RB
RB 3834
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
RB 3833
25 april 2024
Uitspraak

Boete wegens reclame over 'geneesmiddel' zonder handelsvergunning

 
RB 3832
9 april 2024
Uitspraak

Reclame over "duurzame" cruisereis is misleidend

 
RB 2011

KOAG/KAG: Nieuw tarief Youtube filmpjes

Uit de nieuwsbrief december: Ons bereiken steeds meer aanvragen voor het beoordelen van YouTube filmpjes. Hiervoor zal een apart tarief worden berekend. Voor YouTube filmpjes tot 3 minuten geldt een tarief van €355. Voor elke minuut extra wordt € 108 berekend. Bij de Codepartijen aangesloten bedrijven krijgen 10% korting.

RB 2009

Een mousserende wijn is nog geen champagne

Vz. RCC 9 december 2013, dossiernr. 2013/00876 (Veuve Amiot Brut, Champagne)
Als randvermelding, om het jaar mee te beginnen. Reclamerecht. Klacht toegewezen. Aanbeveling. Fouten voorbehouden ontslaat niet van verantwoordelijkheid. Het betreft de aanbieding van een fles “Veuve Amiot Brut, Champagne, 75 cl” van € 13,49 voor € 9,99 in de actiefolder van Gall & Gall alsmede op de website www.gall.nl. De aangeboden drank wordt champagne genoemd, terwijl het Saumur wijn betreft. De uitingen zijn misleidend.

De klacht is terecht, aldus verweerder, de aangeboden “Veuve Amiot Brut” is een mousserende wijn en geen champagne. Er is sprake van een drukfout en adverteerder heeft maatregelen getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. De betreffende folder is al uit de handel gehaald en circuleert niet meer. Overigens staat in de folder wel: “Wijzigingen in prijs en/of assortiment en druk- en zetfouten voorbehouden”.

Het oordeel van de voorzitter Als erkend is komen vast te staan dat de aanduiding “champagne” voor de aangeboden mousserende wijn “Veuve Amiot Brut” niet juist is. Aldus gaan de bestreden uitingen gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). (...) Het voorbehoud betreffende druk- en zetfouten in de folder ontslaat adverteerder niet van haar verantwoordelijkheid voor de juistheid van de in de uitingen gegeven omschrijving van de aangeboden wijn.

In hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld betreffende het treffen van maatregelen om herhaling te voorkomen, ziet de voorzitter aanleiding om de aanbeveling te doen “voor zover nog nodig”.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

RB 2010

Richtlijn vergelijkende reclame medische (zelfzorg)hulpmiddelen met -geneesmiddelen

Richtlijn vergelijkende reclame medische (zelfzorg)hulpmiddelen met (zelfzorg)geneesmiddelen, versie: December 2013 Binnen de zelfzorg is de markt voor medische hulpmiddelen sterk in beweging. Relatief veel, recente productintroducties binnen de zelfzorg hebben de wettelijke status van medisch hulpmiddel. Er wordt derhalve relatief veel promotie voor medische hulpmiddelen gemaakt. Sinds 2009 is de Code Publieksreclame Medische zelfzorg Hulpmiddelen (CPMH1 ) van kracht. Deze Code stelt binnen de zelfregulering kaders en regels voor verantwoorde reclame. Eind 2010 is deze Code met onder meer adverteerders geevalueerd. Dit heeft geleid tot een nieuwe versie van de CPMH die begin 2011 van kracht is geworden. De Keuringsraad KOAG/KAG krijgt steeds vaker (reclame-)uitingen ter beoordeling, waarbij medische hulpmiddelen worden vergeleken met geneesmiddelen Deze richtlijn geeft, binnen de het huidige wettelijke en zelfregulerende kader, een richtlijn voor vergelijkende reclame met medische hulpmiddelen om zo verantwoorde reclame mogelijk te maken en te houden.

Kort samengevat:

  • Vergelijkende reclame van een medisch hulpmiddel met een zelfzorg geneesmiddel is mogelijk;
  • De vergelijking mag niet over de therapeutische werking mag gaan, maar kan wel op alle andere eigenschappen betrekking hebben;
  • Bij de toetsing door de Keuringsraad op plausibiliteit, moet adverteerder
    een objectieve, wetenschappelijke onderbouwing aanleveren.
RB 2008

ING onvoldoende duidelijkheid over renteswap, geen causaal verband

Rechtbank Amsterdam 27 november 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:8687 (eiser tegen ING Bank N.V.)
Gebrekkige informatieverstrekking door de bank bij het aangaan renteswap. De bank heeft onvoldoende duidelijk gemaakt dat de debetrenteopslag niet werd gefixeerd door de swap. Ook blijkt uit het informatiemateriaal van de bank onvoldoende dat in geval van voortijdige beëindiging van de swap sprake kan zijn van exit kosten en van complicaties bij herfinanciering. Causaal verband met schade ontbreekt echter.

4.1. [eiser] stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat hij - onder meer op basis van de door ING aan hem verstrekte informatie en het aan hem verstrekte advies - in de (achteraf onjuiste) veronderstelling verkeerde dat het gehele rentepercentage op de aan hem verstrekte leningen gefixeerd was en dat daarmee de eenzijdige verhoging van de Debetrenteopslag niet te rijmen valt. Hij stelt dat sprake is van een wilsgebrek en van oneerlijke handelspraktijken, hetgeen de swapovereenkomst vernietigbaar maakt. ING betwist dat sprake is van onjuiste/onvolledige informatieverstrekking ter zake en voert aan dat zij [eiser] niet geadviseerd heeft met betrekking tot de renteswap.

4.2. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 4:19 Wft en op basis van vaste rechtspraak, het informatiemateriaal dat gebruikt is door ING (als beleggingsonderneming) in het kader van het afsluiten van de renteswap overeenkomst met [eiser], duidelijk en niet misleidend dient te zijn. Waar het gaat om informatieverstrekking voorafgaande aan de dienstverlening - zoals in het onderhavige geval ten aanzien van de renteswap - diende ING bovendien die informatie te verstrekken die redelijkerwijs relevant was voor de adequate beoordeling van de beleggingsdienst (vgl. art. 4:20 lid 1 Wft). Dat geldt zeker nu het hier om een zogenaamd over the counter derivaat gaat, hetgeen een niet alledaags financieel instrument betreft dat niet op de reguliere markt aangeboden/verhandeld wordt. Ten aanzien van de stelling van ING dat de rechtspersoon waarmee [eiser] gecontracteerd heeft (ING Wholesale Banking), [eiser] niet geadviseerd zou hebben met betrekking tot de renteswap in de zin van de Wft nu ING geen specifiek product heeft aanbevolen, overweegt de rechtbank als volgt. Een beleggingsadvies in de zin van de Wft moet weliswaar gericht zijn op een specifiek product of instrument, maar ook een generiek advies zal dienen te voldoen aan de algemene zorgvuldigheidsverplichting die op ING rust (vgl. ook thans Overweging 81 van de Uitvoeringsrichtlijn MiFID) en moet voldoen aan de maatstaf uit art. 7:401 BW. De rechtbank is tegen die achtergrond van oordeel dat waar het gaat om de wijze waarop de renteswap in deze is gepresenteerd en toegelicht door ING op een tweetal punten in algemene zin niet juist en/of onvolledig is voorgelicht.

4.3. (...) Weliswaar is de renteswap als zodanig waar het gaat om (de werking van) het afdekken van het renterisico op het euribor tarief niet als complex aan te merken, echter de mogelijkheid dat de Debetrenteopslag door ING met een substantieel percentage verhoogd zou kunnen worden vanwege marktomstandigheden, is op geen enkele wijze verdisconteerd in het informatiemateriaal.


4.4.

Daar staat evenwel onweersproken tegenover dat [eiser] bewust en op eigen initiatief steeds kortdurende euriborleningen heeft afgesloten (zie r.o. 2.6 en 2.9.) vanwege het lagere rentetarief van deze leningen ten opzichte van langer lopende leningen. In dat verband heeft ING tot haar verweer aangevoerd dat [eiser] onderhandeld heeft over de rentetarieven tijdens het aangaan van de (kortlopende) euriborleningen en dat dergelijke onderhandelingen zinloos waren geweest als [eiser] daadwerkelijk in de veronderstelling verkeerde dat alle rentelasten gefixeerd waren (o.a. onder randnummers 69, 73 en 77 CvA). Dat verweer heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat [eiser] naar het oordeel van de rechtbank wist, althans behoorde te weten, dat er een variabele rentecomponent was die niet viel onder de werking van de renteswap. [eiser] moet hebben geweten dat ING invloed had op dat rentepercentage en dit steeds bij het aangaan van nieuwe leningen kon bijstellen, anders valt immers niet te verklaren over welk percentage [eiser] onderhandelde, noch dat het percentage door ING in het kader van die onderhandelingen ook daadwerkelijk is bijgesteld. Voor zover [eiser] nog stelt dat hij meende dat hij onderhandelde over het rentepercentage dat betrekking had op dat deel van de lening dat niet onder de werking van de swap viel (naar [eiser] stelt ten bedrage van ongeveer € 6 miljoen), moet het voor [eiser] - in ieder geval na het verstrijken van de looptijd van de eerste euriborleningen, derhalve in 2009 - duidelijk zijn geweest dat hij tevens onderhandelde over de rentetarieven die wel vielen onder de renteswap nu het totale bedrag aan leningen dat niet onder de renteswap viel een bedrag van (€ 13,534 miljoen - € 10 miljoen =) € 3,534 miljoen behelsde (en derhalve niet de door [eiser] gestelde € 6 miljoen). Gesteld noch gebleken is dat [eiser] bij het aangaan van die leningen heeft aangegeven dat een onderhandelbaar rentepercentage niet strookte met zijn - in de onderhavige procedure ingenomen - veronderstelling dat de gehele rente gefixeerd was ten gevolge van de renteswap. Gelet op het voorgaande is derhalve niet gebleken dat [eiser] op basis van de door ING verstrekte informatie ten aanzien van de rente in een verschoonbaar onjuiste veronderstelling verkeerde.

RB 2007

Geen kassakorting voor alle genoemde bestemming Arke

Vz RCC 2 december 2013, dossiernr. 2013/00740 (Arke Kassa Korting)
Reisaanbieding. Aanbeveling. Het betreft een advertentie in het Algemeen Dagblad waarin adverteerder onder de naam Arke “Scherpgeprijsde Last Minutes” aanbiedt. In de uiting worden diverse bestemmingen genoemd waaronder “Madeira App. Four Views Monumental Lido”. Direct naast deze bestemming bevindt zich een wit vlak waarin staat: ”Nú 100,- Kassakorting p.p. Op verre vakanties met vertrek in september en oktober”. Onderaan de uiting staat onder meer: “De Kassakorting van 100,- is per persoon en geldt op boekingen gemaakt in de periode 20 t/m 29 augustus en met vertrek tussen 1 september en 31 oktober incl. vlucht met ArkeFly. Voor de exacte prijzen en voorwaarden verwijzen u naar één van de Arke winkels of Arke.nl”.
 
De klacht Klager stelt, kort samengevat, dat de advertentie de indruk wekt dat de Kassakorting geldt voor alle in die uiting genoemde bestemmingen, derhalve ook voor Madeira. Adverteerder blijkt echter onderscheid te maken tussen “verre vakanties” waarop de Kassakorting van toepassing is, en zonvakanties (zoals Madeira) waarvoor geen korting geldt. Nu dit onderscheid op geen enkele manier uit de advertentie blijkt, is sprake van misleiding.

Het oordeel van de voorzitter

1) De voorzitter is, ook na het gevoerde verweer, van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende. Naar het oordeel van de voorzitter zal het de gemiddelde consument ontgaan dat de Kassakorting niet geldt voor alle in de uiting genoemde bestemmingen. Van een (duidelijke) optische afbakening met betrekking tot die bestemmingen is geen sprake, terwijl de enkele verwijzing naar “verre vakanties” in dit verband niet volstaat om de consument voldoende te informeren over bedoelde beperking. Elke uitleg over het kennelijk door adverteerder gemaakte onderscheid tussen “verre vakanties” en “zonvakanties” ontbreekt. Overigens blijkt uit de door adverteerder als bijlage 1 overgelegde uiting dat de Kassakorting ook op zonvakanties van toepassing kan zijn. Los daarvan acht de voorzitter het niet aannemelijk dat de gemiddelde consument zal begrijpen dat de woorden “verre vakanties” specifiek zijn bedoeld om de bestemmingen aan te duiden waarvoor de Kassakorting geldt. Deze woorden zijn in de uiting niet nader gedefinieerd en naar het oordeel van de voorzitter zal de gemiddelde consument alle in de advertentie genoemde bestemmingen als “verre” bestemmingen kunnen beschouwen nu die wegens de afstand vanaf Nederland uitsluitend met een vliegtuig zullen worden bezocht.
2) Op grond van het voorgaande oordeelt de voorzitter dat de gemiddelde consument zal menen dat de Kassakorting geldt voor alle in de advertentie genoemde bestemmingen. Aldus is sprake van een op onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC).
Er is geen sprake van een relevante beperking om deze informatie duidelijker in de uiting te vermelden. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de consument door het voorgaande ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3) Aan het laatste doet de informatie die adverteerder elders over de Kassakorting verstrekt niet af. Nu sprake is van essentiële informatie en het gebruikte medium geen relevante beperking kent om deze informatie duidelijk te vermelden, neemt de informatie die adverteerder op haar website verwijst de misleiding niet weg, ook niet voor zover in de uiting naar de voorwaarden op deze website wordt verwezen.
4) De voorzitter neemt tot slot nota van het feit dat adverteerder inmiddels de uiting heeft aangepast en de Kassakorting en de bestemmingen waarvoor deze geldt thans in een duidelijker kader plaatst. Het oordeel dat de uiting misleidend is, betreft uitsluitend de uiting zoals die oorspronkelijk werd gepubliceerd.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2006

Drie varianten voor de zorgbasisverzekering

RCC 2 december 2013, dossiernr. 2013/00829 (Zilveren Kruis)
Zorgverzekering. Aanbeveling. Het betreft adverteerders webpagina zilverenkruis.nl/consumenten/zorgverzekering/basisverzekering, waarop onder het kopje “Basisverzekering. U kunt kiezen uit 3 varianten voor de basisverzekering” deze “Varianten” als volgt worden vermeld: “Beter Af Exclusief”, “Beter Af” en “Beter Af Selectief”. Daarbij staat een summiere toelichting en wordt de voor elk van de verzekeringen verschuldigde maandpremie vermeld.

De klacht Er worden drie basisverzekeringen aangeboden, waarvan er één geen basisverzekering is, maar een basisverzekering inclusief luxe aanvullend pakket.

Bij doorklikken naar de polis van de “Beter Af Exclusief”-verzekering blijkt dat het om een polis inclusief aanvullend pakket gaat. Volgens de website zou dit de enige restitutieverzekering zijn, maar er bestaat ook een gewone, losse restitutieverzekering. Klanten worden hierdoor op kosten gejaagd. Ze denken een basisverzekering te nemen, maar ongemerkt krijgen ze er een aanvullende verzekering bij.

Het verweer
Naar aanleiding van de klacht, luidende dat op de website niet direct zichtbaar is dat de “Beter Af Exclusief Polis” niet alleen een basisverzekering is maar bestaat uit de “Beter Af Restitutie Polis” met een aanvullend “Beter Af Exclusief Pakket”, heeft adverteerder laten weten de website te hebben aangepast. Nu wordt op de webpagina “Zorgverzekering” direct, door middel van een asterisk, duidelijk gemaakt dat de “Beter Af Exclusief Polis” bestaat uit een “Beter Af Restitutie Polis” met een “Beter Af Exclusief Pakket”. Ook op de daarop volgende pagina’s wordt duidelijk vermeld dat de “Beter Af Exclusief Polis” een gecombineerde verzekering is.

Het oordeel van de Commissie
Door onder het kopje “Basisverzekering. U kunt kiezen uit 3 varianten voor de basisverzekering” de drie “Varianten” te vermelden, voorzien van een uiterst korte toelichting, wordt de indruk gewekt dat deze drie verzekeringen varianten op de basisverzekering zijn. In werkelijkheid bestaat één van deze varianten, te weten de “Beter Af Exclusief”-verzekering uit een basisverzekering én een aanvullende verzekering, namelijk de “Beter Af Restitutie”-verzekering. Dit blijkt niet uit de gewraakte uiting.

Blijkens het vorenstaande is, naar het oordeel van de Commissie, sprake van het verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het hierboven overwogene acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2005

Interventie door consumentenbeschermingsorganisatie

Conclusie AG HvJ EU 12 december 2013, zaaknr. C-470/12 (Pohotovost') - dossier
Prejudiciële vragen gesteld door Okresný súd vo Svidníku, Slowakije.
Uitlegging van artikel 6, lid 1, en artikel 8 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95, blz. 29) alsmede van de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Overeenkomst voor consumentenkrediet – Gedwongen tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis – Verzoek om interventie van een vereniging voor bescherming van de consumentenrechten in de tenuitvoerleggingsprocedure – Nationale wettelijke regeling die niet voorziet in de mogelijkheid van een interventie van derden – Mogelijkheid voor de nationale rechterlijke instantie om een dergelijke interventie toe te staan.

De Advocaat-Generaal concludeert:

De bescherming die de consument wordt verleend door in het bijzonder de artikelen 6, lid 1, 7, lid 1, en 8 van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten, gelezen in samenhang met de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, moet aldus worden uitgelegd dat deze bescherming in omstandigheden als in het hoofdgeding zich niet verzet tegen een bepaling van nationaal recht, volgens welke een vereniging voor consumentenbescherming zich niet mag voegen in een procedure van gedwongen tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis. Deze bepalingen verzetten zich er evenmin tegen dat de rechter toestaat dat die vereniging zich voegt in een executieprocedure van een arbitraal vonnis.

Gestelde vragen:

1) Moeten de artikelen 6, lid 1, 7, lid 1, en 8 van richtlijn 93/13[...], gelezen in samenhang met de artikelen 38 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een bepaling van nationaal recht als artikel 37, leden 1 en 3, van het wetboek van tenuitvoerlegging, volgens welke een vereniging voor de bescherming van consumentenrechten zich niet mag voegen in de tenuitvoerleggingsprocedure?

2) Indien de eerste vraag aldus wordt beantwoord dat de genoemde bepaling niet in strijd is met het recht [van de Unie], moeten de bepalingen van artikel 37, leden 1 en 3, van het wetboek van tenuitvoerlegging dan aldus worden uitgelegd dat zij zich er niet tegen verzetten dat een nationale rechterlijke instantie krachtens de artikelen 6, lid 1, 7, lid 1, en 8 [van die richtlijn] een vereniging voor de bescherming van consumentenrechten als gevoegde partij toelaat in de tenuitvoerleggingsprocedure?

RB 2003

Handeldrijvende middenstand tegen Grijpgraag Grootkapitaal

J.J.C. Kabel, Handeldrijvende middenstand tegen Grijpgraag Grootkapitaal, markt intern Verlag GmbH en Klaus Beermann tegen Bondsrepubliek Duitsland in: 25 jaar Mediaforum. Een vooruitblik door de achteruitkijkspiegel, M.J. Geus e.a. (red.), Otto Cramwinckel Uitgever: Amsterdam 2013, p. 15-24.
De Markt intern uitspraak van het Europese Hof tot bescherming van de rechten van de mens uit 1989 heeft veel stof doen opwaaien vanwege de omstreden classificatie door een nipte meerderheid van een redactioneel artikel als commerciële informatie mét de bijbehorende consequenties voor de beoordeling ervan door de nationale rechter. In dit artikel worden de politieke en maatschappelijke achtergronden van de publicatie belicht, de uitspraak van het Hof bekritiseerd en bezien hoe vandaag de dag een publicatie als de litigieuze door de Europese en de Nederlandse rechter ziou worden beoordeeld.

RB 2002

IKEA buurtpapadag is niet denigrerend ten opzichte van kinderopvang

RCC 14 november 2013, dossiernr. 2013/00826 (IKEA thuisvader)
Ikea Denigrerend ten opzichte van kinderopvang? Klacht afgewezen.
In de televisiereclame ziet men dat de vader thuis blijft om op te passen en als de moeder vertrekt, worden er nog een paar kinderen gebracht op wie papa die dag gaat passen. Aan het eind van de dag wordt al het speelgoed opgeborgen in een grote kast, met verschillende compartimenten die kennelijk bij adverteerder is gekocht.

De bij deze beelden uitgesproken tekst luidt: “De mogelijkheden zijn eindeloos als je in oplossingen denkt, dus als jullie het gevoel hebben dat al het geld dat binnenkomt naar de kinderopvang gaat, dan is een gedeelde oppasdag een goed idee. Maak van papadag een buurtpapadag. Met een paar slimme oplossingen is je huis er al klaar voor. Zo help je elkaar een handje en kan iedereen met een gerust hart aan het werk. Ikea.”

De klacht
In de uiting wordt gesuggereerd dat kinderopvang duur is en dat sociale opvang door vaders een prima alternatief is. Ouders worden aangespoord daartoe over te gaan. Afgezien van het feit dat kinderopvang ook is gericht op kindontwikkeling en aan hoge kwaliteitseisen moet voldoen, heeft de kinderopvang het moeilijk door de vele bezuinigingen. Gelet op het vorenstaande is de uiting stigmatiserend, ondoordacht en ongepast.

Het verweer
Geenszins wordt in de uiting gesuggereerd om kinderopvang te omzeilen of wordt dit anderszins in een negatief daglicht gesteld. In de reclamecampagne koppelt adverteerder slimme woonoplossingen aan sociaal maatschappelijke thema’s. Ruim voordat de kinderopvang-branche en werkende ouders door bezuinigingen werden getroffen, combineerden ouders/verzorgers professionele kinderopvang met zelfgeorganiseerde opvang en daaruit is “papadag” voortgekomen. Met de campagne wil adverteerder een oplossingsgerichte aanpak stimuleren. Adverteerder betreurt het dat de uiting door sommigen anders wordt opgevat dan adverteerder deze heeft bedoeld.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat klagers bezwaar aldus op dat hij de uiting in strijd acht met de goede smaak en /of het fatsoen. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting met (één van) deze criteria in strijd is, stelt de Commissie zich terughoudend op.
Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat de grens van het toelaatbare in deze uiting niet is overschreden. In de uiting doet adverteerder de kijker op verrassende wijze praktische oplossingen aan de hand voor problemen die zich in het dagelijks leven op verschillende niveaus kunnen voordoen, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan professionele kinderopvang.
De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen deze uiting zal kunnen waarderen, doch dit leidt niet tot een ander oordeel.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.