RB

Media  

RB 2648

Negatief oordeel EFSA 'cause and effect', on hold claim onvoldoende aannemelijk gemaakt

CVB 2 februari 2016, RB 2648; Dossiernr: 2015/00916 (Groene koffie)
Misleiding. Gezondheidclaims. Uiting: Het betreft reclame voor “Groene Koffie Plus Extra Sterk” op www.vitaminesperpost.nl. Daarin staat onder meer: “Groene koffie Plus is een krachtige formule voor mensen die de vetverbranding willen stimuleren. Er zit hooggedoseerde Green Coffee extract in, die gestandaardiseerd is op 50% Chlorogeenzuur. Om de werking te versterken van de groene koffie is er speciaal Groene thee extract en Artisjok extract bijgevoegd. (…) LET OP: Wondermiddelen bestaan NIET, dit is een ondersteunend product, u dient altijd ten eerste voldoende te bewegen en gezond en gevarieerd te eten.

Kenmerken:
• (….)
• Stimuleert de vetverbranding
• (….)
Productclassificatie: Dit is een voedingssupplement, en is geen vervanging voor een gevarieerde voeding”.

en

“Groene koffie extract supplement
Groene koffie extract of Green Coffee is een voedingssupplement gemaakt van “niet geroosterde bonen” van de koffie plant. (….). Groene koffie extract kun je meestal in de vorm van capsules, tabletten of poeder kopen. De afslankcapsules bevatten 300mg extract en zijn hooggestandaardiseerd op 50% Chlorogeenzuur.

Green Coffee bevat Chlorogeenzuur.

Een van de belangrijkste redenen waarom sommigen groene koffie-extract kopen is dus om af te vallen en gewicht te verliezen. Het Green coffee extract bevat een natuurlijk voorkomende chemische stof genaamd Chlorogenic zuur, waarvan sommige deskundigen geloven dat die een rol kan spelen in het verminderen van de grootte van cellen vet in het lichaam door middel van het verhogen van de vetverbranding”.

Klacht: Groene Koffie Plus Extra Sterk bestaat uit groene koffie extract, groene thee extract en artisjokken extract. Klaagster legt wetenschappelijke gegevens over betreffende deze verschillende extracten, gepubliceerd op Natural Medicines Comprehensive Database (hierna respectievelijk bijlagen 2, 3, 4). Daarin is niets te vinden over het stimuleren van vetverbranding. De eerste zin van de uiting luidt: “Groene koffie Plus is een krachtige formule voor mensen die de vetverbranding willen stimuleren”. Op pagina twee van de uiting wordt dit niet bevestigd. Daar staat: “Het Green coffee extract bevat een natuurlijk voorkomende chemische stof genaamd Chlorogenic zuur, waarvan sommige deskundigen geloven dat die een rol kan spelen in het verminderen van de grootte van cellen vet in het lichaam door middel van het verhogen van de vetverbranding”. Geldige resultaten van ook maar één experiment op dit gebied worden in bijlage 2 niet gegeven. Volgens bijlage 3 verschillen de effecten van groene thee extract sterk per merk. In bijlage 4 wordt het gebruik van artisjokken om gewicht te verliezen niet eens genoemd. Klaagster acht de uiting misleidend en daardoor oneerlijk.


College:

1. In deze zaak gaat het om de claim “stimuleert de vetverbranding” voor een product dat (het extract van) groene thee, groene koffie en artisjok bevat. Deze claim betreft een gezondheidsclaim in de zin van Verordening (EG) 1924/2006 (de Claimsverordening). Claims met betrekking tot afvallen en gewichtsbeheersing, waartoe ook het stimuleren van de vetverbranding kan worden gerekend, dienen immers op grond van deze verordening als gezondheidsclaim te worden beschouwd.

2. Ingevolge de Claimsverordening mogen uitsluitend claims worden gebruikt die door de Europese Commissie zijn goedgekeurd en zijn geplaatst op de communautaire lijst van toegestane claims als bedoeld in artikel 13 lid 3 Claimsverordening. Van een goedgekeurde claim is in dit geval geen sprake. De Claimsverordening kent echter naast de lijst met toegestane claims ook een categorie producten waarvoor onder bepaalde voorwaarden het gebruik van gezondheidsclaims voorlopig is toegelaten. Dit betreft vooral claims die aan bepaalde botanische stoffen zijn gekoppeld en waarvoor tijdig een aanvraag voor het gebruik van een gezondheidsclaim is ingediend. Deze claims vallen onder een overgangsregeling (staan “on hold”). In artikel 28 lid 5 van de Claimsverordening is in dit verband bepaald: “De in artikel 13, lid 1, onder a) vermelde gezondheidsclaims kunnen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening tot de aanneming van de in artikel 13, lid 3, vermelde lijst onder de verantwoordelijkheid van bedrijfsexploitanten worden gedaan, mits zij stroken met deze verordening en met de toepasselijke nationale bepalingen (…)”

3. De ingrediënten van het onderhavige product zijn botanische stoffen. Beoordeeld dient te worden beoordeeld of voor deze ingrediënten een aanvraag voor een gezondheidsclaim is ingediend. Het College gaat daarbij uit van de lijst met de zogenaamde ID nummers die Vitaminesperpost.nl in beroep heeft overgelegd, die corresponderen met ID nummers van de European Food Safety Authority (EFSA). Vitaminsperpost.nl heeft in beroep haar claim specifiek gebaseerd op groene thee. Onder de volgende ID nummers staan voor ‘weight management’ en ‘fat metabolism’ voor groene thee (of het extract daarvan met EGCG) claims “on hold”: 1112, 1124, 1544, 1806 en 3698. Het College zal daarnaast acht slaan op de ingrediënten  Cynara Scolymus (artisjok) en groene koffie die aan het onderhavige product zijn toegevoegd. Voor Cynara Scolymus (artisjok) staat, naar het College constateert, onder het volgende ID nummer voor ‘weight control’ een claim on hold: 4395. Voor Groene koffie extract staat onder het volgende ID nummer voor ‘weight management’ een claim ‘on hold’: 2031. Op deze claims is de overgangsregeling van artikel 28 lid 5 van de Claimsverordening van toepassing.

4. Indien een gezondheidsclaim onder deze overgangsregeling valt, dient deze gedurende de periode dat zij ‘on hold’ staat aan bepaalde eisen te voldoen. Als belangrijke eisen gelden :

gezondheidsclaims mogen niet misleidend zijn (artikel 3 Claimsverordening),

gezondheidsclaims dienen te zijn gebaseerd op algemeen geaccepteerd wetenschappelijk bewijs waarbij de adverteerder het gebruik van de claim moet rechtvaardigen (artikel 6 Claimsverordening),

gezondheidsclaims moeten gedurende de overgangstermijn in overeenstemming zijn met nationale regelgeving (artikel 28 lid 5 Claimsverordening).

5. Het College van Beroep is met de Reclame Code Commissie van oordeel dat zolang de Europese Commissie ten aanzien van bepaalde (bestanddelen van) levensmiddelen niet heeft beslist of een hiervoor ingediende gezondheidsclaim op de communautaire lijst van toegestane claims wordt geplaatst en deze claim “on hold” staat (hierna: de toelatingsprocedure), een adverteerder in reclame gedurende de toelatingsprocedure melding mag maken van die claim. Als de adverteerder echter in reclame in feite vooruitloopt op de uitkomst van de toelatingsprocedure door al tijdens de ‘on hold’ status zonder voorbehoud in reclame een concreet en daadwerkelijk effect te claimen, dient zij deze werking bij een gemotiveerde betwisting, vooruitlopend op de beslissing over het plaatsen van de claim op de communautaire lijst van toegestane claims, aannemelijk te maken. Indien in een uiting voor een levensmiddel op deze wijze een effect op de gezondheid wordt geclaimd dat niet aannemelijk wordt gemaakt, moet de uiting om die reden misleidend worden geacht. Het College betrekt daarbij dat de Claimsverordening een hoog niveau van consumentenbescherming nastreeft (vgl. artikel 1 Claimsverordening) en als uitgangspunt hanteert dat adverteerders claims moeten onderbouwen (vgl. punt 17 considerans Claimsverordening). De gemiddelde consument zal verwachten dat een product waarvan stellig en zonder voorbehoud een bepaalde werking op de gezondheid wordt geclaimd, die werking ook heeft.

Het voorgaande staat niet in de weg aan de mogelijkheid een gezondheidsclaim die ‘on hold’ staat te gebruiken: indien een adverteerder in reclame duidelijk het voorbehoud maakt dat de claim wordt gebruikt terwijl hiervoor nog een toelatingsprocedure loopt, en de claim in dat opzicht dus een voorwaardelijk karakter heeft, ligt het niet voor de hand dat zij de claim tijdens de toelatingsprocedure al aannemelijk dient te maken. In dat geval zal immers op grond van dat voorbehoud voor de consument duidelijk zijn dat het geclaimde effect (nog) niet officieel is vastgesteld.

6. Vitaminsperpost.nl verwijst in haar beroepschrift naar het zogenaamde ‘Richtsnoerdocument’ en naar blz. 22 van dat document, waaruit zou volgen dat claims mogen worden gebruikt indien die “niet onaannemelijk” zijn. Het enkele feit dat een claim onder de overgangsregeling valt brengt echter niet mee dat reeds op grond daarvan bepaalde gevolgtrekkingen mogelijk zijn met betrekking tot de geclaimde werking. Vitamins­per­post.nl stelt verder in het beroepschrift dat zij de claim “aannemelijk” kan maken aan de hand van voorbeelden. Daaruit blijkt dat ook Vitaminsper­post.nl ervan uitgaat dat een betwiste “on hold” claim alsnog aannemelijk dient te worden gemaakt indien, zoals in dit geval, een concreet en daadwerkelijk effect op de gezondheid wordt geclaimd (“stimuleert de vetverbranding”) en dit effect gemotiveerd wordt betwist. Dat Vitaminsperpost.nl wel in enige mate haar claim nuanceert door te stellen dat het aangeprezen product geen wondermiddel is maar een ondersteunend product, doet niet af aan deze eis. Vitaminsperpost.nl claimt immers ook met zoveel woorden dat haar product als zodanig de vetverbranding stimuleert.

7. Op grond van het voorgaande blijft de beoordeling in beroep beperkt tot de vraag of Vitaminsperpost.nl de geclaimde werking “stimuleert de vetverbranding” met betrekking tot een of meer van de drie ingrediënten waarop de claim betrekking heeft voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Dit is niet geval. Integendeel: wat betreft groene thee en groene koffie is gebleken dat de EFSA inmiddels als ‘Scientific Opinion’ heeft gepubliceerd dat er geen “cause and effect relationship” kan worden vastgesteld tussen de consumptie van deze (bestanddelen van) levensmiddelen en de vetverbranding. Dit in feite negatieve oordeel van de EFSA impliceert voor deze claim een inhoudelijke verwerping van de onderbouwing daarvan. Dit doet weliswaar niet af aan de ‘on hold’ status van de claim, maar brengt wel mee dat het geclaimde effect blijkbaar niet kan worden aangetoond. Met betrekking tot de afzonderlijke ‘abstracts’ en de “Master file” van de Commissie Keuring Fytoproducten die Vitamins­perpost.nl in beroep heeft overgelegd, volstaat het College daarom met te oordelen dat deze stukken, gelet op het hiervoor bedoelde oordeel van de EFSA, de claim onvoldoende aannemelijk maken. Met betrekking tot Cynara Scolymus (artisjok) heeft de EFSA nog geen opinie gepubliceerd. Vitaminesper­post.nl acht echter zelf, blijkens hetgeen tijdens de mondelinge behandeling namens haar is verklaard, het effect hiervan op het stimuleren van de vetverbranding niet overtuigend. Het College oordeelt dat Vitamins­per­post.nl daarom ook in zoverre de geclaimde werking niet aannemelijk heeft gemaakt.

8. Nu Vitaminsper­post.nl de geclaimde werking van de ingrediënten niet aannemelijk heeft kunnen maken, gaat haar claim “stimuleert de vetverbranding” verder dan op basis van de aanwezige gegevens gerechtvaardigd kan worden geacht. Het College onderschrijft daarom de beslissing van de Commissie en oordeelt als volgt.

RB 2645

Overlijdensreclame Yarden niet ontoelaatbaar

RCC 2 december 2015, RB 2645; Dossiernr: 2015/01106 (Yarden)
Audiovisuele Mediadiensten. Afwijzing. Uiting: Het betreft een televisiecommercial van Yarden waarin Adelheid Roosen haar ervaringen deelt rondom het overlijden van haar moeder. Voorts worden op de achtergrond overlijdensrituelen getoond. Aan het einde van de commercial wordt door de voice-over gezegd: “Een goed afscheid helpt je verder, Yarden”.

Klacht: Volgens klaagster brengt deze televisiecommercial overlijden als een klucht. Overlijden wordt neergezet als een geheimzinnige grap. De in de uiting getoonde beelden met rouwende mensen is stuitend, grievend en kwetsend en toont geen enkel respect voor overledenen en nabestaanden.

Commissie: Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met criteria zoals de goede smaak en/of het fatsoen dan wel nodeloos kwetsend is in de zin van de artikelen 2 en 4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals klaagster kennelijk met haar klacht bedoelt, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria.

Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt. De uiting heeft volgens adverteerder tot doel de kijker ertoe aan te zetten om na te denken over zijn uitvaartwensen en deze wensen aan dierbaren kenbaar te maken om te voorkomen dat zij hier – na het overlijden van hun dierbare –  niet van op de hoogte zijn. De wijze waarop deze boodschap in de commercial is uitgewerkt zullen sommigen als indringend kunnen ervaren. De Commissie denkt hierbij aan de wijze waarop Adelheid Roosen met een urn in haar handen het verhaal vertelt rondom het overlijden van haar moeder die aan de ziekte van Alzheimer leed, en het tonen (op de achtergrond) van diverse overlijdensrituelen. De Commissie is echter van oordeel dat hiermee de grens van het toelaatbare niet is overschreden, gelet op de aard van de dienstverlening van adverteerder en de boodschap van de uiting. Dat deze boodschap wellicht ook op een andere wijze had kunnen worden uitgebeeld, is onvoldoende reden om de commercial in strijd te achten met eerdergenoemde artikelen van de NRC. Wel heeft de Commissie begrip voor het feit dat niet iedereen de commercial zal waarderen. Dit leidt echter niet tot een ander oordeel.

De Commissie wijst de klacht af.

RB 2641

BGH: Facebook functie "vrienden zoeken" ongeoorloofde vorm van reclame

BGH 14 januari 2016, I ZR 65/14 (Freunde finden)
Uit het persbericht. Het BGH Zivilsenat heeft geoordeeld dat de functie “vrienden zoeken” op Facebook een ongeoorloofde vorm van reclame is. Eiser was de Duitse Federatie van consumentenorganisaties (Bundesverband der Verbraucherzentralen und Verbraucherverbände). Zij stelde dat het verzenden van uitnodigingen via e-mail aan nog niet geregistreerde gebruikers van het platform een intimiderende vorm van reclame is. Het BGH oordeelt dat dit inderdaad het geval is. Dat de verzending wordt geïnitieerd door geregistreerde gebruikers van Facebook, via de “vrienden zoeken” functie, doet hier niet aan af.

RB 2639

Technische fout, onvoldoende zorgvuldigheid bij aanbieden en aanprijzen promotioneel kansspel Klingel

Vzr. RCC 24 december 2015, RB 2639; Dossiernr: 2015/01201 (Klingel)
Direct marketing. Kansspel. Uiting: Het betreft een aan klaagster gezonden geadresseerde mailing van Klingel. De mailing bestaat onder meer uit een envelop met de mededeling “Proficiat! U hebt recht op een geldbedrag!” en  een op klaagsters naam gestelde “officiële berichtgeving” waarin staat – voor zover hier van belang – dat klaagster via drie genummerde en op haar naam gestelde “bonusprijszegels” kan controleren of een van de zegels “goed is voor 2x, 3x, 5x € 500,00 of zelfs 10x € 1.000,00 per maand op uw rekening”.

Klacht: In de uiting wordt gezegd dat klaagster recht heeft op een geldbedrag. De bonusprijszegel met daarop klaagsters naam en het geluksnummer 4387118 moest op het bestelformulier worden geplakt om de geldprijs op te vragen. Het overzicht waar de nummers van de bonusprijszegels kunnen worden gecontroleerd, blijkt niet meer aan klaagster gericht te zijn maar een andere naam te bevatten. Bovendien komt klaagsters nummer in het overzicht niet voor, maar wel het geluksnummer 4387117. Klaagster vindt het “heel vreemd allemaal”.

Voorzitter:

Adverteerder heeft erkend dat in enkele onderdelen van de uiting een onjuiste naam en niet het in werkelijkheid aan klaagster toegekende geluksnummer worden vermeld. Tevens is erkend dat dit voor de ontvanger van de reclame-uiting verwarrend is.

Op grond hiervan wordt geoordeeld dat door de uiting het vertrouwen in reclame wordt geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Van adverteerder mag immers worden verwacht dat zij voldoende zorgvuldigheid betracht bij het aanbieden en aanprijzen van haar promotionele kansspel.

Nu adverteerder reeds eigener beweging haar klanten een excuusbrief heeft toegezonden, waarin zij onder meer toezegt “er alles aan te doen om een dergelijke vergissing in de toekomst te voorkomen”, zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 5 NRC.

RB 2633

Gebruik van claim 'verantwoord' in reclame Zeeman te absoluut

RCC 24 december 2015, RB 2633; Dossiernr: 2015/01079 (Zeeman)
Misleiding. Uiting: Het betreft een televisiereclame. Daarin wordt gezegd:
“Deze week bij Zeeman. Extra veel kleding voor de allerlaagste prijs. Hoe dat kan? We hebben er extra veel van laten maken. Ook deze pulli van 100% katoen. En deze 80 denier panty. Alles van goede materialen en verantwoord gemaakt. Helemaal goed dus. Voor de allerlaagste prijs. Zeeman. Zo eenvoudig kan het zijn. Kijk in onze folder of op Zeeman.com”.

Klacht: Klaagster vraagt zich af hoe het mogelijk is dat Zeeman de kleding “helemaal verantwoord” heeft gemaakt en “toen” (kennelijk is bedoeld: “toch”) goedkoper zou zijn dan een concurrent die niet helemaal “verantwoordelijk” werkt.

Bij “rank a brand” krijgt Zeeman een label D. Klaagster gelooft “nooit” dat de kleding van Zeeman helemaal verantwoord is gemaakt en vindt de reclame daarom “nogal misleidend en oneerlijk”.

Commissie:

De Commissie stelt voorop dat in de bestreden reclame niet wordt gezegd dat kleding van Zeeman “helemaal verantwoord” is gemaakt, maar dat wordt gesteld, voor zover hier van belang: “Alles van goede materialen en verantwoord gemaakt. Helemaal goed dus”.

Klaagster trekt in twijfel of de kleding van Zeeman -zoals klaagster stelt- “helemaal verantwoord” is gemaakt. Zij heeft die twijfel onderbouwd door te stellen dat Zeeman van ‘Rank a brand’ een ‘D-label’ heeft gekregen.

Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat klaagster niet de enige is die niet kan geloven dat laag geprijsde kleding “op een verantwoorde manier, dus met respect voor mens en milieu”, kan worden gemaakt. De Commissie begrijpt hieruit dat adverteerder met “verantwoord” in elk geval bedoelt: “met respect voor mens en milieu”. De Commissie vindt het, gelet op het verweer, daaronder begrepen de verwijzing naar het bij het verweer overgelegde Maatschappelijk Jaarverslag 2014 van Zeeman, aannemelijk dat Zeeman oog heeft voor mens en milieu. Zij overweegt daartoe het volgende.

Uit het verweer begrijpt de Commissie dat de ‘Rank a brandlijst’ een indeling van bedrijven op duurzaamheid is en dat ‘Rank a brand’ op zijn website zegt:

“Zeeman heeft op onze criteria voor duurzaamheid het D-label gekregen en volgens ons daarmee de eerste duurzame mijlpalen bereikt. Zo is het merk bijvoorbeeld begonnen met het verminderen of compenseren van de CO-2 uitstoot, heeft het merk een Code of Conduct die tenminste basisrechten voor arbeiders garandeert en heeft Zeeman zandstralen verboden”.

Verder wordt ‘Rank a brand’ als volgt geciteerd in het bij het verweer overgelegde Maatschappelijk Jaarverslag 2014 van Zeeman:

“Zeeman is met open vizier de weg naar verantwoord ondernemen ingeslagen. Het bedrijf luistert naar kritische organisaties en consumenten die eerlijke kleding willen. Ook laat Zeeman al prestaties zien, bijvoorbeeld door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en het controleren van fabrieken op arbeidsomstandigheden. Rank a brand heeft afgelopen periode de criteria echter aangescherpt, omdat we het belangrijk vinden dat de bekende textielbedrijven écht eerlijke kleding binnen bereik van consumenten brengen. We vragen kledingbedrijven dan ook om leefbare lonen voor de kledingmakers door te voeren, in plaats van de huidige overleeflonen. Dit betekent dat de hele sector de zeilen moet bijzetten, en dat geldt dus ook voor Zeeman”.

Ook heeft adverteerder meegedeeld dat zij ondertekenaar is van het Bangladesh-accord en het ‘Plan van Aanpak Verduurzaming Nederlandse Textielsector’, en dat Zeeman daarbij actief deelnemer is aan de werkgroep ‘Communicatie Verduurzaming Nederlandse Textielsector’.

Bovenstaande ontwikkelingen duiden er op dat Zeeman oog heeft voor mens en milieu, maar rechtvaardigen nog niet de in de bestreden televisiereclame gebruikte absolute term “verantwoord gemaakt”, gevolgd door “Helemaal goed dus”. Zeeman heeft zelf bij verweer ‘Rank a brand’ aangehaald, waarbij ‘Rank a brand’ wat betreft Zeeman spreekt over “eerste duurzame mijlpalen bereikt” en “de weg naar verantwoord ondernemen ingeslagen”. In de televisiereclame wordt niet althans niet duidelijk toegelicht wat in het geval van Zeeman onder “verantwoord gemaakt”, gevolgd door “Helemaal goed dus”  moet worden verstaan. De absolute term “verantwoord” doet door het ontbreken van een duidelijke toelichting of nuancering onvoldoende uitkomen dat Zeeman zich inspant om haar producten verantwoord te produceren, maar dat er wat dit betreft sprake is van een proces waarin nog (verdere) verbeteringen kunnen worden bereikt, zoals bijvoorbeeld op het gebied van CO-2 uitstoot en rechten voor arbeiders. De mededeling aan het slot van de commercial “Kijk in onze folder of op of op Zeeman.com”, waarbij niet duidelijk is of hier wordt uitgelegd wat Zeeman met het begrip “verantwoord” bedoelt, biedt wat dit betreft onvoldoende toelichting of nuancering.

Nu niet (voldoende) duidelijk is wat het onder het begrip “verantwoord” zoals gebruikt in de onderhavige reclame moet worden verstaan, acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De Commissie acht de uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2623

Suggestie dat kraamzorg kan worden uitgesloten van basispakket misleidend

RCC 15 december 2015, RB 2623; Dossiernr: 2015/01160 (FBTO)
Misleiding. Uiting: Het betreft een televisiecommercial over de zorgverzekering 2016 waarin – voor zover hier van belang – wordt gezegd:
Vrouw: “Het is tijd voor een nieuwe zorgverzekering, maar al die uitgebreide pakketten…”

Man: “Vol zorg die je niet nodig hebt, maar wel betaalt”.

Vrouw: “Ja, zoals zij daar”(verwijzing naar twee mannen van middelbare leeftijd, die hand in hand aan een tafeltje zitten). “Kleine kans dat zij behoefte hebben aan kraamzorg, grote kans dat zij er wel voor betalen”.

Man: “Of die jongen. Kijk hij heeft er wat aan als zorg wereldwijd wordt vergoed, maar zijn oma…”

Vrouw: “En ik heb ook allemaal dingen in mijn zorgpakket zitten die ik echt niet gebruik”.

Man: “Bij FBTO kies je gewoon de basisverzekering en die vul je aan met modules die bij jou passen. Kleine kans dat je dan voor aanvullende zorg betaalt die je niet nodig hebt”.

Vrouw: “Grote kans dat ik meteen even ga kijken”.

Man: “Weten hoe dat werkt? Check FBTO.nl”.

Klacht: In de televisiecommercial wordt naar een homokoppel verwezen met de opmerking dat zij geen kraamzorg nodig hebben en daarom voor een zorgverzekering van FBTO moeten kiezen. Hiermee wordt volgens klager ten onrechte de suggestie gewekt dat het bij adverteerder mogelijk is om geen kraamzorg af te nemen, terwijl kraamzorg verplicht onderdeel uitmaakt van de basisverzekering.

Commissie:

Niet in geschil is dat kraamzorg verplicht onderdeel uitmaakt van de basisverzekering en dat voor deze zorg een zogenaamde ‘eigen bijdrage’ geldt. Door een aanvullende verzekering af te sluiten is het voor de consument mogelijk om zich voor deze kraamzorgkosten (eigen bijdrage) te verzekeren. Niet in geschil is voorts dat in de commercial door de vrouw wordt gewezen naar een homopaar van middelbare leeftijd.

Uit het verweer van adverteerder blijkt dat het doel van de bestreden commercial is om de consument erop te wijzen dat het bij adverteerder – meer nog dan bij andere zorgverzekeraars – mogelijk is om het basispakket uit te breiden met diverse aanvullende modules, zodat de consument zijn zorgpakket kan samenstellen met aanvullende zorg die bij zijn specifieke situatie past. In dat kader wordt in de televisiecommercial ten aanzien van een homopaar gezegd: “Kleine kans dat zij behoefte hebben aan kraamzorg, grote kans dat zij er wel voor betalen”. Naar het oordeel van de Commissie kan de gemiddelde consument er niet mee bekend worden geacht dat voor kraamzorg een eigen bijdrage geldt. Daarom zal deze consument na het zien van deze commercial in verwarring (kunnen) raken en (kunnen) denken dat het bij adverteerder mogelijk is om kraamzorg uit te sluiten van zijn (basis)pakket. Dat dit specifieke voorbeeld over kraamzorg ziet op de aanvullende verzekering blijkt onvoldoende duidelijk uit de bestreden uiting.

Gelet op het voorgaande acht de Commissie de uiting onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 

RB 2622

Adverteren met 'vers' voor ingevroren en ontdooide pangasius in strijd met art. 7 NRC

Vzr. RCC 24 december 2015, RB 2622; Dossiernr: 2015/01141 (AH Pangasiusfilet)
Misleiding. Uiting: Het betreft de website www.ah.nl voor zover hierop een bonusaanbieding stond voor “AH Verse pangasiusfilet” met 25% korting. Op de bijbehorende foto is onder meer visfilet in een cellofaanverpakking te zien. Daarnaast zijn ook andere verpakkingen met visfilet afgebeeld.

Klacht: Klager stelt dat adverteerder reclame maakt voor verse pangasiusfilet. Uit niets blijkt dat het ontdooide vis betreft. Pas na het bestuderen van de achterkant van de verpakking bleek dat het product diepgevroren vanuit Vietnam is getransporteerd. Klager acht deze manier van adverteren misleidend.

Voorzitter:

1)  In de bestreden uiting wordt in algemene zin “AH Verse pangasiusfilet” aangeboden. Hierbij ontbreekt informatie over het feit dat het product ingevroren is geweest en in ontdooide staat wordt verkocht. Blijkbaar bestaat geen mogelijkheid om door middel van klikken meer informatie over deze algemene aanbieding op te vragen. Bij de afzonderlijke pangasiusproducten die daarnaast in dezelfde uiting (blijkbaar in het kader van de webshop van adverteerder) worden aangeboden, staat overigens niet de aanduiding ‘vers’ in de omschrijving van die producten. Nu uit de klacht niet blijkt dat klager het product via de webshop heeft besteld, gaat de voorzitter ervan uit dat klager naar aanleiding van de algemene aanbieding heeft besloten het product in de winkel te kopen. Op grond hiervan zal de voorzitter de uiting niet toetsen aan de specifieke voedselinformatiebepalingen die op grond van Verordening (EU) nr. 1169/2011 gelden bij verkoop op afstand van levensmiddelen.

2)  Adverteerder beroept zich op artikel 2 aanhef en onder 4 van Richtlijn 91/493/EEG. In de Nederlandstalige versie van dit artikel staat: “verse producten: visserijproducten, in gehele staat of na bewerking, daaronder begrepen vacuüm of onder een gewijzigde atmosfeer verpakte producten, die geen andere op conservering gerichte behandeling hebben ondergaan dan koeling”. Deze bepaling dient te worden uitgelegd in verband met de overige bepalingen van de richtlijn, die gedeeltelijk is geïmplementeerd in het Warenwetbesluit Visserijproduc­ten, slakken en kikkerbillen. De voorzitter verwijst naar de volgende definitie van ‘koeling’ in Richtlijn 91/493/EEG: “procedé dat erin bestaat de temperatuur van de visserijproducten zodanig te doen dalen dat zij de temperatuur van smeltend ijs benadert”, alsmede naar de volgende definitie van ingevroren producten: “visserijproducten die zo zijn ingevroren dat hun kerntemperatuur, na thermische stabilisatie, minimaal - 18 °C bedraagt”. Uit deze bepalingen in onderling verband bezien, volgt dat een ‘ingevroren product’ onder de werking van Richtlijn 91/493/EEG niet een ‘vers product’ kan worden genoemd. Dit impliceert dat het beroep van adverteerder op Richtlijn 91/493/EEG geen doel treft.

3)  Naar het oordeel van de voorzitter doet de aanduiding ‘vers’ zonder nadere toelichting ook onvoldoende recht aan het feit dat sprake is van een product dat eerst is ingevroren en, mogelijk pas geruime tijd na het invriezen, in ontdooide staat wordt verkocht. Door de aanduiding ‘vers’ zal de gemiddelde consument zich vermoedelijk een onjuist beeld vormen over het product. De gemiddelde consument kan immers niet uit eigen wetenschap op de hoogte worden geacht van het feit dat het om een product gaat dat altijd ingevroren is geweest. De voorzitter acht deze informatie van belang voor de consument. Aangenomen moet namelijk worden dat de consument bij een ‘vers’ (dat wil zeggen niet-ingevroren en ontdooid) product andere verwachtingen omtrent de kwaliteit heeft dan bij een diepvriesproduct. Niet gesteld of gebleken is dat pangasiusfilet die ingevroren is geweest zich kwalitatief gezien in geen enkel opzicht onderscheidt van pangasiusfilet die uitsluitend is gekoeld op de wijze als bedoeld in Richtlijn 91/493/EEG. De voorzitter acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument om die reden bereid is meer te betalen voor het als ‘vers’ omschreven product dan het diepvriesproduct in de onjuiste veronderstelling dat het ‘verse’ product van betere kwaliteit is. In feite bestaat er echter geen relevant onderscheid, anders dan dat de als ‘vers’ aangeduide pangasiusfilet reeds is ontdooid. De gemiddelde consument dient om die reden te worden geïnformeerd over het feit dat het om een ontdooid product gaat. Dat deze informatie wel op de verpakking staat, doet niet af aan de verplichting ook op de website de consument reeds de essentiële informatie te verstrekken die hij nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu deze informatie ontbreekt, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Uit het voorgaande volgt dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4)  Naar aanleiding van de mededeling van adverteerder dat andere aanbieders op dezelfde wijze hun product aanprijzen als ‘verse’ pangasiusfilet, overweegt de voorzitter dat blijkbaar sprake is van de situatie dat binnen de desbetreffende branche een onjuiste opvatting bestaat omtrent de wijze waarop dergelijke producten dienen te worden omschreven. Dit kan niet afdoen aan het feit dat adverteerder dient te worden aanbevolen om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Teneinde evenwel adverteerder niet onnodig in een ongunstigere positie te brengen dan de andere aanbieders in de branche, zal de voorzitter een termijn bepalen waarbinnen adverteerder de aanbeveling dient op te volgen, waarbij een termijn van acht weken de voorzitter redelijk voorkomt. De voorzitter zal bepalen dat de aanbeveling binnen deze termijn moet zijn opgevolgd. De voorzitter gaat ervan uit dat de branche door de Stichting Reclame Code over deze beslissing zal worden geïnformeerd en dat de branche naar aanleiding daarvan zijn reclame-uitingen zal aanpassen zodat deze alsnog in overeenstemming met de Nederlandse Reclame Code zullen zijn.

Op grond van hetgeen hiervoor is vermeld, acht de voorzitter de bestreden reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om uiterlijk acht weken na de datum van deze beslissing niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2621

Suggestie reclame Zilveren Kruis dat spoedeisende hulp buitenland niet vergoed wordt misleidend

RCC 14 december 2015, RB 1621; Dossiernr: 2015/01167 (Zilveren Kruis)
Misleiding. Uiting: Het betreft een televisiecommercial voor de zorgverzekering van Zilveren Kruis. In de commercial wordt door de hoofdpersoon het volgende gezegd:

“Wat weten we eigenlijk weinig van onze belangrijkste verzekering.
Tandartskosten na een ongeluk in de basisverzekering, denk je? Nee dus.
Hulp aan huis na een ziekenhuisopname? Nope.”

En, terwijl de hoofdpersoon achterin een auto zit die vanaf een ferryboot Engeland in rijdt: “Spoedeisende hulp in het buitenland, in de basisverzekering?... Zullen we lekker links gaan rijden?”

De voice-over sluit af met de volgende tekst:
“De basisverzekering dekt soms minder dan je denkt. Met de Basis Plus Module ben je voor € 3,95 per maand verzekerd tegen onverwacht hoge kosten. Zilveren Kruis.”

Klacht: Na twee maal een opmerking te hebben gemaakt over situaties die niet gedekt zijn in de basisverzekering, zegt de hoofdpersoon: “Spoedeisende hulp in het buitenland”, waarna hij een stilte laat vallen en vervolgens zegt: “Zullen we links gaan rijden?” Daardoor wordt de indruk gewekt dat spoedeisende hulp in het buitenland niet wordt gedekt, terwijl dat juist wel het geval is. Klager vindt de commercial misleidend.

Commissie:

Voorop gesteld wordt dat de Commissie de televisiecommercial beoordeelt in de vorm waarin deze ten tijde van het indienen van de klacht werd uitgezonden.

In deze commercial worden eerst twee situaties geschetst waarvan de kosten niet worden gedekt door de basisverzekering. Hierna wordt de vraag “Spoedeisende hulp in het buitenland, in de basisverzekering?” gesteld, maar niet beantwoord. Hierdoor ontstaat de indruk dat ook de kosten van spoedeisende hulp in het buitenland niet vanuit de basisverzekering worden vergoed. Als erkend is echter komen vast te staan dat dit wel het geval is, ook al is wellicht niet altijd sprake van een volledige vergoeding van deze kosten.

Op grond van het voorgaande gaat de bestreden commercial gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie – het afsluiten van de Basis Plus Module – te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

In de mededeling van adverteerder dat de commercial op het bestreden punt inmiddels is aangepast, ziet de Commissie aanleiding een aanbeveling achterwege te laten.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2604

Uitingen PvdA over Plezierjacht in Stemwijzer niet misleidend

CvB 9 december 2015, RB 2604; Dossiernr: 2015/00791 (PvdA Plezierjacht)
Afwijzing. Artikel 10 EVRM. Uiting: I. Uit het Verkiezingsprogramma Tweede Kamerverkiezingen 2012 van de PvdA, twee passages, te weten op pagina 51: “Natuur voor iedereen: Dit gaan we doen: Er komt een nieuwe Wet Mooi Nederland, volgens de lijnen van het initiatiefwetsvoorstel dat de PvdA samen met D66 en Groenlinks heeft ingediend.” en op pagina 54: “Dierenwelzijn: Dit gaan we doen: De plezierjacht moet worden verboden.”
II. Uit de Initiatiefnota ‘Mooi Nederland’, maart 2013, pagina 4, de volgende passage: “Jacht is geen sport, maar een middel dat alleen indien nodig op professionele wijze, wordt ingezet in het kader van schadebestrijding en duurzaam populatiebeheer. De wildlijst (lijst met vrij bejaagbare soorten) wordt afgeschaft.”
III. Stemwijzers:
Stemwijzer Provinciale Statenverkiezing 2015 voor de provincie Noord-Holland: “De PvdA is voor een zorgvuldig natuurbeheer. Plezierjacht op wilde dieren hoort daar niet bij.”,
de Groene Kieswijzer: “De PvdA vindt dat de plezierjacht moet worden verboden. Enkel wanneer dieren moeten worden afgeschoten voor het behoud van het ecologisch evenwicht is het afschieten van dieren, als laatste redmiddel, een optie.” en
Verkiezingswijzers Provincie Limburg en Zuid-Holland: “De PvdA is tegen het doden van dieren voor het plezier”.
IV. Website van de PvdA betreffende het standpunt over de jacht: https://www.pvda.nl/standpunten/Duurzaamheid+en+milieu/Jacht.

Klacht: In de onderhavige uitingen stelt de PvdA zonder voorbehoud dat zij vóór het afschaffen van de plezierjacht is. Op 1 juli 2015 heeft de PvdA echter voor amendement nummer 107 bij het voorstel voor de Wet natuurbescherming gestemd waardoor de plezierjacht toegestaan blijft. Nu de PvdA zich niet aan hun beloften c.q. aanprijzingen houdt, is klager van mening dat in het geval van de plezierjacht aanprijzingen met een misleidend karakter zijn gedaan. Wat geldt voor de overheid (College van Beroep 2015/0005) geldt zeker ook voor politieke partijen. De PvdA heeft gedurende vele jaren gesteld dat de plezierjacht moet worden afgeschaft. Van onvoorziene omstandigheden is geen sprake omdat voorzienbaar was dat PvdA zou gaan regeren met de VVD en dat de VVD vóór plezierjacht is, is bekend. Door voornoemd amendement samen met VVD in te dienen, heeft de PvdA er actief voor gezorgd dat de plezierjacht gehandhaafd blijft. En het amendement van CU-kamerlid Dik-Faber waarin staat dat het doden van dieren altijd een reële noodzaak moet hebben, is door de PvdA verworpen.

Klager stelt dat de onderhavige uitingen van de PvdA aanprijzingen van een denkbeeld zijn en vallen onder het begrip reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (hierna: NRC). Deze aanprijzingen trachten burgers immers te overreden om op de PvdA te stemmen. Burgers dienen erop te kunnen vertrouwen dat politieke partijen (binnen redelijke grenzen) hun verkiezingsbeloften nakomen. Bovendien dienen de uitingen zo waarheidsgetrouw mogelijk te zijn en niet onjuist en/of onvolledig. Klager is van mening dat de PvdA, door haar denkbeelden over een verbod op de plezierjacht aan te prijzen, heeft gehandeld in strijd met de artikelen 2, 5, 7 en 8 NRC.

College van Beroep:

In het principaal appel ten aanzien van uitingen sub III
1. De bestreden uitingen sub III betreffen de aan de beslissing van de Commissie gehechte prints van de StemWijzer voor de Provinciale Statenverkiezingen 2015, voor zover deze zien op de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg, alsmede een print van de Groene Kieswijzer, telkens voor zover in deze uitingen het antwoord van de PvdA bij bepaalde stellingen in verband met de jacht wordt weergegeven. Het betreft de volgende toelichtingen van de StemWijzer:

StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Noord-Holland, stelling ‘De provincie moet alle vormen van jacht op wilde dieren verbieden’: “PvdA – Eens
De PvdA is voor een zorgvuldig natuurbeheer. Plezierjacht op wilde dieren hoort daar niet bij.”
StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Zuid-Holland, stelling ‘De plezierjacht moet mogelijk zijn in Zuid-Holland’: “PvdA – Oneens
De PvdA is tegen het doden van dieren voor het plezier.”
StemWijzer Provinciale Statenverkiezingen 2015 Limburg, stelling ‘Limburg moet de jacht op wilde dieren verbieden.’: PvdA – Eens
De PvdA vindt dat respect voor dieren hoort in een fatsoenlijke samenleving. De PvdA vindt daarom dat plezierjacht op dieren verboden moet worden.”

Bij de Groene Kieswijzer gaat het om de volgende tekst bij het antwoord “eens” van de PvdA ten aanzien van de stelling ‘De plezierjacht op dieren moet in Nederland worden verboden’: “De PvdA vindt dat de plezierjacht moet worden verboden. Enkel wanneer dieren moeten worden afgeschoten voor het behoud van het ecologisch evenwicht is het afschieten van dieren, als laatste redmiddel een optie.”

2. De Commissie heeft geoordeeld dat de StemWijzer en de Groene Kieswijzer ieder voor zich bepalen of en zo ja op welke wijze een zienswijze van een politieke partij zichtbaar wordt gemaakt en van invloed is op de uitkomst van een StemWijzer. Om die reden heeft de Commissie zich niet bevoegd geacht over de uitingen sub III te oordelen. Dier&Recht bestrijdt dit oordeel van de Commissie en stelt dat de PvdA de inhoud van de StemWijzers en Groene Kieswijzer kon beïnvloeden. Dier&Recht heeft deze stelling onderbouwd door een e-mail d.d. 13 oktober 2015 van ProDemos over te leggen, de beheerder van de StemWijzer. Uit deze e-mail blijkt dat politieke partijen zelf de toelichtingen op standpunten bij een stelling verwoorden, zoals die in de StemWijzer wordt weergegeven. Dit is ook in overeenstemming met de werkwijze zoals die op de website van ProDemos wordt toegelicht, hetgeen eveneens blijkt uit de door Dier&Recht overgelegde stukken.

3. Het oordeel van de Commissie dat de StemWijzers ieder voor zich bepalen of en zo ja op welke wijze een zienswijze van een politieke partij zichtbaar wordt gemaakt en van invloed is op de uitkomst van een StemWijzer, sluit niet uit dat de Commissie zich bewust is geweest van het feit dat de PvdA teksten over de jacht heeft aangeleverd die (vrijwel) ongewijzigd als toelichting bij de stellingen over deze kwestie werden getoond. Indien de Commissie dit wist, kon zij echter niet met hiervoor weergegeven oordeel volstaan en had zij nader dienen te onderzoeken of in het kader van de StemWijzer en de Groene Kieswijzer sprake is geweest van aanprijzing van denkbeelden ten behoeve van de PvdA. Ook denkbeelden kunnen immers door een derde ten behoeve van een adverteerder worden aangeprezen. Dat de StemWijzer en de Groene Kieswijzer gerechtigd zijn bepaalde selecties toe te passen, heeft blijkbaar niet ertoe geleid dat de door de PvdA aangeleverde teksten niet werden getoond of wezenlijk zijn gewijzigd.

4. Uit het feit dat de PvdA teksten heeft aangeleverd die vervolgens in de StemWijzers en in de Groene Kieswijzer zijn opgenomen, volgt dat zij in staat is geweest de mededelingen die daarin namens haar worden gedaan in belangrijke mate te beïnvloeden. Niet kan worden gezegd echter dat de StemWijzers en de Groene Kieswijzer reeds daarom aanprijzingen van denkbeelden van de PvdA over de jacht bevatten. In het kader van de StemWijzer en de Groene Kieswijzer dienen de door de PvdA aangeleverde teksten te worden aangemerkt als een weergave van het standpunt van de PvdA. Dit dient te worden onderscheiden van het aanprijzen van een denkbeeld. Van het aanprijzen van een denkbeeld is geen sprake, nu de door de PvdA aangeleverde teksten zijn beperkt tot een zakelijke weergave van het standpunt van de PvdA over de jacht, toegespitst op een stelling van de StemWijzer of Groene Kieswijzer over dit onderwerp. Deze teksten kunnen om die reden en in dat specifieke kader niet als reclame in de zin van artikel 1 NRC worden aangemerkt.

5. De grieven kunnen blijkens het voorgaande niet tot het oordeel leiden dat de door de StemWijzer en de Kieswijzer gepubliceerde teksten van de PvdA als reclame in de zin van artikel 1 NRC dienen te worden aangemerkt. Het College onderschrijft dus het oordeel van de Commissie, evenwel met enige wijziging van gronden.

In het incidenteel appel ten aanzien van uiting IV (webpagina)
6. De grieven in het incidenteel appel komen, kort samengevat, neer op de stelling dat de Commissie niet bevoegd was te oordelen over de bestreden webpagina, omdat deze volgens PvdA geen reclame-uiting betreft. Indien deze stelling juist is, komt het College niet toe aan de vraag of de Commissie op inhoudelijk juiste gronden de klacht tegen de website heeft afgewezen, zoals in het principaal appel aan de orde is. Om die reden zal het College in de eerste plaats de incidentele grieven beoordelen en, afhankelijk van de uitkomst daarvan, eventueel het principaal appel ten aanzien van uiting IV.

7. Deze uiting betreft een webpagina die men, naar niet in geschil is, ziet nadat men op de homepage van de website van de PvdA op de link ‘standpunten’ klikt en, op de pagina die vervolgens opent, klikt op de link ‘Jacht”. In uiting IV staat, voor zover hier relevant, de volgende tekst waartegen Dier&Recht in het bijzonder bezwaar maakt: “De PvdA is geen voorstander van jacht. Tenzij het de enig overgebleven oplossing is om bijvoorbeeld problemen van overlast op te lossen. Maar ook dan alleen onder strikte voorwaarden. Eerst moeten alle andere maatregelen uit de kast zijn gehaald om die overlast door dieren tegen te gaan en schade te bestrijden. Door te zorgen voor minder voedselaanbod, ruimere natuurgebieden en in te zetten op alternatieve methoden is al veel te winnen.”

8. Voor het element aanprijzing speelt blijkens de toelichting bij artikel 1 NRC de totale uiting een rol. Dit betekent dat bij de beoordeling of sprake is van een aanprijzing een bepaalde webpagina niet kan worden geabstraheerd van de verdere inhoud van de website, maar dient te worden bezien in het kader van het grotere geheel, derhalve in dit geval inclusief de homepage. Deze homepage bevat de oproep om lid te worden van de PvdA in het kader van de gedachten “samen bereiken we veel meer dan ieder voor zich” respectievelijk “Iedere bijdrage telt!”, “De strijd gaat door” en de oproep zich samen met de PvdA in te zetten voor “een eerlijke verdeling van arbeid en zorg” en “Voor een zeker en goed contract.” Daarbij wordt ook melding gemaakt van het feit dat de PvdA zendtijd ter beschikking heeft gesteld aan een collectief van kunstenaars. De homepage heeft naar het oordeel van het College aldus onmiskenbaar een wervend karakter voor de PvdA in het algemeen en van het lidmaatschap van die partij in het bijzonder, alsmede van het denkbeeld deze partij te steunen voor een eerlijke verdeling van arbeid en zorg, respectievelijk voor een zeker en goed contract, voor en goed jeugdloon, en voor zendtijd voor kunstenaars. De homepage dient om die reden als reclame te worden aangemerkt. Dit oordeel brengt mee dat uiting IV dient te worden beschouwd als onderdeel van een reclame-uiting van de PvdA. Het feit dat uiting IV zelf geen aanprijzing van een denkbeeld bevat maar is beperkt tot een zakelijke weergave van de politieke visie van de PvdA over de jacht, doet daaraan niet af. Uiting IV kan immers niet los worden gezien van de verdere inhoud van de website, inclusief de aanprijzingen op de homepage. Het College onderschrijft om die reden het oordeel van de Commissie dat uiting sub IV een reclame-uiting is. De grieven in het incidentele appel falen derhalve.

In het principaal appel ten aanzien van uiting IV
9. Zoals reeds onder 8 is vermeld, is in uiting IV geen sprake is van een afzonderlijke aanprijzing van een denkbeeld over de jacht, maar van een tekst die dient te worden gezien als onderdeel van een algemene reclame-uiting voor de PvdA. In uiting IV wordt de visie van de PvdA over de jacht zakelijk samengevat in het kader van alle “standpunten” die op haar website staan vermeld. Hierbij wordt niet verwezen naar eerdere standpunten van de PvdA of naar reeds bereikte doelen.

10. Het feit dat bedoelde tekst over de jacht onderdeel is van een algemene reclame-uiting van de PvdA en om die reden valt onder de definitie van reclame in de zin van artikel 1 NRC, brengt mee dat deze tekst in beginsel aan de Nederlandse Reclame Code kan worden getoetst. Bij de beoordeling van politieke uitingen dient echter de nodige terughoudendheid te worden betracht (vgl. EHRM 13 juli 2012, NJ 2014, 39). Dit volgt uit het grondrecht van de vrijheid van meningsuiting zoals onder meer verwoord in artikel 10 lid 1 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM). Dit grondrecht brengt mee dat politieke partijen aan de kiezer duidelijk moeten kunnen maken waar zij voor staan en welke doelen zij nastreven. Het College oordeelt dat het binnen de strikte kaders van artikel 10 lid 2 EVRM weliswaar niet is uitgesloten dat beperkingen worden gesteld aan de vrijheid van meningsuiting, maar dit kan niet tot gevolg hebben dat een politieke partij niet meer in staat is haar inhoudelijke visie over een onderwerp aan de kiezer duidelijk te maken. De PvdA dient derhalve in staat te zijn haar visie over de jacht en andere onderwerpen op de eigen website te vermelden, ongeacht de vraag in hoeverre zij in het kader van politieke processen in staat is geweest deze standpunten in beleid en in wetgeving te doen regelen. Een andersluidend oordeel zou het in feite voor de PvdA vrijwel onmogelijk maken standpunten op de eigen website te noemen, reeds omdat, zoals de Commissie terecht heeft geoordeeld, in het huidige Nederlandse politieke bestel niet één enkele partij het beleid zelfstandig kan bepalen. In plaats daarvan dienen in het kader van het politieke proces compromissen te worden gesloten die kunnen meebrengen dat afbreuk dient te worden gedaan aan eigen standpunten. Indien, zoals Dier&Recht stelt maar de PvdA betwist, de PvdA in het kader van het wetgevingsproces zou zijn afgeweken van het standpunt over de jacht zoals dat op haar website staat, brengt dat daarom niet mee dat de uiting om die reden in strijd met de Nederlandse Reclame Code is. Dit oordeel impliceert dat de Commissie terecht de inleidende klacht heeft afgewezen.

11. Ook de grieven in het principaal appel met betrekking tot uiting IV treffen geen doel. Om die reden wordt beslist als volgt.

Het College bekrachtigt de beslissing van de Commissie, zowel in het principaal als in het incidenteel appel, met enige wijziging van gronden. De klacht wordt afgewezen.

RB 2598

Zelfzorgproducten Tegenpijn.nl door presentatie aan te merken als geneesmiddelen

RCC 26 november 2015, RB 2598; Dossiernr: 2015/00999 (Tegenpijn.nl)
Aanbeveling. Gezondheid. Misleiding. Uiting: Het betreft een uiting op www.tegenpijn.nl. Daarin staat onder de aanhef:
“Tegenpijn.nl
Zelfzorgproducten voor spieren, huid en haar!” onder meer: “TEGENPIJN.NL. Uw webshop voor Zelfzorgproducten.

Tegenpijn.nl is een webwinkel gespecialiseerd in natuurlijke (zelfzorg) gezondheidsproducten uit Indonesië, Thailand, Finland. Denk aan vastzittende spieren, van nek of rug, (sport)blessures. Veel producten zijn op natuurlijke basis, zodat deze ook bij kinderen kunnen worden gebruikt.

Ons assortiment wordt regelmatig aangevuld met nieuwe producten.
* Zoekt u een product? Voer bij Zoeken het merk in en klik op Zoeken, u krijgt dan alle producten van dit merk onder elkaar.
* Voer bij zoeken bijv. migraine in, u ziet dan vervolgens alle producten op rij”.

Klacht: Klager maakt bezwaar tegen de urlnaam van Tegenpijn.nl, namelijk www.tegenpijn.nl.
Op www.tegenpijn.nl verkoopt Tegenpijn.nl voornamelijk gezondheidsproducten. Klager acht de naam www.tegenpijn.nl in strijd met artikel 84 van de Geneesmiddelenwet. Verder acht klager de uiting misleidend ten aanzien van de aard en de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a respectievelijk b van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Klager licht zijn bezwaar als volgt toe. De naam van de website www.tegenpijn.nl. is reclame. Deze naam heeft immers als doel de verkoop van de producten op de betreffende site te bevorderen. Bovendien moet de naam worden beschouwd als een mededeling, gericht tot de potentiële consument, waarmee aan deze kenbaar wordt gemaakt dat hij onder die naam een website betreffende deze producten zal vinden.

De naam www.tegenpijn.nl is een medische claim. Voor gezondheidsproducten mogen geen medische claims worden gebruikt. Door onder een url www.tegenpijn.nl producten aan te bieden “die niet tegen pijn zijn”, handelt Tegenpijn.nl in strijd met artikel 84 van de Geneesmiddelenwet. Op grond van deze bepaling is reclame voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend verboden.

Verder zal de consument bij een url www.tegenpijn.nl denken dat hij producten tegen pijn zal aantreffen. Dit is misleidend.

Commissie:

De Commissie stelt voorop dat zij niet bevoegd is om te oordelen over de urlnaam www.tegenpijn.nl op zichzelf. Over deze naam, die op zichzelf genomen nog geen aanprijzing van een goed, dienst of denkbeeld is, kan zij zich uitsluitend uitlaten voor zover die wordt gebruikt in een reclame-uiting. Klager heeft bij de klacht een afdruk van één pagina van de website www.tegenpijn.nl overgelegd. Deze webpagina houdt een openbare aanprijzing in van de producten van de webshop Tegenpijn.nl en is om die reden reclame als bedoeld in artikel 1 NRC.

In deze reclame-uiting staat onder de aanhef:

“Tegenpijn.nl

 Zelfzorgproducten voor spieren,

 huid en haar!” onder meer:
“TEGENPIJN.NL. Uw webshop voor Zelfzorgproducten.

Tegenpijn.nl is een webwinkel gespecialiseerd in natuurlijke (zelfzorg) gezondheidsproducten uit Indonesië, Thailand, Finland. Denk aan vastzittende spieren, van nek of rug, (sport)blessures. Veel producten zijn op natuurlijke basis, zodat deze ook bij kinderen kunnen worden gebruikt.

Ons assortiment wordt regelmatig aangevuld met nieuwe producten.

* Zoekt u een product? Voer bij Zoeken het merk in en klik op Zoeken, u krijgt dan alle producten van dit merk onder elkaar.
* Voer bij zoeken bijv. migraine in, u ziet dan vervolgens alle producten op rij”.

Uit bovenstaande informatie zal de consument opmaken dat via de website www.tegenpijn.nl zelfzorgproducten voor in elk geval spieren, huid en haar worden aangeboden. Door de vermelding www.tegenpijn.nl in de bestreden uiting worden deze zelfzorgproducten gepresenteerd als geschikt voor het genezen of voorkomen van pijn bij de mens als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b 1 van de Geneesmiddelenwet en om die reden is er sprake van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b 1 Geneesmiddelenwet. Adverteerder heeft niet weersproken dat voor de op de site aangeboden producten geen handelsvergunning in de zin van artikel 84 Geneesmiddelenwet is verleend. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 84 Geneesmiddelenwet en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC.

Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat bij elk zelfzorgproduct op de productpagina staat dat het een zelfzorgproduct betreft en geen geneesmiddel. Verder heeft adverteerder meegedeeld dat via een link wordt gewezen op een pagina waarop onderscheid wordt gemaakt tussen zelfzorgproducten en geneesmiddelen. Dit verweer kan niet slagen en maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Zoals klager ook bij repliek heeft meegedeeld, kunnen geneesmiddelen ook zelfzorgmiddelen zijn, zoals bijvoorbeeld paracetamol. 

Nu de uiting reeds om bovengenoemde reden in strijd is met de NRC, komt de Commissie niet toe aan beoordeling van de vraag of de uiting misleidend is.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.