RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

RB 2459

Kortewachttijdgarantie Jumbo wordt niet omzeild

RCC 24 juni 2015, RB 2459; dossiernr. 2015/00604 2015/00604/A 2015/00604/B (Kortewachttijdgarantie Jumbo)
Afwijzing. Detailhandel. Misleiding. De uiting: Het betreft de televisiecommercial van Jumbo over de ‘vierde wachtende in de rij’. In het begin van de commercial is te zien dat een jongetje en een meisje winkeltje spelen. Terwijl het meisje achter de kassa zit, staat het jongetje in de rij voor de kassa te wachten en zegt dan: “Hé, ik ben de vierde wachtende in de rij en er zit niemand aan die kassa, ik krijg de boodschappen gratis!” Het meisje rent hierop huilend naar haar moeder. De moeder van het jongetje zegt tegen hem: “Wat voor ons gewoon is, is niet voor iedereen gewoon.”
Vervolgens zegt een voice-over, terwijl te zien is dat het jongetje en het meisje met hun moeders boodschappen doen in een Jumbo-winkel: “Bij Jumbo vinden we dit heel gewoon. Want vlot winkelen is één van onze zeven zekerheden. Als u de vierde wachtende in de rij bent en er is nog een kassa onbemand…” welke zin aangevuld wordt door een winkelmedewerkster, die tegen een vierde wachtende in de rij voor een kassa zegt: “…dan zijn de boodschappen gratis.” In beeld verschijnt onder meer de mededeling: “Kijk voor de spelregels op jumbo.com”.

De klacht: De televisiereclame over gratis boodschappen klopt niet. Toen klager in een Jumbo-winkel in Groningen de vierde in de rij was en dit meldde toen hij aan de beurt was, werd door de bedrijfsleider meegedeeld dat klager naar de servicebalie kon gaan waar geen rij stond.  In de winkel wordt echter niet door middel van borden op deze mogelijkheid gewezen. Omdat Jumbo “altijd een oplossing [heeft] die nergens op de borden staat” vindt klager de commercial misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de televisiecommercial misleidend acht omdat volgens hem Jumbo in de praktijk de kortewachttijdgarantie die in de commercial wordt aangeprezen probeert te omzeilen. Klager baseert zijn klacht op een ervaring in een Jumbo-winkel waar zijn beroep op de kortewachttijdgarantie met een verwijzing naar de servicebalie, waar geen rij stond, werd afgewezen.
Deze klacht kan niet slagen. In de televisiecommercial wordt de kortewachttijdgarantie van Jumbo aangeprezen. Uit de ‘Spelregels Vlot winkelen – Hoe werkt de kortewachttijdgarantie’ op adverteerders website jumbo.com, waarnaar in de commercial wordt verwezen, blijkt dat de servicebalie, indien die in dezelfde lijn ligt als de gewone kassa’s, in het kader van de kortewachttijdgarantie als kassa meetelt. Hoewel de consument in de door klager bezochte winkel, kennelijk tegen de instructies van Jumbo in, niet uitdrukkelijk op deze regel gewezen wordt, betekent dit niet dat Jumbo in de praktijk de kortewachttijdgarantie probeert te ‘omzeilen’. Mede gelet op de in het verweer vermelde aantallen transacties die Jumbo op basis van de kortewachttijdgarantie gratis heeft verstrekt, acht de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat het geen beleid is de kortewachttijdgarantie beperkter uit te voeren dan in de televisiecommercial wordt voorgesteld en op adverteerders website wordt toegelicht.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2458

Straling slimme meter niet ongevaarlijk

RCC 15 juli 2015, RB 2458; dossiernr. 2015/00633 (Slimme meter)
Aanbeveling. Misleiding. Digitale marketing communicatie.  De uiting: Het betreft de volgende mededeling met betrekking tot de slimme meter op de website enexis.nl, in het onderdeel ‘Veelgestelde vragen’: “Heb ik last van straling als ik in de buurt kom van mijn slimme meter?”, “Nee, u zult geen last hebben van de straling van uw slimme meter. De straling van de slimme meter is vergelijkbaar met de straling van een mobiele telefoon. Deze blijft ruim binnen de geldende richtlijnen en vormt geen gevaar voor uw gezondheid. Bij elektrische apparaten is altijd sprake van enige mate van straling.”

De klacht: De door Enexis gemaakte vergelijking van de straling van een slimme meter met die van een mobiele telefoon gaat niet op, aldus klager. De gepulste microgolfstraling in de slimme meter is wel degelijk een gevaar voor de volksgezondheid. Klager meent dat Enexis de klant hierover duidelijk moet informeren, ook omdat er mensen zijn die zeer gevoelig zijn voor deze straling. Elektromagnetische gevoeligheid is een wetenschappelijk feit. Klager wijst in dit verband op een uitspraak van Prof. Victor Moshchalkov van het Departement Natuurkunde en Astronomie aan de KU Leuven. Klager meent dat Enexis juiste informatie moet verstrekken. De verouderde richtlijnen gelden voor GSM, maar niet voor de 24/7 gepulste microgolfstraling van een slimme meter.

Het oordeel van de Commissie: 1) In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de bestreden uiting reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC) betreft, nu dit door Enexis wordt betwist.
Ingevolge artikel 1 NRC wordt onder reclame verstaan: “Iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden.” De bestreden uiting is opgenomen in de rubriek “veelgestelde vragen” met betrekking tot de slimme meter op de website van Enexis. Deze website heeft een aanprijzend karakter voor de door Enexis geleverde diensten en producten en dient als zodanig als reclame te worden aangemerkt. Reeds daarom moet ook de bestreden uiting die van de website deel uitmaakt als reclame in de zin van artikel 1 NRC worden beschouwd en geldt Enexis als adverteerder.
2) De Commissie begrijpt de klacht aldus dat volgens klager in de uiting onjuiste informatie wordt verstrekt over de last die kan worden ondervonden van de straling van de slimme meter. Naar het oordeel van de Commissie heeft Enexis, onder verwijzing naar de conclusie van het testrapport van TÜV Rheinland van 13 november 2012, voldoende aannemelijk gemaakt dat de berekende en gemeten blootstellingsniveaus van de meest toegepaste slimme meters binnen de gestelde normen vallen en om die reden volgens de huidige regelgeving geen gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Deze conclusie rechtvaardigt echter niet de absolute mededeling “u zult geen last hebben van de straling van uw slimme meter”. Dat de straling binnen de gestelde normen valt, hoeft immers niet te betekenen dan men in het geheel geen last zal (kunnen) hebben van de straling.
3) Gelet op het voorgaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit te nemen over een transactie – het al dan niet laten plaatsen van de slimme meter, waartoe hij niet verplicht is – dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2457

Advertentie "duurzaamste kantoorgebouw van de wereld" toegestaan

RCC 15 juli 2015, RB 2457; 2015/00503/I ((Duurzaamste kantoorgebouw van de wereld)
Afwijzing. Vastgoed. Bijzondere reclamecode. De uiting: Het betreft een advertentie met - naast de afbeelding van het gebouw genaamd ‘The Edge’ - de tekst: “Groen licht voor het duurzaamste kantoorgebouw van de wereld”. In de advertentie staat voorts onder meer: “Bekijk het verhaal op abnamro.com/ovg” en “The Edge in Amsterdam is uitgeroepen tot het meest duurzame kantoorgebouw van de wereld volgens de BREEAM-rating. OVG Real Estate paste hierin de nieuwste technologieën toe. En heeft nu internationale erkenning gekregen. Wij zijn trots om als financier te hebben bijgedragen aan de nieuwe benchmark voor gebouwen wereldwijd.”

De klacht: Klager stelt dat de bewering “duurzaamste kantoorgebouw van de wereld” blijkbaar is gegrond op de BREEAM-methode, maar dat deze methode niet voor elk nieuw kantoorpand wordt gebruikt en verschillende landen bovendien hun eigen maat kennen. Alleen al hierom is een internationale vergelijking onmogelijk en daarmee ook de gebruikte bewering. Klager betwist tevens dat de BREEAM-methode een goede duurzaamheidsmaat is nu BREAAM-NL de mobiliteitsomvang negeert, terwijl dit wel zorgt voor milieubelasting en het bewuste kantoorpand te openen ramen kent waarbij verwarming en verkoeling wordt ontregeld. En onduidelijk is volgens klager of en zo ja in welke mate BREEAM-NL meeneemt dat snelle liften in het kantoorpand meer energie vergen dat tragere liften, de noordgevel vrijwel geheel van glas is waardoor de warmte of koelte minder goed wordt tegengehouden en deze overmaat aan glas het pand juist minder energiezuinig maakt.

Het oordeel van de Commissie: 1) De Commissie is van oordeel dat de bestreden mededeling “duurzaamste kantoorgebouw van de wereld” dient te worden aangemerkt als milieuclaim in de zin van artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC), waaronder  blijkens dit artikel moeten worden verstaan: alle reclame-uitingen waarin im- of expliciet wordt gerefereerd aan milieuaspecten.
2) Krachtens artikel 3 MRC dienen milieuclaims aantoonbaar juist te zijn en worden er, naarmate milieuclaims absoluter zijn geformuleerd, zwaardere eisen gesteld aan het door de adverteerder aan te leveren bewijsmateriaal. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument het begrip “duurzaamste”, zoals dit in de bestreden uiting wordt gebruikt voor het betreffende kantoorgebouw in combinatie met “van de wereld”, begrijpen als een absolute claim en aldus opvatten dat sprake is van een internationale erkenning waarbij kantoorgebouwen over de hele wereld zijn getest op duurzaamheid en waarbij het onderhavige kantoorgebouw als duurzaamste ter wereld is verkozen. De juistheid van deze absolute milieuclaim is door klager gemotiveerd bestreden en dient door adverteerders te worden aangetoond.
3) De Commissie stelt voorop dat de claim “duurzaamste kantoorgebouw van de wereld” in de uiting met zoveel woorden is beperkt tot de waardering volgens  de BREEAM-rating. Het certificaat betreffende de toekenning van een waarderingsscore volgens BREEAM van 98,36% aan het in de uiting genoemde gebouw The Edge is  na de tussenbeslissing door adverteerders overgelegd en zij hebben de BREEAM-methodiek voor de vaststelling van de duurzaamheid van (kantoor)gebouwen inhoudelijk toegelicht. Klager trekt de betekenis van deze BREEAM-rating in twijfel, zowel wat het internationaal belang van deze methodiek betreft, als wat de deugdelijkheid van de in die methodiek toegepaste criteria ter beoordeling van de duurzaamheid van gebouwen. Adverteerders hebben gemotiveerd uiteengezet dat BREEAM de oudste en momenteel meest gebruikte certificeringsmethodiek ter wereld is voor het vaststellen, beoordelen en certificeren van de duurzaamheid van (kantoor)gebouwen. De Commissie begrijpt dat er verschillende methodes zijn om de duurzaamheid van een kantoorgebouw te beoordelen en dat een andere veelgebruikte methodiek die ook door klager is aangehaald, het van oorsprong Amerikaanse LEED is. In aantallen blijkt BREEAM echter wereldwijd aanzienlijk meer te worden toegepast  en adverteerder heeft toegelicht dat onder meer voor BREEAM is gekozen omdat het gebied waar het gebouw is geplaatst wordt meegenomen in de beoordeling en sprake is van de meest uitgebreide berekenmethode. De Commissie acht het, mede gelet op de overgelegde documentatie en achtergrondinformatie, voldoende aannemelijk dat BREEAM een wereldwijd geaccepteerde en representatieve rating is waarop adverteerders zich heeft kunnen baseren in de onderhavige uiting. Daaraan doet niet af dat discussie over de in de BREEAM methodiek gehanteerde criteria mogelijk is.
4) De Commissie is van oordeel dat gelet op de overgelegde documentatie, het certificaat en de BREEAM-scores in vergelijking met andere kantoorgebouwen in voldoende mate is aangetoond dat adverteerders op het moment van publicatie van de uiting de claim kunnen voeren dat het betreffende kantoorgebouw volgens de BREEAM -rating tot het meest duurzame kantoorgebouw van de wereld is uitgeroepen.
5) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De eindbeslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 2454

Dacia Duster misleidende 50/50 deal leeftijdsdiscriminatie

RCC 15 juli 2015, RB 2454; dossiernr. 2015/00647 ((50/50 deal Dacia Duster)
Aanbeveling. Misleidende ontbrekende informatie. De uiting: Het betreft de huis-aan-huis folder “10 jaar Dacia 10 dagen feest”, waarin onder andere een Dacia Duster wordt aangeboden met de “50/50-deal”. De klacht: Klagers hebben naar aanleiding van de folder de showroom van Dacia Tiel bezocht, waarbij hun interesse uitging naar een Dacia Duster. Na een uitgebreide voorlichting en een proefrit hebben klagers tot de aankoop van een Dacia Duster besloten. Gekozen is voor de luxe Prestige uitvoering, omdat in de folder de mogelijkheid werd genoemd om te kopen met de 50/50-deal met een renteloze looptijd van 3 jaar. De volgende dag werd klagers door RCI Financial Services meegedeeld dat de financiering geen doorgang kan vinden omdat zij ouder zijn dan 75 jaar. De 50/50-deal zou voor klagers alleen mogelijk zijn indien iemand financieel borg wil staan voor hen. In de folder wordt bij de 50/50-deal echter geen leeftijdsbeperking genoemd.

Het oordeel van de Commissie:
1) De Commissie begrijpt dat de in de folder aangeboden 50/50-deal inhoudt – kort gezegd – dat een consument bij aanschaf van een nieuwe Dacia personenauto 50% van het totale aanschafbedrag betaalt en het resterende deel van dat bedrag maandelijks gedurende een periode van 3 jaar betaalt tegen 0% rente. Als onweersproken is komen vast te staan dat de leeftijdsgrens van 75 jaar als beperkende voorwaarde voor de 50/50-deal geldt. Naar het oordeel van de Commissie hoeft de gemiddelde consument niet zonder meer bedacht te zijn op deze leeftijdsbeperking. Dat ligt anders bij de door Dacia Nederland genoemde beperkende omstandigheid van BKR-registratie, nu bij een financieringsaanbod als het onderhavige, toetsing bij het BKR ter controle van de kredietwaardigheid van de betreffende consument voor de hand ligt. Van iemand die een BKR registratie heeft, mag verwacht worden dat hij daarmee bekend is.

2) De Commissie acht de voor de 50/50-deal gehanteerde leeftijdsgrens een belangrijke beperking van het aanbod waarop de gemiddelde consument, zoals hiervoor is overwogen, niet zonder meer bedacht zal zijn en waarop hij daarom reeds in de folder attent gemaakt moet worden.
Hiertoe kan niet worden volstaan met de algemene opmerking in de disclaimer dat de consument zelf moet informeren naar de voor zijn persoonlijke situatie geldende details. Gelet op het voorgaande is in de bestreden folder sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Het feit dat klagers bij de aankoop van de auto door hun zoon zijn te woord gestaan, maakt het voorgaande niet anders.

3) Niet is weersproken dat Dacia Nederland verantwoordelijk is voor de inhoud van de folder, en daardoor voor een overtreding van de NRC. De Commissie is echter van oordeel dat ook Dacia Tiel hiervoor verantwoordelijk moet worden gehouden. Door de vermelding van de naam, adresgegevens en openingstijden van dit bedrijf moet Dacia Tiel mede als afzender van de folder wordt aangemerkt en daarmee als mede verantwoordelijk voor de misleidende inhoud daarvan.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt beide verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2453

Gratis shotje aanbieden aan particulieren verboden

Vz. RCC 23 juni 2015, RB 2453; dossiernr. 2015/00646 (gratis shotje)
VT zonder aanbeveling. Voeding en drank. Reclame. De uiting:  “Vanavond gaan we gewoon gestaag door met feestennnn!!! En tussen 22:30 en 00:00 bij elke bestelling binnen een gratis shotje!!”. De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat het gratis weggeven van alcoholhoudende drank, zoals in de uiting staat, verboden is. Ook in eerdere uitingen heeft adverteerder reclame gemaakt met gratis alcoholhoudende drank.

Het oordeel:
1)  Niet in geschil is dat met het “gratis shotje” waarvan in de uiting melding wordt gemaakt een alcoholhoudende consumptie wordt bedoeld. Deze wordt verstrekt door adverteerder die blijkens haar Facebook pagina een “Bar – Café” is. Aldus doet zich een situatie voor die in strijd is met artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014. Er is immers sprake van reclame waarbij alcoholhoudende drank door een lid van de branche gratis aan particulieren wordt aangeboden, hetgeen niet is toegestaan.
2) De voorzitter neemt nota van de excuses die adverteerder aanbiedt en haar toezegging ervoor te zullen zorgen "dat het niet meer gebeurt”. Om die reden gaat de voorzitter ervan uit dat sprake is van een eenmalige fout en zal hij gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter:
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 20 lid 1 RvA 2014.

RB 2452

Onduidelijke claim over 1 ton CO2

RCC 16 juli 2015, RB 2452; dossiernr. 2015/00659 (Groener vliegen)
Aanbeveling (gedeeltelijk). MIlieu. De uiting:“Groener vliegen past binnen een verantwoord reisbeleid. Het vermindert reiskosten en CO2. Met TravelScan, TravelCoach en GreenSeat van Climate Neutral Group kunt u tot wel 25% besparen. Deze diensten geven u inzicht en praktische suggesties voor het vermijden, verminderen en vergroenen van uw zakelijke vluchten".“U vliegt al klimaatneutraal binnen Europa voor de prijs van een kop koffie. 100% Klimaatneutraal vliegen?"

De klacht: 

a. In de advertentie staat: “Groener vliegen = ook lagere reiskosten”. Het is onbegrijpelijk hoe dit mogelijk is zonder de gevlogen afstanden te bekorten.

b. Onder de kop “100% Klimaatneutraal vliegen?” staat:
“Compensatie is de enige manier om uw CO2-uitstoot volledig te beperken” en verderop staat: “1 ton CO2 hier geproduceerd = 1 ton CO2 daar gereduceerd” . Voor klimaatneutraal vliegen kan echter niet worden volstaan met het verminderen van dezelfde hoeveelheid CO2. Volgens de IPPC-rapporten kent de CO2-uitstoot bij vluchten 2 tot 3 keer meer klimaatgevolgen. De website www.climateneutralgroup.com” verwijst ook naar het IPPC (“het door het UN aangewezen instituut dat klimaatverandering wetenschappelijk onderzoekt”). Er is derhalve geen sprake van klimaatneutrale reductie. Ook de vorming van roet en condensstrepen dient bij de compensatie te worden betrokken.

c. Op de site staat: “Wanneer u rechtstreeks via Climate Neutral Group klimaatneutraal vliegt, levert u per kwartaal of per jaar een lijst aan met uw vluchtdata”. “Neutraal” wordt echter niet bereikt door compensatie achteraf, soms na een jaar. Het tijdelijk hogere CO2-gehalte wordt genegeerd.

d.Op de site staat: “U vliegt al klimaatneutraal binnen Europa voor de prijs van een kop koffie”. Klager vindt het misleidend om de huidige, lage CO2-prijs als maatstaf te nemen.

Het oordeel van de Commissie: Ad a. De Commissie begrijpt dat adverteerder bedrijven adviseert over -zoals in het verweer gesteld- “een groener reisbeleid, dat in de meeste gevallen leidt tot lagere reiskosten”, bijvoorbeeld omdat Business class wordt vervangen door Economy class, maar ook omdat videoconferences worden gehouden of treinreizen worden gemaakt, in plaats van dat men vliegt. Ter zitting is namens adverteerder meegedeeld dat uit communicatief oogpunt beter zou kunnen worden gesproken over “Groener reizen” dan over “Groener vliegen”.

Nu adverteerder onder “groener vliegen” ook verstaat dat men niet vliegt om kosten te besparen is de juistheid van de mededeling “Groener vliegen = ook lagere reiskosten” niet aannemelijk geworden. In zoverre gaat de advertentie gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad b.

Op de site staat onder de kop “100% Klimaatneutraal vliegen?”:

“Compensatie is de enige manier om uw CO2-uitstoot volledig te beperken” en verderop staat: “1 ton CO2 hier geproduceerd = 1 ton CO2 daar gereduceerd”. In dit onderdeel van de website is niet vermeld dat de mededeling “1 ton CO2 hier geproduceerd” niet alleen ziet op het broeikasgas CO2,   maar ook op andere broeikasgassen, zoals methaan en stikstofoxide en op de vorming van roet en condensstrepen, die volgens het verweer alle worden betrokken in de berekening. Elders op de website staat wel:

“Op deze GreenSeat vlieg je klimaatneutraal, wat betekent dat alle broeikasgassen, roet en condensstrepen worden meegenomen in de berekening”,

maar deze mededeling geeft onvoldoende duidelijkheid over wat wordt bedoeld met “1 ton CO2 hier geproduceerd”.

Gelet op bovenbedoelde onduidelijkheid acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Aangezien de bestreden uiting moet worden aangemerkt als een milieuclaim in de zin van de Milieu Reclame Code (MRC), acht de Commissie de uiting tevens in strijd met artikel 2 MRC. Deze bepaling houdt -voor zover hier van belang- in dat milieuclaims geen mededelingen of suggesties mogen bevatten waardoor de consument kan worden misleid over milieuaspecten van de aangeprezen producten.

Ad c.

Adverteerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van compensatie vooraf, en wel als volgt. Als een bedrijf zelf zijn vluchten boekt, wordt er op basis van de vluchtdata die het bedrijf aan adverteerder aanlevert per kwartaal of jaar, gecompenseerd. In dit geval wordt vooraf betaald en gecompenseerd, aldus adverteerder. Er wordt een inschatting gemaakt van de CO2-uitstoot en de kosten om dit te compenseren op basis van de vluchtdata van het jaar ervoor. Aan de hand van de werkelijk uitgevoerde vluchten vindt een nacalculatie plaats en wordt het verschil verrekend, overeenkomstig het principe van de energienota.

Derhalve acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad d.

De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid in twijfel te trekken van adverteerders mededeling dat de CO2-prijs op dit moment € 5,- per ton bedraagt en dat de CO2-prijs van een vlucht Londen-Parijs thans € 2,50 bedraagt, welk bedrag via adverteerder kan worden geïnvesteerd in een klimaatcompensatieproject. Derhalve acht de Commissie klagers bezwaar tegen de mededeling “U vliegt al klimaatneutraal binnen Europa voor de prijs van een kop koffie” ongegrond.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

Op grond van het oordeel onder Ad a respectievelijk Ad b acht de Commissie de advertentie in strijd met artikel 7 NRC en de uiting op de website in strijd met de artikelen 7 NRC en 2 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 2433

Kosten reparatie defecte producten niet altijd voor consument

CBb 8 juli 2015, RB 2433; ECLI:NL:CBB:2015:194 (BCC reparatie defecte producten)
Misleidende handelspraktijk. Bijkoopgaranties. Het College acht bewezen dat winkelketen BCC een bestendige praktijk had om bij consumenten de indruk te wekken dat na het verstrijken van de fabrieksgarantietermijn altijd kosten moeten worden betaald in verband met de reparatie van een defect product. Die informatie is niet in alle gevallen juist, aangezien uit de bepalingen in het BW omtrent de consumentenkoop voortvloeit dat de koper recht heeft op kosteloos herstel of vervanging ingeval van non-conformiteit van het product. Het sanctiebesluit [bezwaaradviescommissie ACM, besluit op bezwaar ACM, Rechtbank Rotterdam] is niet in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur. Boete €90.000 passend.

14.2. Het College is met ACM van oordeel dat de overtreding geheel aan [onderneming] te verwijten valt, nu van haar als professionele onderneming en gelet op de aard van de door haar verhandelde producten mag worden verwacht dat zij in voldoende mate kennis heeft van consumentenrecht, in het bijzonder de bepalingen over garantie en non-conformiteit, teneinde haar verplichting na te komen de consument niet onjuist en niet (potentieel) misleidend te informeren omtrent diens rechten. Het College is eveneens met ACM van oordeel dat de overtreding ernstig is, omdat, mede gelet op de duur ervan, een substantieel aantal consumenten op het verkeerde been is gezet over hun wettelijke rechten en zij daardoor nadelige gevolgen ondervonden of konden ondervinden. Voorts heeft ACM voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat [onderneming] per 1 november 2009 is gestopt met het verkopen van bijkoopgaranties, door het boetebedrag van € 100.000,- dat zij in beginsel voor overtreding van artikel 8.8 van de Whc in verbinding met artikel 6:193, eerste lid, onder g, van het BW passend acht, met 10% te matigen. Voorts valt niet in te zien dat ACM blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door als uitgangspunt te nemen dat de hoogte van de boete zodanig moet zijn dat deze de overtreder weerhoudt van nieuwe overtredingen (speciale preventie) en ook in algemene termen ten aanzien van andere potentiële overtreders een afschrikkende werking heeft (generale preventie).
Gelet op het voorgaande onderschrijft het College het oordeel van de rechtbank dat de hoogte van de boete ad € 90.000,- passend en geboden is.
15.    Het College komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat bestreden besluit 1 stand kan houden.
RB 2432

Website vormt een geheel en informeert voldoende over behandelmethode

RCC 2 juli 2015, RB 2432; dossiernr. 2015/00564 (KPRI) + uiting
Beslissing ingezonden door Jacqueline Schaap, Visser Schaap & Kreijger. Afwijzing. Behandelmethode nek-rugklachten. Adverteerder is aanbevolen niet meer reclame te maken voor de behandeling van rug- en nekklachten in strijd met artikel 7 NRC [dossier 2014/0039]. Volgens klaagster heeft adverteerder niet gereageerd en herhaalt klaagster haar klacht nu met betrekking tot adverteerders vernieuwde website. Volgens de website werkt de therapie met gebruik van zooltjes in schoenen door voor langere tijd, maar er zijn geen medische onderzoeken in PubMed te vinden over de verwijdering van de rug- en nekklachten door de Krullaards Perfect Reset plaat.

Het eerdere dossier had weliswaar betrekking op een uiting voor de Krullaards Perfect Reset, maar betrof een advertentie in een regionaal dagblad met een andere inhoud. Enkele pagina's van de bestreden website zijn overgelegd, maar de beoordeling dient plaats te vinden in de context van de gehele website, waarmee zij één geheel vormen. De gemiddelde consument wordt door de website voldoende geïnformeerd over de behandelig. Er wordt over een duurzame behandeling en idem resultaten gesproken, maar niet een garantie voor blijvende werkzaamheid gegarandeerd. De werkzaamheid van de behandeling is voldoende aannemelijk gemaakt door het aangevoerde empirische bewijs uit meet- en behandelgegevens van de fysiotherapeuten die de KPR-behandelingen uitvoeren.

RB 2428

Uiting Gentiaan Violet bevat medische claims

RCC 4 juni 2015, RB 2428; dossiernr. 2015/00278 (Gentiaan Violet)
Aanbeveling (Gedeeltelijk). Medische claims. Artikel 2 NRC en 4 CPG. Het betreft een uiting op www.borstvoeding.com. Daarin staat onder de aanhef:“Gentiaan Violet door Stefan Kleintjes”, waar er sprake is van reclame inhoudende medische claims voor producten met Gentiaan Violet van Eurolac. Mede doordat een link is opgenomen naar de webwinkel van Eurolac is de uiting aan te merken als reclame voor producten met Gentiaan Violet van Eurolac.

“Een beetje ouderwets middel volgens sommigen, maar het is effectief en goedkoop. Effectiever dan schimmelwerende middelen” en:

“Gentiaan Violet is een paarse inkt, een effectief middel ter bestrijding van schimmels en bacteriën die huidinfecties veroorzaken, bijvoorbeeld spruw in de mond van de baby, op tepels en tepelhoven, vaginale schimmelinfecties en kalknagels of infecties met stafylokokken op beschadigde en broeierige huid”.

Door de hierboven aangehaalde teksten wordt Gentiaan Violet gepresenteerd als geschikt voor: het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek of wond bij de mens als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Nu het -zoals de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld- gaat om een product dat niet is geregistreerd als geneesmiddel is de uiting in strijd met artikel 84 lid 2 Geneesmiddelenwet en met het op deze wetsbepaling gebaseerde artikel 4 CPG. Artikel 4 CPG luidt:

“Het is verboden reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor de wettelijk vereiste handelsvergunning niet is afgegeven”.

Klaagster heeft zich ook beroepen op de artikelen 11, 13, 14 en 15 CPG. Deze (op de Geneesmiddelenwet gebaseerde) artikelen hebben betrekking op reclame voor een geneesmiddel waarvoor de wettelijk vereiste handelsvergunning wel is afgegeven en waarvoor op zichzelf genomen reclame mag worden gemaakt. Nu daarvan geen sprake is, acht de Commissie deze bepalingen in dit geval niet van toepassing, zodat de klacht op dit punt faalt.
RB 2427

Aanprijzing 'De nummer 1' is toegestane grootspraak

CvB RCC 30 juni 2015, RB 2427, dossiernr. 2015/00304 (nr. 1 gebruikte trapliften)
Abstracte aanprijzing. Het beroep is uitsluitend gericht tegen hetgeen de Commissie in haar beslissing heeft overwogen met betrekking tot de mededeling in de bestreden uiting: “Dé nummer 1 in gebruikte trapliften!”. De uiting ‘dé nummer 1’ dient door de inkleding en inhoud ervan te worden beschouwd als toelaatbare reclameoverdrijving (‘puffery’). Het betreft een ongespecificeerde slogan die niet invult waarin [naam adverteerder] nummer één is en die daarom heeft te gelden als in reclame gebruikelijke overdrijving. (...) Het is een abstracte aanprijzing. Als de gemiddelde consument de uiting wel als een superioriteitsclaim opvat, betreft het een ongespecificeerde superioriteitsclaim.

3. Blijkens het voorgaande wordt in de bestreden uiting de zin ‘dé nummer 1 in gebruikte trapliften!’ niet gespecificeerd of toegelicht op een wijze die suggereert dat [naam adverteerder] in het kader van een vergelijking met concurrenten en op basis van feitelijke, meetbare elementen zichzelf ‘dé nummer 1 in gebruikte trapliften!’ zou mogen noemen. Evenmin wordt verwezen naar concurrenten en/of marktposities. Ook in de verdere context van de uiting valt niet te lezen dat de zin is bedoeld om een bepaalde, op feiten gebaseerde rangschikking tot uitdrukking te brengen met betrekking tot leveranciers van gebruikte trapliften. Het betreft naar het oordeel van het College slechts een losse, op zichzelf staande mededeling die het karakter heeft van een kernachtige leus. De uiting noopt op grond van het voorgaande niet tot de uitleg dat het om een feitelijke superioriteitsclaim gaat. De gemiddelde consument zal, naar het oordeel van het College, de zin ook niet zo opvatten, maar deze beschouwen als een algemene slogan waarbij sprake is van overdrijving met een subjectief karakter. Dat de uiting niet letterlijk is bedoeld en sprake is van overdrijving, blijkt in het bijzonder uit het ontbreken van enige specificatie in combinatie met het gebruik van een geaccentueerd woord (‘dé’), respectievelijk een woord dat een kampioenspositie lijkt uit te drukken (‘nummer 1’) en het uitroepteken aan het einde van de zin dat de kernachtige leus benadrukt maar verder geen functie lijkt te hebben.
4. Gelet op deze herkenbare overdrijving zal de gemiddelde consument, naar het oordeel van het College, de bewuste zin aldus uitleggen dat [naam adverteerder] zélf van mening is dat zij toonaangevend is op het gebied van gebruikte trapliften, hetgeen zij op overdreven wijze verwoordt door zichzelf ‘dé nummer 1’ op dit gebied te noemen. Een dergelijke wijze van aanprijzen beschouwt het College als toegestane grootspraak, ofwel (in de woorden van de Leidraad voor de ten uitvoerlegging/toepassing van Richtlijn 2005/29/ EG betreffende oneerlijke handelspraktijken:) een subjectieve of overdreven verklaring over de kwaliteiten van een bepaald product die niet letterlijk dient te worden genomen.

Op andere blogs:
Dirkzwager