RB
RB 3924
25 augustus 2025
Artikel

VvRr Uitnodiging Lustrum Najaarsvergadering op 2 oktober 2025 in Amsterdam

 
RB 3923
14 augustus 2025
Uitspraak

Onduidelijke CO₂-claims en certificaatgebruik in strijd met Code Duurzaamheidsreclame

 
RB 3922
5 augustus 2025
Uitspraak

Klacht over seksestereotypering in Instagramreclame Jimmy Joy ongegrond verklaard

 
RB 2129

Stichting LOOP gebruik titel podoloog misleidend en verwarrend

RCC 15 april 2014, RB 2129, dossiernr. 2014/00192 (www.loop.nl)
Misleidende en verwarrende reclame. Waarheid. Het betreft een uiting op 5 pagina’s van de website www.loop.nl. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. De klacht: In de onderhavige uiting worden systematisch benadrukt: “bescherming van de titel podoloog en/of registerpodoloog”, “het HBO-niveau van de opleiding” en “het verrichten van podotherapie-behandeling door podologen en/of registerpodologen”. Deze 3 claims zijn niet terecht; er is sprake van een voor het publiek verwarrende en met de wet strijdige ‘upgrading’ van opleiding, titel en werkterrein van de (register)podoloog.

Klager acht de uiting in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), meer in het bijzonder in strijd met de (geest van de) wet en de waarheid. Het gaat daarbij om de volgende wetten: de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG), de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) en de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG). Deze wetten hebben -samengevat- onder meer betrekking op respectievelijk informatie aan cliënten in de voetzorg, recht op informatie van de patiënt en de wettelijke bescherming van onder meer de opleidingstitel podotherapeut. De titel (register)podoloog is niet wettelijk beschermd.

Het oordeel van de Commissie
Vast staat dat de opleiding tot podotherapeut een 4-jarige HBO opleiding is en dat de titel podotherapeut ingevolge artikel 34 Wet BIG wettelijk beschermd is.

In de bestreden uiting staat onder meer, onder het kopje “Podologie/Podoposturale ther.”:

“Podologen en podoposturaal therapeuten zijn voet- en houdingsspecialisten. Deze voetspecialisten hebben een erkende opleiding op hbo-niveau afgerond aan de Academie voor podologie. De titels zijn beschermd”.

Naar het oordeel van de Commissie is de uiting op dit punt onjuist in die zin dat -blijkens hetgeen partijen naar voren hebben gebracht- alleen registerpodologen een opleiding op HBO-niveau hebben. Voorts acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk in die zin dat niet voldoende duidelijk is wat wordt bedoeld met “De titels zijn beschermd”. Door deze zinsnede kan gemakkelijk de indruk ontstaan dat er sprake is van wettelijk, door de overheid, beschermde titels. Dat is echter niet het geval.

Onder het kopje “Home” staat onder meer:

“Een registerpodoloog of podoposturaal therapeut is een erkende paramedische voetspecialist. De titels zijn beschermd en staan geregistreerd in het landelijke kwaliteitsregister voor de podologie”.

Ook hier acht de Commissie niet voldoende duidelijk wat wordt bedoeld met de zinsnede “De titels zijn beschermd”. De mededeling “en staan geregistreerd in het landelijke kwaliteitsregister voor de podologie” in dezelfde volzin, waarop in het verweer is gewezen, geeft onvoldoende duidelijkheid omtrent de betekenis van “beschermd”.

Voorts wordt onder de kopjes “Voetklachten” en “De behandeling: podotherapie” gesproken over “podotherapie” door de podoloog of podoposturaal therapeut respectievelijk een registerpodoloog of podoposturaal therapeut.

Weliswaar heeft het begrip “podotherapie” geen vastomlijnde betekenis, maar door het gebruik van deze aanduiding voor de behandeling door een podoloog, podoposturaal therapeut of registerpodoloog kan gemakkelijk verwarring ontstaan omtrent de kwalificaties van de behandelaar, in die zin dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen de podotherapeut die een HBO-opleiding heeft voltooid en de podoloog, podoposturaal therapeut of registerpodoloog voor wie dat niet geldt.

Ten slotte wordt in de tekst onder de kopje “Missie” voorbij gegaan aan het feit dat men zich binnen de voetzorg ook kan laten behandelen door een podotherapeut. Deze beroepsgroep valt niet onder de Stichting LOOP en om die reden is de claim “Stichting LOOP is het overkoepelend orgaan voor paramedische beroepsgroepen die zich richten op de gezondheid van de voet en houding in relatie tot de voet” niet juist. De claim vestigt immers de indruk dat alle beroepsgroepen, die zich met voormeld gebied bezig houden, door Stichting LOOP worden vertegenwoordigd, hetgeen niet het geval is.

De claim onder het kopje “Positionering” is onjuist nu niet is gebleken dat dat op enige wijze objectief is vastgesteld dat LOOP “het meest gerespecteerde orgaan voor paramedische voet- en houdingszorg” is. Daarnaast is de claim dat Stichting LOOP richting cliënten “de benodigde keuze-informatie” verstrekt onjuist, nu “de benodigde keuze-informatie” impliceert dat informatie wordt gegeven over alle mogelijke behandelingen van de voet en houding in relatie met de voet en Stichting LOOP geen informatie geeft over behandelingen op voormeld gebied door podotherapeuten, terwijl deze beroepsgroep wel is gekwalificeerd voor het geven van dergelijke behandelingen.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de bestreden uiting op bovengenoemde punten onjuist respectievelijk onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is deze uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Nu de Commissie de uiting reeds om bovengenoemde reden in strijd acht met de NRC, komt zij niet toe aan toetsing van de uiting aan de door klager genoemde wetten en artikel 8.3 onder c NRC.
RB 2128

Arrangement is iets anders dan alleen kaarten voor de Toppers

RCC 13 mei 2014, dossiernr. 2014/00249 (Arrangement Toppers)
Loterij. Misleiding. Waarheid. Het betreft de in de Telegraaf van 5 maart 2014 geplaatste uiting waarin onder de aanhef: “Van harte gefeliciteerd! 655.916 winnaars in de trekking van februari 2014” staat welke prijzen er zijn gewonnen, gevolgd door de postcodes waarop die prijzen zijn gevallen. De klacht |Op klaagsters postcode bleek een “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” te zijn gevallen. Toen klaagster het arrangement via verweerders website wilde reserveren, werd melding gemaakt van “kaarten” in plaats van een “arrangement”. Vervolgens bleek dat klaagster zelf een parkeerkaart moest kopen evenals eten en drinken. Gelet hierop acht klaagster de uiting misleidend voor wie een “arrangement” heeft gewonnen. Inmiddels is verweerders website veranderd en wordt daarop nu gesproken over “kaarten” en niet meer over een “arrangement”.

 

Het oordeel van de Commissie

In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of de uiting een reclame-uiting is in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), nu verweerder dit bestrijdt.

 

De Commissie beantwoordt deze vraag in positieve zin en overweegt daartoe het volgende. De uiting bevat niet alleen een zuiver feitelijke berichtgeving inzake de postcodes waarop bij de trekking van februari 2014 een prijs is gevallen, maar heeft door zijn opmaak, waarbij de prijzen, in tegenstelling tot de postcodes, groot en duidelijk zijn vermeld en in het midden een afbeelding van gewonnen BMW staat, ook een wervend karakter ten aanzien van verweerders Postcode Loterij. De uiting is daardoor een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC, die de Commissie bevoegd is aan de NRC te toetsen.

Met betrekking tot klaagsters bezwaar, luidende dat zij meende een “arrangement” voor Toppers in Arena te hebben gewonnen terwijl zij in werkelijkheid twee kaarten daarvoor heeft gewonnen, overweegt de Commissie dat de gemiddelde consument onder een “arrangement” voor een bepaald concert iets anders zal verstaan dan alleen “kaarten” voor dat concert. Daarbij zal men denken aan speciaal voor de winnaar(s) bestemde extra’s bovenop de gratis toegangskaarten voor het concert. De door verweerder genoemde omstandigheid dat er die avond alleen winnaars van de Loterij in de Arena zitten en er enkele speciale teksten ten gehore worden gebracht en beelden van de Postcode Loterij worden getoond betreffen de inhoud van het concert en rechtvaardigen niet het gebruik van het woord “arrangement” voor deze avond. Het ontvangen van een “Loterij sjaaltje” zal door de gemiddelde consument evenmin worden opgevat als een zodanige “extra” dat van een “arrangement” gesproken kan worden.

Nu een “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” bij de gemiddelde consument andere verwachtingen wekt ten aanzien van die avond, dan hetgeen de winnaars die avond in werkelijkheid te beurt valt, acht de Commissie het onjuist om deze prijs als “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” aan te duiden en acht zij de uiting om die reden in strijd met artikel 2 NRC.
RB 2127

Vraag aan HvJ EU: is een handelsadvocaat ook een consument?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 7 maart 2014, RB 2127, zaak C-110/14 (Costea) - dossier
Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Verzoeker is werkzaam als (handelsrecht)advocaat. Hij sluit (als natuurlijk persoon) in 2008 een kredietovereenkomst met de Volksbank Romania. Er is echter een garantie gesteld door middel van een pand dat toebehoort aan het eenmansadvocatenkantoor Costea Ovidiu, vertegenwoordigd door Costea als hypothecaire borg. Hierdoor wordt zijn beroep ook bekend bij verweerster. Bij de sluitingsceremonie (4 april 2008) is Costea als garantsteller aanwezig en worden de voorwaarden van de overeenkomst besproken.

In mei 2013 stelt verzoeker een vordering tegen verweerster in wegens het oneerlijke karakter van de daarin opgenomen risicocommissie. Hij vordert nietigverklaring en terugbetaling. Hij beroept zich bij die vordering op zijn consumentenstatus en op de beschermende bepalingen van RL 93/13.

De verwijzende Roemeense rechter heeft voor deze zaak nadere uitleg nodig over de betekenis van het begrip ‘consument’ in richtlijn 93/13 nodig om uitspraak te kunnen doen. Verweerster meent daarvoor dat verzoeker geen kwetsbaar persoon is wat kennis betreft die nodig is om de inhoud van dit soort overeenkomsten en de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen te begrijpen. Legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:

“Moet artikel 2, sub b, van richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten aldus worden uitgelegd dat onder het begrip „consument” een natuurlijke persoon valt die het beroep van advocaat uitoefent en met een bank een kredietovereenkomst sluit waarin het doel van de lening niet is vermeld en het advocatenkantoor van die natuurlijke persoon als hypothecaire borg wordt aangeduid?”
RB 2126

Jurisprudentielunch reclamerecht 2014

De Balie, Amsterdam, woensdag 4 juni 2014, 12.00 - 15.15 uur. Geleidelijk aan ontwikkelt het Hof van Justitie EU een gedetailleerd kader voor de beoordeling van de eerlijkheid van handelspraktijken. En passant breekt het tal van maatregelen af die een eerlijke concurrentie beoogden te bevorderen. In de cursus wordt ingegaan op recente rechtspraak, conclusies en verzoeken inzake toepassingsgebied, definities, systematische uitleg en uitleg van de verbodsbepalingen van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken en de richtlijn misleidende en vergelijkende reclame. Plus een blik op de toekomst.

Hier inschrijven

Waar: De Balie, Kleine-Gartmanplantsoen 10, Amsterdam
Wanneer: Woensdag 4 juni 2014, 12u00 - 15u15
Prijs:
€ 350,00 Per persoon
€ 295,00 Sponsors Reclameboek/leden VvRr/, en
€ 100,00 Rechterlijke macht/wetenschappelijk personeel (full time)
Inclusief: lunch, koffie, thee, cursusmateriaal
Ordepunten: 3

Programma
11.30 – 12.00 uur Ontvangst en intekenen
12.00 – 13.30 uur prof. Jan Kabel, IViR en DLA Piper
13.45 – 15.15 uur Ebba Hoogenraad, Hoogenraad & Haak
15.15 uur Einde programma

Hier inschrijven

RB 2125

Vergelijking tussen ondernemingen in een productvergelijking niet relevant

Vzr. Rechtbank Gelderland 18 april 2014, IEF 13847 (De Telefoongids tegen Telefoonboek)
Uitspraak ingezonden door Linda Eijpe, Skoop Advocaten en Annelies van Zoest, Zoest Legal. Eerder verschenen op IE-Forum.nl. Onjuiste en misleidende, ongeoorloofde vergelijkende reclame (6:194(a) BW). Merkenrecht. Telefoonboek exploiteert telefoonboek.nl en telefoongidsopzegweken.nl. Zij adverteert met "van Gids naar Boek kan u honderden euro's besparen" met een "volledige vergelijking" onder meer van het aantal medewerkers en het wagenpark (klik op afbeelding links). DTG onderneemt meer dan alleen het uitgeven van de papieren Gids en de website en daarom is een vergelijking tussen de ondernemingen in een productvergelijking niet relevant. Het aanbieden van een opzegmogelijkheid is niet als onrechtmatig aan te merken. Het wordt Telefoonboek verboden vergelijkende, prijsvergelijkende reclame te maken of claims te doen zonder te specificeren om welke producten het gaat, en te vergelijken tussen de aard en de verbonden kostenstructuur in een prijsvergelijk. Tevens volgt een verbod op woord- en beeldmerken van DTG.

Leestips:
4.7: In de prijsvergelijking wordt het ProPakket van DTG vergeleken met een digitaal product van Telefoonboek. De vergelijking is dus niet een vermelding in de papieren gids met een in de digitale gids.

4.10: Telefoonboek heeft bezoekersgegevens van DTG van 2010 tot 2012 gebruikt, dat is geen actuele vergelijking en in de vergelijking is niet het bezoekersaantal van aan detelefoongids.nl gerelateerde websites meegenomen (vinden,nl, zoeken.nl, 1888.nl).

4.13: DTG onderneemt meer dan alleen het uitgeven van de papieren Gids en de website. Daarom is een vergelijking tussen de ondernemingen in een productvergelijking niet relevant.

4.14: Dalende cijfers geven geen actuele bezoekerscijfers anno 2014 aan.

4.15: Het aanbieden van een opzegmogelijkheid is niet als onrechtmatig aan te merken.

4.16: Voor een rectificatie is te weinig belang aangetoond, er waren slechts 271 unieke bezoekers op telefoongidsopzegweken.nl met een 39,3% bouncepercentage.

RB 2124

Milieuclaims over schone bussen in Utrecht

RCC 22 april 2014, dossiernr. 2014/00014 (Schone bussen in Utrecht)
Milieuclaims. Openbaar vervoer. Gedeeltelijke aanbeveling. Ingevolge artikel 3 van de Milieu Reclame Code (MRC) dient een milieuclaim aantoonbaar juist te zijn. Bij adverteerder zijn meetrapporten van de emissies van de bussen opgevraagd, maar deze waren niet voorhanden.

Commissie: 1. De Commissie stelt voorop dat de claims “Schone bus: 50% minder fijnstof” en “Schone bus: 80% minder stikstof” milieuclaims zijn in de zin van artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC) aangezien daarin expliciet wordt gerefereerd aan milieuaspecten van de in Utrecht rijdende OV-bussen waarop deze claims zijn aangebracht. Ingevolge artikel 2 MRC mogen milieuclaims geen mededelingen bevatten waardoor de consument misleid kan worden over aan de bussen verbonden milieuaspecten en ingevolge artikel 3 MRC dient de adverteerder de juistheid van de gebezigde claims aan te tonen.

2. De gebezigde milieuclaims zijn aangebracht op een aantal van de nieuwe sinds 8 december 2013 in Utrecht rijdende bussen van het type Mercedes Citaro Euro 6 en deze bussen zijn, naar adverteerder stelt, voorzien van een certificaat dat de voertuigen voldoen aan de Euro 6-norm. Voorts heeft de leverancier Daimler/EvoBus Nederland eigen testresultaten ter beschikking gesteld van de motoren van het type OM936h 220 kW, waaruit blijkt dat de NOx-uitstoot ruim binnen de 400 of 460 mg-limiet blijft en de PM- of fijnstofuitstoot ruim beneden de grens van 10 mg/kWh blijft. Klager stelt dat de overgelegde meetgegevens van de motoren er niet als deugdelijk bewijsmateriaal uitzien, maar de Commissie acht het voldoende aannemelijk dat deze gegevens afkomstig zijn van de leverancier van de motoren, waaronder de motor van het type OM 936h 220kW, waarmee de bewuste Euro 6-norm bussen zijn uitgerust. Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder aannemelijk gemaakt dat de nieuwe Euro 6-norm bussen voldoen aan de typegoedkeuringstest en dat de emissie van NOx en fijnstof blijft binnen de hiervoor vermelde grenswaarden. De Commissie wil voorts aannemen dat volgens de meetresultaten uitgevoerd op een testbank de nieuwe Euro 6-norm bussen vergeleken met de oude Euro 5-norm bussen een uitstoot van “50% minder fijnstof” en “80% minder stikstof” tot gevolg hebben.

3. Wat partijen echter verdeeld houdt is het feit dat adverteerder op de bussen het resultaat heeft vermeld, gemeten in een laboratorium op een testbank, terwijl - naar klager niet dan wel onvoldoende weersproken heeft gesteld - de uitstoot die de bussen in de praktijk tot gevolg hebben, (aanzienlijk) minder gunstig is dan de vermelding op de bussen doet vermoeden. Op zichzelf acht de Commissie het toelaatbaar dat adverteerder zich bij de vermelding van uitstootgegevens in de uitingen heeft gebaseerd op resultaten gemeten op een testbank, aangezien deze tot stand zijn gekomen op basis van binnen Europa gestandaardiseerde metingen. Nu deze resultaten echter - naar algemeen bekend verondersteld mag worden - een positiever beeld geven van de uitstoot dan waarvan in de praktijk sprake is, dient bij de vermelding op de bussen een verwijzing te zijn opgenomen naar een website of anderszins, waar men een toelichting kan vinden op de gewraakte mededelingen. Nu een dergelijke verwijzing ontbreekt, acht de Commissie de mededelingen “50% minder fijnstof” en “80% minder stikstof” onvolledig en daardoor te absoluut en in strijd met artikel 2 MRC.

4. Voorts maakte klager bezwaar tegen het gebruik van het woord “stikstof” aangezien het in werkelijkheid gaat om de uitstoot van stikstofoxiden. Ten aanzien hiervan overweegt de Commissie dat de gemiddelde consument deze mededeling, gezien het kader waarin deze wordt gedaan, zal opvatten in de door adverteerder bedoelde zin, namelijk als stikstofoxiden. Om die reden wijst de Commissie dit onderdeel van de klacht af.

De beslissing
Op grond van het hierboven onder 3 overwogene acht de Commissie de reclame-uitingen in zoverre in strijd met artikel 2 MRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2123

Geld lenen kost geld, hoeft niet altijd

Vz. RCC 22 april 2014, dossiernr. 2014/00219 (SNS Bank)
Afwijzing. Krediet. In het eerste gedeelte van de radioreclame wordt gezegd: “Bij SNS Bank hebben we nu zó’n lage hypotheekrente dat we hem niet zomaar op de radio kunnen noemen. Maar deze extra lage rente staat wel op onze website. Dus ben je op zoek naar een hypotheek en dus naar een lage rente? Kijk dan zeker even op snsbank.nl/ hypotheekactie of kom langs bij een van onze SNS-winkels.” In het tweede gedeelte van de radiocommercial wordt gezegd: “Hier SNS Bank nog even. Die extra lage hypotheekrente loopt tot en met 4 april. Maak daarom snel een afspraak op snsbank.nl/hypotheekactie.”

De klacht
Een hypotheek is een lening, doorgaans voor een hoog bedrag. In reclame voor leningen dient te worden vermeld “Geld lenen kost geld”. Dat wordt aan het slot van de onderhavige radiocommercial niet gezegd. Ook wordt niet verwezen naar een financiële bijsluiter, maar klager weet niet of dat hier van toepassing is.

Voorzitter:
In artikel 53 lid 7 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft is bepaald dat voor “een reclame-uiting voor een hypothecair krediet waarbij geen relatie met een ander bestedingsdoel wordt gelegd dan de verwerving van de eigen woning” een uitzondering wordt gemaakt op de verplichting voor financiële ondernemingen om in een reclame-uiting over krediet een waarschuwing op te nemen met betrekking tot de gevolgen die aan het krediet zijn verbonden. Gelet hierop is het ontbreken van de waarschuwing “Geld lenen kost geld” in de radiocommercial voor de hypotheekactie van SNS Bank niet onjuist.

De voorzitter acht voorts voldoende gemotiveerd weersproken dat een verwijzing naar een financiële bijsluiter zou moeten zijn opgenomen in de commercial voor de hypothecaire lening, die niet als een complex product in de zin van het BGfo dient te worden aangemerkt.
RB 2122

Directe prijsvergelijk webshops na RCC gestaakt, kort geding laat gestart

Vzr. Rechtbank Overijssel 2 mei 2014, ECLI:NL:RBOVE:2014:2344 (Your Hosting tegen Strato)
Prijsvergelijk. RCC. Eiser vordert dat gedaagde een rectificatie plaatst van een volgens haar onjuiste advertentie die van 2 mei tot 13 augustus 2013 door gedaagde is gepubliceerd in de dagbladen Telegraaf en de Volkskrant en het maandblad Computer Totaal. Het betrof een directe prijsvergelijking met onder meer webshops. Zo genuanceerd als het betoog van Strato is, zo ongenuanceerd heeft Strato de onderhavige advertenties opgesteld. Voor die nuance is, gezien de wijze waarop de advertentie is vormgegeven, geen enkele ruimte. Hoewel de voorzieningenrechter met eiser van oordeel is dat de bedoelde reclame misleidend is geweest, wijst hij de vorderingen af bij gebrek aan (spoedeisend) belang van eiser; de advertentie wordt sinds 13 augustus 2013 niet meer gevoerd, na de beslissing van de RCC heeft Your Hosting enkele maanden gewacht en de gevolgen zijn niet (aangetoond) voelbaar.

4.4.Met Your Hosting is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de reclame-uitingen van Strato in de periode 2 mei tot 13 augustus 2013 misleidend zijn geweest. Dit volgt al uit de beslissing van de Reclame Code Commissie van 21 oktober 2013, waarin is overwogen dat de uiting misleidend is en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Daarnaast heeft Strato ter zitting uitvoerig gepoogd de verschillen tussen partijen op het gebied van webshops uiteen te zetten. Zo genuanceerd als dit betoog van Strato is, zo ongenuanceerd heeft Strato de onderhavige advertenties opgesteld. Voor die nuance is dan ook, gezien de wijze waarop de advertentie is vormgegeven, geen enkele ruimte. Your Hosting heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij webshops aanbiedt. Met het plaatsen van een “x” onder de naam Your Hosting en achter “webshop” verkeert ook de door Strato aangehaalde “gemiddelde geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone beroeps- of bedrijfsoefenaar” in de – onjuiste – veronderstelling dat Your Hosting in het geheel geen webshops aanbiedt. Voor zover het betoog van Strato ertoe strekt dat de “x” zou betekenen dat Your Hosting een andere variant van webshops aanbiedt dan Strato, dan is dat – voor zover dat al het geval zou zijn, hetgeen door Your Hosting uitvoerig gemotiveerd is betwist – niet uit de advertentie op te maken.
4.5. Het vorenstaande leidt echter niet tot toewijzing van de vorderingen.

4.6. Ten eerste is het zeer de vraag of Your Hosting een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. (...)

4.7. Verder heeft Your Hosting niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de gevolgen van de misleidende reclame op dit moment nog voelbaar zijn. (...)

4.8. Hieruit volgt dat een rectificatie op de door Your Hosting gevorderde wijze naar het oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment geen redelijk doel (meer) dient. Daarbij betreft het een ingrijpende voorziening, gezien de daarmee gepaard gaande hoge kosten, die onomkeerbaar is.

Op andere blogs:
ICTRecht Rectificatie niet nodig na misleidende reclame?

RB 2121

Personalia: Nieuwe partners versterken Louwers IP|Technology advocaten

Huub de Jong (1974) is deze maand toegetreden als partner van Louwers IP|Technology Advocaten, nichekantoor gespecialiseerd in IT, technologie, privacy en intellectuele eigendom. Hij stapt van Bird & Bird over naar Louwers, in 2006 opgericht door Ernst-Jan Louwers en Marianne Korpershoek. Ook Tom de Wit (1969) is partner geworden. Hij is al sinds 2011 verbonden aan Louwers.

Huub de Jong (1974) verklaart vandaag bij zijn toetreding als partner van Louwers IP|Technology Advocaten: "ING wil klantgegevens gebruiken voor nieuwe diensten en Facebook vraagt op hetzelfde moment een bankvergunning aan. Twee recente gebeurtenissen die illustreren dat de juridische werkelijkheid steeds complexer wordt en bijvoorbeeld zorgvuldige omgang met persoonsgegevens steeds belangrijker. Het is als advocaat heel inspirerend om cliënten bij te staan bij het ontwikkelen van nieuwe, grensverleggende diensten."

(...) Tom de Wit (1969) is tegelijkertijd benoemd tot partner. Hij werkt al sinds 2011 bij Louwers. "Rechtsgebieden als het intellectueel eigendomsrecht en het privacyrecht zijn door technologische ontwikkelingen volop in beweging. Wij zijn als geen ander in staat om cliënten juridisch te ondersteunen bij de toenemende digitalisering. Als partner kan ik een waardevolle bijdrage leveren aan de koers van ons kantoor."

Technologie en innovatie
De advocaten bij Louwers staan cliënten bij met juridische diensten in de steeds meer door innovatie en technologie gedomineerde wereld.

De Wit: "We blijven daarbij niet hangen in obstakels, maar geven preventief juridisch advies waardoor klanten zonder kleerscheuren verder komen. Cliënten staan soms pas op de stoep als de problemen er al zijn. Juist om die te voorkomen zoeken wij tijdig de dialoog over trends en ontwikkelingen op het gebied van bijvoorbeeld big data, 3D printing en de cloud."

Met het oog op meer strategische begeleiding van cliënten heeft Louwers recent de doorgewinterde technologieondernemer Dimmes Doornhein aan het kantoor verbonden.

De Jong: "Het is cruciaal technologie en het strategisch belang daarvan voor organisaties te begrijpen. Nieuwe diensten moeten snel worden geïntroduceerd op de markt en het juridische mag daarbij geen onnodig obstakel vormen. Dat vraagt om projectmatig werken en slimme oplossingen."

Met de komst van Doornhein en De Jong is Louwers nog beter in staat om cliënten slagvaardig, hoogwaardig en pragmatisch te bedienen.

RB 2120

Bol van misleidende definitieve prijzen

RCC 11 maart 2014, dossiernr. 2014/00121 (prijs-express-aanvraagbewijs)
Agressieve reclame. Aanbeveling met Alert. Art. 14.2 bijlage 2 NRC, 7 NRC.   De uiting staat bol van misleidende “definitieve” prijzen, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de geadresseerde een prijs heeft gewonnen. De tekst is zo opgesteld dat adverteerder achteraf, na ontvangst van een bijdrage van € 40,-, kan stellen dat er niets wordt uitgekeerd. Op ontoelaatbare wijze wordt misbruik gemaakt van “achteloze” lezers.

In een schijnbaar handgeschreven brief met daarbij een op naam van de klaagster gesteld ‘definitief prijscertificaat’, wekt adverteerder Baroness de Rothman de indruk dat de geadresseerde twee grote geldbedragen toegezonden zal krijgen. Enkel door het ‘beslist vandaag nog’ te antwoorden, het inzenden van enkele ‘certificaten’ en, zo blijkt, het betalen van een ‘bijdrage’ van 40 euro, zal zij de geldbedragen ontvangen.

Mede door het ontbreken van een reactie van adverteerder Baroness de Rothman acht de Commissie het niet onaannemelijk dat de in de brief gewekte indruk niet strookt met de werkelijkheid, en zij beschouwt deze wijze van reclame maken als agressieve en oneerlijke reclame. In de brief wordt tevens een ‘rijkdomstalisman’ beloofd die een ‘onuitputtelijke geldbron’ voor de geadresseerde zal zijn. Beweren dat producten het winnen van kansspelen vergemakkelijken is voorts misleidende reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code.

I. De Commissie acht het – mede gelet op het ontbreken van een reactie van adverteerder – niet onaannemelijk dat de door de uiting gewekte indruk dat klaagster definitief winnaar is van de twee genoemde geldbedragen niet strookt met de werkelijkheid. Voorts blijkt uit het “aannamecertificaat” dat niet kan worden volstaan met het insturen van de betreffende certificaten, maar dat een “bescheiden bijdrage van slechts 35 Euro” moet worden toegevoegd, “plus 5 Euro voor de veilige verzending, dus een totaal van 40 Euro”, welke “bijdrage onderdeel [is] van de onkosten voor de verwerking- en verzendingskosten”.

II. In de uiting wordt voorts meegedeeld dat adverteerder klaagster een “zeer bijzonder voorwerp [zal] schenken, dat u zal helpen regelmatig geld te winnen” c.q. een “magische rijkdomstalisman”, die voor klaagster “een onuitputtelijke geldbron” zal zijn. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 15 van Bijlage 1 bij de NRC betreft het beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken onder alle omstandigheden misleidende reclame. Daardoor is de uiting ook op dit punt oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

III. In de uiting wordt in tekst en lettertype de indruk gewekt dat sprake is van een handgeschreven brief, hetgeen naar het oordeel van de Commissie het vermoeden rechtvaardigt dat de uiting met name op ouderen gericht is. Bovendien wordt in de uiting druk uitgeoefend op de geadresseerde om snel te reageren. In deze omstandigheden en in de ernst van de overtredingen van de NRC ziet de Commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.