RB
RB 3936
5 november 2025
Artikel

Op 13 November start de zesde editie van de Mr. S.K. Martens Academie

 
RB 3935
30 oktober 2025
Artikel

Stage: Juridisch redacteur

 
RB 3934
21 oktober 2025
Artikel

U kunt zich nog aanmelden voor Mr. S.K. Martens Academie 2025-2026: Het nieuwe seizoen start op 13 november

 
RB 1362

Suggestie dat er onvoldoende toezicht zou zijn

Hof 's-Hertogenbosch 10 april 2012, LJN BW2293 (Stichting Virtuele Trombosedienst tegen Stichting Orbis Medisch Centrum)

In't kort: Follow-up na RB 1304 en RB 1216. Reclamerecht. Misleidende reclame. Ongeoorloofde mededelingen. Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep en verbiedt de trombosediensten (gedaagden) enige mededeling openbaar te maken waarin is vermeld of wordt gesuggereerd dat er onvoldoende toezicht zou zijn op de kwaliteit en veiligheid van de trombosezelfzorg van de Nationale Trombose Dienst.

4.10. Grief 9 is gericht tegen de overweging in het vonnis waarvan beroep dat niet kan worden geoordeeld dat met de mailing van de trombosediensten is beoogd gezamenlijk de toetreding van NTD op de Limburgse trombosemarkt te bemoeilijken. Het hof overweegt daarover het volgende. De Mededingingswet heeft ten doel bij te dragen aan een goed functionerend marktmechanisme van de Nederlandse economie. Artikel 6 Mw verbiedt overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Dat daarvan sprake is heeft NTD in het kader van dit kort geding onvoldoende aangetoond. NTD heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat een overeenkomst als hier bedoeld tussen de trombosediensten is gesloten. Van een onderling afgestemde feitelijke gedraging die een vorm van een coördinatie tussen de trombosediensten inhoudt die de risico’s van de onderlinge concurrentie welbewust vervangt door een feitelijke samenwerking is voorshands onvoldoende gebleken. Van mededinging beperkende onderlinge afspraken als prijsafspraken, marktverdeling, kartelvorming en dergelijke blijkt uit die brieven niets, evenmin van het gebruik van een machtspositie of enige vorm van dwang. Grief 9 faalt.

4.11. Het hof ziet in hetgeen onder 4.9.4. is overwogen aanleiding de trombosediensten te verbieden in de toekomst mededelingen te doen waarin wordt vermeld of waarmee wordt gesuggereerd dat er onvoldoende toezicht zou zijn op de kwaliteit en veiligheid van de trombosezelfzorg van NTD. De gevorderde rectificatie zal het hof afwijzen. Het hof acht dit in de omstandigheden van het geval een te zware maatregel, nu de brieven waarom het hier gaat inmiddels meer dan een half jaar geleden zijn verzonden. Het hof neemt mede in aanmerking dat de in rov. 4.9. besproken mededeling van de trombosediensten niet onjuist is, maar onvolledig. Nu uitsluitend een verbod wordt gegeven, heeft de NTD geen belang bij opgaaf van de NAW-gegevens van degenen aan wie de trombosediensten hun mailing hebben toegezonden, zodat ook deze vordering wordt afgewezen. De gevorderde dwangsom heeft alleen betrekking op de gevorderde rectificatie. De vordering tot betaling van € 5.000,00 als voorschot op de schade voor buitengerechtelijke kosten zal het hof afwijzen, nu NTD niet heeft onderbouwd dat dergelijke kosten zijn gemaakt.

RB 1361

Internetconsultatie Wijziging regeling universele dienstverlening

Internetconsultatie Wijziging regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen

Deze regeling wijzigt de Regeling universele dienstverlening en eindgebruikersbelangen en strekt ter implementatie van de herziene Europese richtlijnen op het gebied van elektronische communicatie en ziet vooral op het recht op kostloze blokkade van Premium SMS– en MMS–diensten, controle van de abonnee over de hoogte van de telefoonrekening, de omzetgrenzen met betrekking tot een bijdrage aan de universele dienst en de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van locatiegegevens.

Einddatum: 4 mei 2012
Consultatieversie: hier

RB 1360

Bekrachtiging lijst van"probleemvluchten"

Hof Arnhem 10 april 2012, LJN BW2994 (Transavia Airlines C.V. tegen EUClaim B.V.)

 

Uitspraak ingezonden door Milica Antic, SOLV.

In navolging van RB 1135. In een kort geding tussen luchtvaartmaatschappij Transavia en EUclaim biedt diensten en verkoopt documenten aan waarmee passagiers claims kunnen indienen ogv EU en nationale wet- en regelgeving, inzake misleiding en onrechtmatig handelen. De voorzieningenrechter oordeelt dat EUclaim niet misleidt of onrechtmatig handelt en wijst de vorderingen af. In hoger beroep bekrachtigt het hof het tussen partijen gewezen vonnis.

3.17. EUclaim vermeldt nergens op haar website dat de vluchten op de lijst van Transavia-vluchten gegarandeerd recht op compensatie geven. De mededeling dat deze vluchten "volgens EUclaim voldoen aan de EG verorderdening 261/2004" is in dit opzicht niet misleidend. Blijkens de woorden "volgens EUclaim" gaat het om de visie van EUclaim zelf, terwijl de mededeling dat de bewuste vluchten aan de Verordening "voldoen" aldus is te verstaan dat zij beantwoorden aan het in de Verordening besloten liggende criterium dat zij zijn geannuleerd of minimaal drie uur zijn vertraagd. Daarmee vallen die vluchten onder het werkingsbereik van de Verordening en geven zij in beginsel -behoudens het geval dat door de luchtvaartmaatschappij wordt aangetoond dat van buitengewone omstandigheden sprake is- recht op compensatie. Om dezelfde reden is ook het gebruik van het woord "probleemvluchten" niet misleidend (welk woord op de aangepaste website overigens niet meer voorkomt).

3.18. De naast de lijst van Transavia-vluchten geplaatste tekst dat "(d)eze vluchten zijn gecontroleerd op overmachtssituaties" is op zichzelf geschikt om een verkeerd beel op te roepen. De overige informatie op de website corrigeert dit beeld echter in voldoende mate. De navolgende teksten op de site maken de passagier die overweegt een claim in te dienen, voldoende duidelijk dat de door EUclaim toegepaste controle op overmacht geen 100% zekerheid geeft en dat compensatie niet zonder meer gegarandeerd is.

3.23. Voor zover Transavia wil betogen dat EUclaim tevens misleidt door op haar website te verzwijgen dat diverse kantonrechters de claimprocedures tegen de luchtvaartmaatschappijen momenteel aanhouden in afwachting van uitspraken van hogerhand over de rechtsgeldigheid van het Sturgeon-arrest, wordt ook dit betoog gepasseerd. EUclaim kan niet worden verweten zich bij de aanbieding van haar diensten te baseren op de uitleg die het HvJ EU in het Sturgeon-arrest aan de Verordening heeft gegeven. Weliswaar is discussie ontstaan over de verenigbaarheid van dit arrest van het EU-recht en het Verdrag van Montreal en zijn in dit kader prejudiciële vragen aan het HvJ EU voorgelegd, maar tot op heden is het Sturgeon-arrest leidend. Van de passagier noch van degene die hem bijstaat mag worden verwacht het indienen van een claim uit te stellen totdat omtrent dit juridisch dispuut uitsluitsel zal zijn verkregen.

Lees het arrest hier (grosse zaaknr. 200.097.503, LJN BW2994)

RB 1359

Te weinig Muppets

Vz (afwijzing) RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00244 (Te weinig Muppets)

Gedurende de laatste twee weken van de actie waren er in het filiaal Moerwijk Breda geen Muppet poppen meer verkrijgbaar. Volgens de filiaalmanager was er maar een beperkt aantal Muppets geleverd. Hierdoor bestond onvoldoende mogelijkheid alle 8 Muppet poppen bij elkaar te sparen.

Het inkoopaantal van 2,5 miljoen handpoppen is gebaseerd op voorgaande acties, de populariteit van het thema “Muppets” en het verwachte drukkende effect van de bijbetaling van € 1,-. Iedere winkel is, afhankelijk van de winkelgrootte, een startvoorraad verstrekt. Muppet handpoppen die werden verkocht zijn door middel van scanning bij de kassa automatisch bijbesteld, waardoor naar behoefte aan iedere winkel kon worden geleverd.

De voorzitter stelt dat de adverteerder, wanneer zij een bijzonder aanbod doet, ervoor zorg dient te dragen dat er een redelijke voorraad aanwezig is in verhouding tot het aanbod en de daarvoor gevoerde reclame. De voorzitter oordeelt dat dit voldoende aannemelijk is gemaakt met het bovenstaande en wijst de klacht af.

Het verweer
Albert Heijn heeft het mogelijk willen maken dat iedere klant voor in ieder geval 1 of 2 van de 8 Muppet handpoppen kon sparen, wat ligt besloten in de mededeling “Spaar voor uw favoriete Muppet handpop”. Het inkoopaantal van 2,5 miljoen handpoppen is gebaseerd op voorgaande acties, de populariteit van het thema “Muppets” en het verwachte drukkende effect van de bijbetaling van € 1,-. Iedere winkel is, afhankelijk van de winkelgrootte, een startvoorraad verstrekt. Muppet handpoppen die werden verkocht zijn door middel van scanning bij de kassa automatisch bijbesteld, waardoor naar behoefte aan iedere winkel kon worden geleverd. Wellicht heeft klager, die stelt dat in de laatste twee actieweken geen Muppet pop meer beschikbaar was, mis gegrepen tussen twee leveringen in.

Op basis van voorraad- en verkoopcijfers is geconstateerd, dat aan het eind van de derde actieweek 3 van de 8 Muppetpoppen uitverkocht waren en de overige poppen op de woensdag van de vierde (laatste) week. Aan het eind van de actie is het communicatiemateriaal betreffende de actie aangepast en zijn, omdat nabestelling van de poppen op korte termijn niet mogelijk was, als tegemoetkoming aan klanten met volle spaarkaarten gratis Muppet ansichtkaarten in plaats van handpoppen verstrekt.

Oordeel van de voorzitter
Voorop gesteld wordt dat, indien een adverteerder een bijzonder aanbod doet, hij ervoor zorg dient te dragen dat er een in verhouding tot dat aanbod en de daarvoor gevoerde reclame redelijke voorraad goederen aanwezig is. Het feit dat sprake is van een actie, wat erop duidt dat sprake kan zijn van een beperkte beschikbaarheid, maakt dit niet anders.

Naar het oordeel van de voorzitter heeft adverteerder voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een redelijke voorraad Muppet poppen aan het begin van de actieperiode en dat deze voorraad op basis van de verkoopcijfers per filiaal is aangevuld. Bovendien heeft adverteerder gesteld dat tot in de laatste actieweek Muppet poppen – zij het niet alle varianten – beschikbaar zijn geweest.

Dat klager in de door hem bezochte winkel mogelijk is meegedeeld dat in de derde en vierde actieweek geen Muppet pop meer verkrijgbaar was, kan niet leiden tot het oordeel dat de uiting misleidend is.

RB 1358

Wat als... de lepel in de steel zit

Vz (afwijzing) RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00240, 2012/00240A ("Wat als..." de vork nooit was uitgevonden)

De klacht richt zich tegen het tijdstip van het uitzenden van de promo. De ene klacht gaat over de uitzending overdag, de tweede over het eerste reclameblok tijdens "The Voice Kids". In de promo is te zien dat een vrouw seks heeft met een man, en de tagline betreft "nu weet ik hoe de lepel in de steel zit".

Omdat de RCC zich terughoudend opstelt bij de subjectieve normen en met inachtneming van de onderhavige, duidelijk humoristisch bedoelde uiting is de grens van het toelaatbare niet overschreden.

De voorzitter begrijpt de klacht aldus, dat de uiting volgens klaagster in strijd is met de goede smaak of het fatsoen, gelet op het tijdstip van uitzenden daarvan. Bij de beoordeling van der­gelijke klachten stelt de Reclame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het sub­jec­tieve karakter van de criteria waaraan dient te worden getoetst. Bij subjectieve normen speelt, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol. Deze verschilt van persoon tot persoon. Op grond daarvan dient de Commissie zich terug­houdend op te stellen en van geval tot geval te beoordelen of volgens de huidige maat­schap­pelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden.

Met inachtneming van de hiervoor bedoelde terughoudende wijze waarop de uiting dient te worden getoetst, acht de voor­zitter de onder­havige, duidelijk humoristisch bedoelde uiting, waarin te zien is hoe een man een trap oploopt en – kennelijk – zijn vrouw in bed betrapt terwijl ze blijkbaar seks heeft met een andere man, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare is over­schre­den. Van belang hierbij is dat in de promo slechts een enkele sek­suele handeling voor­komt die niet expliciet in beeld is ge­bracht. Daarbij zijn geen genitaliën te zien. Met dit oordeel is in overeenstemming dat ook vol­gens het kwalificatiesysteem van Kijkwijzer de promo de hele dag mag worden uit­ge­zonden.

RB 1357

Om een onderzoek af te ronden

RCC 16 maart 2012, dossiernr. 2011/01026 (Yellowbrick tot 20% lagere parkeerkosten)

De mededeling “Tot 20% lagere parkeerkosten op straat” [klik afbeelding voor vergroting] doet vermoeden dat men via Yellowbrick goedkoper uit is. Met Yellowbrick is men echter per definitie duurder uit, omdat men altijd de werkelijke parkeerkosten op straat vermeerderd met transactiekosten betaalt.

Nadat de adverteerder meerdere malen om uitstel heeft gevraagd om een onderzoek onder respondenten af te ronden is de uitslag bekend, echter het onderzoek waaruit de juistheid hiervan volgt, wordt niet overlegd.

De commissie kan de resultaten van dit onderzoek dus niet staven en acht de uiting misleidend en daardoor oneerlijk.

De uitslag van het onderzoek onder klanten luidt als volgt. De 251 tot nu toe onderzochte transacties (parkeeracties) leverden een gemiddelde besparing op van 21,76%.

Er loopt nog een onderzoek via Intomart onder niet-klanten. Dit veldwerk is inmiddels gestart en de uitslag daarvan wordt medio februari verwacht. 

Nadat adverteerder een aantal malen uitstel heeft gevraagd en verkregen om een onderzoek onder 500 respondenten af te ronden, heeft adverteerder ruim drie maanden na het indienen van de klacht verwezen naar de uitslag van een onderzoek betreffende  251 transacties (parkeeracties). Volgens adverteerder blijkt uit dit onderzoek dat er sprake is van een gemiddelde besparing van 21,76%. Het onderzoek zelf heeft adverteerder niet aan de Commissie overgelegd, zodat de Commissie niet kan  vaststellen wat de uitgangspunten van het onderzoek zijn en of de resultaten van het onderzoek voldoende grondslag bieden voor de daaraan door adverteerder verbonden conclusie.  

Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder er met bovenstaande reactie niet in geslaagd om aan te tonen dat de mededeling “Tot 20% lagere parkeerkosten op straat” in elk geval ten tijde van publicatie daarvan, juist was.

RB 1356

Wat onder een bankstel wordt verstaan

Vz RCC (toewijzing) 22 maart 2012, dossiernr. 2011/01211 (Seats and Sofa's / Gratis huishoudpakket)

Aangekomen in de winkel bleek het gratis huishoudpakket niet te zijn inbegrepen bij de in de folder afgebeelde bankstellen, maar alleen bij de bankstellen met een duurdere stof en een hogere prijs. Bij afgeprijsde bankstellen wordt geen huishoudpakket geleverd. Er bestaat discussie over wat zou worden verstaan onder een bankstel.

In de folders, waarin tevens losse banken en banken met een ‘L-shape’ worden aangeboden, wordt op verschillende plekken zonder verdere nuancering meegedeeld dat het huishoudpakket ‘bij elk bankstel’ wordt verkregen. De voorzitter acht het voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk dat onder ‘elk bankstel’ niet ‘losse’ banken en banken in de vorm van een ‘L-shape’ moeten worden begrepen.

Ten aanzien van de vraag of men bij aankoop van een bankstel dat in de folder is afgebeeld bij elke uitvoering recht heeft op het gratis huishoudpakket, is de voorzitter van oordeel dat ook na de verder gevoerde correspondentie onvoldoende duidelijkheid  bestaat. Deze kwestie wordt daarom verder in het midden gelaten.
RB 1355

Aanprijzing erectiemiddel blijkt misleidend

RCC 13 maart 2012, dossiernr. 2012/00074 (EM5 Erectomedium, erectiemiddel)

Met samenvatting van Hanneke van Lith, masterstudent IVIR.

De online aanprijzing van het erectiemiddel EM5 Erectomedium is misleidend.

Op de verpakking en in de bijsluiter van het middel zijn de volgende claims aangebracht: ‘’Ter ondersteuning van een erectie’’, ‘’Helpt bij het langer behouden van een erectie’’ en ‘’Voor een relaxed gevoel’’. Welke zijn goedgekeurd door de Keuringsraad KOAG/KAG. De vergelijkbare claims in de bestreden reclame-uiting zijn daarentegen niet ter goedkeuring voorgelegd.

De commissie stelt dat de uitlatingen in de bestreden reclame onvoldoende wetenschappelijk onderbouwd zijn.

Derhalve beslist de Commissie dat de reclame-uiting een misleidend karakter heeft.


‘’Gelet op het voorgaande is niet aangetoond of voldoende aannemelijk gemaakt dat EM5 de werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven. In de uiting wordt derhalve onjuiste informatie verstrekt over de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld onder b van artikel 8.2 NRC. Nu de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.’’

RB 1354

Heldendiploma

Kantonrechter Rechtbank Dordrecht 29 maart 2012, LJN BW0720 (Triple P tegen Stichting Kinderopvang Korendijk)

In't kort: Triple P vordert betaling van een factuur. Zij stelt dat de Stichting opdracht heeft gegeven tot het maken van drukwerk c.q. het opstellen van een advertentie voor sponsoring van een zogenaamd "heldendiploma" voor zieke kinderen. De Stichting betwist opdracht te hebben gegeven. Zij voert aan dat het hier gaat om acquisitiefraude. Op internet zijn vermeldingen van Triple P te vinden. Voorts betwist de Stichting dat drukwerk is gemaakt. Triple P verschijnt, ondanks behoorlijk opgeroepen te zijn, niet ter comparitie. De vordering wordt afgewezen met veroordeling van Triple P in de kosten.

RB 1353

Geen opdracht tot plaatsten van advertentie

Rechtbank Assen 2 november 2011, LJN BW0707 (De telefoongids B.V. tegen Lubbers Services B.V.)

Vordering m.b.t. gestuurde facturen voor geplaatste advertenties afgewezen. Niet gebleken dat gedaagde opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de advertenties.

Het verweer van Lubbers Services brengt met zich dat op De Telefoongids een nadere stelplicht rust. Van haar mag worden verwacht dat zij nader onderbouwt op welke wijze de opdracht tot het plaatsen van de advertenties is verstrekt. De rechtbank oordeelt dat uit hetgeen De Telefoongids ten aanzien van de fax van 25 november 2005 stelt niet blijkt dat Lubbers Services opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de advertenties. De vordering wordt afgewezen.

4.3.  De Telefoongids onderbouwt haar stelling met een faxbericht van 25 november 2005, waaruit volgens De Telefoongids blijkt dat Lubbers Services de plaatsing van de advertenties heeft bevestigd. Lubbers Services stelt die fax niet te kennen en uit de fax zelf blijkt niet dat deze van Lubbers Services afkomstig is. De Telefoongids wijst in dit verband op het faxnummer waarvan de fax afkomstig is, maar zij stelt zelf dat dit het faxnummer van de 'Lubbers Logistics Group' is. Dit betreft volgens Lubbers Services een zelfstandige vennootschap. Zonder nadere toelichting die De Telefoongids niet geeft blijkt daaruit dan ook niet dat deze fax van Lubbers Services afkomstig is.

4.4.  De rechtbank oordeelt dat uit hetgeen De Telefoongids ten aanzien van de fax van 25 november 2005 stelt niet blijkt dat Lubbers Services opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de advertenties. Andere feiten of omstandigheden waaruit zulks kan volgen zijn door De Telefoongids niet gesteld, zodat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.

4.5.  Uit het voorgaande volgt dat de vordering van De Telefoongids moet worden afgewezen.