RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Auto/motorvoertuigen  

RB 2532

Vraag van HvJ EU of het niet-beschikken over de voorgeschreven vergunningen moet worden beschouwd als een oneerlijke marktpraktijk

Prejudiciële vragen gesteld aan HvJ EU 16 juli 2015, RB 2532, C-434/15 (Asociación Profesional Élite Taxi tegen Uber Systems Spain)
Oneerlijke marktpraktijk. Verzoekster is een beroepsvereniging van taxichauffeurs in Barcelona. Zij vraagt in oktober 2014 om verweerster Uber Systems Spain te veroordelen op grond van oneerlijke mededinging en staken van haar (oneerlijke) activiteiten. De verwijzende Spaanse rechter (Handelsrechter Barcelona) moet er rekening mee houden dat verweerster verbonden is met Uber Technologies Inc, een internationaal platform dat zich zowel binnen als buiten de EU voornamelijk richt op het leveren van technische, organisatorische en om het even welke andere middelen om het gebruikers en eigenaars van motorvoertuigen (auto’s) mogelijk en eenvoudiger te maken om voor stedelijke verplaatsingen met elkaar in contact te komen. Zowel de autobezitter als het platform krijgt voor het verlenen van deze dienst een vergoeding. De pijn zit in het feit dat verweerster voor de diensten die zij in Spanje verricht niet over de nodige vergunningen beschikt zoals voorgeschreven in het stadsreglement van Barcelona. Ditzelfde geldt voor de uitvoerders van de diensten. De vraag is dan ook of het niet-beschikken over de voorgeschreven vergunningen moet worden beschouwd als een oneerlijke marktpraktijk. Verweerster stelt echter dat de door haar geleverde diensten vallen onder Richtlijn 98/34 en dus niet aan voorafgaande vergunningen onderworpen mogen worden. De verwijzende rechter zal dus moeten beslissen welke diensten het hier betreft: vervoersdiensten, diensten van de informatiemaatschappij dan wel een combinatie van beide. Hij legt het HvJEU de volgende prejudiciële vragen voor:

1) Voor zover artikel 2, lid 2, onder d), van richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt vervoersactiviteiten van de werkingssfeer van deze richtlijn uitsluit: Moet de door verweerster met winstoogmerk verrichte activiteit van bemiddeling tussen voertuigeigenaars en personen die zich binnen een stad wensen te verplaatsen, middels het beheer van IT-instrumenten – interface en toepassing van software (in verweersters bewoordingen: „intelligente telefoonapparaten en technologisch platform”) – die deze personen de mogelijkheid bieden om met elkaar in contact te komen, worden beschouwd als een vervoersactiviteit dan wel als een elektronische bemiddelingsdienst of een dienst van de informatiemaatschappij in de zin van artikel 1, lid 2, van richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij?
2) Kan die activiteit, met het oog op de vaststelling van de juridische aard ervan, [omissis] deels worden beschouwd als een dienst van de informatiemaatschappij en, indien dit het geval is, valt de elektronische bemiddelingsdienst [Or. 7] onder het beginsel van het vrij verrichten van diensten zoals gewaarborgd door het Unierecht, met name artikel 56 VWEU en de richtlijnen 2006/123/EG en [omissis] 2000/31/EG?
3) Mocht het Hof oordelen dat de door UBER SYSTEMS SPAIN SL verrichte dienst geen vervoersdienst is en dus valt onder richtlijn 2006/123: Is artikel 15 van de Ley de Competencia Desleal (wet betreffende oneerlijke mededinging) – wat de schending van de bepalingen inzake de aan mededinging onderhevige activiteiten betreft – inhoudelijk verenigbaar met richtlijn 2006/123, met name met artikel 9 betreffende de vrijheid van vestiging en de vergunningstelsels, voor zover dit artikel naar interne wetten of wetsbepalingen verwijst zonder rekening te houden met het feit dat de regeling voor de verkrijging van licenties of vergunningen op generlei wijze beperkend of onevenredig mag zijn, dat wil zeggen dat zij het beginsel van vrije vestiging niet op onredelijke wijze mag inperken.
4) Indien wordt bevestigd dat richtlijn 2000/31/EG toepasselijk is op de door UBER SYSTEMS SPAIN SL verrichte dienst: Zijn de beperkingen die een lidstaat stelt aan het vrij verrichten van de elektronische bemiddelingsdienst vanuit een andere lidstaat, door een vergunning of licentie te vereisen of door bij gerechtelijk bevel de staking te gelasten van de elektronische bemiddelingsdienst op basis van de nationale wetgeving inzake oneerlijke mededinging, geldige maatregelen die krachtens artikel 3, lid 4, van richtlijn 2000/31/EG afwijken van artikel 3, lid 2, van deze richtlijn?
RB 2512

Rapport geslaagdenpercentage rijschool onrechtmatig

Hof 's-Gravenhage 8 maart 1990, RB 2512; ECLI:NL:GHSGR:1990:AJ5848 (eisers tegen de Staat der Nederlanden en Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen)
Rapport geslaagdenpercentage. Reclamerecht. De Staat en het CBR geven een gids uit, gebaseerd op het geslaagdenpercentage. Gezien de inhoud van de aan het hof overgelegde rapportage concludeert het hof dat de beoogde doeleinden door de publicatie niet/nauwelijks zullen worden gediend en dat de gids het publiek slechts een beperkt inzicht zal geven in de kwaliteit van een rijschool. Overheid handelt door publicatie van de gids in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur en derhalve onrechtmatig.

Beoordeling van het Hoger Beroep:
14. Gezien de inhoud van voormelde rapportage, moet voorshands worden geconcludeerd dat de beoogde doeleinden door de publicatie niet dan wel nauwelijks zullen worden gediend en dat de gids het publiek slechts een zeer beperkt inzicht zal geven in de kwaliteit van een rijschool.
15. Daarnaast is, mede gezien de eerdergenoemde brieven, aannemelijk dat het feit dat op het slaagpercentage niet de statistisch gebruikelijke correctie is toegepast, terwijl zulks zeer wel mogelijk was geweest, tot gevolg heeft, dat onder de niet in de gids opgenomen rijscholen zich rijscholen zullen bevinden die kwalitatief niet onderdoen voor net wèl in de gids opgenomen rijscholen.
16. Dat de niet in de gids opgenomen rijscholen door een en ander schade lijden, behoeft nauwelijks betoog nu immers mensen die een rijschool zoeken, dus aspirant—rijschoolleerlingen, de in hun omgeving bestaande rijscholen uit zichzelf niet zullen kennen en daartoe de gids zullen raadplegen, zeker als deze gids — zoals hierna nog zal worden toegelicht — ogenschijnlijk alleen de goede rijscholen vermeldt en het zegel van de overheid draagt. Bij de rijscholen die door het niet toepassen van de statistisch gebruikelijke correctie, hierboven bedoeld, thans of in de toekomst net niet in de gids zijn of zullen worden vermeld — het hof denkt hier in het bijzonder aan de rijscholen van de appellanten sub 4 en 5 — zal dit extra pijnlijk treffen.
17. De omstandigheid dat in de inleiding van de gids erop wordt gewezen dat het geslaagdenpercentage niet uitsluitend bepalend is voor de kwaliteit van de geboden rijopleiding en het niet vermeld staan van een rij school in de gids “dus niet automatisch betekent dat deze slecht zou zijn”, terwijl daarin tevens een aantal aanvullende kwaliteitsaspecten wordt opgenoemd, doet aan het vorenoverwogene niet af.
20. Het hof is derhalve op grond van al het vorenoverwogene voorshands van oordeel dat de Minister en het in opdracht van de Minister handelende CBR door op basis van een criterium, dat op zich reeds aanvechtbaar is en nauwelijks relevant voor de beoogde doeleinden, op onterechte gronden een deel van de groep rijschoolhouders bij de publicatie uit te schakelen, onzorgvuldig en in strijd met algemene beginselen van behoorlijk bestuur hebben gehandeld, zodat de publicatie van deze gids onrechtmatig is.

RB 2496

It's a German niet misleidend bij Zuid-Koreaanse Opel Karl

Vzr. RCC 7 augustus 2015, RB 2496, dossiernr. 2015/00758 ("It's a German" niet misleidend bij Zuid-Koreaanse Opel Karl)
Voorzittersafwijzing. Misleiding voornaamste kenmerk product. De klacht: Klager stelt dat in de televisiecommercial wordt gesuggereerd dat het om een model van Duitse kwaliteit gaat. In de uiting wordt de nadruk gelegd op de Duitse achtergrond van het merk Opel. Het in de televisiecommercial bedoelde model Karl is echter een in Zuid-Korea ontwikkelde en geproduceerde auto. Eigenlijk betreft het een Chevrolet/Daewoo Spark. Het betreft dus een Zuid-Koreaans product dat ook als zodanig dient te worden aangemerkt. Op grond van het voorgaande is volgens klager sprake van misleidende reclame.

Het oordeel van de voorzitter
1)  Kern van de klacht is dat er, anders dan in de televisiecommercial door de uitdrukkelijke verwijzing naar Duitse kwaliteit en Duitsers alsmede door de slogan “It’s a German” wordt gesuggereerd, geen sprake is van een in Duitsland vervaardigd product. Op zichzelf genomen is dit laatste juist. Adverteerder heeft erkend dat de auto, ondanks het voorgaande en de Duits klinkende naam ‘Karl’, niet in Duitsland wordt geproduceerd.

2)  Met betrekking tot de vraag of de gemiddelde consument door dit laatste wordt misleid is van belang welke betekenis deze consument aan de gesuggereerde Duitse herkomst van de auto zal toekennen. Klager stelt dat adverteerder hiermee verwijst naar Duitse kwaliteit, hetgeen blijkbaar ook de bedoeling van adverteerder is en waarschijnlijk zo door de gemiddelde consument zal worden opgevat. Van de televisiecommercial gaat derhalve in de eerste plaats de suggestie uit dat de aangeprezen auto van ‘Duitse kwaliteit’ is. Klager heeft niet gesteld dat de auto, nu deze niet in Duitsland wordt gefabriceerd, van een ‘andere’ kwaliteit is. De voorzitter ziet ook geen aanleiding om te oordelen dat de kwaliteit van de auto afwijkt van hetgeen de consument bij ‘Duitse’ kwaliteit verwacht. Daarnaast zal de gemiddelde consument naar het oordeel van de voorzitter op grond van de televisiecommercial veronderstellen dat de desbetreffende auto past bij auto’s van het Duitse merk Opel. In dit kader heeft adverteerder gesteld dat de Karl volledig nieuw is ontwikkeld door Duitse Opel engineers met behulp van Duitse technologie “om perfect bij het merk Opel aan te sluiten”.

3)  Uitgaande van het voorgaande zal de gemiddelde consument die op grond van de televisiecommercial verwacht een auto te kopen van ’Duitse’ kwaliteit die past bij het merk Opel, niet in zijn verwachtingen worden teleurgesteld. Op grond hiervan en mede in aanmerking genomen dat Opel door de consument waarschijnlijk als een Duits merk wordt beschouwd, acht de voorzitter de televisiecommercial niet misleidend. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Gelet op het bovenstaande wijst de voorzitter de klacht af.

RB 2481

Onduidelijke informatie over verschuldigde slottermijn Ford Focus

RCC 28 juli 2015, RB 2481; dossiernr. 2015/00756 (Onduidelijk informatie over verschuldigde slottermijn bij Ford Focus EcoBoost) 
Aanbeveling.Vervoer. Misleidende advertentie in weekblad "Gezien". De uiting: Het betreft een advertentie van vier pagina’s in het weekblad “Gezien” van 28 juni 2015. In de advertentie wordt onder meer een Ford Focus 1.0 Titanium EcoBoost Wagon “inclusief advanced technology pack t.w.v. € 995,-” aangeboden. In het betreffende deel van de advertentie staat onder meer: “Nu extra voordelig 0% + Vanaf slechts € 199,- p/mnd met Ford Options”. Onder een opsomming van de uitrusting van de auto staat: “Actieprijs Rijklaar € 24.395,-”. In een blauwe balk hieronder staat, naast een afbeelding van de betreffende auto: “Aanbetaling €   6.647 Vervolgens 24 x € 199,- €   4.776,- (maandelijkse termijnen) U betaalt € 11.423,- -/- Uw inruilwaarde €   ????,-” en  “Rijklaar”. Onder de blauwe balk staat: “Na 2 jaar kunt u kiezen: inruilen, houden of teruggeven (zie pag.2)”. Hieronder volgt de tekst “Ford Options Elke 2 jaar een nieuwe Ford!” en een “Rekenvoorbeeld” voor verschillende Ford modellen. De klacht: In de advertentie wordt de betreffende Ford Focus “rijklaar” aangeboden voor de zeer lage prijs van € 11.423,-. Toen klager naar de showroom van adverteerder sub 1 ging en deze auto bestelde, bleek de auto echter niet voor de geadverteerde prijs geleverd te kunnen worden. Klager acht de uiting daarom misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
In de bestreden uiting ligt de nadruk op de mededeling “NU extra voordelig 0% + Vanaf slechts € 199,- p/mnd met Ford Options” en de in de blauwe balk opgenomen berekening met de conclusie “U betaalt € 11.423,-, Rijklaar”. Vast is komen te staan dat genoemd bedrag slechts de daadwerkelijk te betalen prijs is in het geval de koper de auto na twee jaar teruggeeft. Indien de koper de auto na afloop van de financieringstermijn van 2 jaar houdt, dient hij een slottermijn van € 13.173 te betalen, en indien hij de auto inruilt, wordt deze slottermijn verrekend in de inruilprijs. Naar het oordeel van de Commissie dient de consument duidelijk in de uiting op deze slottermijn - een substantieel bedrag - te worden gewezen. De enkele in kleine letters onder de blauwe balk staande verwijzing naar de uitleg op een andere pagina in de advertentie door middel van de mededeling “Na 2 jaar kunt u kiezen: inruilen, houden of teruggeven (zie pag.2)”, verschaft niet de gewenste duidelijkheid.

Gelet op het voorgaande wordt in de bestreden uiting op voor de gemiddelde consument onduidelijke wijze informatie verstrekt over de prijs van de aangeprezen auto als bedoeld in de aanhef en onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. In de mededeling dat adverteerders de uiting in de toekomst zullen aanpassen, ziet de Commissie aanleiding de aanbeveling te doen “voor zover nodig”. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing:
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerders, voor zover nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 
RB 2319

Kortingsactie niet geldig in combinatie met andere acties

RCC 30 januari 2015, RB 2319; dossier 2014/00875 (Dacia Wintercheck - Winterbanden)
en RCC 30 januari 2015, RB 2319; dossiernr. 2014/00874 (Renault wintercheck)
Aanbeveling. 7 NRC. 8.3 aanhef onder c NRC. Klager heeft enkele weken vóór de winterbandenactie bij adverteerder een offerte gevraagd voor winterbanden. Toen klager tijdens de winterbandenactie langs ging om winterbanden te bestellen, kreeg hij op de offerte geen 30% korting. Adverteerder heeft hem meegedeeld dat winterbanden altijd al een actieprijs hebben en dat daarom geen korting op winterbanden wordt gegeven.

Klacht: Klager heeft enkele weken vóór de winterbandenactie bij adverteerder een offerte gevraagd voor winterbanden. Toen klager tijdens de winterbandenactie langs ging om winterbanden te bestellen, kreeg hij op de offerte geen 30% korting. Adverteerder heeft hem meegedeeld dat winterbanden altijd al een actieprijs hebben en dat daarom geen korting op winterbanden wordt gegeven.

Nu uit de tekst van de reclame-uiting niet blijkt dat de kortingsactie niet geldig is in combinatie met andere acties is de Commissie van oordeel dat het voor de gemiddelde consument niet duidelijk is dat geen korting wordt verstrekt op een offerte die (kennelijk) al van een actieprijs is voorzien.

Het oordeel van de Commissie

1. De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager het in de eerste plaats misleidend acht dat in de uiting wordt vermeld dat 30% korting wordt geboden op winterbanden, terwijl adverteerder deze korting niet aan klager heeft willen verstrekken. Tevens acht klager het misleidend dat de in de uiting vermelde korting niet geldt voor winterbandensets.

2. Ten aanzien van de eerste klacht oordeelt de Commissie als volgt. Niet in geschil is dat adverteerder kort voor aanvang van deze actie een offerte aan klager heeft verstrekt die zag op een winterbandenset (banden + velg) en dat adverteerder tijdens de actieperiode op deze offerte geen korting heeft willen geven omdat de op de offerte vermelde prijs volgens de dealer al een actieprijs zou zijn. Nu uit de tekst van de reclame-uiting niet blijkt dat de kortingsactie niet geldig is in combinatie met andere acties is de Commissie van oordeel dat het voor de gemiddelde consument niet duidelijk is dat geen korting wordt verstrekt op een offerte die (kennelijk) al van een actieprijs is voorzien. Blijkens het voorgaande heeft adverteerder, vanwege het ontbreken van essentiële informatie, reclame gemaakt in strijd met het bepaalde onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

3. Ten aanzien van de klacht dat de op de website van adverteerder vermelde korting niet geldt voor winterbandensets oordeelt de Commissie als volgt. Bij de vraag of sprake is van misleiding dient op de totale uiting te worden gelet. De Commissie is van oordeel dat het voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk is dat de kortingsactie alleen geldt voor banden. In de uiting wordt immers naast de advertentietekst een winterband met velg afgebeeld, waardoor – hoewel in de disclaimer onderaan de uiting staat dat de korting uitsluitend geldt voor banden en niet voor bandensets – toch de indruk kan ontstaan dat de actie ziet op een set in plaats van uitsluitend een band. Op grond van vorenstaande is de Commissie van oordeel dat er in de reclame-uiting op de website van adverteerder dubbelzinnige informatie is verstrekt als bedoeld onder in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Voorts voldoet de uiting niet aan de Algemene Aanbeveling onder i: “afbeelding van het aangeboden product” van de NRC nu de afbeelding van de winterband niet exact hetzelfde weergeeft als hetgeen in de aanduiding wordt geadverteerd.

 

RB 2308

Prejudiciële vragen: Moet verkoopprijs ook verplichte transportkosten omvatten?

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 18 september 2014, RB 2308, Zaak C-476/14 (Citroën tegen ZLW)
Citroën laat een advertentie plaatsen (maart 2011) waarin zij een auto aanbiedt voor een voordeelprijs met de toevoeging in kleine lettertjes ‘exclusief transportkosten ter hoogte van € 790,-‘. Verweerster (Centrale vereniging van de motorvoertuigbranche ter bescherming van eerlijke mededinging = ZLW) stelt een verbodsvordering in tegen verzoeksters advertentie op grond van de DUI Regeling inzake prijsvermelding wegens de verborgen maar verplichte kosten. Zij wordt door het Landgericht in het gelijk gesteld en ook het Hof van Beroep acht de vordering gegrond. Hij oordeelt dat voor het vermelden van de uiteindelijke prijs het niet volstaat een prijs te noemen waarbij de consument nog iets moet optellen om de uiteindelijke prijs van het product te bepalen. Transportkosten zullen door de consument als onderdeel van de prijs worden opgevat. Dit conform de Duitse regeling die haar grondslag heeft in RL 98/6, die voorrang heeft op RL 2005/29. De zaak ligt nu voor in beroep tot Revision bij de verwijzende rechter.

Het verwijzende Duitse Bundesgerichtshof stelt de beslechting van het geschil afhankelijk van de vraag of de Duitse regeling nog verenigbaar is met het Unierecht. De vraag is of reclame voor een product onder vermelding van de daarvoor te betalen prijs kwalificeert als ‘aanbieden’ in de zin van RL 98/6. En dan rijzen er ook vervolgvragen die hij tevens aan het HvJ EU voorlegt:

1. Valt een reclameboodschap voor een product waarin de daarvoor te betalen prijs wordt aangeduid, onder aanbieden in de zin van artikel 1 van richtlijn 98/6/EG?

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord:
2. Moet de bij het aanbieden in de zin van artikel 1 van richtlijn 98/6/EG overeenkomstig artikel 1 en artikel 3, lid 1, eerste zin, aan te duiden verkoopprijs ook verplichte kosten omvatten in verband met het van de fabrikant naar de handelaar transporteren van het motorvoertuig?

Indien de eerste of de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord?
3. Moet de „prijs inclusief belastingen” die bij een uitnodiging tot aankoop in de zin van artikel 2, sub i, van richtlijn 2005/29/EG moet worden vermeld overeenkomstig artikel 7, lid 4, sub c, eerste alternatief, van die richtlijn, in geval van een motorvoertuig ook verplichte kosten omvatten voor het van de fabrikant naar de handelaar transporteren van het motorvoertuig?

Questions préjudicielles

1. Faire de la publicité pour un produit en indiquant le prix à payer pour celui-ci revient-il à offrir ce produit au sens de l’article premier de la directive 98/6/CE1 ?

S’il convient de répondre par l’affirmative à la première question:
2. Le prix de vente, qu’il faut indiquer conformément à l’article premier et à l’article 3, paragraphe 1, première phrase, de la directive 98/6/CE lors d’une offre au sens de l’article premier, doit-il inclure aussi les frais, obligatoires, de transfert d’un véhicule automobile du fabricant au vendeur?

S’il convient de répondre par la négative à la première ou à la deuxième question:
3. Le «prix toutes taxes comprises», qu’il faut indiquer conformément à l’article 7, paragraphe 4, sous c), premier cas de figure, de la directive 2005/29/CE2 lors d’une invitation à l’achat au sens de l’article 2, sous i), de cette même directive, doit-il inclure aussi les frais, obligatoires, de transfert d’un véhicule automobile du fabricant au vendeur?

RB 2299

Onleesbare (kleine) tekst Renault-commercial is gebrekkig en misleidend

Vz RCC 17 december 2014, RB 2299 (Renault)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding en ontbrekende informatie. 7 en 8.3 NRC. De uiting: een televisiecommercial voor de Renault Twingo. Aan het einde van de commercial verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. De klacht: Nadat men op de website van adverteerder heeft gekeken, ontdekt men dat deze prijs realiseerbaar is indien men € 4.498 aanbetaalt en na vier jaar nog eens € 2.497 bijbetaalt.

1) De voorzitter heeft in verband met de beoordeling van de klacht de commercial bekeken op een groot formaat televisie. Daarbij heeft de voorzitter het volgende geconstateerd. De onderhavige televisiecommercial duurt ongeveer 29 seconden. Gedurende de laatste seconden (het betreft volgens de waarneming van de voorzitter drie seconden) verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder - centraal in beeld en in een relatief groot lettertype - de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. Opvallend hierbij is dat de aangeprezen auto om deze tekst heen rijdt. Dit leidt in enige mate de aandacht af van de overige teksten die gedurende de laatste drie seconden in beeld zijn. Dit geldt met name voor de onderin beeld staande tekst “Maandbedrag berekend o.b.v. financiering v.d. consumentenprijs na aftrek van (a) een aanbetaling van 33,33% v.d. consumentenprijs en (b) betaling van een slottermijn ineens van 25% v.d. consumentenprijs. Exacte voorwaarden op renault.nl”. De voorzitter acht het aannemelijk dat deze tekst de gemiddelde consument gemakkelijk zal kunnen ontgaan, niet alleen doordat sterk de aandacht wordt gevestigd op de all-in-one prijs met de daarom heen rijdende auto, maar ook door het relatief zeer kleine formaat letter. Het voor die mededelingen gebruikte formaat is zelfs dermate klein dat de tekst ook op een groot formaat televisiescherm niet leesbaar is. Dit geldt indien de commercial wordt bekeken op een gebruikelijk te achten kijkafstand, hetgeen in dit geval de toepasselijke beoordelingsmaatstaf is.

2) Op grond van het voorgaande kan de gemiddelde consument niet in staat worden geacht kennis te nemen van de – overigens complexe - inhoud van bedoelde voorwaarde. De voorzitter oordeelt dat sprake is van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, mede gelet op het feit dat de uiting als een uitnodiging tot aankoop dient te worden aangemerkt nu daarin een bepaalde auto voor een prijs wordt aangeprezen. Derhalve dient duidelijk te zijn onder welke voorwaarden deze prijs van toepassing is. Nu deze informatie niet geacht kan worden de gemiddelde consument te bereiken, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat deze consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2274

Prijsaanduiding Ford Fiesta misleidend door bijkomende kosten

RCC 28 oktober 2014, RB 2274 (Ford Fiesta)
Aanbeveling. Misleiding. Onvolledige informatie. Uitnodiging tot aankoop. Art. 7, 8.3 en 8.4 NRC. Ontbrekende informatie. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin de Ford Fiesta wordt aangeprezen. In het laatste beeld staat onder meer: “FORD FIESTA Vanaf 12.645,-”. De klacht: De in de commercial genoemde vanafprijs van € 12.645,- is niet juist. Bij deze prijs komen nog de kosten rijklaar maken en de wettelijke kosten zoals leges en verwijderingsbijdrage. Deze kosten zijn een vast onderdeel van de aankoopprijs. Bovendien betreffen deze kosten standaardbedragen die tevoren bekend zijn.

De televisiecommercial dient te worden aangemerkt als een uitnodiging tot aankoop in de zin van artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). In deze bepaling is artikel 7 lid 4 van Richtlijn 2005/29/EG geïmplementeerd, welk artikel in het kader van misleidende omissies bepaalt welke informatie in verband met de prijs essentieel is voor zover deze informatie niet reeds uit de context blijkt. Vast is komen te staan dat de in de commercial genoemde verkoopprijs vanaf € 12.645,- “exclusief recyclingsbijdrage, legeskosten en advieskosten voor het rijklaarmaken” is. Dit betreffen kosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen en die altijd verschuldigd zijn. Dat onvermijdbare bijkomende kosten verschuldigd zijn, blijkt niet uit de televisiecommercial. Om aan de verplichting tot het verstrekken van essentiële informatie over de prijs te voldoen, kan niet worden volstaan met de algemene vermelding “ford.nl”, welke vermelding bovendien niet bij de prijs maar in een eerder beeld van de commercial wordt getoond. Ook kan niet worden gezegd dat de aanduiding “vanaf” bij de prijs moet worden opgevat als een verwijzing naar de bijkomende kosten waarop de consument geen invloed kan uitoefenen. Op grond van het voorgaande oordeelt de Commissie dat de gemiddelde consument onvoldoende over de onvermijdbare bijkomende kosten is geïnformeerd en dat sprake is van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c NRC. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de commercial misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2216

Slagingskans theorie examen misleidend

Vz. RCC 6 augustus, RB 2216, dossiernr.2014/00485 (altijdgeslaagd.nl)
Voorzitterstoewijzing. Misleidende reclame. Op de website altijdgeslaagd.nl staan mededelingen waaruit kan worden afgeleid dat men bij adverteerder altijd slaagt voor het theoretische gedeelte van het rijexamen (theorie examen). Dit volgt uit de naam van adverteerder en de teksten op de website. De klacht: adverteerder garandeert dat elke klant binnen een dag zijn theorie examen haalt. Toen de vriend van klaagster zich bij adverteerder had aangemeld, kwam hij in een zaal te zitten waarvan de helft voor de tweede keer examen kwam doen. Van het groepje waarvan deze vriend deel uitmaakte, bleken er 5 geslaagd en 10 gezakt te zijn. Dat is een slagingspercentage van 33%. Dit komt niet overeen met de door adverteerder beloofde 100%. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

2) De voorzitter is, ook na het gevoerde verweer, van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende. Op de website staan mededelingen waaruit niet anders kan worden afgeleid dan dat men bij adverteerder altijd slaagt voor het theoretische gedeelte van het rijexamen (theorie examen). Dit volgt uit de naam van adverteerder en de volgende teksten op de website:

• “Altijdgeslaagd binnen 1 dag je theorie. Waarom iedereen bij ons slaagt? Omdat wij gewoon alle antwoorden hebben!”

• “Voor € 180,- geven wij je een dag lang begeleiding, mag je je CBR theorie examen doen en ga je uiteindelijk geslaagd naar huis. 100% gegarandeerd en met het CBR examen inbegrepen!”

• “Na het volgen van onze cursus heb jij een slagingskans van 100%”

• “Wij hebben alle antwoorden en vragen van het examen, slagen is dus 100% Gegarandeerd!”

• “Wil je in 1 Dag 100% slagen voor je theorie? Meld je aan op.”

3) Uit de klacht en ook uit het verweer van adverteerder blijkt dat niet iedereen bij adverteerder zonder meer slaagt voor het theorie examen. Hieruit volgt dat de hiervoor geciteerde mededelingen onjuist zijn. Immers, anders dan uit die mededelingen volgt, bestaat de kans dat men zakt voor dit examen. Welk percentage bij adverteerder zakt, doet verder niet ter zake. Reeds het feit dat niet iedereen slaagt, brengt immers mee dat bedoelde mededelingen onjuist zijn nu deze uitsluiten dat men bij adverteerder kan zakken. Aldus heeft adverteerder geen juiste informatie verschaft over de resultaten die men van zijn opleiding kan verwachten, een van de belangrijkste kenmerken als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2190

Misleidende informatie over actie dagjes uit

RCC 24 juli 2014, RB 2190, dossiernr. 2014/00423 (Shell)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Het betreft een folder over “DE SHELL DAGJES UIT-ACTIE”, waarin 50% korting wordt geboden op dagjes uit. Onder het kopje “OVERZICHT VAN DAGJES UIT” staat onder meer: “Zie hieronder een greep uit het aanbod voor de verschillende Dagjes Uit. Kijk voor het volledige en actuele aanbod* op www.shell.nl/voordeligdagjeuit”. De asterisk verwijst naar de mededeling links onderaan de folder: “Het aanbod kan gedurende de actieperiode wijzigen”. Onder het kopje “DIERENPARKEN” staat onder meer: “Dolfinarium”. Toen klaagster kaarten wilde bestellen voor het Dolfinarium bleek dat daarvoor geen gebruik kon worden gemaakt van de actie van 50% korting. Er wordt een ander aanbod gedaan: klaagster kan kaartjes bestellen met 25% korting. Klaagster meent echter dat zij in aanmerking komt voor 50% korting. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Dat het in het kader van de onderhavige actie ook kan gebeuren dat in het geheel geen korting wordt geboden, maar dat slechts de mogelijkheid bestaat te betalen door het inwisselen van AirMiles, acht de Commissie essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu deze informatie niet uitdrukkelijk in de onderhavige folder is opgenomen, is sprake van het verborgen houden van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie, brandstof tanken bij Shell of aankopen doen in de shop, te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat in de folder staat: “Kijk voor het volledige en actuele aanbod* op www.shell.nl/voordeligdagjeuit” en “* Het aanbod kan gedurende de actieperiode wijzigen”, leidt niet tot een ander oordeel. Deze mededelingen lijken veeleer te duiden op de vraag of, op een bepaald moment, op een bepaald in de folder vermeld “dagje uit”, zoals bijvoorbeeld het Dolfinarium, de actie “Tot 50% korting” nog van toepassing is. Niet duidelijk is dat in een aantal gevallen in het geheel geen korting wordt geboden, maar slechts de mogelijkheid bestaat te betalen met AirMiles. Ook maken de disclaimers niet duidelijk dat de maximale korting per beschikbare partner kan verschillen.

Adverteerder heeft bij verweer nog meegedeeld dat zij, na te hebben vernomen dat klaagster alleen op de korting via de vouchers had gerekend, het bureau Ticketsplus in gesprek heeft laten gaan met het Dolfinarium, en dat vervolgens puur uit klantvriendelijkheid naast de Miles Only actie aan klaagster exclusief 25% korting op de kaartjes is geboden. Naar het oordeel van de Commissie maakt dit alleen voor klaagster geldende aanbod bovenstaand oordeel niet anders.