zijn elkaars concurrent.

4.5. Het artikel maakt naast het voorgaande melding van een partij DALO-kip die, aldus Halal Bewust, niet in overeenstemming met de standaarden van Halal Correct zou zijn geslacht, terwijl Halal Bewust de afgelopen jaren wel een certificaat verstrekt aan de producent van de kip, Storteboom. Ter zitting heeft Halal Bewust ter onderbouwing van haar stelling niet meer gesteld dan dat zij de juistheid van die stelling heeft gebaseerd op haar informatie 'dat Storteboom nooit handmatig kippen slachtte'.
Gelet op hetgeen Halal Correct heeft verklaard - namelijk dat sprake was van een speciale proefbestelling vanuit het buitenland, die afzonderlijk in behandeling is genomen en ten aanzien waarvan geldt dat de betreffende kip wél handmatig werd geslacht - is voldoende aannemelijk dat de betreffende melding onjuist was, zodat Halal Bewust deze niet zo ongenuanceerd en stellig had mogen publiceren zoals zij heeft gedaan.

4.11. Halal Correct vordert voorts Halal Bewust te verbieden inbreuk te maken op het Benelux merkrecht van Halal Correct.
(...) Halal Bewust trekt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen naar voorlopig oordeel ongerechtvaardigd voordeel uit de reputatie van het merk Halal Correct en met het gebruik van het teken van Halal Correct door Halal Bewust (zowel in de gewraakte publicatie als in de halalwijzer) wordt afbreuk gedaan aan het onderscheidend vermogen van het merkrecht.
Halal Bewust heeft in dit verband aangevoerd dat zij het merk van Halal Correct gebruikt om de consument juist te kunnen voorlichten. Zij heeft (ook) de rol van toezichthouder en heeft in die hoedanigheid een andere pet op, wat volgens haar maakt dat het gebruik van het merk gerechtvaardigd is. Nu hiervoor echter is overwogen dat er vanuit moet worden gegaan dat Halal Bewust een concurrent is van Halal Correct, rechtvaardigt het doel (voorlichting van het publiek) naar voorlopig oordeel niet het oordeel dat sprake is van een geldige reden die het gebruik zou rechtvaardigen.
RB 2321

Reclame voor bourgondisch Zuid-Limburg toegestaan

RCC 26 januari 2015, RB 2321; 2014/00880 en 00880A (Zuid-Limburg)
Afwijzing van klacht. Het betreft een televisiereclame, waarin wordt gezegd: “Zuid-Limburg, je zal d’r maar wonen. Bloeiende bedrijven, drie innovatieve campussen, Chemelot, health, smart services, volop kansen voor je kinderen. Zuid-Limburg, je zal d’r maar wonen. Ga naar Zuid-Limburg.nl”.

Klacht: 1. Gesuggereerd wordt dat het in Zuid-Limburg zo mooi is, en dat er genoeg werk is. Dat geldt echter alleen voor mensen met een HBO- of WO-opleiding en dat voor slechts 1200 banen. Zuid-Limburg bevindt zich “aan de top van de werkeloosheid in Nederland”. Gesteld wordt: “volop kansen voor je kinderen”. Kinderen die elders in het land gaan studeren, blijven daar echter, omdat ze daar wel kans hebben op een baan.

Klager woont in Zuid-Limburg, maar werkt in Veldhoven, omdat er in Limburg geen werk is te vinden. Als hij ‘s morgens naar zijn werk rijdt, is het een uittocht van Limburgers, die buiten Limburg moeten gaan werken. De uiting toont een autosnelweg die geheel leeg is. Deze opname zal wel een zondag tijdens de feestdagen betreffen.

2. Om in Zuid-Limburg in een groot huis met een mooie tuin te wonen, moet minimaal € 500.000,- worden betaald.

Het oordeel van de Commissie

In de bestreden uiting wordt in het kort en met enige in reclame niet ongebruikelijke overdrijving de aandacht gevestigd op positieve aspecten van wonen in Zuid-Limburg, meer in het bijzonder wat betreft werkgelegenheid (deels in nader genoemde branches) en onderwijs. Dat in Zuid-Limburg niet voor iedereen een geschikte baan te vinden zal zijn, betekent niet dat de uiting om die reden in strijd is met de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Voor zover klager zijn bezwaar, dat de uiting misleidend is, baseert op de stelling dat minimaal € 500.000,- moet worden betaald voor “een groot huis met een mooie tuin”, overweegt de Commissie dat in de uiting geen suggesties besloten liggen omtrent grootte en prijzen van huizen in Zuid-Limburg.

Verweer:

Namens adverteerder is onder meer het volgende meegedeeld.

Adverteerder werkt aan het imago van Zuid-Limburg. Geprobeerd wordt de beeldvorming over Zuid-Limburg als een louter toeristische en bourgondische regio aan te vullen, ten behoeve van een realistischer beeld: een regio waar “goed leven” samengaat met innovatie en carrièrekansen.

De TV-spots van adverteerder verwijzen naar vacatures op zuidlimburg.nl. Dat zijn er altijd minimaal 1250 binnen 1 uur reistijd vanuit Zuid-Limburg. Als kwaliteitsindicatie voegt adverteerder “HBO/WO” toe aan de verwijzing naar vacatures. Er zijn echter ook MBO-vacatures te vinden.

Het werkloosheidspercentage dat het CBS per kwartaal vaststelt, is op dit moment 7,3% (Q3, 2014). Daarmee heeft Limburg na Zeeland en Utrecht de laagste werkloosheid. Juist door dit verschil in beeldvorming (klager: “top van de werkeloosheid in Nederland”) en de werkelijkheid is het nodig aan het imago van Zuid-Limburg te werken, en wordt aandacht besteed aan carrièrekansen.

De mededeling “volop kansen voor je kinderen” verwijst naar de in de uiting genoemde drie campussen, waar bedrijven en onderwijsinstellingen samen baanbrekend onderzoek verrichten, en het uitstekende onderwijs. Adverteerder wijst op de net verschenen lijst best presterende middelbare scholen van RTL Nieuws, met twee vermeldingen uit Zuid-Limburg.

Blijkens adverteerders website met het onafhankelijke aanbod van Funda.nl zijn ruime woningen op ruime percelen wel degelijk betaalbaar, waarbij betaalbaarheid en ruimte uiteraard subjectieve begrippen zijn. Funda.nl toont momenteel bijna 200 woningen onder de € 200.000,- met percelen groter dan 500 m2.
RB 2318

Overheidsreclame voor DeZorgVerandertMee.nl krijgt (vrijblijvend) advies

RCC 20 januari 2015 (tussenbeslissing), en 10 februari 2015, RB 2317 dossier 2015/00005 (FNV, afd. Zorg en Welzijn tegen Ministerie VWS)
Beslissingen ingezonden door Ebba Hoogenraad, Moïra Truijens en Yannick Bakker, Hoogenraad & Haak. Reclamerecht. Denkbeeld overheid. Vrijheid van meningsuiting. De onderhavige spots, waarin reclame voor denkbeelden wordt gemaakt, bevatten voorlichting door de overheid van haar burgers. De voorzitterbeslissing was direct afwijzend, omdat er geen sprake zou zijn van reclame in de zin van artikel 1 NRC. De commissie oordeelt in haar tussenbeslissing dat "door woordkeuze, toonzetting en - voor wat betreft de televisiespots - beelden hebben de uitingen (ook) een aanprijzend karakter gekregen ten aanzien van het gewijzigde beleid van de overheid betreffende de zorg." Er dus wel sprake van reclame voor denkbeelden. Er wordt bij eindbeslissing een vrijblijvend advies gegeven, omdat er sprake is van een denkbeeld. In een dergelijk geval weegt de vrijheid van meningsuiting zwaarder dan bij een commerciële uiting.

    7. De Commissie acht het in strijd met de uit artikel 5 NRC voorvloeiende eis dat de overheid op een wijze als onderhavige vooruitloopt op effecten van gewijzigde wet- en regelgeving en daarbij verwachtingen wekt waarvan, mede gelet op de doelstelling van die wet- en regelgeving, niet bij voorbaat zeker is dat deze zullen worden waargemaakt. De commercials schaden het vertrouwen dat de burger moet kunnen hebben op de juistheid en de volledigheid van denkbeelden die de overheid verspreidt. Dit leidt in het onderhavige geval niet tot een aanbeveling, maar tot het (vrijblijvend) advies niet meer op de onderhavige wijze reclame te maken. De uitingen betreffen immers een denkbeeld. In een dergelijk geval weegt de vrijheid van meningsuiting zwaarder dan bij een commerciële uiting.
RB 2316

Gaswasser wijkt af van de bijbehorende specificaties

Vzr. Rechtbank Limburg 3 februari 2015, RB 2316; ECLI:NL:RBLIM:2015:883 (Robos tegen Inno+)
Misleidende reclame. Art. 6:194 BW. Partijen zijn elkaars concurrenten fabriceren, leveren en onderhouden zogenoemde luchtwassers, soms gaswasser genoemd en adverteren met BWL-nummers. Een BWL-nummer wordt toegekend nadat het betreffende type luchtwasser is getest en deugdelijk is bevonden. Buro Blauw, een onafhankelijk ingenieursbureau in luchtkwaliteit, concludeert dat de Inno+-producten op twee essentiële punten afwijkt van de BWL-nummer behorende specificaties. Robos vordert met succes dat Inno+ verboden wordt reclame te maken dat de Junior en inbouwluchtwasser gekwalificeerd zijn als biologische gaswassers en door de overheid zijn erkend.

2.6.
Buro Blauw is een onafhankelijk ingenieursbureau in luchtkwaliteit. Op verzoek van Robos heeft ir. [naam ingenieur] van Buro Blauw een door Inno+ gebouwde en als van het type BWL 2009.12.V1 verkochte luchtwasser onderzocht en daarvan op 14 november 2014 verslag gedaan (productie 2 bij exploot). Op pagina 5 van dat verslag concludeert Buro Blauw dat de luchtwasser op twee essentiële punten afwijkt van de bij dat BWL-nummer behorende specificaties. Aldaar schrijft Buro Blauw:

“De inbouwwasser wijkt op enkele essentiële punten af van het aangeboden type gaswasser BWL2009.12.V1, te weten:
1. Er is sprake van een horizontale luchtstroom door de wasser, die alleen aan de onderzijde van het filterpakket in verticale richting wordt omgebogen. Bij gaswasser BWL.2009.12.V1 wordt de luchtstroom 2 keer van richting veranderd:
-
één keer bij de ingang van de wasser.
-
één keer bij de onderzijde van het filterpakket.
2. De sproei-installatie is aangebracht ter hoogte van de onderzijde van het filterpakket. De luchtstroom passeert de sproei-installatie in horizontale richting. Bij de systeemomschrijving van wasser BWL2009.12.V1 staat beschreven dat het watergordijn een lengte heeft van 1,5m. De stromingsrichting van de lucht ter hoogte van het watergordijn is verticaal.

Doordat de inbouwwasser van de ondernemer op 2 essentiële ontwerpvereisten afwijkt van de systeembeschrijving van de biologische gaswasser BWL.2009.12.V1, kan deze inbouwwasser niet gekwalificeerd worden als zijnde een biologische gaswasser van het type BWL.2009.12.V1. Er kan dan ook niet vanuit gegaan worden dat de inbouwwasser zorgt voor een verwijdering van ammoniak, fijnstof en geur van 85%.”

4.6.
Robos heeft haar stelling dat Inno+ luchtwassers aanbiedt die door haar ten onrechte worden aangeprezen als luchtwassers van het type BWL 2009.12/BWL 2009.12V1 onderbouwd met het hiervoor onder 2.6. aangehaalde rapport van Buro Blauw. Buro Blauw concludeert niet alleen dat de onderzochte, door Inno+ geplaatste luchtwasser op twee essentiële punten afwijkt van het aangeboden type, maar ook dat er niet van kan worden uitgegaan dat de luchtwasser zorgt voor een verwijdering van ammoniak, fijnstof en geur van 85%. Daarmee heeft Robos het door haar gestelde misleidende karakter van de mededelingen door Inno+ op haar website met betrekking tot de luchtwassers van het type BWL 2009.12/BWL 2009.12V1 voldoende onderbouwd.

4.7.
Ingevolge artikel 6:195 BW rust de bewijslast ter zake van de juistheid of volledigheid van de feiten die op haar website staan omtrent de eigenschappen van haar luchtwassers op Inno+. Inno+ heeft weliswaar gemotiveerd uiteengezet dat haar luchtwassers naar haar mening wel degelijk voldoen aan de omschrijving BWL 2009.12/2009.12V1, maar heeft deze uiteenzetting niet onderbouwd met enige verklaring van een (onafhankelijk) deskundige. Tegenover de stellingen van Robos en de bevindingen van Buro Blauw staan dus slechts de eigen inzichten van Inno+. Daarmee heeft Inno+ niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast en moet het er in dit kort geding voor worden gehouden dat haar mededeling dat haar luchtwassers voldoen aan de omschrijving BWL 2009.12/2009.12V1 misleidend en daarmee jegens Robos onrechtmatig zijn.
RB 2313

Kristalglazenactie van Albert Heijn is misleidend

RCC 22 januari 2015, RB 2313 (AH Kristalglas)
Aanbeveling. Misleiding. 7 NRC. De uiting: “Spaar nu voor kristalglas van Villeroy & Boch Group” en daaronder, naast een foto met diverse glazen: “Vivo © Villeroy & Boch Group, Made in Germany” en “Set 4 glazen nu met 40 zegels + 2,99 euro” en het logo van adverteerder. In de folder wordt de actie uitgelegd onder de kop: ”Set van 4 kristalglas glazen nu met 40 zegels + 2,99 euro.” De klacht: Klaagster is van mening dat kristalglas geen kristal is en dat niet iedereen het verschil tussen kristalglas en kristal kent. Men denkt te sparen voor kristal, omdat kristalzegels worden gespaard.

 1) De Commissie begrijpt de klacht aldus dat volgens klaagster in de bestreden folder onjuiste dan wel onvoldoende informatie wordt gegeven over de aard van de glazen waarvoor men in het kader van de onderhavige actie kan sparen. Volgens klaagster gaat het om ‘gewoon glas’. Dienaangaande is in de eerste plaats van belang dat adverteerder heeft toegelicht dat de glazen waarvoor men in het kader van de onderhavige actie kan sparen zogenaamd ‘sonoorglas’ betreffen. Dergelijk glas wordt gerekend tot de categorie ‘kristalglas’ als bedoeld in de Europese Richtlijn inzake kristalglas (69/493 EEG). Ingevolge bijlage 1 bij deze richtlijn dienen vier soorten kristalglas te worden onderscheiden, te weten volloodkristal, loodkristal en twee sonoorglas-varianten. Het verschil tussen deze categorieën is afhankelijk van de hoeveelheid toegevoegde metaaloxide, waaronder lood. Glas waaraan een in deze Richtlijn vastgesteld minimum percentage lood is toegevoegd mag, afhankelijk van de hoeveelheid, ‘volloodkristal’ (30% of meer lood) respectievelijk ‘loodkristal’ (24% of meer lood) genoemd worden en beschikt door de toevoeging van lood over een aantal unieke eigenschappen, waaronder bijzondere lichtbreking, helderheid en klank. Bij de twee lagere categorieën, sonoorglas genoemd, is de hoeveelheid toegevoegde metaaloxide lager (10% of meer) en is lood veelal vervangen door andere metaaloxides. Dit is ook het geval bij de glazen van onderhavige actie van adverteerder welke tot de derde categorie kristalglas behoren. Overigens, zo heeft adverteerder toegelicht, is het voordeel van deze categorie kristalglas dat het minder snel breekt en afwasmachinebestendig is. Desalniettemin moet geconstateerd worden dat volloodkristal en loodkristal zich van sonoorglas onderscheiden en door voornoemde eigenschappen een hogere prijs hebben.

2) Op grond van het voorgaande is het soort kristalglas van belang voor de consument. Dit is reeds beslist door het Hof van Justitie EG in de zaak C-51/93. Hierin heeft het Hof beslist dat bij de laatste twee categorieën, die van mindere kwaliteit zijn dan volloodkristal en loodkristal, het verschil in kwaliteit van het gebruikte kristalglas niet gemakkelijk herkenbaar is voor de gemiddelde consument en deze dus zo duidelijk mogelijk moet worden geïnformeerd teneinde “te voorkomen dat hij een product van de categorieën 3 en 4 verwart met een product van de hogere categorieën”. De Commissie neemt dit tot uitgangspunt bij de verdere beoordeling.

3) De Commissie constateert dat in de uiting geen informatie staat over de specifieke aard van het kristalglas. Derhalve kan de consument niet beoordelen of dit sonoorglas of kristalglas van een hogere categorie is. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument door het ontbreken van deze informatie kunnen denken dat hij spaart voor volloodkristal of loodkristal. Hieraan draagt bij dat in de betreffende folder wordt toegelicht dat de glazen ‘bestaan uit hoge kwaliteit kristalglas, wat de glazen letterlijk doet schitteren’ en dat ‘kristalzegels’ gespaard dienen te worden: ‘bij elke 10 euro aan boodschappen ontvangt u 1 kristalzegel’ en ´De actieperiode waarin kristalzegels worden verstrekt..’. Deze mededelingen tezamen kunnen de indruk wekken dat men spaart voor een hogere kwaliteit kristalglas in plaats van sonoorglas dat in mindere mate dan volloodkristal of loodkristal de hier genoemde eigenschappen bezit. De aldus bij de consument gewekte onjuiste indruk wordt naar het oordeel van de Commissie in de overige inhoud van de folder, waarin een toelichting op de aanduiding ‘kristalglas glazen’ ontbreekt, onvoldoende weggenomen.

4) De Commissie begrijpt dat adverteerder geen gebruik heeft gemaakt van de term ‘sonoorglas’, omdat deze, net als ‘(vol)loodkristal’, zoals benoemd in het Glasartikelenbesluit uit 1972 (STb. 1972,668), in het economisch verkeer niet (meer) wordt gehanteerd en bij de consument onbekend zou zijn. Desalniettemin had het naar het oordeel van de Commissie, mede gelet op voornoemde Richtlijn en uitspraak van het Europese Hof, op de weg van adverteerder gelegen om de consument te informeren over de kwaliteit van het actieglas nu er bij kristalglas sprake is van wezenlijke kwaliteitsverschillen.

5) De informatie over de kwaliteit van het kristalglas waarvoor men spaart betreft op grond van het voorgaande essentiële informatie waarover de gemiddelde consument dient te beschikken teneinde een geïnformeerd besluit te nemen over een transactie (het doen van boodschappen bij adverteerder met het doel spaarzegels te krijgen). Het voor de reclame gebruikte medium (folder) biedt naar het oordeel van de Commissie voldoende ruimte om de consument duidelijk te maken dat men kan sparen voor glasproducten van een relatief minder hoge kwaliteit. De Commissie verwerpt derhalve de stelling van adverteerder dat de uiting onvoldoende ruimte biedt om de consument over de kwaliteit van het kristalsglas te informeren. Door het ontbreken van informatie over de kwaliteit van het kristalglas zal de gemiddelde consument kunnen menen dat hij spaart voor een hogere kwaliteit kristalglas (volloodkristal of loodkristal) dan waarop de actie in werkelijkheid betrekking heeft (sonoorglas categorie 3). Hierdoor kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht een besluit te nemen over een transactie dat hij anders niet had genomen. Gelet op het voorgaande is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Derhalve wordt als volgt beslist.

RB 2312

Ongefundeerde claim Hero Baby over koemelkallergie

Vz RCC 20 januari 2015, RB 2312 (Hero Baby)
Aanbeveling. Claim. 2 NRC. De uiting: Het betreft het etiket van Hero Baby Zuigelingenmelk 1, bestemd voor de leeftijd 0-6 maanden, voor zover hierop staat: “Hypo-Allergene flesvoeding die de kans op koemelkallergie verkleint”.
De klacht: Klaagster stelt dat zij het product heeft gekocht omdat het de kans op het ontwikkelen van koemelkallergie zou verkleinen. Toen klaagster de klantenservice van adverteerder belde, werd haar echter meegedeeld dat deze claim achterhaald is en dat de laatste onderzoeken (van een jaar geleden) laten zien dat er geen verschil is aangetoond tussen dit product en het standaard product.e

1) De voorzitter stelt voorop dat ingevolge artikel 2 van de Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007 het bereiden en verhandelen van volledige zuigelingenvoeding geschiedt met inachtneming van onder meer artikel 13 van richtlijn 2006/141/EG. Op grond van artikel 13 lid 6 van richtlijn 2006/141/EG mogen voedings- en gezondheidsclaims slechts in de in Bijlage IV bij die richtlijn genoemde gevallen op het etiket van volledige zuigelingenvoeding worden geplaatst. Bijlage IV vermeldt onder meer de volgende toegestane gezondheidsclaim: “Verminderd risico op allergie voor melkeiwitten, waarbij begrippen mogen worden gebruikt die wijzen op gereduceerde antigene of gereduceerde allergene eigenschappen”. Aan het gebruik van deze claim zijn voorwaarden verbonden. Gelet op de inhoud van de klacht, is met name relevant of adverteerder, zoals vereist op grond van nummer 2.1 sub a van Bijlage IV, de claim met objectieve en wetenschappelijk aangetoonde gegevens kan staven. Dienaangaande is het volgende van belang.

2) Adverteerder heeft in haar verweer niet met zoveel woorden gesteld dat de onderhavige claim is gebaseerd op objectieve en wetenschappelijke gegevens. Nadat namens de voorzitter om de onderbouwing van de claim was gevraagd, heeft adverteerder volstaan met ongemotiveerd te stellen dat de onderhavige claim voldoet aan de voorwaarden van Bijlage IV bij richtlijn 2006/141/ EG. De voorzitter oordeelt dat adverteerder hiermee onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de onderhavige gezondheidsclaim met objectieve en wetenschappelijk aangetoonde gegevens kan staven zoals vereist op grond van nummer 2.1 sub a van Bijlage IV bij richtlijn 2006/141/EG. Aldus is niet voldaan aan de voorwaarden waaronder krachtens artikel 2 van de Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007 het bereiden en verhandelen van volledige zuigelingenvoeding is toegestaan. Hierdoor heeft adverteerder in strijd met de wet gehandeld. Nu de reclame-uiting om die reden niet voldoet aan artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), wordt beslist als volgt.
RB 2309

Geclaimde werking van Duo Kruidenelixer niet bewezen

Vz RCC 12 januari 2015, RB 2309 (Duo Kruidenelixer)
Aanbeveling. Claims. 2 NRC. De uiting: Het betreft de aanprijzing van Duo Kruidenelixer Basic, Duo Kruidenelixer S.P.G. en Duo Kruidenelixer Femina op de website www.duokruidenelixer.nl. De klacht: Klaagster voert, kort samengevat, aan dat de geclaimde werking van de drie elixers niet bewezen is. Ook al bevatten de elixers kruiden die afzonderlijk de werking (mogelijk) ondersteunen, dan is dat nog geen bewijs dat de kruiden dezelfde werkzaamheid behouden als ze zijn opgenomen in de elixers. Over de wisselwerking tussen de verschillende kruiden wordt niets meegedeeld. De uitingen zijn verwarrend, nu de wetenschappelijke namen van de kruiden ontbreken en niet wordt vermeld welke delen van de planten zijn gebruikt.

2) Met betrekking tot de onder “De klacht” weergegeven door klaagster bestreden claims voor de drie kruidenelixers is de voorzitter van oordeel dat deze mededelingen in strijd zijn met artikel 10 lid 1 van de Claimsverordening, nu adverteerder in reactie op het standpunt van de Keuringsraad KOAG/KAG, waarover adverteerder is geïnformeerd, niet heeft gesteld dat de claims door de Europese Commissie zijn geautoriseerd en vervolgens op de lijst met toegestane claims zijn geplaatst, terwijl evenmin door adverteerder is gesteld of anderszins is gebleken dat sprake is van claims die ‘on hold’ staan en om die reden als voorlopig toegelaten zouden kunnen worden beschouwd. Gelet op het voorgaande zijn de uitingen in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC.

3) Nu de uitingen reeds op grond van het bovenstaande in strijd zijn met de NRC, komt de voorzitter niet toe aan een beoordeling van de klacht dat bewijs voor de geclaimde werking van de Duo Kruidenelixers ontbreekt.
RB 2308

Prejudiciële vragen: Moet verkoopprijs ook verplichte transportkosten omvatten?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 18 september 2014, RB 2308, Zaak C-476/14 (Citroën tegen ZLW)
Citroën laat een advertentie plaatsen (maart 2011) waarin zij een auto aanbiedt voor een voordeelprijs met de toevoeging in kleine lettertjes ‘exclusief transportkosten ter hoogte van € 790,-‘. Verweerster (Centrale vereniging van de motorvoertuigbranche ter bescherming van eerlijke mededinging = ZLW) stelt een verbodsvordering in tegen verzoeksters advertentie op grond van de DUI Regeling inzake prijsvermelding wegens de verborgen maar verplichte kosten. Zij wordt door het Landgericht in het gelijk gesteld en ook het Hof van Beroep acht de vordering gegrond. Hij oordeelt dat voor het vermelden van de uiteindelijke prijs het niet volstaat een prijs te noemen waarbij de consument nog iets moet optellen om de uiteindelijke prijs van het product te bepalen. Transportkosten zullen door de consument als onderdeel van de prijs worden opgevat. Dit conform de Duitse regeling die haar grondslag heeft in RL 98/6, die voorrang heeft op RL 2005/29. De zaak ligt nu voor in beroep tot Revision bij de verwijzende rechter.

Het verwijzende Duitse Bundesgerichtshof stelt de beslechting van het geschil afhankelijk van de vraag of de Duitse regeling nog verenigbaar is met het Unierecht. De vraag is of reclame voor een product onder vermelding van de daarvoor te betalen prijs kwalificeert als ‘aanbieden’ in de zin van RL 98/6. En dan rijzen er ook vervolgvragen die hij tevens aan het HvJ EU voorlegt:

1. Valt een reclameboodschap voor een product waarin de daarvoor te betalen prijs wordt aangeduid, onder aanbieden in de zin van artikel 1 van richtlijn 98/6/EG?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
2. Moet de bij het aanbieden in de zin van artikel 1 van richtlijn 98/6/EG overeenkomstig artikel 1 en artikel 3, lid 1, eerste zin, aan te duiden verkoopprijs ook verplichte kosten omvatten in verband met het van de fabrikant naar de handelaar transporteren van het motorvoertuig?

Indien de eerste of de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord?
3. Moet de „prijs inclusief belastingen” die bij een uitnodiging tot aankoop in de zin van artikel 2, sub i, van richtlijn 2005/29/EG moet worden vermeld overeenkomstig artikel 7, lid 4, sub c, eerste alternatief, van die richtlijn, in geval van een motorvoertuig ook verplichte kosten omvatten voor het van de fabrikant naar de handelaar transporteren van het motorvoertuig?

Questions préjudicielles

1. Faire de la publicité pour un produit en indiquant le prix à payer pour celui-ci revient-il à offrir ce produit au sens de l’article premier de la directive 98/6/CE1 ?

S’il convient de répondre par l’affirmative à la première question:
2. Le prix de vente, qu’il faut indiquer conformément à l’article premier et à l’article 3, paragraphe 1, première phrase, de la directive 98/6/CE lors d’une offre au sens de l’article premier, doit-il inclure aussi les frais, obligatoires, de transfert d’un véhicule automobile du fabricant au vendeur?

S’il convient de répondre par la négative à la première ou à la deuxième question:
3. Le «prix toutes taxes comprises», qu’il faut indiquer conformément à l’article 7, paragraphe 4, sous c), premier cas de figure, de la directive 2005/29/CE2 lors d’une invitation à l’achat au sens de l’article 2, sous i), de cette même directive, doit-il inclure aussi les frais, obligatoires, de transfert d’un véhicule automobile du fabricant au vendeur?

RB 2307

Robeco ONE-commercial onduidelijk over “behaald rendement”

RCC 5 januari 2015, RB 2307 (Robeco ONE)
Aanbeveling. 8.2 NRC en 4:19 lid 2 Wft. De uiting: Tijdens de laatste gesproken tekst, zijnde “Wow, met een rendement van 10,7% per jaar” verschijnt in beeld een cirkel met de tekst “10,7% per jaar*”. De asterisk komt niet nogmaals voor in de bestreden uiting. De klacht: In de commercial wordt een opbrengst gesuggereerd van 10,7%. Robeco kan echter niets garanderen, maar dat ontdekt men pas na het aanvragen van de prospectus.

De Commissie stelt vast dat in de uiting in relatief grote letters een rendement van “10,7%” is vermeld, voorzien van een asterisk die niet -ter toelichting- terugkomt in de uiting. Voorts wordt door de voice-over zonder nadere, gesproken toelichting gezegd:

“Wow, met een rendement van 10,7% per jaar”.
In relatief kleinere letters is in de uiting vermeld:
“Fondsvariant is offensief. Gemiddeld jaarrendement van Robeco ONE Offensief sinds start tot 31 augustus” en:
”De waarde van uw beleggingen kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst.”

Uit deze mededelingen moet de consument kennelijk opmaken dat genoemd rendement een “gemiddeld jaarrendement” betreft over een bepaalde periode in het verleden, waarbij het begin van die periode -sinds start”- niet aan iedereen bekend zal zijn.

Naar het oordeel van de Commissie ligt aldus in de uiting weliswaar niet de garantie besloten dat het product Robeco ONE een rendement van 10,7% zal opleveren, maar is voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk dat het gaat om een “behaald rendement”, noch van welke periode daarbij precies is uitgegaan. Gelet hierop is de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC en in strijd met artikel 4:19 lid 2 Wet op het financieel toezicht en daardoor in strijd met artikel 2 NRC.