RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Misleidende en vergelijkende reclame  

RB 2542

Uiting 'geen zoetstoffen' misleidend wegens onjuiste indruk samenstelling product

RCC 15 september 2015, RB 2542, dossiernr. 2015/00766 (Uiting 'geen zoetstoffen' misleidend wegens onjuiste indruk samenstelling product)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Televisiecommercial. De bestreden reclame-uitingen. Het betreft de volgende twee uitingen: I) de televisiecommercial van adverteerder waarin het product ‘Alpro Pur’Enjoy drinkyoghurt’ wordt aangeprezen. De voice-over luidt: “Nieuw: Alpro Pur’Enjoy, de eerste plantaardige variatie op drinkyoghurt. Met een natuurlijk frisse smaak en een verrassend fruitige twist. Heerlijk zijdezacht en 100% plantaardig. Dat is puur genieten. Ontdek : Alpro Pur’Enjoy Framboos-Granaatappel en Mango-Stervrucht.”. In beeld verschijnt aan het einde van de commercial, naast twee pakken van de genoemde smaakvarianten van het product, de tekst: “100% Plantaardig, Geen zoetstoffen.” II) de verpakking van het product, zoals te zien op de website van adverteerder, waarop onder meer staat: “geen zoetstoffen”. De klacht: In de commercial wordt – zo stelt klaagster - duidelijk, en vrij groot in beeld, naar voren gebracht dat er geen zoetstoffen in het product zitten. Ook op de verpakking staat: ‘geen zoetstoffen’. Klaagster is van mening dat de consument hierdoor foutief wordt geïnformeerd omdat het product volgens de ingrediënten toch suiker blijkt te bevatten.

Het oordeel van de Commissie

1.  De Commissie begrijpt dat klaagster de mededeling in de bestreden uitingen die inhoudt dat het product ‘Alpro Pur’Enjoy drinkyoghurt’ geen zoetstoffen bevat misleidend acht omdat de consument hierdoor ten onrechte zal verwachten dat aan het product geen zoetstoffen - waaronder suiker - zijn toegevoegd, terwijl het product wel toegevoegd suiker blijkt te bevatten. Nu de klacht zich richt op twee verschillende uitingen, te weten de televisiecommercial (I) en de verpakking van het product (II), dienen bedoelde mededelingen per uiting afzonderlijk te worden beoordeeld.
2. Ten aanzien uiting I (de televisiecommercial)
2.1. Ten aanzien van deze uiting past de Commissie het toetsingskader toe van de artikelen 7 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In deze uiting wordt het product aangeprezen als een product dat “geen zoetstoffen” bevat. Klaagster is van mening dat de consument hierdoor foutief wordt geïnformeerd omdat het product toegevoegde suiker bevat. Dit laatste is niet in geschil. Adverteerder stelt echter, anders dan klaagster, dat het toegevoegde suiker niet als “zoetstof” maar als “zoetmiddel” dient te worden beschouwd en dat de consument alom bekend is met dit onderscheid. Volgens adverteerder brengt dit mee dat de consument de mededeling “geen zoetstoffen” niet zo zal interpreteren dat het product geen enkel zoetmiddel bevat. De Commissie oordeelt hierover als volgt.
2.2. De Commissie acht het, anders dan adverteerder stelt, niet vanzelfsprekend dat bij de consument geen onduidelijkheid bestaat over het onderscheid tussen “zoetstof” en “zoetmiddel”. Overigens neemt de bekendheid met dit onderscheid niet weg dat de mededeling “geen zoetstoffen” in een specifiek geval toch misleidend dient te worden geacht wegens de onjuiste indruk die deze (op zichzelf genomen wellicht juiste) mededeling wekt over de samenstelling van het product. In de onderhavige televisiecommercial wordt de nadruk gelegd op het vernieuwende van het product, het betreffende fruit dat daarin is verwerkt (met een van nature zoete smaak) en dat het product 100% natuurlijk is en geen zoetstoffen bevat. Naar het oordeel van de Commissie wekt de commercial hierdoor de indruk dat het een ‘puur’ product betreft en daaraan geen andere zoetmakers dan het gebruikte fruit zijn toegevoegd. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument door de onderhavige uiting, met name door de nadruk op het betreffende fruit in het product en de mededelingen “natuurlijk frisse smaak”, “fruitige twist”, “puur genieten” in combinatie met de nadrukkelijk aanprijzing “100% natuurlijk, geen zoetstoffen” niet verwachten dat aan het product suiker is toegevoegd.
2.3. Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uiting onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is uiting I misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 3. Ten aanzien van uiting II (de verpakking)
3.1. Op de verpakking van het product, zoals afgebeeld op de website van adverteerder, staat dat dit “geen zoetstoffen” bevat. De klacht betreft de vraag of deze aanduiding juist is, nu niet in geschil is dat aan het product suiker is toegevoegd. De Commissie past hier het toetsingskader toe van Verordening (EU) Nr. 1169/2011, waarin eisen worden gesteld aan de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten. De relevante bepaling in deze Verordening is in dit geval met name artikel 7, welk artikel inhoudt dat voedselinformatie niet misleidend mag zijn en duidelijk en gemakkelijk voor de consument te begrijpen moet zijn.
3.2  Op de voorzijde van de verpakking is de nadruk gelegd op de in het product aanwezige vruchten en wordt medegedeeld dat het product 100% natuurlijk is en geen zoetstoffen bevat. De mededeling “geen zoetstoffen” is met witte letters geplaatst in een zwart blaadje onder het groene blaadje met de tekst “100% natuurlijk”. Op basis van deze informatie zal de gemiddelde consument de indruk krijgen dat het een ‘puur’ product betreft waaraan geen zoetmiddelen zijn toegevoegd. Uit (Europese) jurisprudentie [HvJEG 26/10-1995, C-51/94, HvJEG 4/4-2000, C-465/98 en Hof Amsterdam 25 maart 2004] vloeit het uitgangspunt voort dat van de gemiddelde consument mag worden verwacht dat hij bij zijn aankoopbeslissing de gehele verpakking betrekt, waaronder de ingrediëntenlijst op de verpakking. Van geval tot geval dient de Commissie vervolgens te beoordelen of er al dan niet sprake is van misleiding.
3.3 De betreffende uiting van het product bevat een ingrediëntendeclaratie waarin het ingrediënt suiker is vermeld, wordt suiker genoemd in de voedingswaardetabel en is de mededeling geplaatst dat het product 30% minder suiker bevat dat dan “de marktreferenties in drinkyoghurts met fruitsmaak”. Gelet hierop is de Commissie met inachtneming van voornoemd uitgangspunt in de (Europese) jurisprudentie van oordeel dat de in 3.2 genoemde indruk dat aan het product geen zoetmiddelen zijn toegevoegd, hierdoor voldoende wordt gecorrigeerd. In zoverre wordt de klacht afgewezen.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist. De beslissing: De Commissie acht op grond van hetgeen in onderdeel 2 is overwogen uiting I in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 2539

Aangeboden woonhuis in nieuwsbrief al verkocht onder voorbehoud

Vzr. RCC 16 september 2015, RB 2539, dossiernr. 2015/00899 (Aangeboden woonhuis in nieuwsbrief al verkocht onder voorbehoud)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding vastgoed. De uiting: Het betreft een per e-mail aan klager verzonden nieuwsbrief van adverteerder waarin onder meer een appartement aan de Hudsonstraat te Amsterdam te koop werd aangeboden. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat hij op grond van de nieuwsbrief was geïnteresseerd in het genoemde appartement. Navraag bij de makelaar wees echter uit dat het appartement in de week voorafgaand aan het verzenden van de nieuwsbrief was verkocht. De makelaar deelde bovendien mee dat het vaker voorkomt dat adverteerder doet voorkomen dat woningen nog te koop staan, terwijl deze dan al verkocht zijn. Adverteerder maakt zich aldus schuldig aan een werkwijze waarbij potentiële kopers willens en wetens worden misleid.

Het oordeel van de voorzitter:
1)  De uiting betreft een digitale nieuwsbrief waarin woonruimte te koop wordt aangeboden. Een dergelijke uiting dient als een momentopname te worden beschouwd, dat wil zeggen als een uiting die geacht wordt het actuele aanbod weer te geven dat bestaat op het moment van het verzenden daarvan. De gemiddelde consument zal verwachten dat de aangeboden woonruimte nog te koop staat op het moment van het verzenden van de nieuwsbrief.

2)  Niet in geschil is dat in de nieuwsbrief een appartement aan de Hudsonstraat te koop werd aangeboden dat ten tijde van het verzenden van de uiting reeds onder voorbehoud was verkocht. Dat sprake is van een verkoop onder voorbehoud, brengt niet mee dat de woning nog tot de actuele, voor kopers beschikbare woningvoorraad kon worden gerekend. De voorzitter begrijpt dat sprake is van een ontbindende voorwaarde. De koopovereenkomst is gesloten en blijft bestaan totdat de ontbindende voorwaarde is vervuld. Op het moment van het verzenden was adverteerder bekend dat de woning onder voorbehoud was verkocht en was blijkbaar geen sprake van ontbinding van de koopovereenkomst. De voorzitter acht het op grond hiervan niet juist dit appartement in de nieuwsbrief te koop aan te bieden. Hierdoor heeft adverteerder onjuiste informatie verstrekt over de beschikbaarheid van het appartement als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

3)  De voorzitter acht onvoldoende aanleiding aanwezig om te oordelen dat adverteerder op structurele wijze potentiële kopers door middel van haar nieuwsbrieven misleidt. Adverteerder heeft dit uitdrukkelijk betwist en de voorzitter acht de enkele verwijzing door klager naar een mededeling die een makelaar telefonisch aan hem zou hebben gedaan daartegenover van onvoldoende gewicht om op dit punt anders te oordelen.

 De beslissing van de voorzitter:
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2535

Tele2 simkaart 4G-Ready impliceert geen 4G verbinding

RCC 31 augustus 2015, RB 2535, dossiernr. 2015/00809 (Simkaart is slechts 4G-ready)
Afwijzing. Elektronische apparaten. De uiting: Het betreft een uiting op de website van adverteerder www.tele2.nl, voor zover hierop staat: “Sim Only Abonnement v Maandelijks opzegbaar (…) v Gratis je bundel aanpassen (…) v Een 4G-ready simkaart. Je krijgt van ons een 3-in-1 simkaart die 4G-ready is en werkt in elke telefoon. Maar is jouw telefoon zelf wel 4G-ready? Doe de 4G-Ready Check en kom erachter.” De klacht: Klager heeft een mobiel telefoonabonnement bij adverteerder afgesloten omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij dan direct kon beschikken over een 4G (internet)verbinding. Twee maanden later had hij echter nog steeds geen 4G verbinding (wel een 3G verbinding). De helpdesk heeft vervolgens aan klager meegedeeld dat het nog enkele maanden kon duren voordat hij over een 4G verbinding zou kunnen beschikken. Klager acht de uiting dan ook misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
Klager acht de onderhavige reclame-uiting misleidend omdat hierin volgens hem zou worden gesuggereerd dat de consument na het afsluiten van een mobiel telefoonabonnement bij adverteerder direct over een 4G verbinding kan beschikken, terwijl dat niet zonder meer zo blijkt te zijn. Vast is komen te staan dat de in de uiting aangeboden simkaart werkt in elke telefoon, maar dat niet met ieder mobiel toestel direct na het afsluiten van een abonnement een 4G verbinding tot stand kan worden gebracht. De Commissie is van oordeel dat door in de uiting te zeggen: “je krijgt van ons een 3-in-1 simkaart die 4G-ready is en werkt in elke telefoon. Maar is jouw telefoon zelf wel 4G-ready? Doe de 4G-ready check en kom erachter.” niet de indruk wordt gewekt dat de consument direct nadat hij een mobiel telefoonabonnement bij adverteerder heeft afgesloten kan beschikken over een 4G verbinding. Er wordt slechts gezegd dat de consument een simkaart ontvangt die 4G-ready is. Mede uit het feit dat de consument in de uiting wordt uitgenodigd om te checken of zijn mobiele telefoon 4G-ready is zal de gemiddelde consument afleiden dat met de simkaart van adverteerder niet zonder meer in combinatie met elk mobiel telefoontoestel een 4G verbinding tot stand kan worden gebracht. Gelet op het voorgaande is van misleiding geen sprake. Dat achterop het toestel van klager ‘4G’ wordt vermeld maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 2534

Tekst achterzijde kassabon Vomar voordeelmarkt is een reclame-uiting met feitelijke claim

CvB 15 september 2015, RB 2534, dossiernr. 2015/00700 (Achterzijde kassabon van Vomar voordeelmarkt is een reclame-uiting met een feitelijke claim)
Aanbeveling. Vergelijkende reclame. De uiting: A. een uiting in de Vomar Voordeelkrant, waarin een kassabon voor bij Deen Julianadorp op 28 april 2015 gekochte artikelen wordt vergeleken met een kassabon van gelijke datum voor dezelfde (soort) artikelen van Vomar Julianadorp. Het totaalbedrag van de kassabon van Deen is € 80,24 en het totaalbedrag van de kassabon van Vomar is € 72,50. Boven de kassabonnen (en elders in de folder) staat: “Vomar Voordeelmarkt, altijd de laagste prijs”. B. een abriposter in Julianadorp, waarop onder de tekst ”Dit is de nieuwe Vomar” de onder A omschreven kassabonnen van Deen en Vomar zijn afgebeeld. C. de achterzijde van kassabonnen van Vomar waar staat: “8.000 producten voor de laagste prijs. Niet één keer, maar altijd. Dat is de nieuwe Vomar.”

De klacht: Vomar adverteert met “altijd de laagste prijs” en vergelijkt daarbij een kassabon van Deen met een kassabon van Vomar. Deze uiting is misleidend. In de eerste plaats kan Vomar de kreet “altijd de laagste prijs” niet waarmaken. De prijsvergelijking met Deen betreft slechts 25 door Vomar geselecteerde artikelen en zegt niets over de duizenden andere producten in de winkels van Vomar en Deen. De prijsvergelijking is slechts een momentopname, nu de prijzen in supermarkten dagelijks aangepast worden. Ook wordt ten onrechte gesuggereerd dat de getoonde prijzen in alle Vomar-winkels gelden. De uitingen waarin de kassabonnen van Vomar en Deen worden vergeleken zijn ook misleidend omdat de indruk wat gewekt dat het de originele kassabon van Deen betreft. Dit is niet juist, op de originele (door Deen uitgedraaide) kassabon stonden zeven producten meer. Ten slotte voert Deen aan dat de prijsvergelijking niet juist is omdat daarin producten van het merk Markant (Vomar) worden vergeleken met producten van het merk Perfekt (Deen). Dit zijn verschillende producten.

Het oordeel van het College:
1. In beroep is uitsluitend de vraag aan de orde of de Commissie, naast uitingen A en B, uiting C terecht in strijd met de Nederlandse Reclame Code (NRC) heeft geacht. Deze uiting betreft de achterzijde van een kassabon, waarop staat: “8.000 producten voor de laagste prijs. Niet één keer, maar altijd. Dat is de nieuwe Vomar” en “Vomar voordeelmarkt”.

2. Vomar heeft in beroep ongemotiveerd gesteld dat uiting C geen reclame-uiting zou zijn. Bij de Commissie heeft zij deze stelling overigens, voor zover het College kan constateren, niet aangevoerd. Deze stelling dient te worden verworpen. De uiting strekt ertoe Vomar aan te prijzen als een winkel waar de consument 8.000 producten voor de “laagste prijs” kan kopen, hetgeen onmiskenbaar is bedoeld om de consument aan te spreken die zijn boodschappen zo goedkoop mogelijk wil kopen teneinde deze als klant te behouden. Derhalve is sprake van reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dat de aanprijzing op de achterzijde van een kassabon staat, doet aan dit oordeel niet af. De consument zal op grond van deze tekst kunnen besluiten ook in het vervolg zijn inkopen bij een Vomar-winkel te doen. Grief 1 kan derhalve niet slagen.

3. De overige grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In dat kader dient beoordeeld te worden welke interpretatie de gemiddelde consument vermoedelijk aan uiting C zal geven. Deze uiting bevat geen nuanceringen of voorbehouden. Er staat slechts dat Vomar 8.000 producten heeft voor “de laagste prijs”, hetgeen “niet één keer” het geval is, maar “altijd”, wat “de nieuwe Vomar” zou zijn. De mededeling “Niet één keer, maar altijd” benadrukt de tekst “8.000 producten voor de laagste prijs”. Voor zover sprake is van verdere context, betreft dit het woord “voordeelmarkt” onder de naam Vomar en de voorzijde van de uiting waarop kennelijk de prijzen van gekochte producten staan (van de voorzijde is geen kopie overgelegd).

4. Vomar stelt dat zij met uiting C tot uitdrukking wil brengen dat zij prijzen hanteert voor de laagste prijs die voor haar mogelijk is. Het College leidt hieruit af dat uiting C is bedoeld om aan klanten mee te delen dat Vomar aan hen prijzen in rekening brengt die zij zo laag mogelijk tracht te houden, zonder daarbij te impliceren dat deze prijzen vergeleken met andere supermarkten de “laagste” zijn. Deze bedoeling blijkt echter op geen enkele wijze uit uiting C en kan in de context daarvan ook niet als een logische, voor de hand liggende, invulling worden beschouwd. De gemiddelde consument zal het vanzelfsprekend achten dat een supermarkt intern tracht haar prijzen zo laag mogelijk te houden met het oog op haar concurrentiepositie. Deze consument, die tevens bekend is met het gegeven dat supermarkten in reclame onderling prijzen vergelijken, zal een reclame-uiting waarin zonder verdere toelichting wordt gesteld dat een supermarkt voor 8.000 producten de “laagste prijs” hanteert, in deze zin opvatten dat die supermarkt, vergeleken met alle andere supermarkten, voor die producten het goedkoopst is. Hetgeen Vomar naar eigen zeggen met uiting C tot uitdrukking bedoelt te brengen, stemt derhalve niet overeen met de vermoedelijke perceptie van de gemiddelde consument. Het College oor-deelt dat deze consument uiting C letterlijk zal opvatten, te weten dat Vomar met betrekking tot 8.000 artikelen goedkoper is dan elke andere supermarkt.

5. De uiting heeft voor de gemiddelde consument niet het karakter van een algemene, generaliserende slogan. Het betreft in plaats daarvan een feitelijke claim met betrekking tot specifieke en meetbare gegevens (aantal, laagste prijs). De gemiddelde consument zal bij een dergelijke uiting eerder op de juistheid daarvan vertrouwen dan indien sprake is van een uiting met duidelijk overdreven of subjectieve elementen. De bestreden uiting suggereert door het genoemde aantal producten (8.000) en de vermelding “laagste prijs” en de verwijzing naar “voordeelmarkt” een op feiten gebaseerde claim waarbij de prijzen van Vomar voor 8.000 producten het laagst zijn van alle supermarkten. Dat de uiting de achterzijde van een kassabon betreft, acht het College onvoldoende om te oordelen dat de gemiddelde consument die claim niet letterlijk zal opvatten. De combinatie met de vermelde prijzen op de voorzijde van de kassabon onderstreept eerder het feitelijke karakter van de claim.

6. Het College oordeelt op grond van het voorgaande dat uiting C als een feitelijke superioriteitsclaim dient te worden aangemerkt. Vomar maakt deze claim niet waar. Zij heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij, vergeleken met andere supermarkten, 8.000 producten voor “de laagste prijs” (dat wil zeggen het goedkoopst) aanbiedt. Terecht heeft de Commissie uiting C dan ook misleidend geacht. Het College onderschrijft derhalve de beslissing van de Commissie en beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep
Het College bekrachtigt de bestreden beslissing voor zover in beroep aan de orde.
RB 2529

Inlevering oude voetvijl geeft alleen recht op gratis pedicurebehandeling met Scholl Express Pedi

Vzr. RCC 31 augustus 2015, RB 2529, dossiernr. 2015/00771 2015/00771A (Inlevering oude voetvijl geeft alleen recht op gratis pedicurebehandeling met Scholl Express Pedi)
Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de televisiecommercial en het op adverteerders facebookpagina (www.facebook.com/schollnederland) geplaatste filmpje. In deze uitingen is, na de in beeld verschijnende tekst “Wat als…oud recht geeft op nieuw?”, te zien hoe personen hun oude schoenen of hun auto zonder betaling omruilen voor nieuwe schoenen respectievelijk een nieuwe auto. Vervolgens wordt onder meer gezegd: “Nee, in het echte leven kun je niet de oude spullen voor nieuwe omwisselen. Wel, tot nu. Sluit je aan bij 350 Nederlandse vrouwen. Ruil je oude voetvijl nu in voor de nieuwe Scholl Express Pedi. (…) Ga naar www.scholl.nl om te weten hoe.”

Klaagster heeft op het klachtenformulier vermeld dat de klacht ook gericht is tegen een radiocommercial voor de Scholl Express Pedi die is uitgezonden op Sky Radio. Deze zender heeft echter desgevraagd meegedeeld dat er geen commercial van adverteerder en/of voor dit product loopt.

De klacht: In de uiting wordt gezegd dat je in het echte leven je oude spullen niet kunt omruilen voor nieuwe, maar wel bij Scholl: je oude voetvijl geeft recht op de nieuwe Scholl Express Pedi. In werkelijkheid blijk je echter niet tegen inlevering van je oude voetvijl een nieuwe te krijgen, maar een eenmalige pedicurebehandeling in een tijdelijke pop-up feet bar. Omdat je je oude vijl hebt ingeleverd, moet je daarna een nieuwe vijl kopen, aldus klaagster.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter is van oordeel dat in de bestreden uitingen door beeld en gesproken tekst onmiskenbaar de indruk wordt gewekt dat men een oude voetvijl kan inwisselen voor een nieuwe Scholl Express Pedi. Vast is komen te staan dat men in werkelijkheid tegen inlevering van een oude voetvijl niet een Scholl Express Pedi krijgt, maar eenmalig een gratis behandeling met dit product. Gelet op het voorgaande gaan de uitingen gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de voorzitter voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing van de voorzitter 
De voorzitter acht de reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een derge­lij­ke wijze reclame te maken.

RB 2527

Afslankdrankje Alcachofa de Laon bevat onjuiste beweringen

RCC 25 augustus 2015, RB 2527, dossiernr. 2015/00769 (Afslankdrankje Alcachofa de Laon bevat onjuiste beweringen)
Aanbeveling. De uiting: Het betreft de volgende uitingen voor ‘Alcachofa de Laon’ afslankdrankjes:
I.Een televisiereclame met verschillende testimonials waarin gebruikers van dit product vertellen hoeveel kilo zij zijn afgevallen en binnen welk tijdsbestek (hierna: uiting I). II. Uitingen op de website www.tommyteleshopping.com over het betreffende product (hierna: uiting II). III. De gebruiksaanwijzing van ‘Alcachofa de Laon’, te raadplegen via de website www.tommyteleshopping.com (hierna: uiting III). De klacht: Klager heeft eenzelfde klacht eerder ingediend waarna de Commissie als volgt heeft beslist: “Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken”. Na enige tijd, zo stelt klager, werd de televisiereclame niet meer uitgezonden en is het product van de website gehaald. Nu wordt het product echter onveranderd op de website aangeboden en wordt dezelfde televisiereclame weer uitgezonden.

Klager heeft ten aanzien van deze uitingen de volgende bezwaren. a. De werking. Volgens klager is er geen onderzoek gepubliceerd naar artisjok/cynarine (Cynara Scolymus) en gewichtsverlies bij mensen. Onderzoek bij proefdieren (ratten) laat geen effect zien van artisjok-extract op de eetlust. In één van de testimonials zegt een vrouw dat het product homeopatisch is. Er zijn homeopatische middelen met artisjok verkrijgbaar, maar ook op basis van het homeopatische principe is er geen bewijs dat artisjok/cynarine leidt tot gewichtsverlies of effect heeft op de eetlust. Een ander ingrediënt van Alcachofa de Laon is L-carnitine. De hoeveelheid hiervan in één flacon is onbekend, maar dagelijks 4 gram L-carnitine in combinatie met lichaamsbeweging (wandelen) leidde in een onderzoek na 8 weken niet tot gewichtsverlies bij vrouwen met overgewicht. b. De EG-verordening 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (hierna: de Claimsverordening). Er is geen gezondheidsclaim goedgekeurd voor Alcachofa de Laon/artisjok/cynarine en het effect ervan op het gewicht of de eetlust, een en ander als bedoeld in de Claimsverordening. Het (commercieel) gebruik van zodanige claims is dan ook niet toegestaan. c. “100% natuurlijk”. In uiting II (de website) staat dat de ingrediënten van het product 100% natuurlijk zijn. Als zoetstof wordt echter sucralose gebruikt, een kunstmatige zoetstof.   

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie stelt het volgende voorop. In dossier 2014/00250 heeft de Commissie naar aanleiding van eenzelfde klacht over reclame voor hetzelfde product van adverteerder beslist dat adverteerder in strijd handelde met de Claimsverordening. De Commissie wijst voor haar overwegingen naar deze beslissing die in kopie als bijlage 3 aan deze uitspraak is gehecht. Waar het uiting I betreft beschikt de Commissie alleen over de door klager genoemde gedeelten. De Commissie gaat ervan uit dat uiting I onder meer de door klager genoemde, in bijlage 3 bij deze beslissing opgenomen uitspraken bevat, nu adverteerder dit niet heeft weersproken.

1.2 Met betrekking tot de bezwaren b en c overweegt de Commissie het volgende. Ad b. Door adverteerder is niet gesteld noch is de Commissie gebleken dat er sprake is van één of meer goedgekeurde gezondheidsclaim(s) in de zin van de Claimsverordening waar het betreft enerzijds artisjok/cynarine en/of L-carnitine en anderzijds het afslankende of gewichtsbeheersende effect of een vermindering van het hongergevoel. Evenmin is gesteld of gebleken dat adverteerder zich kan beroepen op de overgangsregeling van 28 lid 6 aanhef en onder b van de Claimsverordening, in die zin dat er sprake is van één of meer zogenaamde “on hold claim/s” en van een bepaalde aanbevolen dagdosering. Gelet op het bovenstaande zijn de uitingen in strijd met artikel 10 lid 1 Claims-verordening, voor zover daarin een verband wordt gelegd tussen (de ingrediënten van) Alcachofa de Laon enerzijds en een afslankend of gewichtsbeheersend effect of een vermindering van het hongergevoel anderzijds. Voorts zijn de claims die zinspelen op de snelheid of mate van gewichtsverlies, zoals deze zowel in uiting I als in uitingen II en III voorkomen, in strijd met artikel 12 sub b van de Claims-verordening. De Commissie benadrukt hierbij dat het voor het voorgaande niet relevant is of de gewraakte claims door klanten van adverteerder worden geuit of door acteurs of anderszins. Doordat deze testimonials in de uitingen van adverteerder zijn opgenomen, worden deze gemaakt tot uitingen van de adverteerder.

Ad c. Adverteerder heeft niet weersproken dat het product een kunstmatige zoetstof bevat, namelijk sucralose. Gelet hierop acht de Commissie de mededeling “Alcachofa de Laon ingrediënten zijn 100% natuurlijk” in uiting II onjuist. Aldus gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de samenstelling van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Nu de uitingen reeds op grond van het bovenstaande in strijd zijn met de NRC, komt de Commissie niet toe aan een beoordeling van bezwaar a, betreffende de werking van het product.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de uitingen I en III in strijd met artikel 2 NRC en uiting II in strijd met de artikelen 2 en 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2526

Uitgever Calatus beboet voor misleiding consumenten

ACM 14 september 2015, RB 2526, zaaknummer 15.0396.32 (Uitgever Calatus B.V. beboet voor misleiding consumenten)
Oneerlijke handelspraktijk. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) legt Calatus B.V., uitgever van onder andere het puzzelmagazine Editie Enigma, een boete op van in totaal 200.000 euro omdat zij oneerlijke handelspraktijken heeft verricht. Calatus gaf misleidende informatie en liet essentiële informatie over haar aanbod weg in telemarketinggesprekken. Consumenten konden het idee krijgen dat zij gebeld werden voor een gratis exemplaar van een puzzelblad. Het eigenlijke doel was hen een halfjaarabonnement te verkopen. Daarnaast legt ACM boetes op aan drie personen die feitelijk leiding hebben gegeven aan deze overtredingen.

RB 2525

Welkomstemail Bol.com in strijd met de Code e-mail

RCC 31 augustus 2015, RB 2525, dossiernr. 2015/00836 (Welkomstemail van Bol.com in strijd met de Code e-mail)
Gedeeltelijke aanbeveling. De uiting: Het betreft de volgende door bol.com op 23 en 24 juli 2015 aan klager verzonden e-mails: welkomst e-mail na het aanmaken van een account, bevestiging van de door klager geplaatste bestelling, mededeling dat klagers bestelling wordt verzonden, mededeling dat klager de bestelling kan betalen, bericht over de bezorging van klagers bestelling en een uitnodiging aan klager tot het geven van zijn mening over een recent contact met de klantenservice van bol.com. De klacht: Klager stelt bij zijn registratie bij bol.com te hebben vermeld geen e-mail te willen ontvangen in verband met: “informatie rondom je aankoop (reviewverzoeken, artikelsuggesties en informatie over onze artikelen en diensten op basis van je eerdere aankopen) inspiratie & acties (persoonlijke aanbevelingen en informatie op basis van je aankopen, bezoekgeschiedenis en algemene (win)acties)”. Klager stelt nergens een vinkje te hebben gezet dat hij een of andere vorm van e-mail wenst te ontvangen. Niettemin heeft hij een welkomstmail (uiting a) ontvangen die een en al aanprijzing van bol.com is, en een bevestiging per e-mail van zijn bestelling (b), die klager als ‘informatie rondom zijn aankoop’ beschouwt en waarin bovendien reclame voor de app van bol.com wordt gemaakt.

Hoewel klager diezelfde dag met bol.com heeft gebeld dat hij dit soort e-mails niet wenst te ontvangen, is hem enkele uren later een e-mail toegezonden met de mededeling dat zijn bestelling wordt verzonden (c). Ook deze e-mail beschouwt klager als ongewenste informatie omtrent zijn aankoop. In de volgende e-mail (d) wordt het betalen via iDeal aangeprezen, hoewel klager bij zijn bestelling heeft vermeld te willen betalen per acceptgiro. Vervolgens is klager een e-mail toegestuurd met de mededeling dat de bezorger onderweg is (e). Klager vindt het in het algemeen “zwaar overtrokken” om over een zending die binnen 24 uur wordt bezorgd vier e-mails te versturen. Klager heeft hierover zijn beklag gedaan bij bol.com, die hem echter heeft meegedeeld dat het niet anders kan. Naar aanleiding van deze klacht heeft klager per e-mail een enquêteformulier van de klantenservice van bol.com (f) ontvangen. Dit lijkt klager het vragen om een dienst die in strijd met de Code E-mail is.

Het oordeel van de Commissie:
1) De Commissie vat de klacht aldus op dat klager onder verwijzing naar de Code reclame via e-mail 2012 (hierna: Code e-mail) bezwaar maakt tegen de toezending door bol.com van de hiervoor met a t/m f aangeduide e-mails, omdat deze e-mails volgens klager reclame bevatten en/of informatie over zijn bestelling waarvoor hij zich bij het aanmaken van zijn account zegt te hebben afgemeld.

2) Bij de beoordeling van de klacht dient in de eerste plaats de vraag beantwoord te worden of de door klager ontvangen e-mails als reclame in de zin van artikel 1 NRC kunnen worden aangemerkt, nu dit door verweerder wordt bestreden. Bol.com heeft daartoe aangevoerd dat de e-mails louter feitelijke informatie over klagers bestelling bevatten en daarom aan klager gestuurd mochten worden.

3) Dit verweer treft naar het oordeel van de Commissie geen doel voor zover het de als eerste aan klager toegezonden ‘welkomst e-mail’ betreft (uiting a). Deze e-mail bevat niet alleen de bevestiging aan klager dat bij bol.com een account is aangemaakt en informatie over de gang van zaken bij het plaatsen van een bestelling, maar ook de volgende tekst: “P.S. Komt de nieuwe cd van jouw favoriete artiest binnenkort uit? Of verschijnt eindelijk dat boek waar je al zo lang op wacht? Vaak kun je jouw exemplaar dan alvast bij bol.com reserveren. We bezorgen ‘m thuis op de dag van release.” Deze toevoeging moet naar het oordeel van de Commissie worden beschouwd als een aanprijzing van een dienst van bol.com die het kader van het enkele verstrekken van informatie te buiten gaat en daarom als reclame in de zin van artikel 1 NRC dient te worden aangemerkt.

4) Uit artikel 1.3 sub a Code e-mail - zoals dat in verbinding met artikel 11.7 lid 3 van de Telecommunicatiewet dient te worden uitgelegd - volgt dat bol.com in beginsel de van klager bij het aanmaken van het account verkregen elektronische contactgegevens (e-mailadres) mag gebruiken voor het aan klager toezenden van reclame voor eigen gelijksoortige diensten, echter op voorwaarde dat bol.com aan klager bij de verkrijging van de elektronische contactgegevens duidelijk en uitdrukkelijk de gelegenheid heeft geboden om kosteloos en op gemakkelijke wijze verzet aan te tekenen tegen het gebruik van die elektronische contactgegevens. Niet is gesteld of gebleken dat bol.com aan deze eis heeft voldaan. Bij het aanmaken van het account is de mogelijkheid geboden om zich via een opt-in desgewenst aan te melden voor de ontvangst per e-mail van de nieuwsbrief van bol.com, maar van een duidelijke mogelijkheid om zich af te melden voor (buiten de nieuwsbrief vallende) reclame via e-mail is niet gebleken. Gelet op het voorgaande heeft bol.com met het toezenden aan klager van de ‘welkomst e-mail’ (uiting a) met daarin reclame gehandeld in strijd met artikel 1.3 sub a Code e-mail.

5) Voornoemd oordeel geldt niet voor de onder b t/m e opgesomde e-mailberichten die door klager zijn ontvangen. In deze e-mails wordt feitelijke informatie verstrekt over de status van klagers bestelling. Nu deze uitingen geen aanprijzend of wervend karakter hebben, kunnen deze uitingen naar het oordeel van de Commissie niet als reclame aangemerkt worden. Van toezending van reclame in strijd met de Code e-mail is daarom geen sprake.

6) Klagers stelling dat de e-mails hem zijn toegezonden in strijd met zijn mededeling bij registratie dat hij geen e-mail met informatie rondom zijn aankoop wil ontvangen, kan niet slagen. Klager doelt hierbij kennelijk op de bij het aanmaken van een account  getoonde – door klager niet aangevinkte – opt-in betreffende de ontvangst van de elektronische nieuwsbrief met “informatie rondom je aankoop (…) en inspiratie & acties (…)”. Bij het aanmaken van het account wordt echter uitdrukkelijk vermeld dat het opgegeven e-mailadres (ook) wordt gebruikt voor het op de hoogte houden van de consument van de status en voortgang van zijn bestelling(en). Van de onder b t/m e genoemde e-mails kan niet worden gezegd dat deze het kader van de bestelinformatie te buiten gaan.

7) De onder f genoemde e-mail bevat een vrijblijvende uitnodiging aan klager om zijn mening te geven over een contact dat hij recent met de klantenservice van bol.com heeft gehad. Naar het oordeel van de Commissie is ook deze e-mail niet als een reclame-uiting aan te merken, nu de inhoud daarvan specifiek op de evaluatie van een reeds plaatsgevonden contact is afgestemd en geen afzonderlijke aanprijzing van goederen of diensten bevat noch het vragen van een afzonderlijke dienst inhoudt.

8) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht toezending van de onder a) aangeduide e-mail in strijd met het bepaalde in artikel 1.3 onder a Code e-mail. Zij beveelt verweerder aan om niet meer in strijd met dit artikel te handelen. De Commissie wijst de klacht voor het overige af.

RB 2524

Boodschap filmpje is wijzen op mogelijkheid geld vragen aan ouders indien nodig

RCC 26 augustus 2015, RB 2524, dossiernr. 2015/00813. (Studenten begrijpen ouders niet moet manipuleren)
Afwijzing. Filmpje Facebook. De uiting: Het betreft een filmpje op de Facebook pagina van adverteerder waarvan de inhoud als volgt wordt omschreven: “Bekijk hier hoe je niet in je eentje voor de kosten opdraait. Je kunt bijvoorbeeld ook je ouders erbij betrekken”. De klacht: Klaagster vindt het schandalig dat het Ministerie van OCW een filmpje opneemt in verband met de wijziging studiefinanciering waarin jongeren vertellen hoe je ouders kunt manipuleren bij te dragen in de studiekosten. Een aantal ouders zou hun kinderen graag tegemoet willen komen in de studiekosten, maar heeft hiertoe onvoldoende financiële middelen. Het filmpje draagt ertoe bij dat deze ouders zich schuldig voelen.

Het oordeel van de Commissie:
Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met de goede smaak en/of fatsoen in de zin van artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals klaagster kennelijk met haar klacht bedoelt, stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van deze criteria.

Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt. In de televisiecommercial gaan studenten in op de vraag hoe ouders ertoe gebracht kunnen worden om hen financieel te steunen. Daarbij komen ook vormen van manipulatie aan de orde. De Commissie is van oordeel dat de doelgroep van de uiting – studenten – zal begrijpen dat men ouders niet behoort te manipuleren en dat de boodschap van het filmpje slechts is te wijzen op de mogelijkheid geld aan de ouders te vragen indien dat nodig is. Op grond van vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden.

Het voorgaande neemt overigens niet weg dat de Commissie er begrip voor heeft dat niet iedereen de onderhavige uiting zal waarderen en dat het niet zonder meer voor de hand ligt dat de overheid op deze wijze voorlichting geeft. Dit leidt evenwel – gezien het voorgaande –  niet tot een andere beslissing.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2523

Pearle vermeldt beperkende voorwaarden niet

RCC 25 augustus 2015, RB 2522, dossiernr. 2015/00816 (Pearle tweede bril gratis beperkende voorwaarden onvermeld)
Aanbeveling. Bril. De uiting: Het betreft een televisiecommercial van adverteerder ten behoeve van haar “Gratis Tweede Bril-campagne” waarin door de voice-over wordt gezegd: “Altijd een tweede bril gratis! Voor jezelf of als cadeau voor iemand anders”. De klacht: In de uiting wordt de indruk gewekt dat de consument zonder meer een tweede bril gratis ontvangt. Tijdens een bezoek aan één van de winkels van adverteerder ontdekte klager dat hij een gratis tweede bril kon ontvangen ter waarde van maximaal € 140,-, terwijl in de commercial niet is aangegeven dat de waarde van de (gratis) tweede bril gemaximeerd is. Om die reden acht klager de uiting misleidend.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie heeft geconstateerd dat – anders dan adverteerder in haar verweer stelt – in de bestreden reclame-uiting niet wordt verwezen naar voorwaarden. Vast is komen te staan dat voor de actie ‘altijd een tweede bril gratis’ echter wel (beperkende) voorwaarden gelden waarop de consument niet zonder meer bedacht hoeft te zijn. De actie blijkt immers in te houden dat men bij aankoop van een bril op sterkte een cadeaubon ontvangt waarvan de waarde afhankelijk is van de prijs van de eerste bril. Bovendien heeft de tweede bril niet exact dezelfde specificaties als de eerste bril. Het bestaan van voorwaarden voor de actie betreft essentiële informatie waarover de consument tijdig moet worden geïnformeerd. In de onderhavige televisiecommercial is niet aan deze informatieverplichting voldaan, nu hierin geen enkele verwijzing naar (beperkende) voorwaarden is opgenomen. Gelet op voorgaande is in de onderhavige uiting sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, terwijl de uiting daartoe voldoende mogelijkheden biedt. Derhalve is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.