RB

Algemene regels  

RB 1672

Verplichtingen niet nagekomen door louter kwantitatief criterium te gebruiken

HvJEU 14 maart 2013, zaak C-216/11 (Commissie / Frankrijk)

Artikel 34 VWEU. Artikel 8 en 9 Richtlijn 92/12/EEG. Tabaksproducten. Kwantitatieve beoordelingscriteria en -invoerbeperkingen.

De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat de Franse Republiek, door bij de beoordeling van het commerciële karakter van het voorhanden hebben door particulieren van tabaksfabrikaten uit een andere lidstaat een louter kwantitatief criterium te gebruiken, doordat zij dit criterium per individueel voertuig (en niet per persoon), globaal toepast voor alle tabaksproducten, waardoor de invoer van tabaksproducten uit een andere lidstaat door particulieren zonder meer wordt belet wanneer het om meer dan 2 kilogram per individueel voertuig gaat, (...) betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop (...) niet is nagekomen.

22. Enerzijds staat de richtlijn, door uitdrukkelijk minimumdrempels vast te stellen voor verschillende afzonderlijke categorieën tabaksproducten, de lidstaten toe om, zonder onderscheid, drempels vast te stellen voor het gewicht van de voorhanden gehouden tabaksproducten, doch enkel onder de voorwaarde dat elk van die minimumdrempels wordt gerespecteerd. (...)

23. Aangezien anderzijds artikel 9, lid 2, van de richtlijn beoogt te preciseren onder welke voorwaarden de accijns door degene die de producten voorhanden houdt verschuldigd wordt, (...) moeten de (...) indicatieve minimumdrempels worden geacht te gelden voor die houder en, dus, per persoon van toepassing te zijn.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart:

1)  Door bij de beoordeling van het commerciële karakter van het voorhanden hebben door particulieren van tabaksfabrikaten uit een andere lidstaat een louter kwantitatief criterium te gebruiken, en door dit criterium per individueel voertuig (en niet per persoon), globaal toe te passen voor alle tabaksproducten, is de Franse Republiek de krachtens richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 februari 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop, en met name de artikelen 8 en 9 ervan, op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

RB 1671

Alle producten zijn gratis! 0 euro, noppes, niks, nada!

RCC 4 maart 2013, dossiernr. 2013/00110 (GRATIS producten)

Verzendkosten. Het betreft de website gratiskoop.nl, waarop onder meer wordt gesteld: “Gratiskoop.nl, Alle producten zijn gratis! 0 euro, noppes, niks, nada!” En “Wij maken geen onnodige marketing kosten omdat jij het product deelt via Facebook of Twitter en daardoor kunnen wij blijvend nieuwe GRATIS producten blijven aanbieden aan jullie.”

Klager stelt, kort samengevat, dat de bewering onjuist is dat de producten gratis kunnen worden aangeboden omdat bespaard wordt op de marketingkosten. De producten worden betaald via de te hoge verzendkosten van standaard €5,95 per enkele bestelling. Omdat de producten worden betaald via te hoge verzendkosten, worden ze ten onrechte aangemerkt als ‘Gratis’.

(...) Naar adverteerder erkent komen de standaard voor alle bestellingen in rekening gebrachte verzendkosten niet overeen met de daadwerkelijke verzendkosten die voor de betreffende producten gelden. Op grond hiervan is sprake van een misleidende wijze van reclame maken als bedoeld in artikel 8.5 in combinatie met de aanhef en punt 19 van Bijlage 1 NRC.

De bewering dat de producten gratis kunnen worden aangeboden omdat door de reclame via Facebook of Twitter bespaard wordt op de marketing kosten, is door adverteerder onvoldoende onderbouwd. Om bovengenoemde redenen is de reclame-uiting misleidend (...)

RB 1670

Aanbieding in banner voor niet meer beschikbare tickets

RCC 28 februari 2013 2013, dossiernr. 2012/01107-1 (Voor € 50* met de trein naar hartje Londen)

Het betreft een banner op https://www.eurostar.nl. Daarin staat onder meer: “Voor € 50* met de trein naar hartje Londen” en “Londen vanaf € 50 enkele reis”.

Toen klager op de banner klikte, kwam hij op de boekingspagina van NS Hispeed terecht. Vervolgens boekte hij een treinreis Delft-Londen (en terug) voor 4 maanden later ofwel de maximale periode voor vroegboeken. Het lukte klager niet een enkele reis voor € 50,- te vinden; het laagst aangetroffen tarief was € 77,80. Met ingang van de nieuwe dienstregeling bestaan de aangeboden kaarten volgens klager niet eens meer.

Eurostar heeft -kort samengevat- erkend dat zij in de bestreden banner tickets heeft aangeboden, in het verweer kennelijk aangeduid als “Ieder Station Nederland tickets”, die op het moment van aanbieden niet meer beschikbaar waren. Gelet hierop heeft verweerder 'Eurostar' gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel V onder 2 RR.

Voor zover de klacht is gericht tegen NS Hispeed, wijst de Commissie deze af. Naar haar oordeel is de bestreden banner, waarin de naam NS Hispeed niet voorkomt, geplaatst door Eurostar als adverteerder in de zin van artikel 1 NRC en niet door NS Hispeed of geheel of deels ten behoeve van NS Hispeed. Meer in het bijzonder heeft de Commissie geen aanwijzingen dat NS Hispeed betrokken is geweest bij plaatsing van de bestreden banner, bijvoorbeeld door daartoe opdracht te geven.

RB 1669

Prijs op voorbehoud van beschikbaarheidstoeslag

RCC 28 februari 2013, dossiernr. 2013/00049 (beschikbaarheidstoeslag)

Reclamecode Reisaanbiedingen (RR). Het betreft een aanbieding in een reisgids van adverteerder van een vliegreis van 5 dagen naar Rome inclusief het verblijf in een hotel. Boven een beschrijving van het hotel staat: “vanaf € 479”. Onder het kopje “PRIJSINFORMATIE” staat een aantal vertrekdata, waarachter de “Prijzen p.p in euro op basis van 2-pk” worden genoemd.

Volgens de uiting kost de bewuste reis in de door klaagster gewenste periode € 549,-. Op het moment dat klaagster de reis wilde boeken, bleek echter dat de reis in deze periode € 718,- kostte. Uit een telefoongesprek met het reisbureau bleek dat er een beschikbaarheidstoeslag werd berekend van € 169,- per persoon. Hierover wordt niets in de reisgids vermeld. In de uiting wordt aldus de illusie gewekt dat de genoemde prijs de werkelijke prijs is.

De Commissie acht het aannemelijk dat de onder prijsinformatie opgenomen prijs per vertrekdatum de reissom is, inclusief de op het moment van publicatie vaste onvermijdbare kosten, gebaseerd op de L-vluchtklasse - zoals in de uiting wordt vermeld onder: “Bij ons inclusief”.

Gebleken is dat in de prijs niet is begrepen de eventuele toeslag voor een andere vluchtklasse, indien de L-klasse niet beschikbaar is. Of de L-klasse beschikbaar is, blijkt pas wanneer men daadwerkelijk boekt. De Commissie is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat op grond van artikel 8.4 onder c NRC bij de prijs een mededeling of voorbehoud had dienen te staan, waaruit blijkt dat sprake kan zijn van extra kosten, te weten een beschikbaarheidstoeslag. (...) 

De in de uiting genoemde prijzen zijn onvoldoende duidelijk en de bestreden reclame-uitingen in strijd met artikel IV onder 1 RR.

RB 1665

Voordeel naar vaste lijn in India

RCC 27 februari 2013, dossiernr. 2012/01133 (India Fixed)

Het betreft de Engelstalige folder van “BudgetCalls”. In de uiting staan diverse landen met doorgestreepte tarieven, waaronder : “India Fixed” en de doorgestreepte prijs “29,9 p/min”. Hiernaast staat in een stervormig kader: “1p/min”. Hieronder staan instructies en wordt bij wijze van voorbeeld het bellen naar een vaste lijn in India toegelicht, gevolgd door de tekst: “Now you save 28 pence per minute on your call”.

In de advertentie staat als voorbeeld de situatie dat men 28 pence bespaart indien men via een toegangsnummer van adverteerder naar een vaste lijn in India belt. In de lijst met tarieven wordt voor het bellen naar een vaste lijn in India een oorspronkelijk tarief van 29,9 pence per minuut genoemd, hetgeen op basis van de genoemde besparing impliceert dat het tarief van adverteerder 1,9 pence per minuut bedraagt in plaats van 1 pence per minuut, ondanks dat het om een 0844 nummer gaat. Er is op grond van het voorgaande volgens klager sprake van een kennelijke tegenstrijdigheid in de uiting (“apparent anomaly”).

Adverteerder heeft niet betwist dat uit het in de uiting genoemde voorbeeld volgt dat zij voor bellen naar een vaste lijn in India via haar 0844 nummer een tarief van 1,9 pence per minuut in rekening brengt in plaats van 1 pence per minuut, zoals uitdrukkelijk in de uiting als het toepasselijke tarief wordt genoemd. Blijkens het voorgaande is geen juiste, althans geen duidelijke informatie verstrekt over de prijs van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef onder d NRC. (...) Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1662

'Zelfs tv in de badkamer' roept niet op tot onveilig gedrag

RCC 21 februari 2013, dossiernr. 2013/00102 (overal tv, zelfs in de badkamer)

Het betreft een televisiecommercial waarin het Telfort “Alles-in-1 basispakket” wordt aangeprezen. In de commercial wordt onder meer gezegd dat men met dit pakket “overal tv” kan kijken, “zelfs in de badkamer”, waarna men een persoon die in bad zit televisie ziet kijken.


Volgens klager doet zich in de televisiecommercial een levensgevaarlijke situatie voor die ongelukken met dodelijke afloop tot gevolg kan hebben. De tv kan immers met het badwater in aanraking komen. Klager acht het onbegrijpelijk dat men op deze wijze een product aanprijst. Dit is zeker voor kinderen een slecht voorbeeld.

Adverteerder stelt echter terecht dat het apparaat geen televisietoestel is, maar een tablet. Volgens adverteerder loopt men geen gevaar indien de tablet in het water zou vallen. De voorzitter laat in het midden of dit laatste juist is. Immers wat daarvan verder ook moge zijn, nu van de televisiecommercial niet de boodschap uitgaat dat men de getoonde situatie zou moeten navolgen en de commercial ook verder niet oproept tot onveilig gedrag, zijn de grenzen van het toelaatbare niet overschreden. De voorzitter wijst de klacht af.

RB 1661

Adverteerde biedt kijker mogelijkheid voor een minuut stilte

RCC 21 februari 2013, dossiernr. 2013/00029 (de herinneringsm1nuut)

Het betreft een televisiereclame die opent met de mededeling: ”de herinneringsm1nuut”. Hierna verschijnt Caroline Tensen in beeld die onder meer het volgende zegt: “Over exact 30 seconden zijn we allemaal 1 minuut stil. Om te denken aan iedereen die er niet meer is. (…) Verwacht maar toch plotseling ging het kaarsje uit. (…) Ik denk deze minuut aan haar”.
Vervolgens komen gedurende één minuut vele kaarsjes voorbij, die voorzien zijn van even zovele namen. Tot slot verschijnt in beeld: “de Herinneringsminuut is een initiatief van Yarden” en “www.herinneringsminuut.nl”.

Klager acht het niet duidelijk dat het om een reclame-uiting gaat. Pas aan het eind werd duidelijk dat het reclameblok nog niet was geëindigd en wel door de mededeling dat dit door Yarden “mogelijk werd gemaakt”.
Voorts wordt in Nederland spaarzaam en zorgvuldig omgegaan met het idee van “een minuut stilte houden”. Yardens maakt in deze commerciële uiting op ongepaste en smakeloze wijze gebruik van dit idee.

Naar het oordeel van de Commissie is de uiting duidelijk als reclame-uiting herkenbaar aangezien de uiting deel uitmaakt van een reclameblok en nu aan het slot is vermeld: “de Herinneringsminuut is een initiatief van Yarden”. Met inachtneming van deze terughoudendheid, is de Commissie van oordeel dat de grens van het toelaatbare niet is overschreden. Op alleszins zorgvuldige wijze stelt adverteerder de kijker in de gelegenheid om desgewenst een minuut stilte in acht te nemen, ter herinnering aan een overleden dierbare. (...)

RB 1660

Prejudiciële vragen: Tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is of twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 16 november 2012, zaak C-52/13 (Posteshop SpA KiPoint tegen Autorita Garante della Concorrenza e del Mercato)

Oneerlijke handelspraktijken, misleidende reclame; consumentenbescherming

Verzoekster krijgt van de Italiaanse mededingingsautoriteit een geldboete opgelegd wegens het verspreiden van misleidend reclamemateriaal voor een franchiseketen. Zij komt op tegen dat oordeel omdat zij de bevoegdheid van de autoriteit in twijfel trekt, wegens ontbreken van ‘algemeen belang’ en de uitspraak in strijd vindt met de door de grondwet beschermde vrijheid van particulier economisch initiatief, en de boete te hoog vindt. Maar de rechter, zowel in eerste instantie als in beroep, verwerpt alle grieven.

In hoger beroep stelt verzoekster dat zij, indien richtlijn 2006/114/EG correct was omgezet in ITA recht, de bevoegdheid van de NMa terecht in twijfel had getrokken. De bescherming tegen misleidende reclame betreft volgens verzoekster met name ‘consumenten’. In dat verband wijst zij op de richtlijn oneerlijke handelspraktijken terwijl de Italiaanse regeling die RL 2005/29 omzet alleen ziet op specifieke bescherming van handelaren. Zij vraagt dan ook om een prejudiciële vraag aan het HvJ EU voor te leggen.

De verwijzende Italiaanse rechter twijfelt aan de eerdere uitspraken in de procedure, en stelt het Hof dan ook de volgende vraag:

“Moet richtlijn 2006/114/EG aldus worden uitgelegd dat zij, wat de bescherming van handelaren betreft, betrekking heeft op reclame die tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is, dan wel op twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen, die ook elk op zich relevant zijn, te weten misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame?”

 

RB 1658

Prejudiciële vragen: Schuldvordering en proceskosten ingecalculeerd, een oneerlijk beding?

Prejudiciële vragen HvJ EU 15 oktober 2012, zaak C-460/12 (SKP k.s. tegen Bríla) - aanvullende vragen

Téléphone ancien

Handvest artikel 38 (hoog niveau consumentenbescherming); en Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

In juni 2002 sluit verweerder Bríla een huurkoopovereenkomst voor een telefoon. De totale huurkoopprijs bedraagt dan € 263,53, te betalen in maandelijkse bedragen van € 19,75. Hij raakt achter met betalen en krijgt een betalingsbevel (augustus 2005)  voor een bedrag van € 208,82.  De vordering is dan al enkele malen gecedeerd, als laatste aan KFZ (waarvan SKP de curator is) dat in 2008 failliet wordt verklaard.

In 2010 krijgt Bríla opnieuw een schuldvordering van schuldeiser SKP waarin deze een boetebeding van 0,1% per dag over het verschuldigde bedrag heeft opgenomen en ook de proceskosten heeft ingecalculeerd. Partijen zijn het bovendien niet eens of de vordering inmiddels is voldaan en voor welk bedrag. Bríla stapt naar de rechter en wordt in het gelijk gesteld voor wat betreft de kwalificatie van ‘oneerlijk beding in een consumentenovereenkomst’. Maar verzoekster is het daar niet mee eens en gaat in hoger beroep.

De verwijzende Slowaakse rechter weet nog niet waarom KFZ niet eerder het boetebeding ten uitvoer heeft gelegd. Ook vraagt hij zich af of de vordering niet al verjaard is. Hij zal daar echter geen rekening mee kunnen houden indien partijen dat niet zelf opbrengen. Ambtshalve toetsen is volgens de nationale regels van rechtsvordering niet toegestaan. De rechter vraagt zich af of dat verbod in strijd is met Unierecht, en stelt de volgende vragen aan het Hof:

1. Moeten artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten in die zin worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een regeling van een lidstaat als aan de orde in het hoofdgeding, op grond waarvan het de nationale rechter die in het kader van een door een verkoper ingesteld beroep kennis neemt van een verjaarde schuldvordering op de consument, niet is toegestaan ambtshalve rekening te houden met de verjaring, zelfs wanneer jegens de consument uitvoering wordt gevorderd van prestaties die voortvloeien uit oneerlijke contractuele bedingen?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, moeten de artikelen 6, lid 1, en 7, lid 1, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten dan in die zin worden uitgelegd dat de rechter gehouden is de consument ambtshalve te informeren over zijn recht om zich op de verjaring van de schuldvordering van de schuldeiser te beroepen?

RB 1657

'Rotleven' van plofkip aan de kaak gesteld

RCC 19 februari 2013, dossiernr. 2013/00048(A) (plofkip in Wakker Dier commercial)

Het betreft een televisiecommercial waarin (...) wordt gezegd: “Met goedkope kip lokken supermarkten zoals Albert Heijn en Jumbo ons de winkel in. Maar een kilo kip is geen stuntartikel. Het is een kilo dier. Voor die lage prijzen heeft zo’n plofkip een rotleven gehad. Stop de plofkip bij Albert Heijn en Jumbo.” Ondertussen is te zien hoe verschillende delen kippenvlees vanuit hun (voordeel)verpakkingen komen en zich vormen tot een levende, zittende kip met kale plekken op haar lijf. De commercial is volgens klager misleidend, omdat het beeld van de kip dat aan het eind van de commercial wordt getoond niet het generale beeld in een vleeskuikenbedrijf is.

In de televisiecommercial geeft Wakker Dier haar mening over de stuntprijzen die supermarkten hanteren voor het vlees van plofkippen, die daardoor - zo stelt Wakker Dier - een “rotleven” hebben gehad.  Wakker Dier heeft gemotiveerd aangevoerd dat de hoge prijsdruk als gevolg van het stunten met goedkope kip leidt tot een grote druk op de sector om goedkoop te produceren, wat ten koste van het welzijn van de plofkip gaat. Klager acht de commercial “walgelijke televisie”, die niet overdag uitgezonden mag worden omdat kleine kinderen zoiets niet horen te zien.

(...) Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het  subjectieve karakter van die criteria. (...) Wakker Dier heeft om het maatschappelijk probleem van het welzijn van plofkippen onder de aandacht te brengen geen onnodig schokkende beelden gebruikt. Dit geldt ook voor zover de commercial wordt uitgezonden op tijd­stippen dat kinderen televisie kijken.

Het staat Wakker Dier in beginsel vrij haar mening te geven over de lage prijzen van kip in (met name genoemde) supermarkten en de nadelige gevolgen daarvan voor het welzijn van de plofkip. De wijze waarop Wakker Dier dat in de onderhavige commercial doet, is naar het oordeel van de Commissie niet in strijd met de Nederlandse Reclame Code.

De Commissie acht aannemelijk geworden dat voor de commercial geen zieke kip is gebruikt, maar dat de getoonde plofkip is gefilmd in een Nederlandse zichtstal en dus een realistisch beeld geeft van een ‘normale’ plofkip op de slachtleeftijd van circa 6 weken. Voorts is door Wakker Dier toegelicht dat Albert Heijn en Jumbo expliciet in de commercial worden genoemd omdat zij de grootste verkopers van plofkippen zijn. Het is de Commissie niet gebleken dat deze mededeling niet juist is.