RB

Direct marketing  

RB 2041

“Overbodig-campagne” Ziggo misleidend

College van Beroep 30 januari 2014, dossiernummer 2013/00955 (Ziggo/Reggefiber)

Vergelijkende reclame. Misleidend. Aanbeveling. Wanneer Reggefiber een dergelijke ‘vraagbundelingscampagne’ organiseert in een gebied waar Ziggo haar kabelnetwerk exploiteert, blijkt Ziggo te reageren met de “Overbodig-campagne”. Reggefiber bestrijdt het oordeel van de Commissie met betrekking tot de volgende uitingen: • de flyer voor zover het betreft de mededeling: “Waarom doet Ziggo niet mee aan het glasvezelnetwerk? Ziggo heeft een eigen glasvezelkabelnetwerk.” en de mededeling: Overstappen is dus overbodig.”• de abriposter voor zover het betreft de mededeling: “Overbodig. Wat je al hebt, heb je niet nodig. Baarn is met kabel net zo goed voorbereid op de toekomst als met glasvezel.” Beiden uitingen worden beoordeeld aan de hand van artikel 13 NRC. Het College vernietigt de bestreden beslissing en acht de bestreden uitingen in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC en beveelt Ziggo aan niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

7. Het College acht het aannemelijk dat de flyer de gemiddelde consument kan beïnvloeden bij de keuze om belangstelling te uiten voor de aanleg van een FttH-netwerk. Het is immers heel goed mogelijk dat deze consument door de inhoud van de flyer zal afzien van het uiten van dergelijke belangstelling, in de - onjuiste - veronderstelling dat een FttH-netwerk geen toegevoegde waarde heeft vergeleken met het Ziggo-netwerk. [..]

8. Het voorgaande impliceert dat de boodschap dat het door Reggefiber eventueel aan te leggen FttH-netwerk “overbodig” is, eveneens misleidend dient te worden geacht. Ook deze boodschap kan in feite niet los worden gezien van de mededelingen die Ziggo doet over “de aanleg van een 2e glasvezelnetwerk” en het feit dat zij over een “eigen glasvezelkabelnetwerk” beschikt en de suggestie dat de Ziggo-klant geen voordelen van het door Reggefiber aan te leggen FttH-netwerk hoeft te verwachten. [..] Door de misleidende suggestie dat de netwerken van partijen geen wezenlijke verschillen vertonen en de aanleg van een nieuw FttH-netwerk door Reggefiber in dat opzicht “overbodig” is, kan de gemiddelde consument ertoe worden gebracht af te zien van het uiten van belangstelling voor laatstgenoemd netwerk, hetgeen de kans op de aanleg van dit netwerk en de mogelijkheid te kunnen “overstappen” verkleint. Ook in dat opzicht acht het College de flyer misleidend in de zin van artikel 8.2 aanhef en onder a NRC en in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC.

9. Voormeld oordeel geldt ook voor de abriposter. Deze uiting verkondigt in feite dezelfde boodschap als de flyer. Door een situatie te schetsen waarin een verkoper een product aanbiedt dat de koper al duidelijk zichtbaar in bezit heeft en daarbij het woord “overbodig” te gebruiken, wordt immers wederom de suggestie gewekt dat het door Reggefiber aan te leggen FttH-netwerk in feite identiek is aan het Ziggo-netwerk en geen voordelen biedt voor de consument. Ook deze uiting dient op grond van het voorgaande in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC te worden geacht.[..]

10.  De grieven treffen blijkens het voorgaande doel voor zover de klacht is gebaseerd op misleiding in verband met de mededelingen ten aanzien waarvan de Commissie de klacht heeft afgewezen, voor zover daartegen beroep is ingesteld.[..]

12. In het incidenteel appel geldt eveneens als maatstaf de eisen die zijn opgenomen in artikel 13 NRC. Meer in het bijzonder dient beoordeeld te worden of de Commissie terecht de informatie in punt 6 van de flyer met betrekking tot de keuzevrijheid van de consument misleidend heeft geacht. [..]

De beslissing in het principaal appel [30 januari 2014]
Het College vernietigt de bestreden beslissing voor zover in het principaal appel aan de orde, te weten ten aanzien van het oordeel van de Commissie als in die beslissing vermeld onder II tweede alinea, en onder IV. Het College acht de bestreden uitingen ook in zoverre in strijd met artikel 13 aanhef en onder a NRC en beveelt Ziggo aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De beslissing in het incidenteel appel [30 januari 2014]
Het College bekrachtigt de beslissing van de Commissie voor zover in incidenteel appel aan de orde.

RB 1744

Met behulp van affiliates gemaakte reclame

RCC 1 mei 2013, dossiernr. 2012/00816; RCC 1 mei 2013, dossiernr. 2012/00816-I; RCC 1 mei 2013, dossiernr. 2012/00816-II; RCC 1 mei 2013, dossiernr. 2012/00816-III  (Supermarkt coupon)
Box o' couponsMisleidende reclame. Bijzondere Reclamecode. Agressieve reclame. Digitale marketing. Betreft een op 31 juli 2012 verzonden e-mail van be@n4c.nl, waarin onder meer staat: ''DOE MEE EN MAAK KANS OM EENSUPERMARKT COUPON TER WAARDE VAN 450 EUR TE Winnen'' en ''Wij betalen uw boodschappen! klik hier... Wij hebben u geselecteerd om kosteloos boodschappen te kunnen doen deze maand. (...) U ontvangt dit bericht omdat u lid bent van de Nieuws Voor Consumenten Nieuwsbrief''. Klaagster klikte op de link en diende vervolgens een zeer gemakkelijke vraag te beantwoorden, maar na antwoorden diende zij haar gsm nummer op te geven, waarna bleek dat het om een abonnementsdienst ging. Zij vindt de e-mail misleidend en meent dat zij recht heeft op de waardebon.

De Commissie stelt vast dat First Impressions bij verweer heeft meegedeeld dat zij deze e-mail heeft verzonden, op verzoek van Immediato B.V., die First Impressions als “adverteerder” aanmerkt. Aldus de Commissie is sprake van een klacht tegen grensoverschrijdende reclame als bedoeld in Bijlage 1 bij het Reglement RCC en het College van Beroep, nu de e-mail afkomstig is van het in Nederland gevestigde First Impressions, en is ontvangen door klaagster, die in België woont.

Nadat de Commissie in haar eerste tussenbeslissing (van 27 november 2012) heeft geoordeeld dat de bestreden e-mail in strijd is met artikel 3.1 Reclamecode SMS-dienstverlening, dat er sprake is van agressieve reclame en dat de e-mail in strijd is met de waarheid, dient nog de vraag te worden beantwoord wie verantwoordelijk moet worden geacht voor de bestreden e-mail.

(...)

Weliswaar is niet gebleken dat Immediato, overeenkomstig de door haar gehanteerde voorwaarden, toestemming heeft gegeven om de bestreden e-mail te verzenden, maar wel is komen vast te staan dat Immediato gebruik heeft gemaakt van marketing met behulp van affiliates. Niet is gesteld of gebleken dat Immediato aan neergelegde verplichtingen omtrent affiliates heeft voldaan. Gelet hierop acht de Commissie Immediato mede verantwoordelijk voor de inhoud van de bestreden, met behulp van affiliates gemaakte reclame.

(...)

Zoals is vermeld in de tweede tussenbeslissing (van 5 februari 2013) heeft het e-mail marketingbureau Sevbo MD B.V. (hierna Sevbo) meegedeeld dat zij de bestreden e-mail heeft verzonden naar de Belgische leden. Naar het oordeel van de Commissie dient bij zodanige verzending, waarbij Sevbo bekend kan worden verondersteld met de inhoud van die e-mail, in elk geval Sevbo verantwoordelijk te worden geacht voor die inhoud. Ten aanzien van First Impresssions en Scoort Media worden de klachten afgewezen.

RB 1729

Layar-app onder kinderen tot 12 jaar niet algemeen gebruikelijk

RCC 15 april 2013, dossiernr. 2013/00155 (Playboy)
RCC 15 april 2013, dossiernr. 2013/00155A
RCC 15 april 2013, dossiernr. 2013/00155B
Buitenreclame. Playboy. Kinderen. Betreft een abriposter van het tijdschrift Playboy. De uiting toont de cover van Playboy waarop drie in slip geklede vrouwen zijn te zien met over hun borsten een grote strik, waarop staat: 'Vervelend hè die strik? Pak ons uit met je Layar-app'. De klachten richten zich op het openbaar adverteren en de bescherming van kinderen. Kinderen moeten tegen deze reclame in het openbaar beschermd worden, de reclames moeten uit de bushokjes verwijderd worden en de uiting is in strijd met het goede fatsoen.

De Commissie stelt voorop dat de uiting niet kennelijk geheel of gedeeltelijk tot kinderen en/of minderjarigen gericht is, zodat de Kinder- en Jeugdreclamecode niet van toepassing is. Gezien het subjectieve karakter, stelt de Commissie zich terughoudend op. Aldus de Commissie zijn de grenzen van het toelaatbare niet overschreden. Dit geldt ook nu sprake is van buitenreclame waarmee eenieder, dus ook kinderen, ongevraagd kan worden geconfronteerd.

Voor zover de klacht is gericht tegen de oproep op de poster om de Layar-app te gebruiken, overweegt de Commissie dat de adverteerder een extra verantwoordelijkheid bezit, nu het filmpje 24 uur per dag direct en op straat toegankelijk is voor iedereen. Vervolgens oordeelt zij dat het bezit van een smartphone met daarop de Layar-app onder kinderen tot en met 12 jaar (nog) niet algemeen gebruikelijk is. Derhalve hoeft van de adverteerder niet te worden verwacht dat hij rekening houdt met de mogelijkheid dat kinderen het filmpje gaan bekijken. De Commissie wijst de klachten af.

Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Commissie ten aanzien van de afbeelding op de poster van oordeel dat de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden. De mate van en de wijze waarop op de poster bloot wordt getoond overschrijden niet de grens van hetgeen volgens huidige maatschappelijke opvattingen aanvaardbaar kan worden geacht. Dit geldt ook nu sprake is van buitenreclame waarmee eenieder, dus ook kinderen, ongevraagd kan worden geconfronteerd.

Voor zover de klacht is gericht tegen de - ook voor kinderen zichtbare - oproep op de poster om de afgebeelde vrouwen met de Layar-app ‘uit te pakken’, overweegt de Commissie het volgende. Een adverteerder moet in het algemeen verantwoordelijk worden gehouden voor de (inhoud van de) informatie die via het in een uiting geplaatste Layar-logo bereikbaar is. In het onderhavige geval is daarbij van belang dat adverteerder ervoor gekozen heeft de informatie in de vorm van een filmpje toegankelijk te maken in een reclame-uiting die zich in de openbare ruimte bevindt. Dit legt een extra verantwoordelijkheid op adverteerder, nu het filmpje 24 uur per dag direct en op straat toegankelijk is voor iedereen die beschikt over een smartphone waarop de Layar-app is gedownload. Nu echter, naar het oordeel van de Commissie, op dit moment het bezit van een smartphone met daarop de Layar-app onder kinderen tot en met 12 jaar (nog) niet algemeen gebruikelijk is, hoeft van adverteerder niet te worden verwacht dat hij bij het opnemen van de verwijzing naar het Layar-filmpje rekening houdt met de mogelijkheid dat kinderen het filmpje gaan bekijken. De verwijzing in de poster naar het Layar-filmpje betekent daarom niet dat de poster daardoor in strijd met de goede smaak en het fatsoen moet worden geacht.

RB 1570

Consumentenautoriteit kan wel onderzoek beginnen ondanks staken telemarketingacties

ABRvS Rotterdam 13 september 2012 LJN BY6184 (Nederlandse energiemaatschappij tegen Consumentenautoriteit)

Overtredingen van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) in verband met het via telemarketing aanbieden van energieleveringsovereenkomsten. Koop op afstand en oneerlijke handelspraktijken. Dat de Nederlandse energiemaatschappij wil stoppen met telemarketing houdt niet in dat Consumentenautoriteit geen onderzoek zou mogen beginnen.

De Nederlandse energiemaatschappij vecht de boetes aan die zijn opgelegd door de Consumentenautoriteit. De Consumentenautoriteit was onbevoegd de boetes op te leggen. De boete van de overtreding van het Whc zou onder andere te hoog zijn en de publicatie van het sanctiebesluit is ten onrechte openbaar gemaakt.

De bewijsvoering van de Consumentenautoriteit is gebaseerd op verkoopgesprekken en call-scripts. Door het enkel noemen van identiteit, zoals eiseres bij cold calling (ongevraagd benaderd), is duidelijk wie belt, maar - anders dan eiseres veronderstelt - niet duidelijk met welk oogmerk er wordt gebeld. Bij endorsed en special calling (in naam van een licentiegever,waarvan de adresbestanden werden gebruikt) kon de Consumentenautoriteit alleen op basis van de verschillende callscripts vaststellen dat de naam van eiseres niet werd genoemd in de verkoopgesprekken.

De Rechtbank oordeelt dat er niet gebleken is dat de vastgestelde overtredingen eiseres niet zijn te verwijten, zodat daarin geen reden is gelegen dat verweerder geheel had moeten afzien van het opleggen van een boete.

Verder is er geen schending van het subsidiariteits- en gelijkheidsbeginsel door Consumentenautoriteit is bij het aanwenden van haar onderzoeks- en handhavende bevoegdheid. Uit de parlementaire geschiedenis van de Whc vloeit niet voort dat Consumentenautoriteit geen onderzoek meer zou mogen beginnen omdat eiseres heeft besloten te stoppen met haar telemarketingactiviteiten.

De Consumentenautoriteit heeft terecht een overtreding vastgesteld. De hoogte van de boetes in vergelijking met de in de zaak Pretium daarvoor opgelegde boete van € 45.000 (zie LJN BQ3528) is de aan eiseres opgelegde boete van € 70.000 voor de overtreding  te hoog.  De rechtbank stelt deze boete lager vast. Publicatie van het sanctiebesluit is niet rechtmatig, omdat verweerder in bezwaar het sanctiebesluit deels heeft herroepen. Ook op de punten waarop het sanctiebesluit in beroep wordt herroepen,  is het sanctiebesluit ten onrechte openbaar gemaakt.

8.3  Verweerder heeft op basis van onder meer de beluisterde verkoopgesprekken en de callscripts vastgesteld dat eiseres in de periode van 15 oktober 2008 tot 20 juli 2009 in strijd met artikel 7:46h, eerste lid, van het BW heeft gehandeld door aan het begin van de telemarketinggesprekken met consumenten niet duidelijk de identiteit van de verkoper en het commerciële oogmerk mee te delen.
Bij cold calling (waarbij een consument ongevraagd wordt gebeld) hebben callcentermedewerkers volgens verweerder wel aan het begin van het gesprek hun naam genoemd en gezegd namens eiseres te bellen, maar niet direct duidelijk verteld dat het gesprek tot doel had een aanbod te doen aan de consument om een nieuwe overeenkomst af te sluiten bij een andere energieleverancier. In deze gesprekken werd - conform de basisverkoopscripts - na het noemen van de naam direct verwezen naar de huidige energie¬leverancier van de consument en werd het aanbod gepresenteerd als een bijzonder recht, een voldongen feit, om een bijzondere reden, bijvoorbeeld het wonen in een bepaalde stad of regio of gebaseerd op onderzoeks- en enquêtegegevens.
Bij endorsed en special calling (waarbij met licentie gebruik wordt gemaakt van adresbestanden van de licentiegever en klanten in naam van desbetreffende onderneming zijn benaderd) is in de callscripts niet voorzien in een mededeling waarmee aan het begin van het verkoopgesprek de identiteit van de verkoper, zijnde eiseres, en het commerciële oogmerk duidelijk kenbaar worden gemaakt aan de consument. In deze verkoopgesprekken werd volgens verweerder niet eerst de naam van eiseres genoemd, maar die van het bedrijf dat het adressenbestand ter beschikking had gesteld. Het aanbod tot het sluiten van een overeenkomst tot het leveren van energie werd daarbij gepresenteerd als een bijzonder aanbod voor de klanten van het desbetreffende bedrijf (endorsed calling) of als een uniek aanbod voor deelnemers aan prijsvragen (special calling), terwijl de facto iedereen in Nederland hetzelfde aanbod werd gedaan.

16.3  De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder een aantal overtredingen mede heeft vastgesteld op basis van de callscripts. Daardoor kan er in die gevallen een direct verband worden gelegd tussen de gedragingen en de werkprocessen van eiseres. Ten aanzien van de overtredingen waarbij de verkoopgesprekken het enige bewijsmiddel vormen, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor ten aanzien van de representativiteit van de 1500 beluisterde verkoopgesprekken heeft overwogen. Op deze grondslag is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat door de overtredingen de collectieve belangen van consumenten zijn of konden worden geschaad.
18.  Verweerder heeft de vastgestelde overtredingen alle als zeer ernstig gekwalificeerd, gelet op hun aard en vanwege het feit dat consumenten op het verkeerde been zijn gezet door de onjuiste of onvolledige voorlichting, waardoor het vertrouwen van consumenten is geschaad in zowel het verkoopkanaal telefonische verkoop als in de geliberaliseerde energiemarkt en de mogelijkheid tot het veranderen van energie¬leverancier. Voorts heeft verweerder bij de bepaling van de mate van ernst betrokken het belang van een goed functionerende zelfregulering als een belangrijke pijler van consumentenbescherming, het belang van de professionele toewijding als norm voor zorgvuldig handelen jegens de consument en de grote omvang van de telemarketing¬activiteiten van eiseres en het aantal mogelijk benadeelde consumenten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de door de Whc beoogde bescherming van consumentenbelangen en de omstandigheden waaronder de overtredingen zijn begaan, de mate van ernst van de overtredingen juist en voldoende gemotiveerd als zeer ernstig heeft aangemerkt.

20.4  Over de aan Pretium opgelegde boete heeft de rechtbank in haar uitspraak van 4 mei 2011 (LJN BQ3528) overwogen dat de boete van € 45.000 passend is voor de overtreding van de informatie¬verplichting bij aanvang van het gesprek ten aanzien van de identiteit en het commerciële oogmerk, gelet op de mate van ernst en het geldende maximum. Aangezien in het geval van Pretium deze overtreding net zoals bij eiseres als zeer ernstig is aangemerkt, is het verschil tussen de aan Pretium opgelegde boete van € 45.000 en de aan eiseres voor dezelfde overtreding opgelegde boete van € 70.000 aanzienlijk. Dit geldt evenzeer voor de boete van € 45.000 die voor deze overtreding in de zaak UPC, waar het ging om colportageactiviteiten, is opgelegd. Dit verschil kan niet louter worden verklaard uit het feit dat ten tijde van de door Pretium en UPC begane overtreding een boetemaximum van € 67.000 gold, terwijl verweerder bij eiseres is uitgegaan van een boetemaximum van € 74.000. In de zaak Pretium ging het net als in de onderhavige zaak om telemarketingactiviteiten, zodat deze zaak zich goed met de onderhavige laat vergelijken. In vergelijking met de aan Pretium opgelegde boete en in aanmerking genomen de grote schaal waarop eiseres haar telemarketingactiviteiten heeft verricht, alsmede het feit dat eiseres niet alleen bij cold calling, maar ook bij endorsed en special calling de uit 7:46h, eerste lid, van het BW voortvloeiende informatieverplichting niet is nagekomen, acht de rechtbank in het geval van eiseres een boete van € 55.000 passend voor overtreding 1.

Samenloop
22.1  Eiseres stelt dat verweerder in strijd met het ne bis in idem-beginsel heeft gehandeld door voor hetzelfde verwijt tweemaal een boete op te leggen van € 150.000 (overtredingen 3 en 4) en dat daarom een van deze boetes moet vervallen. Naar het oordeel van de rechtbank is het ne bis in idem-beginsel niet aan de orde. Zij gaat ervan uit dat bedoeld is aan te geven dat er sprake is van samenloop en dat op grond daarvan de voor de genoemde overtredingen opgelegde boetes onevenredig hoog zijn.

29.2  De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.748 (1 punt voor het indienen van de beroepschriften, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 2 en uitgaande van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit).

De rechtbank:
-  verklaart de beroepen gegrond,
-  vernietigt het bestreden besluit 1 gedeeltelijk zoals onder 26 is overwogen,
-  vernietigt het bestreden besluit 2 gedeeltelijk zoals onder 28.1 is overwogen,
-  bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde delen van de bestreden besluiten 1 en 2, hetgeen in dit geval inhoudt dat:
- het sanctiebesluit op de onder 26 genoemde punten en
- het openbaarmakingsbesluit op de onder 28.1 genoemde punten
worden herroepen en dat de totale hoogte van de boete wordt vastgesteld op € 805.000,
-  draagt verweerder op om op haar website een rectificatie te plaatsen, zoals onder 28.2 is aangegeven,
-  bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van in totaal € 604 vergoedt,
-  veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.748 te betalen aan eiseres.

RB 1519

Total Body Scan speelt niet op gevoelens van angst in

Vzr. RCC 2 oktober 2012, zaaknr. 2012/00824 (klager tegen adverteerder Total Body Scan)

Meer pre-Scan jurisprudentie IEF 100727, IEF 10122.

De bestreden reclame-uiting:
 
Per post toegezonden reclame-uiting in briefvorm van Prescan met onderwerp “Geniet gerust van onze speciale prijs voor de Total Body Scan”. Klager maakt bezwaar tegen de “aanbieding” voor een medisch onderzoek, omdat deze inspeelt op gevoelens van angst en tegen het ongewenst toesturen van de geadresseerde reclame, terwijl hij geen toestemming voor toezending van de reclame heeft gegeven.

In de uiting: “(…) hebben velen hierdoor erger kunnen voorkomen. Anderen genieten na afloop geruster, hetgeen ook vaak als gezondheidswinst wordt ervaren” en “de kans op genezing is groter als een ziekte eerder wordt ontdekt! (Bron: KWF Kankerbestrijding)”.

Volgens de voorzitter kan van deze mededelingen, gelet op de aard van het product en de context waarin de mededelingen worden gedaan, niet worden gezegd dat deze zonder te rechtvaardigen redenen appelleren aan gevoelens van angst in de zin van artikel 6 van NRC. Dit gedeelte van de klacht wordt daarom afgewezen.

Voor zover de klacht gaat over het ongevraagd toezenden van de reclame-uiting wordt de klacht afgewezen. Niet is gesteld of gebleken dat klager aan Prescan schriftelijk heeft meegedeeld geen geadresseerde reclame meer te willen ontvangen, zoals bedoeld in artikel 14 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Response Advertising (CBR). 

RB 588

Direct marketing - verkoop op afstand

RB 586
  • 1
  • 2
  • 1 - 10 van 17