RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Oneerlijke handelspraktijken  

RB 2478

Vraag aan HvJ EU over koppelverkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 17 juni 2015, RB 2478 zaak C-310/15 (Deroo-Blanquart)
Koppelverkoop. Oneerlijke handelspraktijk. Verzoeker Vincent Deroo-Blanquart koopt in december 2008 een computer met voorgeïnstalleerde software bij verweerster Sony France (nu Sony Europe). Hij vraagt verweerster tevergeefs terugbetaling van de kosten van de meegeleverde software en begint een procedure. Hij stelt dat dit verboden koppelverkoop is, een oneerlijke handelspraktijk. Na afwijzing van zijn vordering gaat hij in beroep (Hof van Beroep Versailles) dat 5 november 2013 oordeelt dat er geen sprake is van een oneerlijke handelspraktijk daar verzoeker de keus had om bij een andere fabrikant te kopen. Hij heeft bij aankoop geen specifieke wensen te kennen gegeven, terwijl hij wel op de hoogte was van de in de catalogus gegeven productinformatie. Als ‘gemiddelde consument’ had hij dus kunnen lezen dat een softwarepakket zou worden meegeleverd. Verweerster zou op grond van marktanalyse te goeder trouw hebben besloten dat klanten voorkeur hebben voor samengestelde producten die klaar zijn voor gebruik. De zaak ligt nu voor in cassatie bij de verwijzende rechter. Verzoeker stelt dat het Hof van Beroep een onjuiste rechtsopvatting heeft van de artikelen in de FRA consumentenwet die de omzetting zijn van RL 2005/29. Hem is niet de keus gelaten af te zien van de betreffende software.

Hij wijst op de boodschap die na eerste opstart van de computer verschijnt: „Door de software te gebruiken gaat u akkoord met deze voorwaarden. Indien u niet akkoord bent met de voorwaarden, gebruikt u deze software dan niet en neemt u contact op met de fabrikant of installateur om u te laten voorlichten over de mogelijkheden om de producten te retourneren en terugbetaling of een tegoed te ontvangen” en op het feit dat de prijs van de software niet afzonderlijk is opgenomen in de koopovereenkomst.

De verwijzende FRA rechter (Hof van Cassatie) haalt arrest C-271/07 en C-299/07 aan waarin het HvJEU aangeeft dat bijlage I bij RL 2005/29 een uitputtende lijst bevat van oneerlijke handelspraktijken. ‘Koppelverkoop’, wel opgenomen in de FRA wet, komt daarop niet voor hetgeen betekent dat aan de hand van de in artikelen 5 – 9 van RL 2005/29 genoemde criteria getoetst moet worden of van oneerlijke handelspraktijken sprake is. Hij legt de volgende vragen aan het HvJEU voor:

1) Moeten de artikelen 5 en 7 van richtlijn 2005/29 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt, aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke, misleidende handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer, zoals in dit geval, de fabrikant van de computer via de detailhandelaar informatie heeft verschaft over elk voorgeïnstalleerd softwareprogramma, maar niet de kosten van elk van deze onderdelen heeft vermeld?
2) Moet artikel 5 van richtlijn 2005/29 aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer de fabrikant de consument geen andere keuze laat dan die software te aanvaarden of de koop te herroepen?
3) Moet artikel 5 van richtlijn 2005/29 aldus worden uitgelegd dat sprake is van een oneerlijke, misleidende handelspraktijk in geval van een gezamenlijk aanbod bestaande in de verkoop van een computer met voorgeïnstalleerde software wanneer de consument niet over de mogelijkheid beschikt om bij dezelfde fabrikant een computer zonder software te kopen?
RB 2466

Rapport AFM moet "in elk geval" opnemen in openbaar gemaakte teksten

CvB 28-05-2015, RB 2466, dossiernr. AWB 12/394; ECLI:NL:CBB:2015:177 (AFM tegen onderneming X)
Tussenuitspraak bestuurlijke lus. Misleidende handelspraktijk. Openbaarmaking last onder dwangsom en bestuurlijke boete. AFM heeft onderneming X beoordeelt, en deze teksten zijn in drie delen openbaar gemaakt. Naar de mening van onderneming X wordt in deze zinnen gesuggereerd dat het oordeel van AFM betrekking zou hebben op alle door de onderneming X met consumenten gevoerde gesprekken. In de eerste zin wordt dit volgens onderneming X onder meer veroorzaakt door het gebruik van de zinsnede "in elk geval". In de tweede en derde zin gebeurt dit door ongeclausuleerd te spreken van "consumenten". Onderneming X vindt deze suggesties onjuist, omdat slechts een aantal (3) van de onderzochte gesprekken (80) ten opzichte van het totaal aantal gevoerde gesprekken (1000) een miniem percentage is geweest.

Het College van Beroep verklaart het beroep gegrond voor zover de beslissing tot openbaarmaking respectievelijk de aan onderneming X opgelegde last onder dwangsom en de aan haar opgelegde boete inhoudt dat in eerste alinea van de openbaar te maken teksten de zinsnede "in elk geval" wordt opgenomen. 

RB 2441

Absolute claims beste prijs en beurs met beste prijs voor AEX-merken

Rechtbank Den Haag 22 juli 2015, RB 2441; ECLI:NL:RBDHA:2015:8312 (Euronext tegen Tom en Binckbank)
Misleidende mededeling. TOM heeft de op haar platform verhandelde opties aangeduid met tickersymbolen die gelijk zijn aan die van Euronext, met als toevoeging een ‘T’. De voorzieningenrechter verbied de merkinbreuk op de AEX-merken [IEF 12841]. De rechtbank beveelt TOM en BinckBank de staking van misleidende uitingen betreft Smart Execution 'beste prijs', 'beurs met de beste prijs' en de beschreven prijsvoordelen die behaald kunnen worden.

misleidende reclame, oneerlijke handelspraktijk en oneerlijke mededinging
aandelenopties
4.23. De bijkomende omstandigheden die Euronext heeft aangevoerd, kunnen niet leiden tot een ander oordeel. Euronext doelt op het feit de BinckBank enige tijd op haar website informatie heeft gepubliceerd die samenhangt met opties die op NYSE Liffe Amsterdam worden uitgevoerd, zoals de expiratieprijs en de expiratiekalender van die opties en documenten uit de ‘beleggersbibliotheek’ van Euronext. Dat BinckBank die informatie publiceerde, hangt samen met het feit dat zij aanvankelijk optieorders van haar particuliere klanten ook uitvoerde op NYSE Liffe Amsterdam en geleidelijk is overgegaan naar TOM MTF als handelsplatform. Gelet op het feit dat BinckBank heeft laten zien dat zij haar klanten duidelijk heeft geïnformeerd over die overgang en op de hiervoor bedoelde informatie die zij haar klanten verstrekt over het platform waarop een order wordt uitgevoerd, kunnen de ticker symbolen ook in samenhang met deze informatie naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als misleidend, oneerlijk of anderszins onrechtmatig.

indexopties
4.26. Het gebruik van ticker symbolen met een extra ‘T’ voor indexopties door TOM moet om de in rechtsoverwegingen 4.17 en 4.18 genoemde redenen in overeenstemming worden geacht met de eerlijke handelspraktijken. Om diezelfde redenen kan dat gebruik niet worden aangemerkt als misleidende reclame, oneerlijke concurrentie of anderszins onrechtmatig handelen.

auteursrecht
4.29. De afzonderlijke ticker symbolen kunnen niet worden aangemerkt als intellectuele schepping van Euronext. Vast staat dat het gebruikelijk is om opties een naam te geven die bestaat uit een korte aanduiding van de naam van de onderliggende waarde. De benaming van de opties die Euronext heeft gekozen, is een toepassing van dat gebruik en dus geen creatieve keuze van Euronext. Dat het door Euronext gekozen symbool niet altijd identiek is aan de naam van de onderliggende waarde doet daar niet aan af. Het brengt wel mee dat Euronext keuzes heeft gemaakt bij de wijze van afkorting, maar die keuzes zijn triviaal en getuigen dus evenmin van creativiteit.

4.30. De verzameling van de ticker symbolen kan ook niet worden aangemerkt als een intellectuele schepping. Euronext heeft aangevoerd dat bij de selectie en rangschikking vele keuzes zijn gemaakt, te weten de keuze om een optie te creëren voor een aandeel, de keuze voor een bepaald soort optie (dag, week of maand) en de keuze voor de benaming van de opties. Het enkele feit dat er keuzes mogelijk zijn, maakt de verzameling echter nog niet tot een intellectuele schepping, want keuzes zijn niet altijd creatief. Zo zijn de keuzes om al dan niet (een bepaald) soort optie te creëren te zeer bepaald door commerciële overwegingen om als creatief te worden aangemerkt. De keuze voor de benaming van de opties is, zoals hiervoor al is vastgesteld voor de afzonderlijke ticker symbolen, gebruikelijk of triviaal. Gesteld noch gebleken is dat de verzameling van die symbolen in dit opzicht meer is dan de som der delen. Dat de alfabetische rangschikking van de symbolen van creativiteit getuigt, is evenmin gesteld.

databankenrecht
4.35. Het verweer van TOM en BinckBank dat alle door Euronext genoemde investeringen zijn gedaan in het kader van het creëren van de optieseries, kan evenmin slagen. Euronext heeft laten zien dat de optieseries worden gecreëerd door haar Local Market Services team (hierna: LMS-team) in Amsterdam, dat op basis van marktcondities en verzoeken van klanten bepaalt welke series er wanneer moeten worden geïntroduceerd. Een ander team, het Market Services Operations team in Londen (hierna: MOS-team), verzamelt de optieseries bij de diverse LMS-teams, controleert of die data voldoen aan bepaalde voorwaarden en voert die in in het zogeheten Liffe Database System (LDS), van waaruit de optieseries via XDP en XML worden gepubliceerd. De door Euronext genoemde investeringen hebben betrekking op die laatstgenoemde gegevensverwerkingen. Daaronder vallen dus niet de werkzaamheden van het LMS-team, maar wel de hardware en software die nodig is voor het opslaan en verwerken van gegevens in het LDS en de presentatie daarvan via XDP, de werkzaamheden van het MOS-team met betrekking tot het LDS en XDP, en de ondersteunde diensten van de afdeling IT Services Operations. Die investeringen merkt Euronext terecht aan als databankrechtelijk relevant. Het doel van het databankrecht is immers het bevorderen en beschermen van investeringen in ‘systemen voor de opslag en verwerking van gegevens’ (overweging 12 van richtlijn 96/9/EG en HvJ EG 9 november 2004, C-203/02, ECLI:EU:C:2004:695, William Hill, r.o. 30) en het LDS is onmiskenbaar een systeem voor opslag en verwerking van gegevens.

inbreuk door BinckBank
4.41. Ook BinckBank heeft inbreuk gemaakt op het databankenrecht. BinckBank bestrijdt niet dat een collectie optieseries die nagenoeg volledig overeenstemt met de databank van Euronext op haar server heeft gestaan en online ter beschikking is gesteld aan het publiek. Daarmee staat vast dat BinckBank een substantieel deel van de databank van Euronext heeft opgevraagd en hergebruikt.

misleidende reclame over Smart Execution
4.45.
Niet in geschil is dat BinckBank en TOM, althans TOM Holding en TOM Broker de volgende drie reclame-uitingen hebben gepubliceerd:

Smart Execution leidt altijd tot de beste prijs;
Smart Execution zendt de order naar de beurs met de beste prijs;
Smart Execution levert prijsvoordelen op.
Zoals hierna per uiting zal worden toegelicht moeten deze reclame-uitingen worden aangemerkt als misleidend in de zin van artikel 6:194 BW.

beste prijs
4.49. Dat TOM en BinckBank niet claimen de snelste te zijn, is niet relevant. Zij claimen een bepaald resultaat, te weten uitvoering tegen de beste prijs. Dat zij dat resultaat niet altijd kunnen waarmaken omdat zij niet altijd de snelste zijn, bevestigt de onhoudbaar van die claim.

4.50. Hetzelfde geldt voor het verweer dat het systeem wel heeft gepoogd de transactie tegen de beste prijs te sluiten. De reclame-uiting claimt een resultaat. Goede intenties en inspanningen zijn daarom niet voldoende.

beurs met de beste prijs
4.51. Euronext heeft terecht aangevoerd dat het relevante publiek de uiting dat Smart Execution ertoe leidt dat een order altijd gaat naar de beurs met de beste prijs zo kan opvatten dat het systeem de order van de klant uitvoert op NYSE Liffe Amsterdam als daar de beste prijs beschikbaar is. Vast staat dat die claim onjuist is. Tussen partijen staat vast dat bij Smart Execution de order van de klant op dit moment altijd wordt uitgevoerd op TOM MTF, ook als op NYSE Liffe Amsterdam een betere prijs beschikbaar is. In dat laatste geval laat het systeem een market maker een spiegelorder plaatsen op NYSE Liffe Amsterdam, waarna die market maker op TOM MTF voor dezelfde prijs de order van de klant aanvaardt. Dit verschil is ook relevant voor de klant omdat, zoals hiervoor is vastgesteld, deze werking van het systeem ertoe leidt dat de klant niet altijd de beste prijs krijgt.

prijsvoordeel
4.52. Als onvoldoende bestreden staat vast dat de zinsnede ‘gemiddelde besparing per order: EUR 12,35’ in een uiting van Tom Broker op Facebook bij het publiek de indruk kan wekken dat het genoemde bedrag het gemiddelde prijsverschil tussen alle orders op TOM MTF en NYSE Liffe Amsterdam betreft, in plaats van het gemiddelde prijsverschil van alleen het deel van de orders die een betere prijs kregen op TOM MTF. TOM heeft zelf uitdrukkelijk verklaard dat zij niet uitsluit dat het publiek de uiting zo opvat (paragraaf 43 van de pleitnota). Niet in geschil is dat de uiting in die uitleg onjuist en daarmee misleidend is.
RB 2433

Kosten reparatie defecte producten niet altijd voor consument

CBb 8 juli 2015, RB 2433; ECLI:NL:CBB:2015:194 (BCC reparatie defecte producten)
Misleidende handelspraktijk. Bijkoopgaranties. Het College acht bewezen dat winkelketen BCC een bestendige praktijk had om bij consumenten de indruk te wekken dat na het verstrijken van de fabrieksgarantietermijn altijd kosten moeten worden betaald in verband met de reparatie van een defect product. Die informatie is niet in alle gevallen juist, aangezien uit de bepalingen in het BW omtrent de consumentenkoop voortvloeit dat de koper recht heeft op kosteloos herstel of vervanging ingeval van non-conformiteit van het product. Het sanctiebesluit [bezwaaradviescommissie ACM, besluit op bezwaar ACM, Rechtbank Rotterdam] is niet in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur. Boete €90.000 passend.

14.2. Het College is met ACM van oordeel dat de overtreding geheel aan [onderneming] te verwijten valt, nu van haar als professionele onderneming en gelet op de aard van de door haar verhandelde producten mag worden verwacht dat zij in voldoende mate kennis heeft van consumentenrecht, in het bijzonder de bepalingen over garantie en non-conformiteit, teneinde haar verplichting na te komen de consument niet onjuist en niet (potentieel) misleidend te informeren omtrent diens rechten. Het College is eveneens met ACM van oordeel dat de overtreding ernstig is, omdat, mede gelet op de duur ervan, een substantieel aantal consumenten op het verkeerde been is gezet over hun wettelijke rechten en zij daardoor nadelige gevolgen ondervonden of konden ondervinden. Voorts heeft ACM voldoende rekening gehouden met de omstandigheid dat [onderneming] per 1 november 2009 is gestopt met het verkopen van bijkoopgaranties, door het boetebedrag van € 100.000,- dat zij in beginsel voor overtreding van artikel 8.8 van de Whc in verbinding met artikel 6:193, eerste lid, onder g, van het BW passend acht, met 10% te matigen. Voorts valt niet in te zien dat ACM blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door als uitgangspunt te nemen dat de hoogte van de boete zodanig moet zijn dat deze de overtreder weerhoudt van nieuwe overtredingen (speciale preventie) en ook in algemene termen ten aanzien van andere potentiële overtreders een afschrikkende werking heeft (generale preventie).
Gelet op het voorgaande onderschrijft het College het oordeel van de rechtbank dat de hoogte van de boete ad € 90.000,- passend en geboden is.
15.    Het College komt tot de conclusie dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat bestreden besluit 1 stand kan houden.
RB 2414

Boete Lecturama voor onder meer 'zwarte lijst' handelspraktijken

ACM 30 april 2015, RB 2414, zaaknummer 14.0986.32 (Lecturama)
Zwarte lijst. Gratis. Lecturama Uitgeverij B.V. in liquidatie (hierna: Lecturama) is een aanbieder van hobby- en verzamelpakketten. Lecturama handelt in strijd met de Wet Koop op afstand omdat zij aan het begin van de verkoopgesprekken niet duidelijk het doel van het gesprek noemde. Consumenten beschikten hierdoor niet over de juiste informatie om te beslissen of zij het gesprek al dan niet wilden voortzetten. Ook heeft Lecturama zich schuldig gemaakt aan oneerlijke handelspraktijken, onder meer door consumenten ongevraagd hobby- en verzamelpakketten toe te zenden, door onrechtmatig gebruik te maken van het woord “gratis” in haar aanbiedingen, en door te vragen om een machtiging tot automatische incasso terwijl dat bij deze vorm van telefonische verkoop niet was toegestaan. ACM heeft voor de overtredingen boetes opgelegd aan Lecturama van in totaal EUR 745.000 Daarnaast heeft ACM een boete opgelegd van in totaal EUR 300.000 aan de uiteindelijke aandeelhouder van Lecturama voor het feitelijk leidinggeven aan de overtredingen. Lecturama is op 1 september 2013 gestopt met telefonische verkoop. Per 1 februari 2015 is het bedrijf ontbonden en in liquidatie.

Inhoudsopgave besluit:

 

7 Beoordeling
7.2 Zwarte lijst agressieve handelspraktijken: ongevraagde toezending
7.3 Zwarte lijst misleidende handelspraktijken: onrechtmatig gebruik van het woord “gratis” in de omschrijving van een product
7.4 Professionele toewijding: machtiging voor automatische incasso
7.5 Commercieel oogmerk
7.6 Niet-medewerking

8 Overtreder
8.1 Rechtspersoon 
8.2 Feitelijk leidinggevende

 

RB 2407

Gratis proefpakketjes kosten vaak honderden euro’s

Van de website: "De Autoriteit Consument & Markt (ACM) start vandaag via haar consumentenloket ConsuWijzer de voorlichtingscampagne ‘Niet besteld? Geef geen geld!’ naar aanleiding van meldingen van consumenten over ongevraagde vervolgzendingen. Consumenten krijgen hulp om te beoordelen of zij wel echt ingestemd hebben met betaalde vervolgzendingen en of zij deze moeten betalen of niet. Daarnaast stelt ACM verscherpt toezicht in. Anita Vegter, bestuurslid ACM: “Wanneer consumenten niet meer betalen voor ongevraagde vervolgzendingen, stoppen bedrijven vanzelf met deze oneerlijke praktijken. Het is voor hen dan niet meer lucratief.” Bij ConsuWijzer komen maandelijks zo’n 200 meldingen over ongevraagde vervolgzendingen binnen.

Ongevraagde vervolgzending

Via advertenties op social media, websites of op straat worden consumenten door bedrijven benaderd om gratis kennis te maken met hun producten of diensten. Het komt regelmatig voor dat consumenten zich via deze proefzending automatisch abonneren op vervolgzendingen terwijl dit niet in de advertentie stond. Wanneer zij de facturen voor de vervolgzendingen niet betalen of automatische incasso’s intrekken, krijgen zij aanmaningen of soms zelfs een incassobureau op zich afgestuurd om betaling af te dwingen. Veel consumenten voelen zich geïntimideerd of denken dat ze zelf niet goed hebben opgelet en besluiten daarom alsnog te betalen. De wet zegt echter dat zij dit niet hoeven te doen als zij niet expliciet met betaalde vervolgzendingen akkoord zijn gegaan."

Lees verder.

In ander nieuws: NOS.

RB 2405

Van een korting van 90% is geen sprake

RCC 7 mei 2015, RB 2405, dossiernr. 2015/00528 (Social Deal)
Misleidend. Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de aanprijzing van een GVB/Handicap 54 cursus. Klager heeft een print van de uiting overgelegd en daarvan is een kopie aan deze uitspraak gehecht.De klacht: De cursus wordt door verweerder met een korting van 90% aangeboden “van € 399,00” voor “€ 39,00”. Blijkens de website van GolfDealsNederland zijn bij de cursus van € 399,- de kosten van examengeld voor het theorie-examen ad € 39,- en de kosten van registratie van de handicap ad € 79,- inbegrepen. Deze kosten zijn niet inbegrepen bij het bedrag waarvoor verweerder de cursus aanbiedt. Bij de aanbiedingsprijs van € 39,- komt derhalve nog € 118,-. Gelet hierop is de uiting misleidend.

Het oordeel:

Zowel in de door klager als door verweerder overgelegde informatie betreffende de door GolfDealsNederland aangeboden GVB/handicap 54 cursus staat dat in de prijs van € 399,- zijn inbegrepen “€ 39 Examengeld voor het theorie examen” en “€ 79 voor de Registratie van uw Handicap”. Anders dan verweerder stelt zijn de kosten voor examengeld en registratie derhalve wel inbegrepen bij de onderhavige cursus.

Nu verweerder klagers stelling, dat deze kosten niet zijn inbegrepen bij de door verweerder voor € 39,- aangeboden cursus niet heeft weersproken en bij het bedrag van € 39,- derhalve nog € 118,- ter zake van examengeld en registratie moet worden betaald, is van een korting van 90% geen sprake.

Blijkens het voorgaande is in de uiting onjuiste informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2397

Sport 1 Go app niet beschikbaar voor android smartphone

RCC 23 april 2015, RB 2397, dossiernr. 2015/00237 (Sport1.nl)
Ontbrekende informatie. Aanbeveling. De uiting:  Het betreft een uiting op de website van adverteerder www.sport1.nl, subpagina https://video.sport1.nl/. Onder het tabblad ‘home’ staat onder meer: “Featuring Picture-in-Picture 6 kanalen 24 uur per dag Toegang via iPad, iPhone en Android (…)” De klacht: Klager heeft een abonnement afgesloten voor het product Sport 1 Go omdat in de reclame-uiting staat dat Sport 1 Go beschikbaar is via Android. Klager verkeerde hierdoor in de veronderstelling dat hij Sport 1 Go via de Sport 1 Go applicatie (hierna: app) ook op zijn smartphone met een android besturingssysteem (hierna: android smartphone) kon bekijken. Na het afsluiten van het abonnement ontdekte klager dat de Sport 1 Go app niet beschikbaar is voor zijn android smartphone.

Het oordeel:

1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is nu hierin zonder voorbehoud staat dat de consument toegang kan krijgen tot Sport 1 Go via iPad, iPhone en Android, terwijl dit niet mogelijk is voor android smartphones.

2. Vaststaat dat het niet mogelijk is om de ‘Sport 1 Go app’ te downloaden op een android smartphone, zodat het voor de consument met dit type smartphone niet mogelijk is om Sport 1 Go via zijn smartphone te volgen. De Commissie is van oordeel dat derhalve sprake is van een wezenlijke beperking van de mogelijkheden die het product Sport 1 Go biedt. Deze beperking betreft essentiële informatie die duidelijk uit de uiting zelf had moeten blijken. Daarvan is geen sprake, terwijl het onderhavige medium voldoende ruimte biedt om deze (essentiële) informatie te vermelden. Adverteerder heeft gesteld dat de consument deze informatie elders op haar website kan vinden. De Commissie is echter van oordeel dat de gemiddelde consument er niet op bedacht hoeft te zijn dat hij geen gebruik kan maken van Sport 1 Go via zijn android smartphone nu op de hoofdpagina van de website van adverteerder zonder voorbehoud staat: “Toegang via iPad, iPhone en Android” en niet wordt verwezen naar productkenmerken of voorwaarden elders op de website.

3. Het aanbod in de bestreden uiting betreft een uitnodiging tot aankoop die verband houdt met een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit houdt in dat voor adverteerder extra informatieverplichtingen gelden. Deze brengen – voor zover hier van belang – met zich dat in de uiting de voornaamste kenmerken van het product vermeld dienen te worden en dat deze mededeling op een duidelijke en in het oog springende manier dient te geschieden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 8.4 onder f NRC. Gelet op hetgeen hiervoor onder punt 2 is overwogen oordeelt de Commissie dat sprake is van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.4 onder f van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in samenhang met artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Nu de reclame-uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC.
RB 2395

Fletcher aanbieding veel korter aangeboden dan vermeld

Vz. RCC 22 april 2015, RB 2395, dossiernr. 2015/00215 (Fletcher - lokkertje)
Misleidend. Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de website www.fletcher.nl voor zover op deze website een “65 euro actie” stond die inhield dat men voor deze prijs in 65 hotels met twee personen kon overnachten inclusief welkomstdrankje, ontbijtbuffet en informatiepakket van de omgeving. In de uiting stond onder meer: “Deze aanbieding is te boeken t/m maart 2015”. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat een kennis van hem op 22 januari 2015 de aanbieding op de website van adverteerder zag. Toen klager wilde gaan boeken, was de aanbieding niet meer te vinden, ondanks dat deze tot en maart 2015 te boeken zou zijn. Volgens klager is sprake van een lokkertje.

Het oordeel:

1) In de bestreden uiting staat dat de daarin vermelde aanbieding “is te boeken t/m maart 2015”. Uit hetgeen klager stelt, blijkt echter dat het op 3 maart 2015 niet meer mogelijk was de aanbieding te boeken omdat deze niet meer online beschikbaar was. Uit hetgeen adverteerder stelt blijkt dat de aanbieding online stond van 2 november 2014 tot 11 februari 2015.

2) Het enkele feit dat de aanbieding begin maart 2015 niet meer online stond, is onvoldoende om te oordelen dat sprake is van een lokkertje in de zin van punt 5 van de bij artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code behorende bijlage 1. Evenmin kan dit enkele feit tot het oordeel leiden dat sprake is van onvoldoende beschikbaarheid in de zin van het bepaalde onder V lid 1 van de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) 2014.

3) Wel brengt het feit dat de aanbieding blijkbaar vanaf 11 februari 2015 niet meer kon worden geboekt mee dat de mededeling in de uiting dat de aanbieding “is te boeken t/m maart 2015” onjuist is. Hierdoor is geen juiste informatie verstrekt over de beschikbaarheid als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

RB 2392

Meer leden heeft niet met zekerheid invloed op besluit staatssecretaris

RCC 15 april 2015, RB 2391, dossiernr. 2015/00218 (Omroep MAX ledenwerving)
 Misleidend. Aanbeveling. De uiting: Het betreft (twee versies van) een televisiespot van Omroep MAX waarin door Jan Slagter, directeur van Omroep MAX, wordt gezegd – voor zover hier van belang –: “U keek met miljoenen naar ons succesvolle programma ‘Heel Holland Bakt’. Staatssecretaris Sander Dekker vindt dat dit programma en vele andere succesvolle programma’s bij de publieke omroep moeten verdwijnen. Maar daar gaat hij niet over. (De publieke omroep is van en voor iedereen en mag geen omroep voor alleen de elite worden.) Steun ons en word (nu) lid van MAX voor slechts 7,50 per jaar.(…) Bel nu 0900-5555000 of ga naar ikwordlidvanmax.nl.”

De klacht:

In de ledenwerfactie voor Omroep Max luidt de slogan: word lid en voorkom dat de staatssecretaris het programma ‘Heel Holland Bakt’ van de buis haalt. Dit is misleidende reclame. Meer leden betekent weliswaar meer zendtijd, maar heeft niets met het besluit van de staatssecretaris te maken. De mogelijkheid dat amusement van de NPO-zenders gehaald wordt kan, ondanks meer leden, bewaarheid worden.

 

Het oordeel:

De Commissie stelt voorop dat de bestreden spot niet de letterlijke tekst “Word lid en voorkom dat de staatssecretaris het programma ‘Heel Holland Bakt’ van de buis haalt” bevat die klager stelt. De tekst van de spot luidt: “Staatssecretaris Sander Dekker vindt dat dit programma en vele andere succesvolle programma’s bij de publieke omroep moeten verdwijnen. Maar daar gaat hij niet over. (…) Steun ons en word (nu) lid van MAX”. Met deze tekst wordt naar het oordeel van de Commissie de stellige indruk gewekt dat men door lid te worden van Omroep MAX de plannen van de staatssecretaris betreffende de programmering van de publieke omroep kan tegenhouden. Als erkend is echter komen vast te staan dat een groter aantal leden van Omroep MAX wellicht helpt om door de staatssecretaris ‘gehoord te worden’, maar geen zekerheid biedt dat ‘succesprogramma’s’ voor de publieke omroep behouden blijven. Deze beperking blijkt naar het oordeel van de Commissie onvoldoende uit de spot.

Gelet op het voorgaande wordt in de bestreden spot onduidelijke informatie verstrekt over de van het lidmaatschap van Omroep MAX te verwachten resultaten als bedoeld in de aanhef en onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie – het lid worden van Omroep MAX – te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande wordt als volgt beslist.