RB

Algemene regels  

RB 1724

Onveilige wensballonnen en onjuiste productinformatie

Rechtbank Rotterdam 4 april 2013, LJN BZ8322 (Warenwetboetes onveilige wensballonnen)
Rechtspraak.nl: Warenwetboetes in verband met onveilige wensballonnen en onjuiste productinformatie. Eén van de twee boetes wordt gehandhaafd.

De omvang van dit geding is beperkt tot het bestreden besluit dat ziet op de handhaving van twee bestuurlijke boetes wegens gedragingen van eiser in de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010, zoals is vermeld in het primaire besluit van 1 juli 2011. Hieruit volgt tevens dat de diverse beroepsgronden van eiser die zien op door hem gestelde gedragingen die hebben geleid tot het risicoanalyserapport van VWA niet ter zake doen in deze procedure en dat de klachten van eiser ter zake het afhandelen van zijn verzoeken om goedkeuring van de aangepaste ballonnen dit zelfde lot delen.

Gelet op de voorhanden stukken en hetgeen ter zitting is verklaard moet de rechtbank constateren dat de gedragingen die in het proces-verbaal van de controleambtenaar van 8 april 2011 zijn aangeduid als constatering 2 en constatering 3 buiten de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010 vallen. De test van drie wensballonnen of gelukslampionnen die plaatsvond op 8 maart 2011 had betrekking op ballonnen die door eiser waren aangeleverd in februari 2011, derhalve op een tijdstip na de onderzoeksperiode. Dat die ballonnen zijn verhandeld in de periode in geding is niet komen vast te staan. Eiser heeft immers onbetwist gesteld dat hij achtereenvolgens verschillende soorten wensballonnen heeft verhandeld.

Ten aanzien van de vermelding op de website van eiser dat de ballonnen voldoen aan de wettelijke eisen komt uit de stukken slechts naar voren dat een dergelijke vermelding plaatshad in 2011, dus niet ook ten tijde in geding. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van één van de twee boetes in stand.

4.2. Gelet op de voorhanden stukken en hetgeen ter zitting is verklaard moet de rechtbank constateren dat de gedragingen die in het proces-verbaal van Spanjerberg van 8 april 2011 zijn aangeduid als constatering 2 en constatering 3 buiten de onderzoeksperiode juni 2010 tot en met november 2010 vallen. De test van drie wensballonnen of gelukslampionnen die plaatsvond op 8 maart 2011 had betrekking op ballonnen die door eiser waren aangeleverd in februari 2011, derhalve op een tijdstip na de onderzoeksperiode. Dat die ballonnen zijn verhandeld in de periode in geding is niet komen vast te staan. Eiser heeft immers onbetwist gesteld dat hij achtereenvolgens verschillende soorten wensballonnen heeft verhandeld. Ten aanzien van de vermelding op de website van eiser dat de ballonnen voldoen aan de wettelijke eisen komt uit de stukken slechts naar voren dat een dergelijke vermelding plaatshad in 2011, dus niet ook ten tijde in geding.

4.3. De minister heeft derhalve ten onrechte die constateringen betrokken in de onderhavige besluitvorming. Het bestreden besluit komt derhalve voor vernietiging in aanmerking, zodat het beroep gegrond is. De beroepsgronden die betrekking hebben op het vertrouwensbeginsel en op veronderstelde manipulatie van bewijs van de op 8 maart 2011 geteste ballonnen hoeven derhalve geen bespreking meer.

5.5. Met betrekking tot de overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet is de rechtbank van oordeel dat de minister bevoegd was het per 9 november 2010 van toepassing zijnde tarief van € 795,00 toe te passen, nu de onderzochte wensballon is verkocht op 12 november 2010, dus na de tariefswijziging. De minister heeft evenwel voor de overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet een bestuurlijke boete van € 525,00 opgelegd, overigens zonder dat hij toepassing heeft willen geven aan artikel 5:46, derde lid, van de Awb. Nu de rechtbank met de minister geen aanleiding ziet voor (verdere) matiging op de voet van artikel 5:46, derde lid, van de Awb, is eiser door de vaststelling van de boetehoogte door de minister niet benadeeld.

5.6. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten voor zover daarin de bestuurlijke boete van € 525,00 wegens overtreding van artikel 18, aanhef en onder a, van de Warenwet is gehandhaafd. Zij ziet aanleiding het besluit van 1 juli 2011 te herroepen voor zover dit besluit ziet op de oplegging van een bestuurlijke boete van € 795,00 wegens overtreding van artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de Warenwet. Voorts bepaalt zij dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit.

RB 1723

Positieve resultaat wordt toegeschreven aan andere therapie

Rechtbank Oost-Nederland 13 maart 2013, LJN BZ6680 (OrthoPharma B.V. tegen Centrum voor Gezondheid WelenZijn Gelderse Vallei V.O.F.)
Misleidende reclame. Concurrentiebeding. OrthoPharma ontwikkelt en produceert orthomoleculaire gezondheidsproducten en voedingssupplementen. Tevens ontwikkelt zij hiervoor behandelingsplannen en therapieën. Deze zaak heeft betrekking op de therapiecombinatie Momentum, zijnde een afslankprogramma. OrthoPharma, WELenZIJN en distributeur Beau Ligne B.V. hebben op 3 maart 2010 een overeenkomst gesloten, waarbij OrthoPharma aan WELenZIJN als Consulent het niet-overdraagbare exclusieve recht heeft verleend om de OrthoPharma  producten in een aangewezen rayon te verkopen. Hierbij is er een concurrentiebeding opgenomen. Beau Ligne heeft in november 2011 een concept voor een nieuwe aanstellingsovereenkomst voorgelegd, welke WELenZIJN niet heeft ondertekend. WELenZIJN heeft vervolgens een eigen therapieconcept ontwikkeld, de WEZtherapie. OrthoPharma vordert een verklaring voor recht dat WELenZIJN het concurrentiebeding heeft overtreden en onrechtmatig jegens OrthoPharma heeft gehandeld door het gebruik van misleidende reclame.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft OrthoPharma als eerse haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en kan derhalve WELenZIJN niet verwijten dat zij met een concurrerend product de markt op gaan. Het concurrentiebeding is niet geschonden. Dit geldt niet voor de vordering met betrekking tot misleidende reclame. Nu WELenZIJN stelt dat referenties op haar websites zien op de therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de WEZtherapie een ander product wordt verkocht. Dit is misleidend. Het relevante publiek zal het positieve resultaat toeschrijven aan de WEZtherapie, terwijl deze ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma. WELenZIJN heeft hierdoor onrechtmatig gehandeld jegens OrthoPharma. De partijen worden derhalve beide gedeeltelijk in het ongelijk gesteld.

4.6.  OrthoPharma heeft dus zelf als eerste haar contractuele verbintenissen inzake de vermarkting van het product geschonden en zij kan dan WELenZIJN niet verwijten dat WELenZIJN met een concurrerend product de markt op gaat. De consequentie is dat de gevorderde verklaring voor recht inzake de overtreding van het concurrentiebeding moet worden afgewezen, evenals de hierop gebaseerde vordering tot schadevergoeding.

4.7.  Dit geldt niet voor de vorderingen inzake de misleidende reclame. Deze vorderingen zijn immers niet alleen op het contract gebaseerd, maar ook op een onrechtmatige daad, en wel die van artikel 6:194 BW. Met de lijst van ervaringen van klanten op haar website, die teruggaan tot 17 juni 2010, suggereert WELenZIJN dat het allemaal ervaringen betreft met haar WEZtherapie en afvallen als resultaat. Nu WELenZIJN zelf stelt dat die referenties zien op therapieën waarbij al dan niet het product Momentum is gebruikt, terwijl in het kader van de nieuwe WEZtherapie een ander product wordt verkocht, is deze reclame misleidend, omdat het daarvoor in aanmerking komende publiek het positieve resultaat (afvallen) geheel of in overwegende mate zal toeschrijven aan de nieuwe WEZ-therapie en de nieuwe supplementen, die in 2010 en 2011 nog niet ontwikkeld waren, terwijl die positieve ervaringen minst genomen ten dele hadden moeten worden toegeschreven aan het product Momentum van OrthoPharma.
RB 1722

Onrechtmatig handelen met de webshop internet-bikes

Ktr. Rechtbank Rotterdam, locatie Dordrecht 18 april 2013, zaaknr. 311744 CV EXPL 12-9765 (Se tegen Tom Bikes)
Uitspraak ingezonden door Arne ten Hoeve, Ten Hoeve & Van der Horst Incasso.

Consumentenkoop. Koop op afstand. Se heeft voor zichzelf en als lasthebber van de Vereniging Consument en Recht gedagvaard, de vorderingen van de Vereniging zijn ingetrokken. Tom is een groothandel met retail inkooporganisatie, fysieke en webwinkels. Se heeft een bestelling geplaatst op 26 juni voor een driewieler via internet-bikes.com en op 7 juli de bestelling geannuleerd.  In reactie daarop werd aangekondigd dat retourneren enkel mogelijk is ná ontvangst en dat het enkel mogelijk is te ruilen. De vorderingen worden toegewezen.

Tom bikes handelt onrechtmatig ex artikel 7:46d BW door niet in de ontbinding vóór levering te berusten en slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken. Ook is het onrechtmatig dat annulering, ontbinding en/of herroepen slechts binnen 7 dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden, dat in afwijking van 7:23 BW een onderzoeksplicht wordt opgelegt en dat de klachttermijn beperkt wordt en dat er in keuze uit de wet ex 7:21BW wordt ontnomen. Volledige vooruitbetaling in algemene voorwaarden is ook onredelijk bezwarend.

13. Uit hetgeen over en weer is gesteld staat naar het oordeel van de kantonrechter onbetwist vast dat TOM vóór de aan haar uitgebrachte dagvaarding de door Se ingeroepen ontbinding van de koop van de driewielerfiets niet heeft geaccepteerd, slechts een ruil heeft aangeboden in plaats van het accepteren van de retourzending van de fiets met terugbetaling van hetgeen is betaald, en dat TOM ten onrechte in haar aanbod in haar webwinkel heeft vermeld dat annulering, ontbinding en/ofherroeping van een bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden. Daarnaast staat als niet dan wel onvoldoende bestreden vast dat de bedingen in de algemene voorwaarden van TOM, zoals opgenomen in artikel 8 lid 4, artikel 8 lid 4 juncto lid 6 en artikel 8 lid 7 in strijd zijn met voor consumenten dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 7:23 en 7:21 van het Burgerlijk Wetboek.
Voormelde gedragingen en het opnemen c.q. laten staan van voormelde bepalingen in haar algemene voorwaarden kunnen dan ook als zijnde in strijd met de wet worden beschouwd als onrechtmatig.

In de hoofdzaak:
I . verklaart voor recht:
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door niet in de ontbinding ex artikel 7:46d BW vóór levering te berusten;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door na ontbinding ex artikel 7:46d BW slechts ruiling te bieden en niet de gedane vooruitbetaling ongedaan te maken;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld door in haar aanbod in haar webwinkel te vermelden dat annulering, ontbinding en/o f herroeping van de bestelling slechts mogelijk is binnen zeven dagen na bestelling als verzending nog niet heeft plaatsgevonden;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres in afwijking van artikel 7:23 lid 1 BW een onderzoeksplicht oplegt;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 4 juncto lid 6 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat de klachttermijn van eiseres bij non-conformiteit beperkt tot minder dan de termijn die voortvloeit uit artikel 7:23 lid 1 BW;
- dat gedaagde onrechtmatig handelt en/ of heeft gehandeld met het beding onder artikel 8 lid 7 in haar algemene leveringsvoorwaarden dat aan eiseres de keuze uit de mogelijkheden in artikel 7:21 lid 1 BW ontneemt voor zover de wet daarin voorziet;
- dat de algemene voorwaarde die eiseres volledige vooruitbetaling oplegt onredelijk bezwarend is;

Op andere blogs:
DirkzwagerIEIT (Webshophouder handelt onrechtmatig door vermelding onjuiste informatie en onjuiste algemene voorwaarden)

RB 1715

Wijnoutlet met meer dan 50% korting

RCC 26 maart 2013, dossiernr. 2013/00185 (wijnoutlet.nl)

Het betreft de per e-mail aan klager toegezonden reclame van adverteerder met als onderwerp “Reserveer nu met 65% korting!” In de uiting wordt “Château Relais De La Poste Cotes de Bourg ’08” wijn aangeboden met 65% korting en “Terre di Kama Grillo Viognier ’10” biologische wijn met 55% korting.

Volgens klager is de uiting in strijd met artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken om wijn aan te bieden met meer dan 50% korting. Krachtens artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (2012) is reclame waarbij alcoholhoudende drank tegen minder dan de helft van de normale verkoopprijs wordt aangeboden niet toegestaan. Vast staat dat in de onderhavige uiting wijn met kortingen van 55% of 65% wordt aangeboden. Gelet hierop is de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 20 lid 1 RVA (2012).

RB 1714

Glazen potten met chocola uitgesloten van stapelkorting

RCC 26 maart 2013, dossiernr. 2013/00094 (V&D Stapelkorting: "uitsluiting"pas bekend bij kassa)

Uiting in strijd met artikel 7 en 8 onder c NRC.Het betreft een poster die in een van de winkels van adverteerder hangt, naast een aantal uitgestalde artikelen. Op de poster staat onder meer: “4 PRODUCTEN. 20% KORTING” Daaronder staat:
“20% KORTING. Bij aanschaf van 4 producten naar keuze”.

Klaagster kocht vier artikelen die op een tafel waren uitgestald, waaronder drie glazen potten met chocola. Naast deze tafel hing de bewuste poster. Bij de kassa bleek dat de potten met chocola van de actie waren uitgesloten. Op de poster wordt geen voorbehoud gemaakt. (...) Klaagster acht de poster misleidend.

Op de poster wordt meegedeeld dat men bij aanschaf van een bepaald aantal producten ‘naar keuze’ een bepaald percentage korting krijgt, zonder dat hierbij melding wordt gemaakt van het feit dat bepaalde producten of productgroepen van deze actie zijn uitgesloten. Gelet op voornoemde beperking acht de voorzitter de wijze waarop voor deze kortingsactie reclame wordt gemaakt te absoluut. De enkele verwijzing naar de ac­tie­voor­waarden op adverteerders website is onvoldoende om de gemiddelde consument attent te maken op het feit dat bepaalde producten zijn uitgesloten.

RB 1713

Rammeldende collectebus die niet te vertrouwen is

RCC 25 maart 2013, dossiernr. 2013/00100 (CBF keurmerk)

Niet onjuist, geen misleiding. Het betreft een radio-commercial waarin een voice-over zegt: “Zo klinkt een collectebus van een goed doel, dat te vertrouwen is”. Men hoort het geluid van een rammelende collectebus. “En zo klinkt de collectebus van een goed doel dat niet te vertrouwen is.” Men hoort het exact hetzelfde geluid als voorheen. De voice-over vervolgt: “Lastig hè? Weet waarvoor je geeft. Let op het CBF keurmerk of raadpleeg het register op cbf.nl.”

Klaagster vertegenwoordigt ongeveer 200 particuliere initiatieven die door de commercial in een twijfelachtig daglicht worden gezet, omdat ze het genoemde keurmerk niet hebben.

 

Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de bestreden uiting opvatten in die zin dat een goed doel dat in het bezit is van een CBF keurmerk, zekere waarborgen biedt op het gebied van betrouwbaarheid. In de uiting wordt erop gewezen dat er ook goede doelen bestaan die niet te vertrouwen zijn. Dit laatste is overigens door klaagster ter vergadering bevestigd. De uiting spoort de consument in verband met het voorgaande aan om te letten op het CBF keurmerk dan wel het register te raadplegen op de in de uiting genoemde website met de boodschap dat goede doelen die het keurmerk hebben en in het register staan ingeschreven “te vertrouwen zijn”. In de uiting wordt niet met zoveel woorden gezegd dat alle andere goede doelen zonder uitzondering niet te vertrouwen zijn. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de uiting ook niet in laatstbedoelde zin opvatten. (...) De Commissie acht de uiting niet onjuist of misleidend.
RB 1711

Concept kabinetsreactie groenboek OHP in food en non-food

Concept kabinetsreactie op het 'Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-food toeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa', kamerstukken II, 2012/13, 22 112, nr 1596.

De Europese Commissie heeft op 31 januari 2013 het ‘Groenboek inzake oneerlijke handelspraktijken in de food- en non-food toeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa’ (hierna: groenboek) gepubliceerd (COM(2013)37)

Doel groenboek
In dit groenboek wordt onderzocht wat de huidige stand van zaken is omtrent de problemen als gevolg van oneerlijke handelspraktijken in zowel de foodals non-food toeleveringsketen tussen ondernemingen in Europa en wat nodig is ter voorkoming van die praktijken. Het groenboek inventariseert daartoe wat in de lidstaten als oneerlijke handelspraktijken wordt aangemerkt, in welke sectoren en stadia in de keten deze praktijken zich voordoen en de ervaringen met de reeds opgezette zelfregulering- en wetgevingskaders op nationaal niveau. Het groenboek heeft tot doel inzicht te krijgen in de mogelijkheden die bestaan om dit probleem effectief aan te pakken om daarmee het functioneren van de food- en non-food toeleveringsketen tussen ondernemingen te verbeteren. De Europese Commissie geeft in het groenboek aan dat zij op basis van de ontvangen antwoorden medio 2013 haar volgende stappen bekend zal maken.

Concept kabinetsreactie
1. Inleiding
2. Definitie van en soorten oneerlijke handelspraktijken
2.1 Definitie van oneerlijke handelspraktijken
2.2 Soorten oneerlijke handelspraktijken
3. Wettelijke kaders inzake oneerlijke handelspraktijken
3.1 Bestaande wettelijke kaders
3.2 Gewenste toekomstige wettelijke kaders en zelfregulering
4. Conclusie

RB 1707

Geadresseerde reclame in strijd maar zonder 'Alert'

RCC 20 maart 2013, dossiernr. 2013/00036 (Geadresseerde reclame van Essent ondanks eerdere afspraak)

Het betreft een door adverteerder aan klager toegezonden brief (...) waarin wordt verwezen naar exclusieve aanbiedingen van Media Markt.

Ondanks “compliancy afspraken” via de Stichting Reclame Code heeft Essent wederom geadresseerde reclame aan klager toegezonden. Klager probeert al sinds 2003 om geen reclame van Essent te ontvangen. Klager verzoekt om een persbericht hierover te doen uitgaan.

Het oordeel van de voorzitter

Ingevolge artikel 14 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Response Advertising (CBR) dient een adverteerder die gebruik maakt van geadresseerde reclame ervoor te zorgen dat de wens van een ontvanger die schriftelijk heeft meegedeeld geen geadresseerde reclame meer te willen ontvangen zonder restrictie wordt ingewilligd. Naar adverteerder erkent heeft zij geadresseerd reclamedrukwerk naar klager verzonden, ondanks eerder gemaakte afspraken hieromtrent. Adverteerder heeft derhalve gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 14 CBR.

De voorzitter heeft kennis genomen van de maatregelen die adverteerder heeft getroffen om te voorkomen dat klager nog langer geadresseerde reclame van haar krijgt toegestuurd, en ziet hierin aanleiding te veronderstellen dat de Commissie niet zal besluiten de aanbeveling onder de aandacht van een groter publiek te brengen (‘Alert’).

Het oordeel van de Commissie

De Commissie ziet geen aanleiding om de beslissing van de voorzitter in het onderhavige dossier, voor zover daarin is geoordeeld dat artikel 14 van de Code Brievenbusreclame is overtreden, als Alert te laten verspreiden. De Commissie overweegt daartoe dat zij voldoende aannemelijk acht dat het verzenden van de bestreden uiting berust op een incidentele, menselijke fout, in die zin dat het non contact filter, waarin klager wel door Essent is opgenomen, niet (goed) is toegepast. Voorts acht de Commissie van belang dat Essent naar aanleiding van de onderhavige klacht nadere maatregelen heeft genomen, om dit soort fouten voortaan te voorkomen.

RB 1709

Korting niet voor internet-tarief maar voor in tarievenlijst vermelde prijs

RCC 20 maart 2013, dossiernr. 2013/00108 (PonyparkCity boeken via internet korting van€60 blijkt €20 korting)

Prijs en korting. Het betreft een geadresseerde mailing, bestaande uit een brief met als bijlagen de brochure 2013 van PonyparkCity en een tarievenlijst. In de brief staat onder meer: “Internetcode ter waarde van € 60,- www.ponyparkcity.nl/60” Omdat u eerder bij ons te gast bent geweest, geven wij u hierbij de speciale internet-kortingscode. (...) Deze internetcode is van toepassing op alle periodes vermeld op onze tarievenlijst (...).”.

Gezien de tarievenlijst ging klager ervan uit dat hij € 478,- (internet-tarief volgens de tarievenlijst) minus € 60,- = € 418,- moest worden betaald. De korting bleek echter te gelden ten opzichte van de in de tarievenlijst vermelde “Prijs” van € 518,-. In dit bedrag zijn ook nog toeristenbelasting en reserveringskosten opgenomen. Klager vindt de uiting misleidend.

De Commissie begrijpt uit het verweer dat de in de brief aangeprezen korting van € 60,- geldt ten opzichte van de “Prijs”, zoals vermeld in de bij de brief gevoegde tarievenlijst. Naar het oordeel van de Commissie is dit voor de gemiddelde consument niet voldoende duidelijk, nu dit niet uitdrukkelijk is vermeld en in de tarievenlijst per periode niet alleen een “Prijs” is vermeld, maar ook een “Internet-tarief”. (...)

De commissie acht de uiting in strijd met artikel 7 NRC en artikel 8.2 aanhef en onder d NRC. De Commissie gaat ervan uit dat de toeristenbelasting en reserveringskosten hier vaste onvermijdbare kosten betreft, die op het moment van publicatie van de tarieven bekend waren aan adverteerder. Nu deze kosten niet in de tarieven zijn opgenomen, is de uiting in strijd met artikel III onder 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR).  

RB 1708

Totaalprijs wekelijkse onderdelen voor schaalmodel onduidelijk

RCC 20 maart 2013, dossiernr. 2013/00075 (www.007db5.nl prijs totaal schaalmodel onduidelijk)

De klacht richt zich tegen de televisiecommercial voor een bouwpakket van de James Bond Goldfinger Aston Martin DB5 met de mededeling: “Bouw een perfecte replica van de James Bond DB5. (…) Bouw hem zelf met wekelijkse onderdelen, met gedetailleerde instructies en extra filminformatie.” (...) “Nu in het tijdschriftenschap. Deel 1 €1.99” En de uiting op de website 007db5.nl waarin via de button “abonneren” wordt doorgelinkt naar een webpagina met onder meer de tekst: “Ik neem graag een abonnement op ‘James Bond DB5’ voor een bedrag van €1,99 voor nummer 1, €5,99 voor nummer 2 en €11,99 voor nummer 3 en verder.”

Klager stelt dat de consument op  het verkeerde been wordt gezet en dat het totaalbedrag van het schaalmodel, na levering van alle 85 delen, schandalig hoog is.

In de televisiecommercial wordt niet vermeld wat de prijs is voor de tweede en verdere wekelijkse edities en dat pas na 85 wekelijkse edities alle onderdelen van het aangeprezen schaalmodel zijn ontvangen. Het voor de reclame gebruikte medium (televisie) biedt voldoende ruimte om hierover meer duidelijkheid te verschaffen. Nu de gemiddelde consument zonder deze de prijs van het aangeprezen schaalmodel niet kan bepalen, is er sprake van een omissie van essentiële informatie als bedoeld in art. 8.3 aanhef en onder c NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat (...) de uiting misleidend en daardoor oneerlijk is in de zin van art. 7 NRC.

Ten aanzien van de website heeft de voorzitter ambtshalve geconstateerd dat hierop wel de prijs per editie en het totaal aantal wekelijkse edities wordt vermeld. (...) Nu de gemiddelde consument op basis van de website in staat wordt gesteld om de totaalprijs van het aangeprezen schaalmodel te bepalen, is de uiting niet misleidend en wijst de voorzitter de klacht op dit punt af.