Intensiviteit of omvang niet bepalend voor agressieve reclame
CvB RCC 23 juli 2013, dossiernr. 2013/00294 (Heineken Starbottle) Bijzondere Reclamecode. Agressieve reclame. (Gedeeltelijke) aanbeveling. Bevestiging. Het betreft een advertentie voor de “Star Bottle” van Heineken op de buitenzijde van de omslag (voor- en achterkant) van het dagblad Spits van 28 maart 2013 en op de binnenzijde van de omslag (alleen voorkant).
De klacht - Door de grootte, de opmaak, het intense kleurgebruik en het daardoor drammerige en propagandistische karakter van de advertenties is sprake van ongepaste beïnvloeding en daardoor van agressieve reclame in de zin van artikel 14.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de reclame ongepast is, is deze tevens in strijd met de goede smaak (artikel 2 NRC) en de professionele toewijding (artikel 7 NRC). Bovendien staat ten onrechte de educatieve slogan alleen op de achterzijde van de omslagadvertentie.
Het oordeel van de Commissie
1) De NRC bevat geen bepaling waarin grenzen worden gesteld aan de mate waarin reclame “drammerig” mag zijn. Het enkele feit dat adverteerder zich van een intensieve reclamecampagne bedient, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.1 NRC. Ook kan niet worden geoordeeld dat de onderhavige advertenties door grootte, opmaak en kleurgebruik de keuzevrijheid van de gemiddelde consument (kunnen) beperken en/of aan het nemen van een geïnformeerd besluit over het aangeprezen product in de weg zouden staan.
2) Nu naar het oordeel van de Commissie geen sprake is van agressieve reclame, wijst zij de klacht dat de reclame door het agressieve karakter daarvan tevens in strijd is met de goede smaak en de professionele toewijding af.
3) De onderhavige uitingen voor de Heineken Star Bottle betreffen reclame voor alcoholhoudende dranken waarop, naast het Algemene deel van de NRC, de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken (RvA) van toepassing is. Krachtens artikel 32 lid 2 en 3 RvA moet alle printreclame voor zwakalcoholhoudende dranken zijn voorzien van het logo “Geen 16? Geen druppel”. De advertentie aan de binnenzijde van de omslag voldoet aan het bepaalde in genoemd artikel. Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval bij de reclame aan de buitenzijde van de omslag, waarbij in de advertentie die zich aan de achterzijde van de krant bevindt het logo “Geen 16? Geen druppel” is opgenomen. Opengevouwen vormt de uiting op de omslag weliswaar één advertentie, maar bij een dichtgevouwen krant is niet (direct) duidelijk dat de uiting aan de voorzijde de helft is van een groter geheel. Naar het oordeel van de Commissie dient daarom de advertentie die aan de voorzijde van de omslag zichtbaar is, als zelfstandige uiting te voldoen aan de bepalingen van artikel 32 RvA betreffende het opnemen van het logo “Geen 16? Geen druppel”. Daarbij is van belang dat in de richtlijnen voor het tonen van het logo, die zijn opgenomen in de toelichting bij artikel 32 RvA, ten aanzien van de positie van het logo is bepaald dat “het logo in ieder geval duidelijk zichtbaar moet zijn”. Dat is bij de uiting op de voorzijde van de omslag niet het geval.
4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist. De beslissing van de Reclame Code Commissie [24 mei 2013] Op grond van hetgeen onder 3) is overwogen acht de Commissie de bestreden uiting op de buitenzijde van de omslag (voorkant) in strijd met het bepaalde in artikel 32 lid 3 RvA. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.Het oordeel van het College
1. Het College stelt voorop dat in beroep uitsluitend dient te worden beslist over de vraag of de bestreden reclame-uitingen als agressief in de zin van artikel 14.1 NRC dienen te worden aangemerkt. Dit artikel bevat een opsomming van omstandigheden waaronder reclame agressief is. Het College leest in deze opsomming niet dat de omvang en de intensiteit van reclame-uitingen zelfstandig tot het oordeel kunnen leiden dat sprake is van agressieve reclame. Het feit dat grootschalig en intensief voor een bepaald product reclame wordt gemaakt, kan immers niet tot het oordeel leiden dat reeds daardoor sprake zou kunnen zijn van intimidatie, dwang, met inbegrip van het gebruik van lichamelijk geweld, en ongepaste beïnvloeding. Het voorgaande ligt niet anders indien rekening wordt gehouden met de marktpositie van Heineken. Ook deze positie kan niet zelfstandig tot het oordeel leiden dat de bestreden reclame-uitingen van Heineken agressief zijn in de zin van artikel 14.1 NRC. Tot slot merkt het College op dat de Nederlandse Reclame Code geen grens stelt aan de mate waarin een bedrijf reclame mag maken.
2. De primaire en subsidiaire grieven kunnen niet slagen. Derhalve wordt beslist als volgt.De beslissing van het College van Beroep [23 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde.
Geen onderbouwing voor gestelde werking en gebruik sportgel
RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00473-1 (Rowo Sportgel)
Voornaamste kenmerken product. Onjuiste informatie. Aanbeveling. Het betreft een in verschillende huis-aan-huis kranten geplaatste advertentie voor Rowo Sportgel met als kop “Spierpijn weg [of: ”verdwijnt”] terwijl u wacht!”.
De klacht - Blijkens de door Natusor aan de Keuringsraad overgelegde onderbouwing van de werking van het medisch hulpmiddel Rowo Sportgel heeft het product een “cooling effect”. In de bestreden uiting worden echter ook een aantal aanprijzingen van het product gebezigd welke niet zijn aangetoond dan wel onderbouwd. Niet duidelijk is derhalve of dit product ook al die eigenschappen heeft en of de eigenschappen wetenschappelijk zijn aangetoond en derhalve juist zijn. Is dat niet of slechts deels het geval, dan zijn de separate zinsneden en de gehele uiting in strijd met de artikelen 2 en 7 juncto 8.2 onder a en b van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat zij alleen de door de Keuringsraad aan haar voorgelegde advertentie beoordeelt, en niet de herziene versie daarvan. Tussen partijen is niet in geschil dat het product waarop de reclame-uiting betrekking heeft, Rowo Sportgel, een medisch hulpmiddel is dat - volgens de door de fabrikant opgestelde onderbouwing - een verkoelend effect heeft. Nu door de Keuringsraad de juistheid wordt betwist van de mededelingen omtrent de verdere werking van Rowo Sportgel zoals hiervoor onder “De klacht” is weergegeven, dient adverteerder de beweerde werking van het aangeprezen product - en daarmee de juistheid en eerlijkheid van de reclame-uiting - aannemelijk te maken. Hetzelfde geldt voor de mededelingen omtrent de aanprijzing van het product door “artsen en fysiotherapeuten” en het gebruik van de sportgel door “bijna alle professionele voetbalploegen”. Adverteerder heeft dit niet gedaan. Er is immers geen onderbouwing voor de in de uiting gestelde werking en gebruik van Rowo Sportgel aangevoerd.Het voorgaande impliceert dat het ervoor moet worden gehouden dat de uiting onjuiste informatie bevat over de van het gebruik van Rowo Sportgel te verwachten resultaten, een van de voornaamste kenmerken van het aangeprezen product als bedoeld onder b van artikel 8.2 NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de bestreden uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Nu de Commissie de uiting reeds op voornoemde gronden in strijd met de NRC acht, kan in het midden blijven of de uiting tevens in strijd is met de overige door de Keuringsraad genoemde bepalingen van de NRC.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Publieke omroep is van en voor iedereen
CvB RCC 24 juli 2013, dossiernr. 2013/00180 (Publiekeomroep.nl)Voornaamste kenmerken product. Afwijzing. Bevestiging (met wijziging gronden). Het betreft de op verweerders website www.publiekeomroep.nl, staande tekst “De publieke omroep is van en voor iedereen”.
De klacht - Verweerder maakt met belastinggeld reclame voor zichzelf door te stellen dat ze van en voor iedereen is. Verweerder slaagt er evenwel niet in om in haar informerende en opiniërende programma’s alle substantiële politieke, maatschappelijke en levensbeschouwelijke stromingen binnen de Nederlandse samenleving te bedienen. Naar het oordeel van klager, die voorzitter is van de Populistische Omroep Nederland, lukt het verweerder al zeker 10 jaar niet om het geluid van het rechtspopulistische deel van het politieke spectrum te laten horen, terwijl dit tussen de 10 en 25% van de Nederlandse bevolking omvat.
Het oordeel van de Commissie
Verweerder is een samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op landelijk, regionaal en lokaal niveau, als bedoeld in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. Ingevolge artikel 2.1 van de Mediawet 2008 dient verweerder er onder meer op toe te zien dat sprake is van een media-aanbod op het terrein van informatie, cultuur, educatie en verstrooiing alsmede dat het aanbod voor iedereen toegankelijk is. In de zinsnede “De publieke omroep is van en voor iedereen” vat verweerder kort en bondig zijn wettelijke taak samen. Deze taakomschrijving kan niet worden aangemerkt als het aanprijzen van goederen en/of diensten of het propageren van een denkbeeld, in de zin van artikel 1 van de NRC, zodat de Commissie niet bevoegd is deze uiting aan de NRC te toetsen.De beslissing van de Reclame Code Commissie [21 mei 2013]
Op grond van het hierboven overwogene wijst de Commissie de klacht af.Het oordeel van het College
1. Appellant bestrijdt het oordeel van de Commissie dat de uiting met de slogan “De publieke omroep is van en voor iedereen” geen reclame-uiting is. Het College stelt dienaangaande voorop dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van reclame, de totale uiting een rol speelt. Daarbij richt de klacht zich in het bijzonder tegen de pagina die men ziet op de website www.publiekeomroep.nl onder het tabblad “organisatie”. Op deze pagina staan, blijkens de overgelegde kopie van de uiting, niet alleen organisatorische mededelingen, maar worden (onder meer) ook enkele specifieke programma’s genoemd met het bijbehorende “waarderingscijfer”, in verband waarmee kennelijk de programma’s met de hoogste waardering worden genoemd. Voorts bevat de pagina de tekst: “De publieke omroep bindt de Nederlandse samenleving met programma’s die informeren, inspireren en amuseren”.
2. Op grond van het voorgaande oordeelt het College dat de uiting niet louter uit feitelijke informatie over de organisatie van de NPO bestaat, maar tevens zodanig wervende elementen voor een denkbeeld bevat, te weten het denkbeeld dat de NPO een belangrijke rol voor de Nederlandse samenleving vervult en dit op zodanige wijze doet dat zij de kijker tevens amuseert met programma’s die op een hoge waardering kunnen rekenen, dat zij een openbare aanprijzing inhoudt als bedoeld in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De slogan dat de publieke omroep van en voor iedereen is, houdt verband met die aanprijzing en kan daar niet los van worden gezien. Het College is derhalve van oordeel dat de uiting als reclame dient te worden aangemerkt. Het College acht zich om die reden bevoegd de klacht inhoudelijk te beoordelen.
3. Met betrekking tot de inhoudelijke bezwaren oordeelt het College dat het betoog van appellant dat bedoelde slogan misleidend is, niet kan slagen reeds omdat niet is voldaan aan de in artikel 7 NRC opgenomen eis dat als gevolg van de reclame het economische gedrag van de gemiddelde consument met betrekking tot het product wezenlijk is verstoord of kan zijn verstoord. Niet valt in te zien immers dat als gevolg van de uiting de consument ertoe gebracht zou kunnen worden een specifiek besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen.
4. Voor zover de klacht aldus zou dienen te worden begrepen dat de uiting door bedoelde slogan in strijd met de waarheid is, kan deze evenmin slagen. Geen grief is gericht tegen de overweging van de Commissie dat de slogan een korte en bondige weergave is van de wettelijke taak van de NPO zoals vastgelegd in artikel 2.1 van de Mediawet 2008. De slogan dient derhalve als juist te worden beschouwd. Het feit dat appellant zich niet met de uitvoering van die taak door de NPO kan verenigen, doet aan het voorgaande niet af. Dit kan in de gegeven omstandigheden niet tot het oordeel leiden dat de uiting in strijd met de Nederlandse Reclame Code is.
5. De grieven treffen uitsluitend doel voor zover de Commissie heeft geoordeeld dat de bestreden uiting geen reclame-uiting is. Dit kan appellant evenwel niet baten, nu deze uiting toelaatbaar is. Het College komt aldus, zij het op andere gronden, tot dezelfde uitkomst als de Commissie. Derhalve wordt beslist als volgt.De beslissing van het College van Beroep [24 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie met wijziging van gronden.
Voldoende aannemelijk dat product de toegeschreven werking heeft
CvB RCC 23 juli 2013, dossiernr. 2013/00248 (Consumed.nl)
Bijzondere Reclamecode. Voornaamste kenmerken product. Ontbrekende informatie. Claims. Bevestiging afwijzing. Het betreft de advertentie met de aanhef “Oplossing bij aambeien en andere anale ongemakken” en de website www.consumed.nl/medicijnen/7541/7551/HemoClin (zelfzorg).
De klacht - In beide uitingen ontbreken gegevens over Aloë Barbadensis ofwel Aloë vera, hetgeen blijkt uit de monografie van Aloë in de Natural Medicines Comprehensive Database (NMCD), die klaagster bijvoegt. Aloë Barbendis bevat sap en latex. Het sap heeft de reputatie oppervlakkige wonden iets sneller te genezen, maar dit is niet wetenschappelijk bewezen. De latex is een sterk laxeermiddel met de nodige bijverschijnselen. In de advertentie staat niet of het middel het sap, de latex of beide bevat. Voorts kan zowel het sap als de latex problemen veroorzaken als ze samen met andere kruiden en met supplementen worden gebruikt. In de USA is de vrije verkoop van laxeermiddelen gebaseerd op aloë sinds 5 november 2007 verboden. Een waarschuwing daarvoor ontbreekt in de uitingen. Nu de nodige informatie ontbreekt zijn de uitingen misleidend.
Het oordeel van de Commissie
Het product is, naar de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld, door de Keuringsraad voorzien van een toelatingsstempel. Voorts is, naar adverteerder onder verwijzing naar het door adverteerder overgelegde certificaat stelt, niet alleen de applicator maar ook het product zelf, door de ECM gecertificeerd. Tussen partijen is niet in geschil dat het eindproduct waarop de bestreden uiting betrekking heeft een klasse II medisch hulpmiddel is in de zin van artikel 1 van de Wet op de medische hulpmiddelen (WMH). Voor dit product is een CE-markering verleend. Het is de Commissie bekend dat een dergelijke CE-markering krachtens artikel 7 van het Besluit medische hulpmiddelen (BMH) wordt afgegeven door een aangewezen instantie die heeft geverifieerd of sprake is van conformiteit van het betreffende product met de essentiële eisen die op het product van toepassing zijn. Een en ander impliceert dat is onderzocht -kort gezegd- of het product de door de fabrikant aangegeven prestaties levert en zodanig is ontworpen en vervaardigd dat het de door de fabrikant gespecificeerde functies kan vervullen. Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het product de werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven.De beslissing van de Reclame Code Commissie [27 mei 2013]
De Commissie wijst de klacht af.De beslissing van het College van Beroep [23 juli 2013] Zie Overweging 1-4
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde.
Aansprakelijkheid wegens niet nakomen sponsorovereenkomst
Rechtbank Midden-Nederland 10 juli 2013, ECLI:NL:RBMNE:2013:2925 (G-STAR RAW C.V. tegen gedaagde c.s.)
Sponsoring. Op 9 februari 2011 is een sponsorovereenkomst tot stand gekomen tussen de vennootschap (gedaagde c.s.) en G-Star. De sponsorovereenkomst houdt kort gezegd in dat G-Star International aan de vennootschap een bedrag betaalt van in totaal € 150.000,- ter sponsoring van een evenement. Skills Factory blijkt niet in staat om het evenement in de afgesproken periode te organiseren. G-star gaat over tot ontbinding van de sponsorovereenkomst en tot terugvordering van de door haar reeds betaalde bedragen. De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde c.s.] aansprakelijk is voor de schade die G-Star heeft geleden door het niet nakomen van de sponsorovereenkomst door de vennootschap.
De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [gedaagde c.s.] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan G-Star te betalen een bedrag van € 399.631,27 (driehonderdnegenennegentigduizend zeshonderdéénendertig euro en zevenentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 24 maart 2011 tot de dag van volledige betaling,5.2. veroordeelt [gedaagde c.s.] in de proceskosten, aan de zijde van G-Star tot op heden begroot op € 6.615,82, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Onduidelijk dat het een eenmalige actie betreft
RCC 9 juli 2013, dossiernr. 2013/00413 (Friesche Vlag Opschuimmelk)Beperkende voorwaarden. Omissie. Aanbeveling. Het betreft een uiting op een fles Friesche Vlag Opschuimmelk. Op de wikkel van de fles staat bovenaan: “2e GRATIS*”. Op de dop van de fles bevindt zich een sticker met de tekst: “2e GRATIS Ontvang het bedrag van de 2e fles terug op je rekening”. Daaronder staat: “OPEN HIER”.
De klacht - In de uiting ontbreekt een verwijzing naar de actievoorwaarden. Klaagster had nooit 10 flessen gekocht als zij geweten had dat men voor slechts 1 fles in plaats van 5 flessen geld terug krijgt. Indien men de sticker opent, is te lezen: “Voer 2 unieke actiecodes in op frieschevlag.nl en krijg het aankoopbedrag van 1 verpakking opschuimmelk terug! Deze actie loopt t/m 31 juli 2013”. Het is niet de bedoeling de sticker in de winkel te openen, maar al zou men dat doen, dan is nog niet duidelijk dat het een eenmalige actie betreft. Klaagster vindt de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Het oordeel van de Commissie
Zoals bij verweer is meegedeeld, is aan de actie 2e GRATIS” de voorwaarde verbonden dat per klant slechts 1 verpakking wordt vergoed. Deze belangrijke, beperkende voorwaarde valt niet op te maken uit de verpakking, zoals men daarvan kennis kan nemen vóór aankoop van de fles. Gelet daarop is er sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Onderzoek biedt geen grondslag voor de gewraakte mededeling
RCC 4 juli 2013, dossiernr. 2013/00394 (Finish dishwashing)Onduidelijke en misleidende informatie. Onderzoek. Aanbeveling. Het betreft twee televisiereclame-uitingen voor vaatwasmiddelen van het merk Finish. (Lees verder voor een uitgebreide beschrijving van beide uitingen).
De klacht - Adverteerder maakt op een misleidende wijze reclame voor de range Finish vaatwasmiddelen en de variant Finish Quantum. Adverteerder claimt dat een zeer grote hoeveelheid huishoudens zou zijn overgestapt respectievelijk heeft gekozen voor Finish dan wel Finish Quantum, maar de juistheid van deze claim is niet aangetoond. Blijkens de tekst bij de asterisk is adverteerder tot deze conclusie gekomen “Op basis van een onderzoek van GfK rekening houdend met de penetratiegraad bij Nederlandse huishoudend van mei 2010 tot mei 2012.”, maar op basis van dit onderzoek kan niet worden vastgesteld of in deze periode sprake is geweest van een éénmalige aankoop of dat deze huishoudens werkelijk zijn overgestapt.
Vervolg van de klacht - Met betrekking tot TVC 1 stelt klager voorts dat door zowel de range Finish als de variant Quantum te noemen, verwarring bij de consument wordt gecreëerd. Eerst verschijnt een pak Finish Quantum in beeld en even later verschijnt alleen het merk Finish in beeld. Uit TVC 2 blijkt dat adverteerder TVC 1 heeft aangepast. In TVC 2 wordt alleen nog over Finish gesproken en niet meer over Finish Quantum. Voorts wordt daarin niet meer van “overstappen” maar van “kiezen” gesproken. Deze uiting is echter nog steeds misleidend. Op grond van het vorenstaande acht klager de reclame-uitingen in strijd met de waarheid en derhalve in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Tevens zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van de artikelen 7 en 8 NRC. Gezien de ernst van de misleiding verzoekt klager de uitspraak onder een breed publiek bekend te maken.
Televisiecommercial 1 (hierna: TVC1). In beeld verschijnt een pak Finish Quantum van waaruit in een kettingreactie dominosteentjes omvallen. Deze kettingreactie eindigt bij een vaatwasmachine waarop een pak Finish Quantum staat, en daarachter een pak Finish “Tout en 1”. Daarbij wordt het volgende gezegd: “Gemiddeld stappen duizenden huishoudens per week over op Finish, meer dan 490.000 tot nu toe. Waarschijnlijk omdat Finish Quantum een uitzonderlijke zuiverheid en glans biedt. Ontdek zelf waarom duizenden huishoudens om zijn. Doe mee met de Finish revolutie”. Vervolgens wordt gezegd en verschijnt gelijktijdig in beeld: “Doe mee met de Finish revolutie. 493.883* gezinnen zijn nu al overgestapt”. De asterisk verwijst naar de gedurende de gehele uiting onderaan, klein in beeld staande tekst: “Op basis van een onderzoek van GfK rekening houdend met de penetratiegraad bij Nederlandse huishoudens van mei 2010 tot mei 2012.”
In Televisiecommercial 2 (hierna: TVC 2) verschijnen twee pakken Finish in beeld, een pak Finish Quantum en een pak Finish “Tout en 1”, van waaruit in een kettingreactie dominosteentjes omvallen. Deze kettingreactie eindigt bij een vaatwasmachine waarop deze zelfde twee pakken staan. Daarbij wordt het volgende gezegd: “Gemiddeld kiezen duizenden huishoudens elke week voor Finish, meer dan 493.883 tot nu toe. Waarschijnlijk omdat Finish een uitzonderlijke zuiverheid en glans biedt. Ontdek zelf waarom duizenden nieuwe huishoudens Finish gekozen hebben. Doe mee met de Finish revolutie”. Vervolgens wordt gezegd en verschijnt gelijktijdig in beeld: “Doe mee met de Finish revolutie. 493.883* nieuwe huishoudens hebben al voor Finish gekozen.” De asterisk verwijst naar de gedurende de gehele uiting onderaan, klein in beeld staande tekst: “Op basis van een onderzoek van GfK rekening houdend met de penetratiegraad bij Nederlandse huishoudend van mei 2010 tot mei 2012.”
Het oordeel van de Commissie
Televisiecommercial 1. In deze reclame-uiting wordt onmiskenbaar de indruk gewekt dat duizenden huishoudens die aanvankelijk geen Finish gebruikten dat nu zijn gaan gebruiken. Hierbij is van belang dat het woord “overstappen” een duurzame verandering impliceert. De Commissie acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument dit ook zo zal opvatten. Adverteerder baseert zich daarbij, aldus de tekst die onderin beeld staat, op een door het onderzoeksbureau GfK uitgevoerd penetratie-onderzoek. Bij dit onderzoek, waarvan de uitkomst overigens niet door klager in twijfel wordt getrokken, is gemeten hoeveel huishoudens in Nederland in de periode juni 2009 tot mei 2010 geen Finish gebruikten en in de periode mei 2010 tot mei 2012 tenminste één maal een Finish-product hebben gekocht. Dit onderzoek biedt geen grondslag voor de gewraakte mededeling. Het feit dat een huishouden, dat in periode juni 2009 tot mei 2010 geen Finish kocht, in de periode mei 2010 tot mei 2012 tenminste één maal een Finish-product heeft gekocht, betekent niet dat dit huishouden Finish ook is blijven kopen. Gelet hierop kan, op basis van dit onderzoek, niet worden gesproken van “overstappen”. Om die reden is het ook niet juist om van een “Finish revolutie” te spreken. Dit duidt op een ingrijpende verandering in het koopgedrag van vaatwasmiddelen ten gunste van Finish en het bewuste onderzoek getuigt daarvan niet. Voorts wordt, omdat eerst een pak Finish Quantum wordt getoond en vervolgens wordt gezegd “Waarschijnlijk omdat Finish Quantum een uitzonderlijke zuiverheid en glans biedt”, gesuggereerd dat de huishoudens die zijn overgestapt, op Finish Quantum zijn overgestapt. Uit de rapportage van het GfK blijkt echter dat van de 25.1% huishoudens die in de tweede periode één maal Finish hebben gekocht slechts 3,4% Finish Quantum heeft gekocht. Adverteerder laat zich derhalve tevens misleidend uit over het aantal nieuwe Finish Quantum gebruikers.
Televisiecommercial 2. Bij de beoordeling van deze reclame-uiting gaat het om de vraag hoe de gemiddelde consument het woord “kiezen” in dit verband zal opvatten. “Kiezen” kan immers duiden op een eenmalig gemaakte of te maken keuze maar ook op een keuze die voor langere tijd is of wordt gemaakt. In welke zin het woord “kiezen” door de gemiddelde consument zal worden opgevat, hangt af van de context waarin dit wordt gebruikt. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument op grond van de context deze reclame-uiting aldus begrijpen dat de huishoudens die “voor Finish gekozen” hebben, dit langere tijd zullen kopen. Door te spreken van een “Finish revolutie” wordt de indruk gewekt dat sprake is van een radicale, opzienbarende verandering in het gebruik van vaatwasmiddelen ten gunste van Finish, aangezien het woord “revolutie” niet duidt op een éénmalig gemaakte keuze voor een Finish-product. Ook de mededeling: “493.883 nieuwe huishoudens hebben al voor Finish gekozen” duidt op een méér dan incidenteel gebruik van Finish door deze huishoudens. Niets wijst erop dat zich onder deze huishoudens ook huishoudens bevinden die slechts één maal een Finish-product hebben gekocht. De gemiddelde consument zal deze mededeling hierdoor aldus begrijpen dat al deze huishoudens Finish enige tijd hebben gebruikt en dus meermalen hebben gekocht. Op basis van het door GfK uitgevoerde (penetratie)onderzoek kan echter alleen worden vastgesteld hoeveel nieuwe huishoudens in de periode mei 2010 tot mei 2012 tenminste één maal een Finish-product hebben gekocht. Gelet op het vorenstaande wordt in de uiting een voorstelling gegeven van het gebruik van Finish vaatwasmiddelen, die onvoldoende steun vindt in de resultaten van het onderzoek.
Blijkens het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in beide reclame-uitingen voor de gemiddelde consument onduidelijke informatie wordt verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de reclame-uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De Commissie ziet gelet op de aard van de misleiding geen aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid de uitspraak als “Alert” onder de aandacht van derden te brengen.De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie beide reclame-uitingen in strijd met artikel 7 NRC en beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, ten aanzien van de TVC 1 voor zo ver nodig.
Minimaal € 0,97 extra voor de verpakking is oneerlijk
RCC 4 juli 2013, dossiernr. 2013/00406 (Fashioncheque)Ontbreken essentiële informatie. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame waarin met betrekking tot de Fashioncheque onder meer wordt gezegd: “Geef je een cadeau, dan geef je Fashioncheque. Fashioncheque is te besteden bij heel veel winkels en te koop bij Primera en PostNL”. Tot slot worden vier Fashioncheques getoond. Op drie cheques staat successievelijk “50”, “20” en “100”. Op de vierde cheque ontbreekt een dergelijke aanduiding.
De klacht - In de uiting wordt, ten onrechte, niet gezegd dat door adverteerder aan degene die een Fashioncheque cadeau wil geven, administratiekosten in rekening worden gebracht. Aan het geven van de meeste cadeaukaarten zijn immers geen extra kosten verbonden.
Het oordeel van de Commissie
Klager spreekt in zijn klacht over het verschuldigd zijn van administratiekosten, maar de Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de uiting misleidend vindt, nu niet is vermeld dat voor de verpakking van de cheque, afgezien van de coupurewaarde, kosten in rekening worden gebracht. Blijkbaar heeft klager deze kosten als administratiekosten opgevat.
De Commissie is van oordeel dat uit de uiting ten onrechte niet blijkt dat men voor de (verpakking van) Fashioncheque minimaal € 0,97 moet betalen. In de uiting zijn vier Fashioncheques afgebeeld. Op drie Fashioncheques staat successievelijk “50”, “20” en “100”, op de vierde ontbreekt een dergelijke aanduiding. Uit de in de uiting afgebeelde Fashioncheques krijgt men de indruk dat men deze voor respectievelijk € 50,- , € 20 en € 100,- kan kopen. Dat blijkt evenwel niet het geval te zijn. Bij de desbetreffende bedragen moet minmaal € 0,97 extra voor de verpakking van de Fashioncheque worden betaald. Hetzelfde geldt voor de afgebeelde Fashioncheque waarop geen bedrag staat en die, naar de Commissie aanneemt, is afgebeeld om duidelijk te maken dat men ook een Fashioncheque met een andere nominale waarde kan kopen. Dat de Fashioncheque uitsluitend verkrijgbaar is in een verpakking die minimaal € 0,97 kost en men bij het nominale bedrag dat men in de vorm van een Fashioncheque cadeau wil geven, altijd minimaal € 0,97 extra voor de Fashioncheque moet betalen, acht de Commissie essentiële informatie die de consument tijdig en duidelijk verstrekt moet worden. Dit geldt te meer nu veel andere cadeaucheques wel voor de nominale waarde verkrijgbaar zijn. En de gemiddelde consument in die veronderstelling ook naar de winkel zal gaan. Gelet op het voorgaande is sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is deze uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Niet noemen van voorwaarden inruilpremie is misleidend
Vz RCC 4 juli 2013, dossiernr. 2013/00271 (Voorwaarden inruilpremie)Verbonden voorwaarden. Omissie. Bevestiging. Aanbeveling. Het betreft een televisiecommercial voor de Ford Focus Ecoboost waarin adverteerder onder meer meedeelt dat zij een “inruilpremie” van € 2.500,- geeft.
De klacht - Klager stelt, kort samengevat, dat sprake is van misleidende reclame. In de reclame-uiting wordt schriftelijk noch mondeling kenbaar gemaakt dat het kenteken van de nieuwe auto uiterlijk op 29 april 2013 op naam van de koper moet zijn gesteld, om van de inruilbonus te kunnen profiteren. Voorts zou Ford Nederland zelf het tijdstip van levering kunnen beïnvloeden, waardoor de inruilbonus niet hoeft te worden uitgekeerd.
Het oordeel van de voorzitter
De adverteerder heeft niet betwist dat aan de inruilpremie van € 2.500,- de voorwaarde is verbonden dat het kenteken uiterlijk op 29 april 2013 op naam van de koper moet zijn gesteld. Blijkens het voorgaande is sprake van een omissie als bedoeld onder artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De voorzitter heeft overigens geen aanleiding te veronderstellen dat adverteerder het tijdstip van tenaamstelling van het kenteken negatief zal beïnvloeden om de inruilbonus niet te hoeven uitkeren.De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.Het bezwaar tegen de voorzittersbeslissing
Van misleiding is geen sprake. Er is sprake van een misverstand. Ten onrechte heeft klager aangenomen dat de inruilpremie slechts gold indien het kenteken van een nieuwe Ford Focus uiterlijk 29 april 2013 op naam van de koper zou zijn gesteld. Reeds op 8 maart 2013 heeft Ford in een brief aan alle dealers en verkoopmedewerkers meegedeeld dat de inruilpremies zouden worden verlengd tot en met 29 juni 2013. Verder was tijdens de TV-flight op Ford.nl de actuele einddatum van de actie te vinden. Aldus mochten alle Ford dealers, verkopers en consumenten worden geacht op de hoogte te zijn dan wel zich op de hoogte te kunnen stellen van de juiste einddatum van het inruilaanbod.Het oordeel van de Commissie
Blijkens het bezwaar tegen de voorzittersbeslissing was aan het onderhavige inruilaanbod de voorwaarde verbonden dat het kenteken uiterlijk op 29 juni 2013 op naam van de koper zou zijn gesteld. Deze datum gold op basis van een besluit tot verlenging van de inruilpremies. Naar het oordeel van de Commissie valt uit de bestreden televisiereclame, die op zichzelf in overeenstemming dient te zijn met de Nederlandse Reclame Code (NRC), niet althans niet voldoende duidelijk op te maken dat voornoemde, beperkende voorwaarde, dat het aanbod voor een bepaalde periode gold, werd gehanteerd. De enkele vermelding “ford.nl” aan het slot van de reclame geeft wat dit betreft onvoldoende duidelijkheid. Dat klager binnen die periode aanspraak op de inruilpremie kon maken, maakt het voorgaande niet anders. Gelet op het bovenstaande is er sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter.
Vergoeding eerste spataderconsult duidt op medische behandeling
RCC 16 juli 2013, dossiernr. 2013/00265 (Bergman Clinics)
Gezondheid. Geneesmiddelen en medische behandelingen. Aanbeveling. Het betreft een televisiereclame. Daarin vertelt een vrouw dat zij zich in verband met spataderen heeft laten behandelen bij Bergman Clinics. Zij vertelt dat haar spataderen “helemaal weg” zijn en zegt: “Het wordt ook nog vergoed”. De voice-over luidt: “Ga voor specialistische spataderzorg naar Bergman Clinics. Kijk op bergmanclinics.nl. In beeld verschijnt: “Eerste spataderconsult altijd vergoed met verwijzing van uw huisarts”.
De klacht - Deze reclame, die klager zag op 8 april 2013 op Nederland 3 en RTL4, beide in het reclameblok van 19.30 uur, is in strijd met artikel 2.94 lid 2 onder a van de Mediawet. Daarin staat: “Het programma-aanbod bevat geen reclame- en telewinkelboodschappen voor: medische behandelingen”. Een paar weken eerder zag klager een soortgelijke reclame van adverteerder voor ooglaserbehandelingen. Daar heeft klager geen opname van.
Het oordeel van de Commissie
8. In de uiting wordt onder meer de aandacht gevestigd op een “eerste spataderconsult” dat “altijd” wordt “vergoed met verwijzing van uw huisarts”. Dit duidt naar het oordeel van de Commissie op een medische behandeling, die “alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar” is. In zoverre acht de Commissie de televisiereclame in strijd met artikel 2.94 lid 2 onder a Mediawet en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC, voor zover de uiting is uitgezonden via de publieke omroep Nederland 3.9. Voor zover de uiting is uitgezonden op RTL4, overweegt de Commissie dat artikel 2.94 lid 2 Mediawet, waarop klager zich beroept, niet van toepassing is, omdat Hoofdstuk 2 van de Mediawet, daaronder begrepen artikel 2.94, regels bevat die betrekking hebben op publieke mediadiensten, waartoe de diensten van RTL 4 niet kunnen worden gerekend. Voor zover de klacht moet worden opgevat in die zin dat artikel 3.7 lid 2 onder a Mediawet is overtreden, voor wat betreft uitzending van de reclame op RTL4, overweegt de Commissie het volgende. De Commissie vat deze bepaling op in die zin dat deze betrekking heeft op het programma-aanbod van commerciële media-instellingen in de zin van de Mediawet. Ingevolge artikel 1.1 onder 1 Mediawet is een commerciële media-instelling een “natuurlijke persoon of rechtspersoon die een commerciële mediadienst verzorgt en die voor de toepassing van deze wet onder de bevoegdheid van Nederland valt”. Dit laatste is waar het betreft RTL4 niet het geval. Gelet op het voorgaande is artikel 3.7 lid 2 onder a Mediawet in dit geval niet van toepassing. De Commissie stelt vast dat artikel 9 lid 1 sub f van de Richtlijn Audiovisuele mediadiensten (AVMD) (“audiovisuele commerciële communicatie voor geneesmiddelen en medische behandelingen die in de lidstaat onder wiens bevoegdheid de aanbieder van mediadiensten valt, alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn, is verboden”) evenals in de artikelen 2.94 en 3.7 Mediawet, ook is geïmplementeerd in Luxemburgse mediawetgeving, waaraan -zoals bij verweer is meegedeeld- RTL 4 dient te voldoen. Artikel 27 lid 4 van de “Loi du 17 décembre 2010 portant modification de la li modifiëe du 27 juillet 1991 sur les médias électroniques” luidt: “La Communication commerciale audiovisuelle pour les médicaments et les traitements médicaux qui sont disponibles uniquement sur ordonnance est interdite”. Gegeven deze met de artikelen 2.94 en 3.7 Mediawet overeenstemmende verbodsbepaling in de Luxemburgse wetgeving, is de Commissie van oordeel dat het vertrouwen in de reclame als bedoeld in artikel 5 NRC is geschaad, voor zover de bestreden uiting is uitgezonden via RTL4.
De beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen in onderdeel 8 acht de Commissie de reclame-uiting, voor zover deze is uitgezonden op Nederland 3, in strijd met artikel 2 NRC. Op grond van hetgeen is overwogen in onderdeel 9 acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 5 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.