RB
DOSSIERS
Alle dossiers

kansspelen  

RB 1767

Advies Raad van State: werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen

Advies Raad van State Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen, Stc. 14921.
De Afdeling maakt opmerkingen over de noodzaak en tijdelijkheid van de zelfstandige algemene maatregel van bestuur (amvb) en over de aanpassingen in het Speelautomatenbesluit 2000. Zij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.

1. Noodzaak en tijdelijkheid zelfstandige amvb

a. Het ontwerpbesluit voorziet erin dat het CJIB de (voorlopige) kansspelheffing, leges, dwangsommen en bestuurlijke boetes int. Voor het innen van de kansspelheffing biedt artikel 33f, achtste lid, van de Wok1 een grondslag, maar voor het innen van de leges, dwangsommen en boetes bestaat geen expliciete wettelijke delegatiebepaling, aldus de toelichting. In dit opzicht gaat het om een zelfstandige amvb. De toelichting vermeldt dat de keuze voor een zelfstandige amvb gerechtvaardigd is omdat in het ontwerpbesluit geen door straffen te handhaven voorschriften2 zijn opgenomen en het besluit evenmin op een andere manier rechten en vrijheden van betrokken partijen inperkt, nu het besluit slechts bepaalt welke instantie bestaande vorderingen gaat innen voor de kansspelautoriteit. Bij een volgende wijziging van de Wok zal worden voorzien in een expliciete wettelijke delegatiebepaling op dit punt, aldus de toelichting.
De Afdeling merkt op dat de regering zelf terughoudendheid betracht met de figuur van de zelfstandige amvb. Ook naar het oordeel van de Afdeling ware met deze figuur terughoudendheid te betrachten.3 Daarbij komt dat niet duidelijk wordt waarin de urgentie bestaat om de taken van de kansspelautoriteit op een zodanig korte termijn over te dragen aan het CJIB dat de benodigde wijziging van de Wok niet kan worden afgewacht.4 Het is de Afdeling opgevallen dat de toelichting geen aandacht besteedt aan de mogelijkheid de inning van dwangsommen, bestuurlijke boetes en leges tijdelijk via een mandaatconstructie aan het CJIB op te dragen, in ieder geval totdat de aangekondigde wettelijke grondslag voor deze onderdelen van het ontwerpbesluit is gecreëerd. De omstandigheid dat ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit Instelling Justitieel Incassobureau het CJIB de taken uitvoert die hem bij algemene maatregel van bestuur zijn opgedragen, staat aan een dergelijke mandaatconstructie niet in de weg.5 Voorts kan de inning, zoals nu, vooralsnog gedaan blijven worden door incassobureaus.
De Afdeling is van oordeel dat er, in afwachting van een wettelijke grondslag voor de aan het CJIB op te dragen taken, geen goede reden is voor een zelfstandige amvb. De Afdeling adviseert daarvan af te zien.
b. Onverminderd het vorenstaande merkt de Afdeling op dat de tijdelijkheid van de zelfstandige amvb niet is gegeven, omdat daarvoor geen voorziening in het ontwerpbesluit is opgenomen en evenmin inzichtelijk is gemaakt op welke termijn de benodigde wijziging van de Wok is voorzien.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en het besluit zo nodig aan te passen.
2. Aanpassing van het Speelautomatenbesluit 2000

Over de aanpassing van het Speelautomatenbesluit 2000 maakt de Afdeling twee opmerkingen.
a. Drank- en Horecawet
Artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 voorziet in weigeringsgronden voor een kansspelvergunning. De daarin thans expliciet genoemde artikelen van de Drank- en Horecawet worden vervangen door een algemene verwijzing naar de Drank- en Horecawet. Volgens de toelichting is een aanpassing van deze bepaling nodig, omdat met een wijziging van de Drank- en Horecawet enkele van de genoemde bepalingen zijn vervallen.6 De Afdeling merkt op dat een aantal van de in de huidige bepaling genoemde artikelen van de Drank- en Horecawet niet zijn vervallen.7 Voorts leidt een algemene verwijzing naar de Drank- en Horecawet in artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 ertoe dat onduidelijk is welke gronden uit de Drank- en Horecawet kunnen leiden tot weigering van een kansspelvergunning. Daardoor bestaat de mogelijkheid dat thans nog onbekende, nieuwe weigeringsgronden voor het verlenen van een kansspelvergunning ontstaan.
Naar het oordeel van de Afdeling zijn door de algemene verwijzing naar ‘de bepalingen in de Drank- en Horecawet’ in het voorgestelde artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 de weigeringsgronden voor de kansspelvergunning onvoldoende nauwkeurig omschreven.
De Afdeling adviseert de bepalingen uit de Drank- en Horecawet die kunnen leiden tot weigering van een kansspelvergunning expliciet op te sommen.
b. Opiumwet
Tevens wordt met het ontwerpbesluit aan artikel 4, vierde lid, van het Speelautomatenbesluit 2000 een algemene verwijzing naar de bepalingen in de Opiumwet toegevoegd. De toelichting gaat niet in op deze toevoeging. Voorts is ook deze wijziging niet nader bepaald, waardoor onduidelijk is welke bepalingen uit de Opiumwet een grondslag kunnen vormen voor weigering van een kansspelvergunning.
De Afdeling adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en ook de bepalingen uit de Opiumwet die kunnen leiden tot weigering van een kansspelvergunning expliciet op te sommen.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
RB 1756

Bijdrage afscheidsbundel Peeters: U heeft niet gewonnen!

O.M.B.J. Volgenant, 'U heeft niet gewonnen!', in: M. Balk, G.C. Boot, R.A. Dudok van Heel (red.), Recht voor gewone mensen (Peeters-bundel), Amsterdam 2013.
Een bijdrage van Otto Volgenant, Kennedy Van der Laan.

Conclusie: De rechtspraak overziend is de conclusie dat er vanuit juridisch oogpunt weinig te doen is tegen een teleurstellende afloop bij het meedoen aan een quiz of loterij. Doordat de deelnemer de algemene voorwaarden van de organisator accepteert is de ruimte om na te hebben verloren alsnog een prijs te claimen of de organisator aansprakelijk te stellen uiterst beperkt. De uitspraak van mr. Peeters waardoor Obe niet mee mocht doen met de finale van de Kennisquiz waarin hij mogelijk de slimste brugklasser van Nederland zou worden, past naadloos in de lijn van die jurisprudentie. Het is dus zaak voor de gewone man om eerst te bedenken of hij goed genoeg tegen zijn verlies kan alvorens mee te doen aan een quiz of een loterij. Kun je niet tegen je verlies, doe dan niet mee. En alle lezers van deze bijdrage zullen zich, wanneer zij in de toekomst eens aan de oever van de Taag mochten staan – in Spanje óf in Portugal! – herinneren dat mr. Peeters daar ooit een verstandig vonnis over wees.

Dit artikel is sterk ingekort, lees de gehele bijdrage hier of klik op de citeerwijze.

RB 1754

Staatsloterij heeft misleidende mededelingen gedaan

Hof Den Haag 28 mei 2013, LJN CA0587 (Stichting Loterijverlies.nl tegen Staatsloterij) - persbericht
Als randvermelding.
Reclamerecht. Misleidende reclame; collectieve actie; vordering van Stichting Loterijverlies tegen Staatsloterij op grond van artikel 6:194 (oud) BW toegewezen.

In hoger beroep vordert Loterijverlies succesvol een verklaring voor recht dat Staatsloterij gedurende de periode 2000 t/m 2007 misleidende mededelingen heeft gedaan over het wel- of niet-gegarandeerd zijn van de prijzen, de winkansen en het aantal gewonnen prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met artikel 6:194 (oud) BW; tevens dat Staatsloterij in 2008 misleidende mededelingen heeft gedaan over de hoogte van prijzen en hierdoor in strijd heeft gehandeld met artikel 6:194 (oud) BW. De overige grondslagen voor de vorderingen worden afgewezen.

In citaten, de toegewezen gronden:

4. Vordering A (i), (ii) en (iv): gegarandeerde en gewonnen prijzen, winkansen
4.17 (...) Staatsloterij meent niettemin dat vordering A, in haar hier aan de orde zijnde onderdelen, niet (volledig) kan worden toegewezen, om drie redenen.

4.18. In de eerste plaats betoogt Staatsloterij, dat Loterijverlies geen voldoende belang heeft bij vordering A omdat er door het handelen van Staatsloterij geen of hooguit een miniscule kans op winst is gemist (in de orde van grootte van het verschil tussen 0,00000667 % en 0,000000953 %, zie rov. 4.14) en de schade per deelnemer daarom nihil is althans nagenoeg nihil (een fractie van een eurocent). Hiermee ziet Staatsloterij echter over het hoofd dat de schade als gevolg van de misleidende mededelingen van Staatsloterij niet bestaat uit het verlies van de kans op winst (het positief belang), maar uit de kosten van aankoop van een staatslot (het negatief belang) waarvan, gezien het onder 4.17 gegeven oordeel, een aanzienlijk deel van de consumenten zou hebben afgezien, althans tegen dezelfde voorwaarden, wanneer Staatsloterij juiste en volledige mededelingen had gedaan. Ook de in dit verband door Staatsloterij betrokken stelling (zie punt 3.28 MvA), dat de deelnemers hierdoor geen vermogensschade kunnen hebben geleden omdat zij 'nooit enige 'winkans' zijn misgelopen' faalt. In rov. 4.12 is immers geoordeeld dat de kans op winst kleiner was dan door Staatsloterij was gesuggereerd, met de in de daarop volgende rechtsoverwegingen beschreven consequenties. Geconcludeerd moet worden dat ten aanzien van de hier bedoelde onderdelen van vordering A het - in rov. 2.5 al aangestipte - 'onvoldoende belang'-verweer van Staatsloterij niet slaagt.

4.19 In de tweede plaats heeft Staatsloterij aangevoerd - zie CvD onder 57, deels herhaald in punt 5.11 MvA - dat iedere vordering die ziet op de periode voor 2003, althans 18 september 2003, is verjaard, zulks kennelijk op basis van de redenering dat op de datum van de inleidende dagvaarding (ID) in deze zaak, 18 september 2008, vijf jaren waren verstreken sinds (18 september) 2003. Voor de gevorderde verklaringen voor recht, waaronder vordering A, geldt evenwel een verjaringstermijn van twintig jaren (artikel 3:306 BW), en niet van vijf jaren zoals door Staatsloterij tot uitgangspunt is genomen. In zoverre stuit haar verjaringsverweer hierop af. Indien in een geval als het onderhavige, waar het uiteindelijke doel het verkrijgen van schadevergoeding is, nochtans zou moeten worden gekeken naar de vijf-jaartermijn van artikel 3:310 BW, dan kan dat niet tot een ander oordeel leiden. Gezien het onder 4.8 overwogene kan immers niet worden aangenomen dat de deelnemers aan de staatsloterij, althans de bij Loterijverlies aangesloten deelnemers, voor de uitzending van Tros Radar van 29 oktober 2007 met de gestelde schade bekend zijn geworden - Loterijverlies zelf bestond toen niet eens - zodat de termijn van deze verjaring op zijn vroegst kan zijn gaan lopen op 29 oktober 2007 en dus ten tijde van de ID nog niet was verstreken.

4.20 In de derde plaats heeft Staatsloterij naar voren gebracht dat Loterijverlies zich op het standpunt stelt dat alle reclame-uitingen van Staatsloterij uit de periode 2000-2008 misleidend zijn, 'zodat het petitum aldus kon worden geformuleerd', doch dat Loterijverlies in dit standpunt niet kan worden gevolgd aangezien vordering A moet zijn toegespitst op bepaalde als zodanig aangeduide mededelingen. Het hof constateert dat het standpunt dat Staatsloterij aan Loterijverlies toeschrijft aansluit bij het petitum sub (i) van Loterijverlies uit de eerste aanleg, strekkende tot een declaratoir dat 'de reclame-uitingen' misleidend zijn (vgl. de punten 1.5 en 3.1 van de PE van Staatsloterij), maar niet meer bij de in hoger beroep daarvoor in de plaats gestelde vordering A die strekt tot een declaratoir, dat in de bedoelde periode misleidende mededelingen zijn gedaan. Als derhalve klaarblijkelijk berustend op een misverstand, wordt aan dit verweer van Staatsloterij voorbij gegaan.
4.21  Het voorgaande brengt met zich dat vordering A van Loterijverlies met betrekking tot de onderdelen (i), (ii) en (iv) toewijsbaar is, over de periode t/m 2007 (zie rov. 4.5). Omdat het hof tot dit oordeel is gekomen zonder gebruik te maken van de in opdracht van Loterijverlies door ing. J.F.G. Klaver gehouden, als productie 10 bij MvG overgelegde, enquete (hierna: de Klaver-enquete), een enquete van Tros Radar (zie punt 33 MvG), het door Loterijverlies als productie B overgelegde rapport 'Onderzoek Kansspelen Communicatie Partners' van marktonderzoeksbureau Kien van oktober 2012 (hierna: het Kien-rapport) en de door Loterijverlies als productie I overgelegde crossing-tabellen, kunnen de daartegen gerichte bezwaren van Staatsloterij onbesproken blijven.

5.   Vordering A (iii): de hoogte van de (uitgekeerde) prijzen
5.1  Loterijverlies heeft haar stelling, dat de hoogte van de uitgekeerde prijzen lager is dan de advertenties van Staatsloterij doen vermoeden, geconcretiseerd (in punt 72 MvG) en uitgewerkt (in productie 14 bij MvG) voor één geval, namelijk de Koninginnedagtrekking in 2008. In productie 14 zijn een aantal 'reclamespotjes van radio en tv' weergegeven, waaronder deze twee:
-   'Wordt u straks miljonair van oranje? Dat is heel goed mogelijk want tijdens de Koninginnedag op 30 april gaat er maar liefst 10 x 1 miljoen uit.'
-  'U heeft nog maar 7 dagen om kans te maken op één van de prijzen van een miljoen (...).'
In die productie staat verder vermeld dat er 10 successen waren gecommuniceerd en dat het werkelijk aantal successen ook 10 bedroeg, maar dat er slechts € 6.800.000,- was uitgekeerd, terwijl € 10.000.000,- was gecommuniceerd, en dat dit 'een procentuele overdrijving van 47,06% betekent'. Het verweer van Staatsloterij, dat de hier bedoelde trekking buiten de periode valt van waar de vordering op ziet, gaat niet op; vordering A strekt zich uit over de periode 't/m 2008'. Het enige andere verweer dat Staatsloterij op dit punt heeft gevoerd (zie punt 4.59 MvA) houdt in dat productie 14 geen onderbouwing bevat van de gestelde lagere uitkering. Hierin is echter geen (onderbouwde) betwisting te lezen van de in productie 14 opgenomen toelichting, zodat deze als vaststaand moeten worden beschouwd en geen nadere onderbouwing behoeft. Hierbij is in aanmerking genomen dat Staatsloterij zich er niet over heeft beklaagd dat die toelichting in een productie is opgenomen, en niet in de MvG zelf. Nu de in punt 72 MvG ingenomen stellingen in samenhang bezien met de in productie 14 daarop gegeven toelichting, de daaraan door Loterijverlies verbonden conclusie kunnen dragen (zie ook de punten 15 en 24 MvG), dat voor de Koninginnedagtrekking in 2008 misleidende mededelingen zijn gedaan over de hoogte van de uit te keren prijzen, is vordering A ook wat onderdeel (iii) betreft toewijsbaar, zij het alleen voor 2008 nu het enige door Loterijverlies geconcretiseerde geval van deze vorm van misleiding in dat jaar heeft plaatsgevonden.

Lees de uitspraak LJN CA0587 (pdf)

Op andere blogs:
ICTRecht (Staatsloterij schuldig aan misleidende reclame)

RB 1702

Niet aannemelijk dat de prijs zal vallen op 9 postcodes in dezelfde straat

RCC 20 maart 2013, dossiernr. 2013/00015 (PostcodeKanjer € 48 miljoen Nationale postcode loterij)

Het betreft een geadresseerde mailing in een vensterenvelop. Door het venster is boven de naam en het adres van de geadresseerde onder meer te lezen:  “€ 48 MILJOEN” en “€ 48 miljoen in uw straat… Hoeveel wint u dan, meneer (naam geadresseerde)?”.

Volgens klager wordt gesuggereerd dat er € 48 miljoen kan worden uitgekeerd in klagers straat. Verder wordt aan het eind van de spelregels, letterlijk kleine lettertjes, vermeld dat het totaalbedrag verdeeld wordt over 8 prijzen van 1 miljoen, één prijs van 20 miljoen naar de winnende postcode en één prijs van 20 miljoen naar de winnende wijk. Hoe de verdere verdeling over de winnende postcodes plaatsvindt, is onduidelijk. Daarnaast komt het klager voor dat het winnen van 1 miljoen al zo goed als onhaalbaar is.

Door de in het oog springende tekst “€ 48 miljoen in uw straat…” wordt naar het oordeel van de Commissie de onjuiste indruk gewekt dat € 48 miljoen kan worden gewonnen in de straat van de geadresseerde. In werkelijkheid, zo staat elders in de mailing, wordt voornoemde prijs verdeeld over 9 postcodes, en “rijdt de Kanjertruck het hele land door om de PostcodeKanjer van € 48 miljoen uit te delen”. De Commissie acht het niet aannemelijk dat de prijs zal vallen op 9 postcodes in dezelfde straat.

Naar het oordeel van de Commissie wordt in de uiting niet voldoende duidelijk gemaakt hoe de kansen op het winnen van een prijs in werkelijkheid liggen. Zo wordt het bedrag van € 48 miljoen niet alleen in verband gebracht met de straat van de geadresseerde, maar ook met de enkele postcode van de geadresseerde. (...)
Niet voldoende duidelijk is dat het bedrag van 48 miljoen in werkelijkheid wordt verdeeld zoals op de achterzijde van de mailing is vermeld onder “Zo werkt het:”, namelijk als volgt: Een Kanjer van € 40 miljoen, waarvan de helft naar de winnende wijk gaat en de andere helft over de winnende postcode wordt verdeeld, en 8 prijzen van € 1 miljoen, die worden verdeeld in de betreffende winnende postcodes.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de uiting misleidend met betrekking tot de kansen op het winnen van een prijs als bedoeld in artikel II.3 van de Reclamecode voor Kansspelen (RVK).

Adverteerder heeft, volgens de Commissie, voldoende aannemelijk gemaakt dat er in het kader van de onderhavige loterij in 5 huishoudens prijzen van meer dan 1 miljoen zijn gevallen. Derhalve acht de Commissie het laatste bezwaar ongegrond.

RB 1696

Sanoma reclame postcodeloterij aan minderjarige

RCC 13 maart 2013, dossiernr. 2013/00118 (Sanoma reclame postcodeloterij aan minderjarige)

Het betreft een folder voor de Nationale Postcode Loterij, bijgevoegd in het door verspreider uitgegeven jeugdblad “Zo Zit Dat”.

Klager stelt, kort samengevat, dat reclame voor kansspelen niet mag worden gericht aan minderjarigen.
Verspreider erkent dat er een fout is gemaakt en heeft haar interne procedures aangescherpt om te voorkomen dat een dergelijke onwenselijke situatie zich nogmaals voordoet.

De gewraakte uiting moet worden aangemerkt als reclame voor een kansspel. Naar verspreider erkent is de uiting per abuis bijgesloten bij het jeugdblad “Zo Zit Dat” en gestuurd naar de minderjarige lezers van dat blad. Gelet hierop is artikel III.6 van de Reclamecode voor Kansspelen (RvK) overtreden. (...)

RB 1683

Beantwoording kamervragen over de aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet

Antwoord van staatssecretaris Teeven op vragen van het lid Mei Li Vos over de aanpak van illegale aanbieders van kansspelen op internet, Aanhangsel van de Handelingen II 2012-2013, nr.1611

2. Kent u de reclame van het online gokbedrijf 7red, zoals uitgezonden op de op Nederland gerichte tv-zender van National Geographic en de site https://nl.7red.com/index.asp ? (...) en wellicht vele andere sites die zich expliciet op de Nederlandse markt voor online gokken richten? Zo ja, voldoen deze sites aan de prioriteringscriteria op grond waarvan de kansspelautoriteit (KSA) online goksites zegt aan te pakken, te weten de criteria van het hebben van «een nl.site, of het aanbieden van de site in de Nederlandse taal of reclame maken op radio, televisie en in geprinte media»? (...)

Antwoord op vraag 2: Het is sinds 1 april 2012 aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen (Wok), waaronder de regels ten aanzien van werving en reclame. Het is aan de ksa om te bepalen hoe zij omgaat met de handhaving van de Wok.

3. Hoe verhoudt het nog steeds bestaan van op Nederland gerichte illegale online goksites tot de genoemde aanpak van de KSA tegen deze sites? Op welke termijn worden deze sites en andere gelijkaardige sites alsnog aangepakt?

Antwoord op vraag 3: De ksa heeft mij desgevraagd meegedeeld het afgelopen jaar een 40-tal bedrijven te hebben opgeroepen hun illegale kansspelaanbod gericht op de Nederlandse consument te staken, dan wel aan te passen aan de prioriteringscriteria van de ksa. Meer dan de helft van de aangeschreven partijen voldoet inmiddels aan deze oproep. Andere partijen hebben aangegeven bereid te zijn hun kansspelaanbod aan te passen. (...) Er loopt inmiddels een aantal onderzoeken. De ksa zal een bestuurlijk rapport opmaken, wat kan leiden tot het opleggen van een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang en/ of een bestuurlijke boete. Gedurende het onderzoek kan de ksa niet op de concrete zaken ingaan.

5. Welke mogelijkheden zijn er om tegen Nederlandse banken op te treden die de financiële transacties voor illegaal online gokken door middel van het Ideal-systeem of anderszins faciliteren? Gaat u van die mogelijkheden gebruik maken en op welke wijze en schaal?

Antwoord op vraag 5: De Wok verbiedt het bevorderen van deelname aan kansspelen zonder vergunning. Zoals ik uw Kamer bij brief van 4 mei 2012 heb geïnformeerd1, zijn afspraken gemaakt met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) over het gebruiken van een zwarte lijst. De ksa is in dialoog met de NVB om een proces te ontwikkelen om tot adequate betalingsblokkeringen te komen. (...)

RB 1682

Ongewenste post ondanks registratie postfilter

RCC 11 maart 2013, dossiernr. 2012/00946-I (Postfilter)

Het betreft een door klager ontvangen reclame-uiting, gericht “Aan de bewoner(s) van”, waarna het adres van klager is vermeld. De uiting is verstuurd naar een adres dat langer dan 6 weken is ingeschreven bij “het postfilter”. Gelet hierop overtreedt adverteerder, naar de mening van klager, artikel 5.2 van de Code voor het gebruik van POSTFILTER. Ook is artikel 6.2 van deze code overtreden, omdat adverteerder niet heeft gereageerd op klachtbrieven van klager van 11 juni 2012 en 18 september 2012. Doordat klachtbrieven genegeerd worden, wordt ook het recht van verzet niet aangeboden, waardoor artikel 7 van voornoemde code wordt overtreden.

De Nationale Postcode Loterij (NPL) heeft onder meer het volgende meegedeeld. Binnen een periode van maximaal 6 weken voor het versturen van alle geadresseerde reclame ontdubbelt NPL haar bestanden met registraties in het Postfilter en haar eigen recht van verzet bestand. De adresgegevens van klager kwamen in beide registratiesystemen niet voor. (...) Klagers bij de klacht overgelegde brief van 11 september 2012 is NPL niet bekend. De brief van 18 september heeft NPL beantwoord bij brief van 11 oktober 2012, waarvan een kopie bij het verweer wordt overgelegd. 

De voorzitter is van oordeel dat NPL artikel 6.2 van de Code voor het gebruik van POSTFILTER heeft overtreden. Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende:

Ad a.
Deze bepalingen 3 en 5.2 Code voor het gebruik van POSTFILTER dienen redelijkerwijs aldus te worden uitgelegd dat indien inschrijving van gegevens van een Persoon in het Post Register niet op juiste wijze heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld doordat die persoon een onjuiste postcode heeft ingevoerd, aan een adverteerder die het Post Register heeft geraadpleegd, niet kan worden verweten dat hij direct mail aan de bewuste persoon toezendt; de inschrijving van die persoon blijkt dan immers niet (duidelijk) uit de in het Post Register opgenomen gegevens.

 In het onderhavige geval is gebleken dat klager bij zijn inschrijving een onjuiste postcode heeft ingevoerd en zijn achternaam op onjuiste wijze heeft ingevoerd, namelijk door geen gebruik te maken van het invulveld ‘Tussenvoegsel’. Gelet op het bovenstaande ziet de Commissie geen aanleiding om anders te oordelen dan de voorzitter; van overtreding van artikel 5.2 Code voor het gebruik van POSTFILTER is in dit geval geen sprake.

Dat klager op 4 januari 2013 direct mail van NPL heeft ontvangen, nadat NPL bij brief van 21 oktober 2012 had meegedeeld ervoor te zorgen dat klager geen geadresseerde post meer zou ontvangen, leidt niet tot een ander oordeel met betrekking tot de in dit dossier op 9 oktober 2012 ingediende klacht.

Ad b.
Niet kan worden vastgesteld dat NPL de klachtbrief van 11 juni 2012 na verzending daarvan door klager heeft ontvangen. Gelet hierop kan niet worden geoordeeld dat NPL heeft nagelaten om de klacht te onderzoeken en om klager binnen twee weken na ontvangst schriftelijk te informeren over de afhandeling van de klacht, een en ander als bedoeld in artikel 6.2 Code voor het gebruik van POSTFILTER.

Ad c.
Dit bezwaar acht de Commissie eveneens ongegrond. Dat NPL niet heeft gereageerd op de klachtbrief van 11 juni 2012, voor zover deze al door NPL is ontvangen, betekent niet dat NPL niet de gelegenheid biedt om geen Direct Mail te ontvangen zoals bedoeld in artikel 7 Code voor het gebruik van POSTFILTER. Die gelegenheid kan ook op andere wijze worden geboden. Zo heeft NPL meegedeeld dat zij in iedere direct mail wijst op het recht van verzet, onder verwijzing naar een antwoordnummer.

(...) De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter, voor zover daartegen bezwaar is gemaakt. 

RB 1680

Retour ongewenste geadresseerde reclame

RCC 4 maart 2013, dossiernr. 2012/00966 (Nationale Postcode Loterij / Ongewenste geadresseerde reclame ongewenste post oude bewoner ondanks bezwaar)

Paying Taxes 4-14-09Het betreft een geadresseerde reclamefolder op het adres van klager onder de naam van de vorige bewoner van 12 jaar geleden.

Klager stelt, kort samengevat, dat hij geadresseerde post van adverteerder vele malen retour heeft gestuurd met de melding: onbekend op dit adres. Tevens heeft klager meerdere brieven gestuurd met het verzoek om ermee te stoppen. Klager overlegt ter onderbouwing een brief van 8 juni 2012 gericht aan adverteerder, en post van adverteerder waarop klager het adres heeft doorgekruist en heeft geschreven “RETOUR”.

Adverteerder is niet bekend met de brieven en retour gezonden enveloppen van klager, maar heeft na een vorige klacht die zij van klager ontving via de Stichting Reclame Code de naam van de vorige bewoner direct op haar uitsluitingslijsten geplaatst en post aan dit adres handmatig proberen tegen te houden bij de drukker.

Klager heeft naar het oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij geadresseerde reclame heeft ontvangen op zijn adres, ten minste drie maanden nadat hij adverteerder kenbaar heeft gemaakt dat hij dergelijke reclame niet meer wenst te ontvangen. Dit is in strijd met artikel 14 van de Code Brievenbus Reclame (CBR).
RB 1678

Specifieke spelvoorwaarde bij Bankspel via Miljoenenjacht app

RCC 4 maart 2013, dossiernr. 2012/01138 (live kans op een prijs)

De bestreden reclame-uiting betreft de zogenaamde Miljoenenjacht app. In één van die screenshots staat onder meer: “Postcode Loterij Miljoenenjacht Speel mee en maak 5 weken lang kans op € 750,-”.

Via de app kan men bij het televisieprogramma Postcode Loterij Miljoenenjacht € 750,- winnen door te voorspellen wat het bod van de bank is. Bij dit interactieve spel dient men zijn voorspelling in te voeren voordat het bod live op televisie kenbaar wordt gemaakt. Volgend klager is in de app echter niet vermeld dat de opnames voor het bewuste programma al hebben plaatsgevonden, voor de uitzending op zondag. Door deze eerdere opname maakt de kijker geen eerlijke kans om € 750,- te winnen. De opname wordt immers bijgewoond door 500 personen die vóór de uitzending weten wat de bank gaat bieden. Klager is van mening dat ten onrechte wordt gesuggereerd dat men live kans maakt op de prijs.

Klager heeft echter niet weersproken dat men via een van de app deel uitmakende button kennis kon nemen van de spelvoorwaarden die NPL bij e-mail van 14 januari 2013 aan SRC heeft toegezonden. In die spelvoorwaarden staat onder meer: “Door deelname aan het Bankspel gaat de deelnemer akkoord met (…) de onderstaande specifieke spelvoorwaarden met betrekking tot het Bankspel”. Twee van die specifieke spelvoorwaarden luiden:
“•Medewerkers van de Postcode Loterij, RTL Nederland, bedrijven die werkten aan de totstandkoming van deze App en mensen die aanwezig waren in de tv-studio tijdens de opnames van het televisieprogramma Postcode Loterij Miljoenenjacht zijn uitgesloten van deelname.
 • Deelnemers kunnen van deelname worden uitgesloten indien er een vermoeden is van oneerlijk spelgedrag waaronder wordt begrepen maar daartoe niet beperkt voorkennis of het op andere wijze oneigenlijk beïnvloeden van het spelresultaat”.

Uit eerstgenoemde specifieke spelvoorwaarde blijkt naar het oordeel van de Commissie voldoende duidelijk dat opname van het programma plaatsvindt vóór de uitzending daarvan. In de app ligt dan ook niet de suggestie besloten dat men, zoals klager stelt, “live kans maakt op een prijs”. Voorts is duidelijk vermeld dat men door deelname aan het Bankspel akkoord gaat met onder meer de spelvoorwaarde dat uitsluiting van deelname mogelijk is, indien er een vermoeden is van oneerlijk spelgedrag waaronder onder meer voorkennis. Dat klager zich (...) kennelijk niet kan vinden in deze spelvoorwaarde, betekent niet dat de bestreden app in strijd is met de NRC. (...) De Commissie wijst de klacht af.
RB 1630

Hoofdprijs te winnen door boek te bestellen

CvB 19 februari 2013, dossiernr. 2012/00811 (Kans op hoofdprijs)

Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.

Om mee te mogen dingen naar de, in de geadresseerde mailing, genoemde hoofdprijs van € 100.000,-, dient men een retourformulier terug te sturen. Dat men door middel van dit formulier tevens een boek bestelt, wordt pas achterop de brief vermeld. In hoofdletters wordt meegedeeld dat de ontvanger van de brief is uitgekozen voor deelname aan de hoofdprijs. Klager stelt: “Voordat je het weet zit je dus ergens aan vast.” De Commissie acht de reclame-uiting, in de beslissing van 12 november 2012, misleidend en daarmee oneerlijk.

De vraag of de Commissie de uiting terecht misleidend heeft geacht, is aan de orde. In verband daarmee dient te worden beoordeeld of voor de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consument voldoende duidelijk uit de uiting blijkt dat inzending van het deelnamebewijs met betrekking tot de in de uiting bedoelde promotionele kansspelen tevens impliceert dat men het boek “Voeding die baat, voeding die schaadt” bestelt.

Met betrekking tot de begeleidende brief constateert het College dat op de voorzijde van deze brief uitdrukkelijk en ook uitsluitend de aandacht wordt gevestigd op de mogelijkheid een “hoofdprijs” van € 100.000,- te winnen. Het College acht het aannemelijk dat de gecombineerde promotionele kansspelen de meeste aandacht van de consument zullen trekken. Anderzijds kan niet worden voorbijgegaan aan het feit dat op de achterzijde van de begeleidende brief uitdrukkelijk staat dat de promotionele actie verband houdt met het boek “Voeding die baat, voeding die schaadt”. De inhoud van het boek wordt uitvoerig toegelicht in de opvallende flyer. De uiting dient op grond van informatie in de flyer en de overige inhoud van de uiting tevens als een uitnodiging tot aankoop van dit boek te worden aangemerkt. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.

Al deze genoemde aspecten tegen elkaar afwegend, oordeelt het College dat uit het geheel van de uiting voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk blijkt dat inzending van het deelnamebewijs meebrengt dat men tevens bedoeld boek bestelt. Het College komt derhalve tot een ander oordeel dan de Commissie. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.