RB
DOSSIERS
Alle dossiers

kansspelen  

RB 1610

Antwoorden kamervragen over misleidende reclame voor kansspelen

Antwoord op vragen van het lid Mei Li Vos over misleidende reclame voor kansspelen, Aanhangsel Handelingen II, 2012/13, nr. 1140.

3 en 4. Voldoet de reclame-uiting van de Vriendenloterij en de daarbij behorende kraskaart aan de bepalingen uit het derde lid van artikel 4a  en voldoet de genoemde reclame-uiting aan de bepalingen uit het lid 4 van artikel 4a, in het bijzonder dat reclame misleidend wordt geacht als de indruk wordt gewekt dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen of als de indruk wordt gewekt dat de consument door het verrichten van een bepaalde handeling een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen terwijl daarop slechts een kans bestaat?

De Wet op de kansspelen (Wok) vereist dat wervings- en reclameactiviteiten van kansspelaanbieders op zorgvuldige en evenwichtige wijze worden vormgegeven. De kansspelautoriteit (ksa) houdt toezicht op de naleving van de Wok. Desgevraagd laat de kansspelautoriteit mij weten geen mededeling te doen over individuele zaken, behalve wanneer bijvoorbeeld sprake is van een openbaar sanctiebesluit. De ksa heeft mij daarnaast laten weten voornemens te zijn met alle vergunninghouders in gesprek te gaan over de wijze van reclame-uitingen in het licht van artikel 4a van de Wok.

7. Deelt u de mening dat, aangezien het vijfde lid van artikel 4a slechts de mogelijkheid en niet de plicht tot nadere uitwerking van de wettelijke regels ten aanzien van gokreclame biedt, het uitblijven van die uitwerking de handhaving van de wet niet in de weg mag staan? Zo nee, waarom niet? Wanneer treedt het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen in werking?

Ik deel de mening dat wetgeving te allen tijde gehandhaafd dient te worden. Het Ontwerpbesluit Werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is ter advies aan de Afdeling advisering van de Raad van State gezonden. De beoogde datum van inwerkingtreding van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen is 1 juli 2013. Gezien de bijzondere risico’s die aan kansspelen zijn verbonden acht ik het van groot belang dat moet worden voorkomen dat met wervings- en reclame activiteiten de algemene deelneming aan kansspelen wordt gestimuleerd of, in het bijzonder, dat wordt aangezet tot onmatige deelneming.

 

RB 1603

Meer dan de helft van kansspelaanbieders maken geen reclame meer

Antwoord vragen Van Dekken en Recourt over het gevaar van matchfixing in het Nederlandse voetbal, Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr. 1076

De Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Veiligheid en Justitie doen momenteel onderzoek naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland. De resultaten van dit onderzoek zullen door politie en OM scherp worden gevolgd. Daarnaast worden (internationale) ontwikkelingen op het gebied van matchfixing in de gaten gehouden. Het voornoemde onderzoek naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland zal aanbevelingen bevatten voor verbetering van het voorkomen en het bestrijden van matchfixing.

4. Is het waar dat opsporing en vervolging van illegale kansspelen weinig prioriteit hebben? Zo ja, waarom is dat? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?

Op 1 april jl. is de kansspelautoriteit (ksa) van start gegaan. De ksa heeft de wettelijke taak om de toepasselijke wet- en regelgeving ten aanzien van kansspelen te handhaven. Hiervoor heeft zij ook de beschikking gekregen over verschillende bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. De ksa heeft sinds haar oprichting in diverse gemeenten opgetreden tegen illegaal aanbod van kansspelen. Ook heeft de ksa enkele tientallen aanbieders van kansspelen via internet gewaarschuwd hun kansspelaanbod aan te passen. Meer dan de helft van de aangeschreven aanbieders is niet langer specifiek gericht op de Nederlandse markt voor kansspelen of heeft hun aanbod gestaakt. Ze gebruiken geen .nl-extensie meer, hebben niet langer de Nederlandse taal op hun website en maken geen reclame meer via radio, televisie en/of geprinte media. De ksa laat mij weten dat de aanbieders die niet hebben gereageerd of hun aanbod niet hebben aangepast bestuursrechtelijk zullen worden aangepakt.
RB 1542

De regels voor Facebook-wedstrijden

De regels voor Facebook-wedstrijden, ICTRecht.be 21 november 2012.

Een bijdrage van Christophe Meysmans, MyLex.

Samengevat zijn er vijf stelregels bij het organiseren van een facebook-wedstrijd:
1. Maak een aparte applicatie voor de wedstrijd.
2. Deelname mag enkel afhangen van het leuk vinden van een pagina, het inchecken bij een pagina of het maken van een connectie met je toepassing.
3. Stel een duidelijk wedstrijdreglement op met enkele door Facebook vereiste verplichte vermeldingen.
4. Vraag geen deelnamebijdrage.
5 Laat je wedstrijd niet hoofdzakelijk van het toeval afhangen.

Lees de gehele bijdrage (link)

RB 1520

Prijs reclameren (arrest)

HvJ EU 18 oktober 2012, zaak C-428/11 (Purely Creative e.a.) - persbericht

Prejudiciële vragen gesteld door Court of Appeal (England & Wales) (Civil Division).

Uitlegging van bijlage 1, punt 31, van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149, blz. 22) – Praktijk die erin bestaat een consument mee te delen dat hij een prijs heeft gewonnen, waarbij hem voor het reclameren van de prijs verschillende opties worden aangeboden en hij verplicht wordt kosten te maken waarvan de hoogte verschilt naargelang de gekozen optie.

Uit't persbericht: Agressieve praktijken van handelaars die bij de consument de bedrieglijke indruk wekken dat hij al een prijs heeft gewonnen, terwijl hij bepaalde kosten moet maken om deze te ontvangen, zijn verboden. Deze praktijken zijn verboden, zelfs indien de kosten die de consument dient te dragen, minimaal zijn ten opzichte van de waarde van de prijs of de handelaar geen enkele winst opleveren.

Antwoord: Paragraph 31, second indent, of Annex I to Directive 2005/29/EC of the European Parliament and of the Council of 11 May 2005 concerning unfair business-to-consumer commercial practices in the internal market and amending Council Directive 84/450/EEC, Directives 97/7/EC, 98/27/EC and 2002/65/EC of the European Parliament and of the Council and Regulation (EC) No 2006/2004 of the European Parliament and of the Council (‘the Unfair Commercial Practices Directive’) must be interpreted as prohibiting aggressive practices by which traders, such as those at issue in the main proceedings, give the false impression that the consumer has already won a prize, while the taking of any action in relation to claiming that prize, be it requesting information concerning the nature of that prize or taking possession of it, is subject to an obligation on the consumer to pay money or to incur any cost whatsoever;

 

It is irrelevant that the cost imposed on the consumer, such as the cost of a stamp, is de minimis compared with the value of the prize or that it does not procure the trader any benefit;

It is also irrelevant that the trader offers the consumer a number of methods by which he may claim the prize, at least one of which is free of charge, if, according to one or more of the proposed methods, the consumer would incur a cost in order to obtain information on the prize or how to acquire it;

It is for the national courts to assess the information provided to consumers in the light of recitals 18 and 19 in the preamble to Directive 2005/29 and Article 5(2)(b) thereof, that is to say, by taking into account whether that information is clear and can be understood by the public targeted by the practice.
RB 1498

Staatsloterij: trekking alleen uit verkochte loten

Vzr. (afwijzing) RCC 28 augustus 2012, dossiernr. 2012/00739 (Staatsloterij trekking verkochte loten)

Klager acht de mededeling "wij trekken alleen uit verkochte loten" onjuist, omdat dat de Jackpot niet bij iedere trekking valt.

Voorzitter: Onderscheid dient te worden gemaakt tussen het vallen van de Jackpot en de aanwijzing van de winnende lotnummercombinatie. De Jackpot valt niet bij iedere trekking, maar alleen indien voorafgaand aan de trekking het symbool is getrokken dat bepaalt dat de Jackpot valt. Wordt dit symbool niet getrokken dan valt bij deze trekking geen Jackpot. Vervolgens wordt de winnende lotnummercombinatie uitsluitend uit de verkochte lotnummers getrokken.

Uit't verweer: Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept.

Het winnende lot wordt, zoals gesteld in de uiting, alleen uit de verkochte loten getrokken. Eerst wordt echter bepaald of bij een trekking de Jackpot valt. Dit gebeurt  door een trekking uit 7 symbolen,  zodat de valkans 1 op 7 is. Valt de Jackpot niet, dan wordt het getrokken symboool niet meegenomen naar de eerstvolgende trekking, zodat de valkans van de Jackpot met 1 wordt verhoogd, dat wil zeggen dat de kans dat de Jackpot valt dan 1 op 6 is. In de uiting wordt niet gezegd dat de Jackpot bij iedere trekking valt. Wanneer is bepaald dat de Jackpot valt, wordt die ook alleen uit de verkochte loten getrokken. Voor de gemiddelde consument is duidelijk dat een Jackpot niet bij iedere trekking valt.
Van een consument die meespeelt mag verwacht worden dat hij zich in de spelregels heeft verdiept. Als klager de op adverteerders website staande Deelnemersreglement zou hebben gelezen, zou bij hem geen onjuist beeld zijn ontstaan. Hij had dan kunnen zien dat de Jackpot niet bij ieder trekking valt. Wie zich niet voldoende heeft geïnformeerd, kan zich niet met succes op misleiding beroepen. 


Gelet op het vorenstaande acht de voorzitter de mededeling “Wij trekken alleen uit verkochte loten” niet is strijd met de Nederlandse Reclame Code .

RB 1497

Per deelnameformulier en niet per speler

Conclusie A-G HvJ EU 20 september 2012, gevoegde zaken C-186/11 en  C-209/11 (Stanleybet c.s. tegen Ypourgos Oikonomias kai Oikonomikon)

In kernwoorden: Artikel 49 en 56 EU-Verdrag. Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

For the reasons given above, I propose that the questions referred by the Symvoulio tis Epikrateias (Greece) should be answered as follows:

–        Articles 49 and 56 TFEU must be interpreted as meaning that national legislation which grants the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance to a single undertaking which has the form of a public limited company and is listed on the stock exchange may be justified to the extent that that legislation actually pursues the objective of restricting the supply of games of chance or the objective of combating criminality related to gambling by channelling players into controlled systems and that it genuinely reflects a concern to attain those objectives in a consistent and systematic manner. It is for the national court to determine which of those objectives is in fact pursued by the national legislation at issue and whether that legislation genuinely meets the concern to attain that objective in a consistent and systematic manner. More particularly, in so far as the national court holds that the relevant objective of the national legislation at issue is that of restricting the supply of games of chance in Greece, that court cannot conclude that that legislation genuinely reflects a concern to attain that objective in a consistent and systematic manner if it finds that the holder of the monopoly actually pursues an expansionist policy and that the exclusive right granted to it results in an increase in the supply of games of chance rather than in a reduction. By contrast, in so far as the national court identifies the combating of criminality related to gambling by channelling players into authorised and regulated circuits as being the sole objective pursued by the national legislation at issue, a policy of expansion by the holder of the monopoly, characterised, inter alia, by the expansion of the supply of games of chance and by the advertising of those games, can only be considered as consistent to the extent that there is actually a problem of criminal and fraudulent activities on a significant scale linked to gambling in Greece which could be dealt with by the expansion of authorised and regulated activities. Moreover, the expansion of the supply of games of chance and the advertising of those games must, firstly, remain measured and strictly limited to what is necessary in order to channel consumers towards controlled gaming networks and, secondly, the supply of games of chance by the holder of the monopoly must be subject to strict control by the public authorities;

–        to the extent that, according to the findings of the national court, the national legislation at issue granting the exclusive right to run, manage, organise and operate games of chance is incompatible with Articles 49 and 56 TFEU, because it does not contribute to limiting betting activities or to channelling players into controlled systems in a systematic and consistent manner, that legislation cannot continue to apply during a transitional period.

Vragen

Is een nationale regeling waarbij, met het doel het aanbod van kansspelen te beperken, het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen wordt verleend aan een enkele onderneming, die de vorm heeft van een ter beurze genoteerde naamloze vennootschap, verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG, wanneer deze onderneming bovendien reclame maakt voor de door haar georganiseerde kansspelen, haar activiteiten uitbreidt naar het buitenland, de spelers onbelemmerd deelnemen en de maximaal toegestane inzet en winst zijn bepaald per deelnameformulier en niet per speler?

Zo neen, is een nationale regeling die als zodanig gericht is op de bestrijding van criminaliteit door de uitoefening van controle op de in de betrokken sector actieve ondernemingen om te verzekeren dat de betrokken activiteiten enkel worden uitgeoefend binnen aan deze controle onderworpen circuits, en daartoe het uitsluitende recht tot de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen verleent aan een enkele onderneming, ook dan verenigbaar met de artikelen 43 en 49 EG wanneer deze verlening een ongebreidelde uitbreiding van het aanbod daarvan tot gevolg heeft? Of dient, teneinde de betrokken beperking als ter verwezenlijking van het doel van bestrijding van de criminaliteit geschikt te kunnen beschouwen, de uitbreiding van het aanbod in ieder geval gecontroleerd te zijn, zodat zij binnen de grenzen blijft van hetgeen ter bereiking van dat doel noodzakelijk is? Indien de uitbreiding van het aanbod hoe dan ook gecontroleerd dient te worden, kan dan van een gecontroleerde uitbreiding worden gesproken wanneer een uitsluitend recht in de betrokken sector wordt verleend aan een lichaam met de in de eerste prejudiciële vraag vermelde kenmerken? En tenslotte, indien de verlening van genoemd uitsluitend recht geacht wordt te leiden tot een gecontroleerde uitbreiding van het kansspelaanbod, gaat de verlening ervan aan een enkele onderneming dan verder dan noodzakelijk is, in die zin dat hetzelfde doel eveneens op vruchtbare wijze kan worden gediend door de verlening van dat recht aan meer dan één onderneming?

Indien het antwoord op de twee voorgaande prejudiciële vragen zou luiden dat de onderhavige litigieuze nationale bepalingen inzake de verlening van een uitsluitend recht op de uitvoering, het beheer, de organisatie en de exploitatie van kansspelen niet verenigbaar is met de artikelen 43 en 49 EG: a) is het dan in het licht van de genoemde bepalingen van het Verdrag aanvaardbaar dat de nationale autoriteiten gedurende een overgangsperiode die noodzakelijk is om met het Verdrag verenigbare regels vast te stellen, niet beslissen op aanvragen voor de uitoefening van de activiteiten in kwestie die worden ingediend door rechtmatig in andere lidstaten gevestigde personen? b) Zo ja, op grond van welke criteria wordt dan de duur van deze overgangsperiode vastgesteld? c) Indien geen overgangsperiode is toegestaan, op grond van welke criteria moeten de desbetreffende aanvragen dan door de nationale autoriteiten worden beoordeeld?

 

RB 1481

Kosten verbonden aan ophalen geldprijs

RCC 6 augustus 2012, dossiernr. 2012/00667 (Boekingcentrale oude Pekela)

Indruk prijs al gewonnen, kosten verbonden aan ophalen prijs, verkoopreisje.

In een mailing "officiële win bevestiging" staat o.a. "De overdracht van deze prijs, ter hoogte van € 1500,00, zou dus tijdens ons mooie uitstapje op woensdag 25-7-2012 kunnen gaan plaatsvinden.". Bij de mailing zit een antwoordkaart Ja, overhandig mij de 3e prijs alstublieft op [datum]"Na ontvangst van uw reservering krijgt u de buskaartjes toegestuurd. Dit alles slechts voor € 7,95 p.p. incl. alle diensten voor u en uw gasten."

De indruk wordt gewekt dat klager al een prijs heeft gewonnen, het is niet duidelijk dat het slechts om een kans gaat. In werkelijkheid is sprake van reclame voor een “verkoopreisje”. De klacht, opgevat als agresseieve reclame ex 14.2 NRC in combinatie met punt 2 van bijlage 2, treft doel. Er zijn voor klager kosten verbonden aan de stappen die hij moet ondernemen om in aanmerking te komen voor de door hem gewonnen prijs, hetgeen in strijd is met eerdergenoemd punt 2 van Bijlage 2 bij de NRC.

Deze klacht treft doel. Door de onder de beschrijving van de uiting aangehaalde zinsneden en met name de mededeling op de antwoordkaart “Ja, overhandig mij de 3e prijs alstublieft op 25-7-2012” wordt de stellige indruk gewekt dat klager winnaar is van de in de uiting beschreven prijs van € 1.500,-. Daargelaten de vraag of klager daadwerkelijk deze prijs zou hebben gekregen indien hij op de uitnodiging was ingegaan, wordt het in aanmerking kunnen komen voor de prijs afhankelijk gesteld van het reserveren van de bijeenkomst waarop de prijsoverhandiging plaatsvindt tegen een bedrag van € 7,95 p.p. Aldus zijn voor klager kosten verbonden aan de stappen die hij moet ondernemen om in aanmerking te komen voor de door hem gewonnen prijs, hetgeen in strijd is met eerdergenoemd punt 2 van Bijlage 2 bij de NRC.

Nu deze wijze van reclame maken onder alle omstandigheden agressief is als bedoeld in artikel 14.2 NRC, is de reclame-uiting oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1450

Reclame voor buitenlandse casino's

HvJ EU 12 juli 2012, zaak C-176/11 (HIT hoteli, HIT LARIX tegen Bundesminster für Finanzen)

In steekwoorden: „Artikel 56 VWEU – Beperking van vrijheid van dienstverrichting – Kansspelen – Regeling van lidstaat op grond waarvan reclame voor in andere staten gelegen casino’s verboden is, wanneer niveau van wettelijke spelersbescherming in deze staten niet overeenstemt met op nationaal vlak gewaarborgd niveau – Rechtvaardiging – Dwingende redenen van algemeen belang – Evenredigheid het bewijs wordt geëist dat de toepasselijke regeling van de andere lidstaat bescherming van een in wezen gelijkwaardig niveau tegen de gevaren van het spel biedt als zijzelf.

Antwoord: Artikel 56 VWEU moet aldus moet worden uitgelegd dat het zich niet verzet tegen de regeling van een lidstaat die reclame in deze lidstaat voor in een andere lidstaat gelegen casino’s slechts toestaat wanneer de wettelijke bepalingen inzake spelersbescherming van die andere lidstaat waarborgen bieden die in wezen gelijkwaardig zijn aan die van de overeenkomstige wettelijke bepalingen van de eerste lidstaat.

Uit't perscommuniqué 101/12: Reclame voor buitenlandse casino’s mag onder bepaalde voorwaarden verboden worden. Een lidstaat mag reclame voor casino’s in een andere lidstaat verbieden wanneer daar geen gelijkwaardige spelersbescherming wordt geboden.

In het licht hiervan antwoordt het Hof dat het recht van de Unie zich niet verzet tegen de Oostenrijkse regeling wanneer voor de verkrijging van de vergunning om reclame te maken enkel het bewijs wordt geëist dat de toepasselijke regeling van de andere lidstaat bescherming van een in wezen gelijkwaardig niveau tegen de gevaren van het spel biedt als zijzelf.

Een dergelijke regeling, die de vrijheid van dienstverrichting beperkt, wordt gerechtvaardigd door het doel om de bevolking te beschermen tegen de gevaren van kansspelen. Gelet op dit doel, lijkt zij exploitanten van buitenlandse casino’s geen overdreven last op te leggen en is zij bijgevolg mogelijkerwijs in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

Anders is het evenwel – zodat een dergelijke regeling als onevenredig moet worden beschouwd –, indien die regeling eist dat in de andere lidstaat identieke regels gelden, of indien zij regels zonder rechtstreeks verband met de bescherming tegen de gevaren van het spel stelt.

Het staat hoe dan ook aan de nationale rechter om zich ervan te vergewissen dat de bestreden wettelijke bepalingen de vergunning om reclame te maken voor in een andere lidstaat gevestigde kansspelinrichtingen enkel afhankelijk stellen van de eis dat de regeling van deze laatste in wezen  gelijkwaardige waarborgen biedt als de nationale regeling ten aanzien van het rechtmatige doel particulieren te beschermen tegen de gevaren van het kansspel.

Antwoord

RB 1434

Gelijke envelop als door bank-instellingen gebruikt

RCC 11 juni 2012, dossiernr. 2012/00361 (BankGiro Loterij)
RCC 11 juni 2012, dossiernr. 2012/00362 (BankGiro Loterij)

Misleidende reclame. Herkenbaarheid reclame. Envelop van bank-instellingen.

In een aan klager gerichte brief van 22 maart 2012 staat: “Betreft: een eerste storting voor u”. “Wilt u weten hoeveel er op uw card staat? Activeer deze dan en speel mee met een lot in de BankGiro Loterij, zolang u zelf wilt”. Op de brief is een “card” geplakt, onder meer voorzien van een “Card number”, klagers naam en een sticker met de tekst: “Let op! Card is nog niet geactiveerd. Activeer uw card op www.bankgiroloterij.nl/storting of bel gratis 0800-1144”.
Op 28 maart 2012 ontvangt klager een brief met de aanhef: 'Herinnering: gegarandeerde geldstorting.'

De klachten richten zich op het feit dat de brieven moeilijk te onderscheiden zijn van een 'pasbrief' van een bancaire instelling, welke wordt verstuurd als de klant een nieuwe bankpas of creditcard heeft besteld. De brief vermeld dat men recht heeft op een geldbedrag wanneer de 'card' wordt geactiveerd. Behalve vermelding van kleine letters op de achterzijde van de brief wordt niet vermeld dat men zich inschrijft voor 14 trekkingen van de BankGiro Loterij à € 10,50 per trekking. De reclame is misleidend.

De Commissie oordeelt dat de vorm en uitvoering van de envelop gelijk is aan het soort enveloppen dat door bank-instellingen gebruikt wordt om passen en/of pincodes te verzenden (met een af te knippen strip over de gehele breedte van de envelop en het gebruik van speciaal papier waardoor de envelop, ook als deze tegen het licht gehouden wordt, niet doorzichtig is). Gelet op het gebruik van deze envelop acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar als bedoeld in artikel 11.1 NRC.Dat na het openen van de envelop en het lezen van de inhoud ervan het duidelijk is dat  het gaat om een reclame-uiting van BGL, doet hier niet aan af.

De Commissie acht het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om een aanbod van een loterij en dat men, indien men ingaat op het aanbod, gaat meespelen in de BankGiro Loterij. Dat de brief moeilijk te onderscheiden is van een 'pasbrief' van een bancaire instelling wordt afgewezen.

Op de achterzijde van de envelop die deel uitmaakt van de bestreden uiting is vermeld: “Indien onbestelbaar s.v.p. retourneren aan: BankGiro Loterij, Postbus 456, 2400 AL Alphen a/d Rijn”. Deze vermelding duidt erop dat de uiting afkomstig is van de BankGiro Loterij, maar noch uit deze enkele vermelding noch uit de rest van de envelop valt voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk op te maken dat het een reclame-uiting van de BankGiro Loterij betreft. Daarbij speelt ook een rol dat de vorm en uitvoering van de envelop (met een af te knippen strip over de gehele breedte van de envelop en het gebruik van speciaal papier waardoor de envelop, ook als deze tegen het licht gehouden wordt, niet doorzichtig is) gelijk is aan het soort enveloppen dat door bank-instellingen gebruikt wordt om passen en/of pincodes te verzenden. Gelet op het gebruik van deze envelop acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar als bedoeld in artikel 11.1 NRC.

Aan dit oordeel doet niet af dat na het openen van de envelop en het lezen van de inhoud daarvan -zoals hierna ook overwogen- duidelijk wordt dat het gaat om een reclame-uiting van BGL.

ii. Met betrekking tot klagers bezwaar dat de uiting moeilijk valt te onderscheiden van een ‘pas-brief’ van een bancaire instelling overweegt de Commissie het volgende.

Weliswaar kan de uiting in eerste instantie, gezien de daarop geplakte card en termen als “eerste storting voor u” en “BankGiro card” de gedachte doen postvatten dat het een uiting van een bankinstelling betreft, maar bij lezing van de gehele uiting, daaronder begrepen de achterzijde van de brief met de aanhef: “Hoe het werkt”, acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om een aanbod van een loterij, te weten BGL. Voldoende duidelijk is ook dat men, indien men op het aanbod ingaat, gaat meespelen in de BankGiro Loterij, waarbij maandelijks een bedrag van de rekening wordt afgeschreven. In zoverre wijst de Commissie de klacht af.