RB

Algemene regels  

RB 2605

"Levenslange garantie" onvoldoende duidelijk indien niet elk risico op beschadiging wordt uitgesloten

CvB 9 december 2015, RB 2605; Dossiernr: 2015/00829 (Carglass)
Aanbeveling. Misleiding. Uiting: Het betreft een uiting in een “documentenmapje” van Carglass®. In deze uiting staat onder meer staat: “Bedankt voor uw vertrouwen in Carglass®.
Ik heb met de grootst mogelijke zorg en met veel plezier aan uw auto gewerkt. Ik hoop dat alles naar wens is verlopen. (……)”
en
“Carglass® biedt Levenslange Garantie.
Carglass® biedt levenslange garantie op het geleverde werk voor HPX3® reparatie en ruitvervanging. De opdrachtbon in dit mapje is ook uw garantiewijs. Bewaar deze documenten goed!”.

Klacht: In de uiting is sprake van “levenslange garantie”. In artikel 5 lid 2 van de algemene voorwaarden staat dat sommige van de ruitreparaties niet het beoogde resultaat opleveren en dat in een aantal gevallen bijvoorbeeld de inslag verder inscheurt. In het geval van klager gebeurde dat al na 15 dagen. Klager heeft zich beroepen op de garantie. Deze garantie blijkt te worden verrekend met de verzekeraar. Het sterretje kost klager niets (kosten reparatie zijn lager dan een nieuwe ruit), alsnog vervangen van de ruit kost klager een eigen bijdrage van € 65,- en de rest is voor rekening van de verzekeraar. Naar de mening van klager houdt de garantie aldus niets in; als de monteur een fout maakt, is hij te allen tijden gedekt. In geval van een garantie met betrekking tot een gerepareerd product verwacht klager dat een en ander kosteloos in orde wordt gemaakt, indien de reparatie niet geslaagd blijkt te zijn.

College van Beroep:

1. In deze zaak wordt, naar niet door Carglass is betwist, het toetsingskader gevormd door artikel 12 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit artikel houdt in dat indien in reclame over “garantie” wordt gesproken, de omvang, de inhoud en de tijdsduur daarvan duidelijk dient te zijn, het desbetreffende medium in aanmerking genomen. Uitgaande hiervan oordeelt het College als volgt.

2. De Commissie is, in navolging van geïntimeerde, uitgegaan van de veronderstelling dat in artikel 5 lid 4 van de algemene voorwaarden staat wat de inhoud van de ‘Levenslange Garantie is, waarbij volgens de Commissie sprake is van een beperking. Deze bepaling luidt: “In het geval de inslag, die aan de herstelvoorwaarden op de opdrachtbon beantwoordt, op enig moment tijdens of na een door Carglass B.V. uitgevoerde ruitreparatie, die door middel van een harsinjectie is uitgevoerd, vanuit de plaats van de reparatie scheurt en de opdrachtgever aan Carglass B.V. de opdracht geeft om de ruit te vervangen, dan worden na voorlegging van de factuur, m.b.t. de oorspronkelijke ruitreparatie en het garantiebewijs, de uitgevoerde ruitreparaties, tot maximaal twee ruitreparaties, in mindering gebracht op de kosten van vervanging. Deze garantie geldt enkel tegenover de initiële opdrachtgever en is niet overdraagbaar aan derden, zoals de opvolgend eigenaar van de auto”.

3. Nu in voormelde tekst uitdrukkelijk wordt gesproken over een ruitreparatie én een garantie, lijkt deze invulling te geven aan de ‘Levenslange Garantie’ die elders in de uiting wordt genoemd. Uit de door Carglass overgelegde originele uiting blijkt bovendien dat het een uitklapdocument betreft, waarbij men na het uitklappen van het document eerst de mededeling over de ‘Levenslange Garantie’ ziet en vervolgens, na het verder openklappen, de algemene voorwaarden met daarin de hierboven geciteerde tekst. Naar het oordeel van het College wordt door dit alles een verband gesuggereerd tussen de ‘Levenslange Garantie’ en artikel 5 lid 4 van de algemene voorwaarden van Carglass. Op grond van hetgeen Carglass in beroep heeft gesteld blijkt dit verband niet te bestaan. Artikel 5 lid 4 van de algemene voorwaarden geldt volgens Carglass namelijk niet voor het uitvoeren van een HPX3® reparatie, maar voor andere herstelwerkzaamheden, en bevat dus geen beperking van de ‘Levenslange Garantie’. De ‘Levenslange Garantie’ houdt volgens Carglass in dat de klant na een HPX3® reparatie zich tot haar kan wenden indien teveel harsresten achterblijven of de geïnjecteerde hars loslaat als gevolg van het verkeerd uitvoeren van een HPX3® reparatie. Deze garantie kent volgens Carglass geen enkele beperking.

4. Op grond van het voorgaande kan de mededeling dat sprake is van “levenslange garantie op het geleverde werk voor HPX3® reparaties” niet onjuist worden geacht. Uit hetgeen Carglass in beroep heeft aangevoerd, blijkt immers dat sprake is van een onbeperkte garantie op het netjes (zonder overtollige harsresten) en correct (zonder loslatende hars) uitvoeren van een HPX3® reparatie. Anderzijds geldt wel dat consumenten op het verkeerde been worden gezet door de schijnbare samenhang in de uiting tussen de mededeling ‘Levenslange Garantie’ enerzijds, en artikel 5 lid 4 van de algemene voorwaarden van Carglass anderzijds. Hierdoor zal de gemiddelde consument een onjuiste invulling aan die garantie kunnen geven.

5. Daarnaast is relevant dat de garantie op het correct uitvoeren niet uitsluit dat een gerepareerde ruit door andere oorzaken dan een verkeerd uitgevoerde reparatie verder scheurt. Voor deze situatie geldt de ‘Levenslange Garantie” niet. Het had op de weg van Carglass gelegen om dit in de uiting duidelijk te maken, zodat geen verkeerde verwachtingen bij de consument worden gewekt. De gemiddelde consument zal anders kunnen menen dat de ‘Levenslange Garantie” inhoudt dat Carglass ervoor in staat dat een gerepareerde ruit ter plaatse van de reparatie niet verder zal scheuren. Een onbeperkte levenslange garantie lijkt immers elke vorm van risico op verdere beschadiging uit te sluiten.

6. De grieven treffen doel voor zover de Commissie in haar beslissing is uitgegaan van de onjuiste veronderstelling dat de ‘Levenslange Garantie” wordt beperkt door artikel 5 lid 4 van de algemene voorwaarden van Carglass. Dit kan Carglass echter niet baten. Om de hiervoor genoemde redenen verschaft de uiting in andere opzichten niet de door artikel 12 NRC (in verbinding met artikel 7 NRC en de algemene aanbeveling sub f) vereiste duidelijkheid over de inhoud van deze garantie. Dat Carglass werkt met een protocol op grond waarvan haar medewerkers klanten mondeling op de mogelijkheid van doorscheuren na een ruitreparatie behoren te wijzen, neemt niet weg dat zij ook in de uiting de vereiste duidelijkheid over de invulling van haar ‘Levenslange Garantie’ had behoren te geven teneinde verwarring over de inhoud daarvan bij de gemiddelde consument te voorkomen, met als mogelijk gevolg dat deze consument een besluit neemt over de uitoefening van contractuele rechten dat hij anders niet zou hebben genomen. Nu de vereiste duidelijkheid ontbreekt, is de uiting in strijd met artikel 12 NRC.

Het College bevestigt de bestreden beslissing van de Commissie met wijziging van gronden.

RB 2595

Zakelijke relatie duidelijk ondanks ontbreken van #spon

RCC 17 november 2015, RB 2595; Dossiernr: 2014/00917 (Daniel Wellington)
Bijzondere Reclamecode. Digitale marketing. Uiting: Het betreft de volgende blogs van verweerders sub 2 tot en met 4 in verband met een horloge van Daniel Wellington. Naast een door iedere blogger geplaatste foto waarop het betreffende horloge is afgebeeld, staan respectievelijk de volgende teksten:

“Ohmyfoodnessnl
>3 mijn nieuwe rose gouden #danielwellington horloge. Deze dagen krijg je trouwens 15% korting via de website wanneer je de code ‘holidayohmy’ gebruikt. Fijn en leuk voor kerst?”

“Yellowlemontreeblog
Have to hurry a bit so I made this frozen gingerbread banana smoothie on the go. And Santa came by early this year! I’m in love with my new watch from @danielwellingtonwatches. It’s really classy. Want a Daniel Wellington for Christmas too? With the promotion code holi-daylemontree you get 15% off your order until the 15th of January.” “#frozenbanana #smoothie #bananasmoothie #watch #danielwellington #danielwelling-tonwatches”

“dailylin
Santa came early this year #danielwellington if you want your own you can use ‘holidaydaily’ to get a 15% discount”.

Klacht: Het betreft hier volgens klager reclame/marketing naar aanleiding van een door de desbetref-fende bloggers gratis verkregen horloge met een zeer lovende begeleidende tekst over het merk en/of product en een promotiecode. Bij deze uiting wordt op geen enkele wijze vermeld, zoals in de Reclamecode Social Media artikel 2 lid c en d en artikel 3 lid a en b is omschre-ven, dat het om een (in natura) gesponsord product van het betreffende merk gaat.

Commissie:

1) In de eerste plaats dient de vraag te worden beantwoord of de Commissie bevoegd is de onderhavige uitingen te beoordelen, nu verweerder Daniel Wellington dit betwist. Niet in geschil is dat Daniel Wellington Nederlandse bloggers heeft ingezet ter promotie van haar pro-duct in Nederland. Hierdoor is in Nederland door Nederlandse bloggers reclame gemaakt op Social Media. De Commissie acht zich om die reden bevoegd over de klacht met betrekking tot de onderhavige uitingen te oordelen en zal de klacht, gelet op de inhoud daarvan, toetsen aan de Reclamecode Social Media. De Commissie begrijpt de klacht aldus dat volgens klager de uitingen in strijd zijn met het bepaalde in de Reclamecode Social Media waarin is bepaald dat reclame via social media duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn en uitdrukkelijk door de verspreider dient te worden vermeld indien daarvoor een vergoeding in geld of natura is ontvangen. Aan deze eisen is volgens klager bij de betrokken uitingen niet voldaan omdat niet zou blijken dat het om een gesponsord product gaat.

2) De Commissie stelt voorop dat ingevolge de systematiek van de Reclamecode Social Media de inhoud en de aard van de Relevante Relatie in ieder geval duidelijk herkenbaar is indien deze conform de suggesties bij artikel 3 van deze code is weergegeven. Nu in de uitin-gen geen aansluiting bij die suggesties is gezocht, dient te worden beoordeeld of de inhoud en aard van de Relevante Relatie duidelijk en op eenvoudig toegankelijke wijze geopenbaard wordt, bijvoorbeeld door opmaak en/of presentatie.

3) De Commissie constateert dat de uitingen enkele overeenkomstige elementen bevatten, te weten een afbeelding waarop het product nadrukkelijk is afgebeeld, een verwijzing in de tekst naar adverteerder Daniel Wellington door middel van #DanielWellington of @DanielWellington en de suggestie om het horloge nu met korting te bestellen met gebruik-making van een ‘discount’ van 15% bij vermelding van een daarvoor bedoelde code. Daar-naast hebben twee bloggers, Yellowlemontree en Dailylin, de zinsnede “Santa came by early this year” vermeld. Voor zover uit deze elementen nog onvoldoende zou blijken dat er sprake is van reclame via social media waarbij een Relevante Relatie bestaat tussen Daniel Welling-ton en verweerders sub 2 tot en met 4 (de bloggers), geldt dat dit tevens uit het volgende blijkt. De Commissie merkt op dat per blogger een kortingscode wordt genoemd die verwijst naar de naam waaronder wordt geblogd. Ohmyfoodnessnl gebruikt immers de kortingscode ‘holidayohmy’, Yellowlemontreeblog de code ‘holidaylemontree’ en dailylin de code ‘holiday-daily’. Deze op de betreffende blogger afgestemde kortingscode die bij de bestelling van het horloge bij Daniel Wellington kan worden gebruikt verwijst onmiskenbaar naar een zakelijke relatie tussen Daniel Wellington en de bloggers,.

4) Gelet op voornoemde elementen en de opmaak en presentatie van de betreffende blogs is de Commissie van oordeel dat uit de gewraakte uitingen, ondanks het ontbreken van de in de Code Social Media als suggestie voorgestelde vermeldingen, zoals #spon, in de vereiste mate blijkt dat sprake is van reclame en dat de bloggers voor het plaatsen van deze uitingen een vergoeding in geld of natura hebben ontvangen van Daniel Wellington.

De Commissie wijst de klacht af.

Op andere blogs:
Charlotte's law

RB 2593

"Beste business school"-claim ongegrond dus misleidend

RCC 20 november 2015, RB 2593; Dossiernr: 2015/01067 (TiasNimbas)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Uiting 1: Het betreft een radiocommercial van TiasNimbas Business School waarin – voor zover van belang – wordt gezegd: “Tias dé nummer 1 business school van Nederland volgens de Financial Times en volgens Hilbrand van der Kooi” (…). Vervolgens zegt de voice-over: “Tias de beste business school”.

Uiting 2: Het betreft de tag-on van TiasNimbas Business School waarin wordt gezegd: “Ook de beste in maatwerk. Kijk op tias.nl”.

Klacht: In uiting 1 claimt adverteerder de beste master opleidingen van Nederland aan te bieden volgens de internationale rankings van ‘The Financial Times’. Deze informatie is volgens klager misleidend en onvolledig want adverteerder scoort alleen het beste op maatwerk. In uiting 2 wordt gezegd: “ook de beste in maatwerk” waarmee wordt gesuggereerd dat ze daarnaast ook nog op een andere ranking van The Financial Times op nummer 1 staan, terwijl dat niet het geval is.

 

Commissie: Ten aanzien van uiting 1 oordeelt de Commissie als volgt. In deze uiting wordt gezegd dat Tias dé nummer 1 business school is van Nederland volgens de Financial Times (en Hilbrand van der Kooi). Vervolgens wordt gezegd: “Tias de beste businessschool van Nederland”. Hiermee wordt de indruk gewekt dat adverteerder volgens de Financial Times in alle rankings, althans in ieder geval in de categorie ‘business school’ in Nederland het beste scoort. Uit de door adverteerder overgelegde stukken blijkt echter dat dit volgens de rankings van de Financial Times alleen geldt voor de ranking ‘Executive Education Customized’ (‘opleidingen op maat’). De Commissie is dan ook van oordeel dat adverteerder op dit punt onjuiste informatie heeft verstrekt.

Door in de tag-on te zeggen: “ook de beste in maatwerk” wordt de indruk gewekt dat (volgens de Financial Times) de TiasNimbas Business School niet alleen in maatwerk het beste is, maar ook op (alle) andere onderdelen het beste scoort van alle Nederlandse Business Schools. Zoals hiervoor onder 1 reeds is overwogen is dit niet juist.

Nu in beide radiocommercials de indruk wordt gewekt dat de TiasNimbas Business School in alle, althans meerdere rankings van de Financial Times het beste scoort, terwijl uit de overgelegde informatie blijkt dat dit slechts het geval is voor wat betreft de door adverteerder aangeboden ‘opleidingen op maat’, gaan de commercials gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie tevens van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat in beide uitingen wordt verwezen naar de website maakt het oordeel van de Commissie niet anders.

De Commissie acht beide reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2592

Actie in reclamefolder vereist zekere mate van voorraad product

RCC 20 november 2015, RB 2592; Dossiernr: 2015/00949 (Shimano)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Uiting: Het betreft een reclamefolder van Itek die huis-aan-huis is verspreid. Hierin is – voor zover in deze zaak van belang – een elektrische fiets afgebeeld van het merk “Shimano” met daarbij vermeld: “64% korting  1295  469”. Onderaan de uiting staat: (…) ”Acties geldig van 16 augustus tot en met 6 september of zolang de voorraad strekt”. (…)

Klacht: Klager ontvangt bijna om de twee weken een reclamefolder van adverteerder waarin een elektrische fiets van Shimano met 64% korting wordt aangeboden voor een bedrag van € 469,-. Klager heeft meerdere malen naar de vestiging van adverteerder in Heerlen gebeld  met de vraag of deze fiets voorradig was, maar kreeg keer op keer te horen dat dit niet het geval was. Evenmin was de fiets op voorraad bij andere Nederlandse vestigingen van adverteerder en klager werd regelmatig (telefonisch) gewezen op de andere elektrische fietsen uit de collectie. Volgens klager is de uiting misleidend en slechts bedoeld om de consument aan te sporen om naar de winkel te gaan.

Commissie: In de bestreden uiting wordt een elektrische fiets van het merk Shimano aangeboden met 64% korting voor een bedrag van € 469,-. Indien een adverteerder een bijzonder aanbod doet, dient hij ervoor zorg te dragen dat er een – in verhouding tot dat aanbod en de daarvoor gevoerde reclame – redelijke voorraad goederen aanwezig is. Het feit dat in de uiting staat: “zolang de voorraad strekt” duidt erop dat sprake kan zijn van een beperkte beschikbaarheid. Dit neemt echter niet weg dat het aangeboden product – in ieder geval aan het begin van de actie – in een zekere mate verkrijgbaar moet zijn.

Klager heeft gemotiveerd gesteld dat voornoemde aanbieding in diverse filialen van adverteerder niet op voorraad was. De Commissie is van oordeel dat het op de weg van adverteerder had gelegen om aannemelijk te maken dat – zoals zij in haar verweer heeft gesteld – sprake is geweest van een redelijke voorraad van deze specifieke fiets. Daarin is adverteerder naar het oordeel van Commissie niet geslaagd. Adverteerder heeft volstaan met de mededeling dat er ten tijde van de actieperiode nog 16 exemplaren van de fiets op voorraad waren. Adverteerder heeft dit echter niet met stukken onderbouwd.

Gelet op het voorgaande is in de uiting geen duidelijke informatie verstrekt over de beschikbaarheid van het aangeboden product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de uiting de gemiddelde consument bovendien ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2591

RCC: Wettelijke acceptatieplicht basiszorgverzekering algemeen bekend

RCC 20 november 2015, RB 2591; Dossiernr: 2015/01078 (Menzis)
Afwijzing. Misleidende reclame. Uiting: Het betreft een televisiecommercial van Menzis, waarin – voor zover hier van belang – wordt gezegd: “Ieder mens is mooi, daarom selecteert Menzis niet op gezondheid of leeftijd”.

Klacht: Menzis maakt reclame voor haar zorgverzekering(en) met de slogan dat zij niet selecteert op ‘gezondheid of leeftijd’. In de zorgverzekeringswet is voor de basisverzekering echter nadrukkelijk een acceptatieplicht opgenomen, zodat het wettelijk niet is toegestaan – met uitzondering van de aanvullende verzekeringen – om op leeftijd of gezondheid te selecteren. Menzis suggereert ten onrechte dat andere verzekeraars – voor zover het de basisverzekering betreft – wel selecteren op leeftijd of gezondheid.

Commissie:

De Commissie is van oordeel dat adverteerder door in haar uiting te zeggen: “Ieder mens is mooi, daarom selecteert Menzis niet op gezondheid en leeftijd”, geen misleidende reclame maakt. De Commissie acht de gemiddelde consument ermee bekend dat voor de basiszorgverzekering een wettelijke acceptatieplicht geldt, waardoor het voor geen enkele zorgverzekeraar mogelijk is om bij het aangaan van deze verzekering te selecteren op leeftijd en gezondheid. Gelet hierop zal het voor deze consument duidelijk zijn dat de slogan dat Menzis niet selecteert op gezondheid en leeftijd specifiek ziet op de aanvullende verzekeringen die adverteerder aanbiedt. Van misleiding is dan ook geen sprake. De commissie wijst de klacht af.

RB 2590

Onvoldoende bewijs voor misleidende karakter reclame gaswassers

Hof Den Bosch 1 december 2015, RB 2590; ECLI:NL:GHSHE:2015:4996 (Robos tegen Inno+)
Reclamerecht. Misleidende reclame. Art. 6:194 BW. Partijen zijn elkaars concurrenten fabriceren, leveren en onderhouden zogenoemde luchtwassers, soms gaswasser genoemd en adverteren met BWL-nummers. Robos vordert in kort geding met succes dat Inno+ verboden wordt reclame te maken dat de Junior en inbouwluchtwasser gekwalificeerd zijn als biologische gaswassers en door de overheid zijn erkend [RB 2316]. Bij tussenvonnis vernietigt het hof deze uitspraak: de vorderingen van Robos worden afgewezen. Robos gaat hiertegen zonder succes in beroep. Het Hof stelt dat Robos niet aan haar bewijslast heeft voldaan, nu de gebruikte rapporten geen betrekking hebben op de juiste typen luchtwassers. Het tussenvonnis wordt bekrachtigd en de vorderingen van Robos worden afgewezen.

 

3.7.5. Indien een vordering ingevolge artikel 6:194 BW wordt ingesteld tegen iemand die de inhoud van de mededeling heeft bepaald, rust ingevolge artikel 6:195 lid 1 BW op hem de bewijslast ter zake van de juistheid of volledigheid van de feiten die in de mededeling zijn vervat of daardoor worden gesuggereerd en waarop het beweerde misleidende karakter van de mededeling berust. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat ook in kort geding, waarin de regels van bewijslastverdeling niet rechtstreeks toepasselijk zijn, met de speciale bewijslastverdeling van artikel 6:195 lid 1 BW rekening moet worden gehouden, in die zin dat wanneer gedaagde in kort geding niet de juistheid of volledigheid van de mededeling aannemelijk kan maken, de voorzieningenrechter in verband daarmee sneller geneigd zal zijn een verbod of rectificatiegebod uit te spreken. De voorzieningenrechter is daarbij niet gehouden om het criterium aan te leggen of waarschijnlijk is dat gedaagde in een bodemprocedure zal slagen in het bewijs van de juistheid van de beweerdelijk onjuiste mededelingen en hij is evenmin verplicht om de juistheid van de betrokken claim volledig althans grondig te onderzoeken en daartoe een deskundigenbericht te gelasten (HR 15 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2817, NJ 1999, 665). De hiervoor genoemde bewijslastverdeling en de doorwerking daarvan in kort geding gelden niet indien de eiser volstaat met te stellen dat hij een mededeling misleidend acht, zonder dit op een behoorlijke wijze te adstrueren. De rechter kan dan eisen, alvorens hij gedaagde belast met het bewijs van bepaalde feiten, dat eiser zijn stelling alsnog motiveert (MvA, p. 14).

3.7.7. Naar het oordeel van het hof heeft Robos c.s. onvoldoende onderbouwd dat en waarom de mededeling van Inno op haar website op de door Robos c.s. genoemde punten misleidend is en dat Inno in offertes aan veehouders luchtwassers van het type BWL 2009.12 aanbiedt die niet aan de daarmee samenhangende eisen voldoen. Die onderbouwing is, voor zover concreet – de als productie 22 verzetdagvaarding overgelegde lijst met uitsluitend NAW-gegevens van – klaarblijkelijk – diverse veehouders aan wie Inno luchtwassers zou hebben verkocht (en naar het hof aanneemt geleverd) is daartoe onvoldoende –, volledig gestoeld op de onderzoeken door Buro Blauw en de heer [deskundige 1] van de luchtwassers bij de veehouders [veehouder 1] , [veehouder 3] en [veehouder 2] .

Tijdens het pleidooi is als niet althans onvoldoende weersproken komen vast te staan dat de luchtwassers die Inno aan respectievelijk de veehouders [veehouder 1] en [veehouder 3] heeft geleverd, anders dan in de rapporten van Buro Blauw en [deskundige 1] is verondersteld, niet van het type BWL 2009.12 zijn, maar respectievelijk van de typen BWL 2007.02(V4) en BWL.2010.02, en dat deze niet als zijnde van het type BWL 2009.12 aan de betreffende veehouders zijn aangeboden. Ten aanzien van [veehouder 1] is voorts niet althans onvoldoende weersproken dat de aan [veehouder 1] voornoemd verleende vergunning uitgaat van een type BWL 2007.02 (V4), maar dat voor de door laatstgenoemde beoogde uitbreiding van zijn bedrijf te zijner tijd een type BWL 2009.12 nodig zal zijn, maar dat een dergelijke luchtwasser nog niet aan [veehouder 1] is geleverd.

Het voorgaande betekent dat de conclusies in de rapporten aangaande [veehouder 1] en [veehouder 3] geen betrekking hebben op luchtwassers van het type BWL 2009.12 en de rapporten mitsdien geen onderbouwing vormen voor de stelling dat de door Inno aangeboden en geleverde luchtwassers van het type BWL 2009.12 niet aan de eisen van de Rav voldoen. Het rapport van Buro Blauw van 1 september 2015 dient in dit verband naar het oordeel van het hof buiten beschouwing te blijven nu dit door Robos c.s. zo laat aan Inno is toegezonden (toegezonden aan het hof en Inno op 2 september 2015) dat moet worden aangenomen dat Inno, zoals zij tijdens het pleidooi naar voren heeft gebracht, onvoldoende in de gelegenheid is geweest om de bevindingen van Buro Blauw in het rapport te toetsen aan de feitelijke situatie bij de veehouder [veehouder 2] . In het kader van dit kort geding is geen plaats om Inno alsnog in de gelegenheid te stellen om op dat rapport te reageren.

3.7.10. Het hof constateert dat Inno op haar website luchtwassers aanbiedt onder verschillende BWL-nummers die zijn vermeld in een kolom met als opschrift “Erkenning BWL nummer”. In de daarbij horende (naastgelegen) kolommen zijn de voor de verschillende luchtwassers kenmerkende aard en eigenschappen genoemd (chemisch of biologisch, capaciteit, diameter, hoogte, enz.). Anders dan Robos c.s. bepleit, is het hof van oordeel dat het gemiddelde publiek de vermelding van het woord ‘erkenning’ bovenaan in de kolom niet zo zal begrijpen dat de luchtwassers die Inno aanbiedt als zodanig door de TacRav-commissie zijn goedgekeurd. In de mededeling zal dit gemiddelde publiek redelijkerwijs niet meer lezen dan dat Inno luchtwassers aanbiedt onder de genoemde BWL-nummers en dat het gaat om door de overheid onder die nummers erkende systemen. De website richt zich niet op het publiek in het algemeen, maar op veehouders die in het kader van hun bedrijfsvoering geacht moeten worden bekend te zijn met overheidsregels – en eisen in deze, waaronder de betekenis van BWL-nummers (vergelijk HR 30 mei 2008, ECLI;NL:HR:2008:BD2820, NJ 2010/622) – en die geïnteresseerd zijn in voor hun bedrijfsvoering noodzakelijke luchtwassers. De stelling van Robos c.s. dat op dit punt sprake is van misleiding wordt verworpen.

3.7.12. Inno heeft niet ontkend dat zij luchtwassers inbouwt in bestaande gebouwen, maar stelt dat geen wettelijk voorschrift bepaalt dat de normen voor luchtwassers uitsluitend van toepassing zijn op prefab-modules. Naar het oordeel van het hof is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat de door Inno aangeboden inpandige luchtwassers niet aan de wettelijke eisen zouden voldoen. De verwijzing naar het Meetrapport [meetrapport] in de systeemomschrijving is vermeld onder het kopje ‘gebruik van het systeem’. Zonder nadere onderbouwing of deskundige voorlichting – waartoe dit kort geding zich niet leent – is niet aannemelijk dat met deze verwijzing wordt beoogd een in het Meetrapport opgenomen beschrijving van een luchtwasser als eis voor de vormgeving daarvan te formuleren. In dit verband is tevens van belang dat Robos c.s. niet precies heeft aangegeven waar in het Meetrapport is aangegeven dat de luchtwasser één geheel dient te zijn en dat het Meetrapport in de Duitse taal is opgesteld, zonder dat een deugdelijke vertaling is overgelegd.

RB 2589

Minimale huurperiode huurprijs essentiële informatie voor geïnformeerd besluit

RCC 12 november 2015, RB 2589; Dossiernr: 2015/01014 (Sixt autoverhuur)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Uiting: Het betreft een televisiecommercial ter promotie van autoverhuurbedrijf ”Sixt”. In de commercial is te zien dat een meisje wordt opgehaald voor een kinderfeestje. In beeld verschijnt een bestelbusje met daarop vermeld de tekst: “Dorien’s honden uitlaat service”. Het is een busje om honden in te vervoeren en het is opgedeeld in hondenhokken met tralies ervoor. In de hokken zitten al vier kinderen. De ouders van het meisje dat wordt opgehaald kijken bezorgd naar de moeder die het meisje komt halen. Zij zegt tegen de ouders: “Het is maar een kort ritje hoor”. Het meisje klimt in het hondenhok en in beeld verschijnt de tekst: “Kinderfeestje?” Vervolgens komt een vestiging van Sixt in beeld, terwijl een BMW 2 Serie Grand Tourer voorrijdt. Rechtsonder in beeld staat: “BMW 2 serie Grand Tourer. Vanaf € 29 per dag”. De voice-over zegt: “Huur nu een ruime BMW vanaf € 29,- per dag”. Dan komt in beeld het logo van Sixt met de tekst: “Gefixt met Sixt. Ga naar Sixt.nl. Er verschijnt een cursorpijltje in beeld dat klikt op sixt.nl, welke tekst vervolgens oranje wordt. De voice-over zegt: “Gefixt met Sixt”.

Klacht: In de uiting wordt een BMW 2 serie getoond en vermeld dat bij Sixt een BMW (van dit type) te huur is vanaf € 29,-. De tarieven blijken volgens klager veel hoger te liggen en derhalve acht hij de uiting misleidend.

Commissie:

Volgens klager is de uiting allereerst misleidend omdat hierin wordt gezegd dat de consument al een BMW 2 serie Grand Tourer voor € 29,- kan huren terwijl dit volgens hem niet het geval is. Uit de door adverteerder overgelegde prints van haar website blijkt dat de BMW 2 serie Grand Tourer wel degelijk is aangeboden voor een bedrag van € 29,- per dag, zodat de klacht in zoverre niet slaagt.

Niet in geschil is echter dat deze prijs per dag slechts geldt bij een aaneengesloten huurperiode van minimaal zeven dagen. De Commissie is van oordeel dat dit niet, althans onvoldoende duidelijk uit de uiting blijkt. In de uiting wordt immers de verhuur van een BMW 2 serie Grand Tourer gepromoot in het kader van een kinderfeestje. De duur van een kinderfeestje is doorgaans niet langer dan één dag. Naar het oordeel van de Commissie wordt daarmee in de uiting ten onrechte de suggestie gewekt dat het mogelijk is om dit type auto voor één dag voor € 29,- te huren. Dat in de uiting een ‘vanafprijs’ wordt genoemd doet hieraan niet af. De gemiddelde consument zal – gelet op de hele verhaallijn/setting van de commercial – er niet van uit gaan dat dit type auto slechts voor deze prijs te huren is indien men de auto voor een periode van zeven dagen huurt. In de commercial wordt hiervan geen melding gemaakt, terwijl het medium daartoe voldoende ruimte biedt. De enkele verwijzing naar de website waarop deze informatie wel wordt vermeld is onvoldoende.

Dat de in de uiting aangeboden huurprijs van € 29,- slechts geldt bij een huurperiode van minimaal zeven dagen betreft essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen. Deze informatie dient daarom in de uiting zelf te worden opgenomen. Nu dit niet is gebeurd, is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de Commissie van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij  anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.  

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2588

"Massief eikenhout" misleidend voor tafel van deels fineerhout

RCC 12 november 2015, RB 2588; Dossiernr: 2015/01039 (Goossens wonen)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Uiting: Het betreft de website www.goossenswonen.nl voor zover hierop de “eetkamertafel Clear” wordt aangeboden en in verband daarmee wordt gezegd: “Met eetkamertafel Clear in massief eiken haalt u een stoere, natuurlijke tafel van absolute topkwaliteit in huis.”

Klacht: Klager stelt dat bij de aankoop in november 2005 door de verkoper is verteld dat het om een massief eiken tafel gaat. Klager heeft de tafel recent buiten geplaatst, omdat volgens hem een massief eiken tafel tegen weersinvloeden kan. Na een eerste regenbui is het klager gebleken dat de tafel voornamelijk uit fineer bestaat en niet van “massief” eiken is gemaakt. Desgevraagd heeft de serviceafdeling van adverteerder dit ook toegegeven en aan klager meegedeeld dat “massief” niet hetzelfde is als “volledig”. Volgens het woordenboek betekent “massief” echter: helemaal van hetzelfde materiaal gemaakt. Klager is begin oktober 2015 naar de winkel van adverteerder geweest en heeft daar in de map met informatie over de tafel gekeken. In de winkel wordt thans vermeld dat de tafel is gemaakt van semi massief eiken, terwijl op de website nog steeds staat dat het om massief eiken gaat. Omdat hiervan bij deze tafel geen sprake is, acht klager de informatie op de website misleidend.

Commissie:

1)  Vooropgesteld wordt dat in de bestreden uiting de onderhavige eetkamertafel wordt omschreven als een tafel “in massief eiken” en tevens als een “stoere, natuurlijke tafel van absolute topkwaliteit”. Beoordeeld dient te worden welke uitleg de gemiddelde consument vermoedelijk aan deze informatie zal geven. Meer in het bijzonder gaat het om de vraag of de gemiddelde consument deze informatie zo zal opvatten, dat de tafel volledig uit eikenhout bestaat, derhalve zonder dat daarbij ‘fineer’ is toegepast. De Commissie oordeelt hierover als volgt.

2)  Door de enkele mededeling “massief eikenhout” op de website wordt naar het oordeel van de Commissie de indruk gewekt dat de tafel geheel is vervaardigd van eikenhout, niet zijnde fineer. Het woord ‘massief’ veronderstelt immers, indien dit in combinatie met een meubel wordt gebruikt, dat sprake is van een uit één materiaal vervaardigd product. Aan deze indruk draagt bij dat de tafel verder wordt omschreven als “stoere, natuurlijke tafel van absolute topkwaliteit”. Dat het, naar adverteerder heeft gesteld, niet mogelijk zou zijn een tafel volledig van eikenhout te vervaardigen maar dat daar altijd fineer elementen bij moeten worden gebruikt, kan bij de gemiddelde consument niet als bekend worden verondersteld. Deze consument kan derhalve niet uit eigen wetenschap op de hoogte worden geacht van de door adverteerder gestelde noodzaak om bij een meubel als het onderhavige ‘fineer’ elementen toe te passen, laat staan dat deze consument weet dat deze meubelen dan toch als ’massief’ worden aangeprezen.

3)  Hetgeen adverteerder overigens heeft gesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Adverteerder verwijst weliswaar naar een uitleg van het woord ‘massief’ in een woordenboek die ruimte laat voor een andere opvatting omtrent ‘massief’ dan in het voorafgaande is bedoeld, maar de Commissie is van oordeel dat die uitleg in dit geval niet overeenstemt met de vermoedelijke verwachting van de gemiddelde consument op grond van de gehele uiting. Daarnaast is het de Commissie gebleken dat hetzelfde woordenboek ook een voorbeeld van ‘massief’ noemt in de betekenis van ‘geheel bestaande uit naar buiten zichtbare massa, niet hol: massief eiken in de zin van niet gefineerd’. Deze laatste omschrijving is hier naar het oordeel van de Commissie onmiskenbaar van toepassing en dient om die reden te prevaleren boven de uitleg die adverteerder zelf aan de uiting geeft.

4)  Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument de bestreden uiting zo opvatten, dat de tafel geheel uit eikenhout, niet zijnde fineer, is vervaardigd. Deze consument zal zich aldus een onjuist beeld vormen over het materiaal van het product en kan hierdoor ertoe gebracht worden een besluit te nemen over een transactie, dat hij anders niet had genomen. Nu in de uiting niet is vermeld dat fineer is toegepast en omtrent de samenstelling daarvan niets is meegedeeld, acht de Commissie de uiting misleidend in de zin artikel 8, lid 2 onder b van de Nederlandse Reclame code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin artikel 7 NRC. Dat de tafel voor binnengebruik is bedoeld, doet in dit verband verder niet ter zake. De klacht betreft immers niet het doel van het product, maar de omschrijving van het materiaal waarvan dit is vervaardigd in een reclame-uiting. De informatie die de klant, kennelijk na de koop, kan lezen in het ‘Bewaarboekje’ doet daar evenmin aan af.

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2583

Geen verdergaande mededelingsplicht stofzuigerfabrikant bij voeren EU-energielabels

Vzr. Rechtbank Amsterdam 20 november 2015, RB 2583 (Dyson tegen BSH)
Uitspraak ingezonden door Anne Bekema, Le Poole & Bekema. Centraal staan de EU-energielabels die BSH op haar Bosch en Siemens stofzuigers voert en de marketing hierbij. Volgens Dyson zijn deze weergaven onjuist en is hierdoor sprake van oneerlijke handelspraktijken aan de zijde van BSH. Artikel 6:194 BW legt naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan de fabrikant van stofzuigers geen verdergaande mededelingsplicht op, omtrent hetgeen zij over de aard of technische specificaties van een stofzuiger dient te vermelden dan waartoe zij op grond van de Stofzuigerverordening en de Stofzuigernorm gehouden is. De rechter is het hier niet mee eens, de vorderingen worden afgewezen.

4.6. Uit de SLG en IBR verkregen testresultaten van de VSQ en de BGL8520 blijkt dat deze modellen met een lege stofzak op het gebied van energie-efficiëntie weliswaar een ‘B’ scoren, maar dat het resultaat valt binnen de controletolerantie voor een ‘A’-score. Dat betekent dat de rapporten van SLG en IBR niet ten grondslag kunnen worden gelegd aan de stelling van Dyson dat een A-score voor de energie-efficiëntie van de VSQ en de BLG8520 een misleidende mededeling is als bedoeld in artikel 6:194 BW. De stelling van Dyson dat BSH, ondanks dat de VSQ en BGL 8520 vallen binnen de in de Stofzuigernorm gestelde controletoleranties voor een A-score, gehouden is in haar reclame-uitingen te melden dat het energieverbruik tijdens het gebruik (drastisch) oploopt wordt niet gevolgd. Artikel 6:194 BW legt naar het oordeel van de voorzieningenrechter aan de fabrikant van stofzuigers geen verdergaande mededelingsplicht op, omtrent hetgeen zij over de aard of technische specificaties van een stofzuiger dient te vermelden dan waartoe zij op grond van de Stofzuigerverordening en de Stofzuigernorm gehouden is. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat inherent aan het maken van reclame is dat de aandacht mag worden gevestigd op de pluspunten van een product terwijl eventuele minpunten van een product in zekere mate onderbelicht mogen blijven. In het licht van het voorgaande ligt het dan ook eerder op de weg van Dyson om het feit dat het energieverbruik van haar (stofzakloze) stofzuiger tijdens het gebruik gelijk blijft als concurrerend element in haar eigen reclame-uitingen te presenteren dan dat zij probeert BSH te dwingen haar reclame-uitingen aan te passen op een wijze die niet met de Nederlandse wet en Europese regelgeving in overeenstemming is.

RB 2580

Moment van betalen essentiële informatie voor geïnformeerd besluit

RCC 19 oktober 2015, RB 2580; Dossiernr: 2015/00877 (Booking.com)
Aanbeveling. Misleiding. Reizen. Uiting: Het betreft een pop-up, verschenen op de website www.booking.com. In die pop-up staat de volgende tekst: “Book now, pay when  you stay! With FREE cancellation on most rooms”.

Klacht: Klaagster heeft de volgende bezwaren:
1. Gesteld wordt: “Book now, pay when  you stay!”. Dit was niet het geval voor klaagster; de door haar te betalen kosten werden direct geïnd.
2. Verder wordt gesteld: “With FREE cancellation on most rooms”. Deze claim impliceert dat indien men een boeking wenst te annuleren nadat de kosten al zijn geïnd, het betreffende bedrag onmiddellijk dient te worden teruggestort. Klaagster  annuleerde haar boeking op 17 juli 2015, nadat het betreffende bedrag op 12 april 2015 van haar rekening was afgeschreven. Op 11 augustus 2015 was het geld nog niet teruggestort.

Klaagster vindt de uiting misleidend.

Commissie:

Ad 1 In de bestreden uiting staat onder meer: “Book now, pay when you stay!”. Hierdoor wordt onmiskenbaar de indruk gewekt dat men pas hoeft te betalen wanneer men verblijft in de betreffende accommodatie. Uit het verweer begrijpt de Commissie dat in het boekingsproces kenbaar wordt gemaakt dat in bepaalde gevallen het beleid wordt gevoerd dat vooraf voor een kamer moet worden betaald, en niet pas tijdens het verblijf. Naar het oordeel van de Commissie betreft het hier essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu deze informatie of een verwijzing daarnaar niet in de bestreden uiting is opgenomen, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. In zoverre acht de Commissie de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad 2. De mededeling “With FREE cancellation on most rooms” bevat een voorbehoud waardoor de gemiddelde consument erop bedacht zal zijn dat hij zich nader dient te informeren over de precieze inhoud van het onderhavige aanbod “FREE cancellation”. Onder verwijzing naar in het verweer opgenomen schermafdrukken heeft adverteerder  aannemelijk gemaakt dat op www.booking.com wordt gewezen op het feit dat het beleid betreffende “cancellation” varieert per “room type” en dat men per “room type” via de site kan nagaan wat dit beleid precies inhoudt. Reeds gelet op voornoemd voorbehoud biedt de mededeling “With FREE cancellation on most rooms” geen grondslag voor klaagsters conclusie dat in geval men een boeking wenst te annuleren een reeds betaald bedrag onmiddellijk dient te worden teruggestort. Adverteerder heeft zich beroepen op de beslissingen van de Commissie in de dossiers 2014/0164 en 2014/00746. In verband met haar oordeel onder Ad 1 wijst de Commissie erop dat zij zich in genoemde dossiers wel heeft uitgesproken over de woorden “FREE cancellation” respectievelijk “With FREE cancellation on most rooms”, maar niet over “Book now, pay when you stay!”.

Gelet op het oordeel onder Ad 1 acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.