RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Alcohol  

RB 2256

Alcoholreclame via poster op basisschool

Vz. RCC 1 oktober 2014, RB 2256 (Black and White Party)
Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft een poster waarop een aankondiging van een “Black and White Party” staat die door adverteerder (Café ’t Sinterkläöske) wordt georganiseerd “voor alle jeugd 11 van 14 jaar”. Op de poster staat voorts herhaaldelijk het gecombineerde woord/beeldmerk Lindeboom in combinatie met de afbeelding van een vol glas bier en de mededeling “t Bier van Hier”. De poster is in een basisschool opgehangen. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat de onderhavige uiting een expliciete alcoholreclame is die is gericht op 11 tot 14 jarigen teneinde ze “naar het café te krijgen”. De poster hangt in een basisschool. Volgens klager is sprake van overtreding van de regels voor alcoholreclame.

De beslissing: Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 10 RvA en 12 RVV. De voorzitter beveelt, voor zover nog nodig, adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het oordeel van de voorzitter: Niet in geschil is dat de onderhavige uiting dient te worden aangemerkt als reclame voor alcoholhoudende drank. In de uiting wordt immers bier van het merk Lindeboom aangeprezen door adverteerder (een café). De aanprijzing bestaat uit het herhaaldelijk gebruik van het gecombineerde woord/beeldmerk Lindeboom in combinatie met de afbeelding van een vol glas bier, dat prominent in beeld komt, en de slogan “’t Bier van Hier”. De uiting richt zich blijkens zijn inhoud specifiek op minderjarigen in de leeftijd van 11 tot 14 jaar (“Voor alle jeugd 11 van 14 jaar”). Dit blijkt ook uit het feit dat de uiting, kennelijk op initiatief van adverteerder, in een basisschool is opgehangen.

Naar het oordeel van de voorzitter is op grond van het voorgaande sprake van een evidente schending van artikel 10 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014, alsmede van artikel 12 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV).

De voorzitter neemt kennis van de mededeling van adverteerder dat het niet de bedoeling van de uiting was om jeugdigen in aanraking te laten komen met alcoholhoudende drank, hetgeen volgens haar ook niet is gebeurd. Dit doet echter op geen enkele wijze af aan het oordeel dat adverteerder in strijd met de hiervoor genoemde artikelen reclame heeft gemaakt.

Adverteerder heeft voorts meegedeeld dat zij in de toekomst andere reclameposters zal maken als het om een activiteit voor minderjarigen gaat. De voorzitter neemt aan dat adverteerder hiermee bedoelt te stellen dat zij bij volgende reclamecampagnes die zijn gericht op minderjarigen elke directe of indirecte verwijzing naar alcoholhoudende drank achterwege zal laten. De voorzitter ziet hierin aanleiding te bepalen dat de aanbeveling om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, wordt gedaan voor zover nog nodig.

RB 2183

Radio- en televisiecommercial voor 0.0 % bier is geen alcoholreclame

RCC 9 juli 2014, RB 2183, dossiernr. 2014/00435 (Amstel Radler)
Zie eerder RB 1807. Afwijzing. Bijzondere reclamecode. Niet-alcoholhoudende dranken.  Het betreft de televisiecommercial en radiocommercial voor “Amstel 0.0% Radler”. In de televisiecommercial worden beelden getoond van de kopgroep in een bergetappe in de Tour de France. Waarin de leider van de kopgroep vanuit de ploegleiderswagen, naar het gezien de vorm lijkt, een flesje bier wordt aangereikt. Even later deelt hij enkele van deze flesjes uit aan andere wielrenners van de kopgroep. De commentator in de commercial zegt onder andere “Ja, is dat een bidon? Nee joh, dat is bier!” Tijdens de beelden, waarin twee verpakkingen Amstel bier 0.0% Radler worden getoond, zegt de voice-over: “Amstel 0.0 Radler: de natuurlijke mix van Amstel bier en citroenwater is er nu ook alcoholvrij. Amstel 0.0 Radler, altijd verfrissend.” De klacht: de televisie- en radioreclame hebben betrekking op Amstel 0.0% Radler, maar kunnen volgens EUCAM tevens worden aangemerkt als alcoholreclame voor het merk Amstel en zijn alcoholhoudende Radler-varianten. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
In de commercials wordt Amstel 0.0% Radler aangeprezen als verfrissende dorstlesser die bij (top)sport gebruikt kan worden. Ook al wordt de kijker/luisteraar misschien even op het verkeerde been gezet over het drinken van bier door topsporters, is de situatie waarin dat gebeurt - een (berg)etappe in de Tour de France - zo onrealistisch dat voor de gemiddelde consument duidelijk is dat niet daadwerkelijk sprake is van het drinken van alcoholhoudend bier.

In de televisiecommercial wordt het logo van Amstel alleen getoond en in beide commercials wordt de naam Amstel alleen genoemd in combinatie met de toevoeging “0.0” of “0.0%”. Ook daardoor is voldoende duidelijk dat de reclame betrekking heeft op de alcoholvrije drank Amstel 0.0% Radler. In zoverre verschilt de onderhavige reclame van de televisiecommercial in dossier 2010/00381, over welke commercial de Commissie oordeelde dat daarin, naast reclame voor alcoholvrij bier, mede sprake was van reclame voor alcoholhoudend bier nu flesjes van dit alcoholhoudende bier in beeld werden gebracht en de naam en het logo van het biermerk, anders dan in de onderhavige reclame, niet steeds samen met “0.0%” werden getoond.

De vergelijking door EUCAM met de in dossier 1257/03.0157 beoordeelde reclame gaat eveneens mank. Die zaak uit 2003 betrof reclame voor Bavaria Malt op de shirts van een voetbalploeg, waarover het College van Beroep oordeelde dat door de lay-out van de merknaam Bavaria en het daaronder staande woord ‘malt’ op de shirts bij het publiek in het stadion of voor de televisie de nadruk bij uitstek lag op de naam Bavaria, waardoor mede sprake was van alcoholreclame. De onderhavige reclame-uitingen betreffen geen shirtreclame en reeds hierom kunnen de overwegingen van voornoemd College niet één op één worden overgenomen. Bovendien wordt in de hier aan de orde zijnde reclame geen ‘malt bier’ aangeprezen, maar een drank met de als gangbaar te beschouwen aanduiding voor alcoholvrije drank “0.0%”.

Het enkele gebruik van het woord “bier” maakt niet dat sprake is van reclame voor alcoholhoudende drank. Door adverteerder is voldoende aannemelijk gemaakt dat ‘bier’ een in de Bierverordening Productschap Dranken 2003 gereguleerd begrip is, dat ook alcoholvrije varianten omvat. Krachtens de Bierverordening mag en moet voor Amstel 0.0% Radler de aanduiding ‘alcoholvrij bier’ worden gebezigd.
De stelling van EUCAM dat het geven van een rondje en proosten sterke associaties oproepen met alcohol treft naar het oordeel van de Commissie evenmin doel. Deze handelingen zijn immers ook bij niet-alcoholhoudende drank niet ongebruikelijk.

Voor zover de mededeling door de voice-over aan het einde van beide commercials “De natuurlijke mix van Amstel bier en citroenwater is er nu ook alcoholvrij. Amstel 0.0 Radler” wellicht associaties mocht oproepen met alcoholhoudend Amstel bier, vloeien deze associaties voort uit het feit dat adverteerder zowel alcoholhoudend als alcoholvrij Amstel bier produceert. Het staat adverteerder vrij deze twee soorten bier te produceren en de mogelijke associatie met ander door adverteerder geproduceerd bier betekent daarom niet dat in dit geval sprake is van reclame voor alcoholhoudende drank. De mededeling door de voice-over heeft bovendien onmiskenbaar betrekking op de alcoholvrije variant van Amstel Radler.
Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak



RB 2149

“There’s no limit” stimuleert niet tot onverantwoorde consumptie Heineken

Vz. RCC 27 mei 2014RB 2149, dossiernr. 2014/00335 (Heineken)
Voorzittersafwijzing. Bijzondere Reclamecode. Alcohol. Het betreft de televisiecommercial met als thema “Vier de Oranjekoorts”. In deze commercial is een carnavalsoptocht te zien met daarbij een wagen van Heineken. Vervolgens spelen zich in hoog tempo diverse gebeurtenissen af. Hierbij wordt een instrumentele versie van het nummer No Limit van 2Unlimited gespeeld, waarbij de woorden “there’s no limit” door het publiek worden meegezongen. De klacht is dat in de televisiecommercial in strijd met artikel 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RV) 2014 overmatige of anderszins onverantwoorde consumptie van alcoholhoudende drank wordt gestimuleerd. Dit is het gevolg van de duidelijk hoorbare woorden “there’s no limit” die het onverantwoord (veel) consumeren van Heineken bier suggereren. De voorzitter wijst de klacht af.

Het oordeel van de voorzitter
De klacht is gebaseerd op een specifieke interpretatie die klager aan de televisiecommercial geeft. Klager brengt op basis van zijn interpretatie de tekst “there’s no limit” in verband met het nuttigen van alcoholhoudende drank. Naar het oordeel van de voorzitter ligt die interpretatie niet voor de hand en zal de kijker de televisiecommercial ook niet op die wijze uitleggen. Daarbij overweegt de voorzitter dat zich in de televisiecommercial in hoog tempo diverse spectaculair bedoelde gebeurtenissen afspelen. De meegezongen tekst “there’s no limit” verwijst onmiskenbaar naar die gebeurtenissen. Deze houden verband met het wereldkampioenschap voetballen en met Heineken bier, maar niet met het overmatig of anderszins onverantwoord consumeren van alcoholhoudende drank. Ook overigens roept de televisiecommercial niet op tot dergelijk gedrag. Op grond hiervan kan de klacht niet slagen.
RB 2114

Afwijzing klacht minimumleeftijd gelet op inspanningen Bavaria

RCC 19 maart 2014, dossiernummer 2014/00194 (Bavaria Bier Scepter)
Voorzittersafwijzing. Het betreft een billboardposter voor de “Bavaria Bier Scepter”, met daarop onder meer de tekst “Drink als een Prins!” en de slogan “Geen 16? Geen druppel”. Klager maakt bezwaar tegen de slogan “Geen 16? Geen druppel”, nu de minimumleeftijd voor het nuttigen van alcohol is verhoogd naar 18 jaar. De voorzitter neemt kennis van de inspanningen die adverteerder stelt te hebben gedaan om haar bedrijfsvoering op de nieuwe slogan af te stemmen. In dat kader heeft adverteerder, kort weergegeven, voldoende aannemelijk gemaakt dat zij: alle online content heeft aangepast naar de nieuwe slogan “Geen 18, geen alcohol”; de Abri campagne medio februari 2014 heeft beëindigd en alle posters meteen heeft laten verwijderen; alle horecarelaties die deze poster gebruiken schriftelijk heeft verzocht een sticker op de poster te plakken met daarop de juiste slogan.

De voorzitter ziet in het voorgaande aanleiding om te oordelen dat door het gebruik van de oude slogan in het onderhavige geval weliswaar op zichzelf genomen is gehandeld in strijd met artikel 33 lid 2 RVA, maar dat adverteerder zodanige maatregelen heeft genomen om haar bedrijfsvoering op de nieuwe slogan af te stemmen en het gebruik van de “oude” slogan door derden te laten beëindigen, dat al haar uitingen inmiddels voldoen aan dit artikel. Voorts gaat de voorzitter ervan uit dat slechts sprake was van een incidentele, op zichzelf staande overtreding van genoemd artikel. Onder deze omstandigheden acht de voorzitter het redelijk om rekening te houden met bedoelde inspanningen van adverteerder, mede gelet op de voorlichtingscampagnes die de leeftijd van 18 jaar benadrukken. Gelet hierop maakt de voorzitter gebruik van zijn bevoegdheid de klacht af te wijzen.

De beslissing van de voorzitter
De voorzitter wijst de klacht af.
RB 2009

Een mousserende wijn is nog geen champagne

Vz. RCC 9 december 2013, dossiernr. 2013/00876 (Veuve Amiot Brut, Champagne)
Als randvermelding, om het jaar mee te beginnen. Reclamerecht. Klacht toegewezen. Aanbeveling. Fouten voorbehouden ontslaat niet van verantwoordelijkheid. Het betreft de aanbieding van een fles “Veuve Amiot Brut, Champagne, 75 cl” van € 13,49 voor € 9,99 in de actiefolder van Gall & Gall alsmede op de website www.gall.nl. De aangeboden drank wordt champagne genoemd, terwijl het Saumur wijn betreft. De uitingen zijn misleidend.

De klacht is terecht, aldus verweerder, de aangeboden “Veuve Amiot Brut” is een mousserende wijn en geen champagne. Er is sprake van een drukfout en adverteerder heeft maatregelen getroffen om herhaling in de toekomst te voorkomen. De betreffende folder is al uit de handel gehaald en circuleert niet meer. Overigens staat in de folder wel: “Wijzigingen in prijs en/of assortiment en druk- en zetfouten voorbehouden”.

Het oordeel van de voorzitter Als erkend is komen vast te staan dat de aanduiding “champagne” voor de aangeboden mousserende wijn “Veuve Amiot Brut” niet juist is. Aldus gaan de bestreden uitingen gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). (...) Het voorbehoud betreffende druk- en zetfouten in de folder ontslaat adverteerder niet van haar verantwoordelijkheid voor de juistheid van de in de uitingen gegeven omschrijving van de aangeboden wijn.

In hetgeen adverteerder bij verweer heeft meegedeeld betreffende het treffen van maatregelen om herhaling te voorkomen, ziet de voorzitter aanleiding om de aanbeveling te doen “voor zover nog nodig”.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Hij beveelt adverteerder - voor zover nog nodig - aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef

RB 1881

Nergens-goedkoper-aanbieding klopt niet

RCC 18 juli 2013, dossiernr. 2013/00466 (Plus nergens-goedkoper-aanbieding)
Prijsvermelding. Claim. Aanbeveling. Het betreft adverteerders huis aan huis verspreide folder met aanbiedingen “Geldig in week 19  (zondag 5 t/m zaterdag 11 mei 2013)” waarin met betrekking tot enkele producten gesteld wordt “Dit product is nergens goedkoper”.
  
De klacht - Klagers bezwaar richt zich tegen de aanbieding van een krat Heineken bier, die in de actieweek wordt aangeboden voor € 9,99. Dit product wordt door Hoogvliet in de folder “geldig van woensdag 8 t/m dinsdag 14 mei 2013” aangeboden voor € 9,79 en is daar dus goedkoper. Adverteerder beroept zich voor de juistheid van deze mededeling op de actievoorwaarden op adverteerders website waarin onder meer staat dat de gewraakte mededeling alleen geldt ten opzichte van supermarkten in dezelfde vestigingsplaats. Een consument die de folder leest, zal niet op internet de actievoorwaarden gaan bekijken. Voorts is adverteerders vestiging in Benthuizen de enige supermarkt in Benthuizen, zodat volgens de actievoorwaarden van adverteerders hele assortiment gezegd kan worden dat dit het goedkoopst is. De folder wordt echter ook in Zoetermeer verspreid, waar meer supermarkten zijn, zodat gesuggereerd wordt dat adverteerder goedkoper is dan de aldaar gevestigde supermarkten. Gelet hierop maakt adverteerder reclame in strijd met het bepaalde in artikel 8.2 onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Het oordeel van de Commissie 
Bij  de “nergens goedkoper”-aanbiedingen hanteert adverteerder een aantal beperkingen, die zijn opgenomen in de “Nergens Goedkoper” garantie-voorwaarden. Eén van deze beperkingen is dat de claim alleen geldt ten opzichte van supermarkten in dezelfde vestigingsplaats. Dit betekent dat de claim, voor zover de folder in Benthuizen is verspreid, geen betekenis heeft, aangezien er in Benthuizen geen andere supermarkten zijn dan de supermarkt van adverteerder. Nu adverteerder deze folder ook heeft verspreid in het nabijgelegen Zoetermeer, waar adverteerder evenmin een vestiging heeft, betekent dit dat de claim ook voor de huishoudens in Zoetermeer die deze uiting hebben ontvangen geen betekenis heeft. Gelet op het vorenstaande heeft de gewraakte mededeling, door het hanteren van de bewuste beperking in plaatsen waar adverteerder de enige supermarkt is of in plaatsen waar adverteerder de folder wel verspreid maar géén supermarkt heeft, geen betekenis. De consument wordt hierdoor op het verkeerde been gezet.

De in de uiting gebezigde claim “Nergens Goedkoper” acht de Commissie, gezien de bewuste beperking, in het onderhavige geval misleidend. Adverteerder verwijst naar de in de uiting staande actievoorwaarden, doch gezien het bovenstaande gevolg die de bewuste beperkende voorwaarde in dit geval heeft, kan adverteerder zich niet met succes op elders in de folder staande actievoorwaarden beroepen. Nu adverteerder heeft nagelaten bij de “nergens goedkoper”- aanbieding naar deze voorwaarde te verwijzen, is de Commissie van oordeel dat in de uiting sprake is van een omissie ten aanzien van het verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, als bedoeld in artikel 8.3 onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts overweegt de Commissie dat het gebruikte medium tot het verstrekken van deze informatie geen beperking meebrengt. Nu de Commissie van oordeel is dat de gemiddelde consument er door het vorenstaande toe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing 
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1866

Intensiviteit of omvang niet bepalend voor agressieve reclame

CvB RCC 23 juli 2013, dossiernr. 2013/00294 (Heineken Starbottle)
Bijzondere Reclamecode. Agressieve reclame. (Gedeeltelijke) aanbeveling. Bevestiging. Het betreft een advertentie voor de “Star Bottle” van Heineken op de buitenzijde van de omslag (voor- en achterkant) van het dagblad Spits van 28 maart 2013 en op de binnenzijde van de omslag (alleen voorkant).

De klacht - Door de grootte, de opmaak, het intense kleurgebruik en het daardoor drammerige en propagandistische karakter van de advertenties is sprake van ongepaste beïnvloeding en daardoor van agressieve reclame in de zin van artikel 14.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de reclame ongepast is, is deze tevens in strijd met de goede smaak (artikel 2 NRC) en de professionele toewijding (artikel 7 NRC). Bovendien staat ten onrechte de educatieve slogan alleen op de achterzijde van de omslagadvertentie.

Het oordeel van de Commissie
1) De NRC bevat geen bepaling waarin grenzen worden gesteld aan de mate waarin reclame “drammerig” mag zijn. Het enkele feit dat adverteerder zich van een intensieve reclamecampagne bedient, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.1 NRC. Ook kan niet worden geoordeeld dat de onderhavige advertenties door grootte, opmaak en kleurgebruik de keuzevrijheid van de gemiddelde consument (kunnen) beperken en/of aan het nemen van een geïnformeerd besluit over het aangeprezen product in de weg zouden staan.
2) Nu naar het oordeel van de Commissie geen sprake is van agressieve reclame, wijst zij de klacht dat de reclame door het agressieve karakter  daarvan tevens in strijd is met de goede smaak en de professionele toewijding af.
3) De onderhavige uitingen voor de Heineken Star Bottle betreffen reclame voor alcoholhoudende dranken waarop, naast het Algemene deel van de NRC, de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken (RvA) van toepassing is. Krachtens artikel 32 lid 2 en 3 RvA moet alle printreclame voor zwakalcoholhoudende dranken zijn voorzien van het logo “Geen 16? Geen druppel”. De advertentie aan de binnenzijde van de omslag voldoet aan het bepaalde in genoemd artikel. Naar het oordeel van de Commissie is dat niet het geval bij de reclame aan de buitenzijde van de omslag, waarbij in de advertentie die zich aan de achterzijde van de krant bevindt het logo “Geen 16? Geen druppel” is opgenomen. Opengevouwen vormt de uiting op de omslag weliswaar één advertentie, maar bij een dichtgevouwen krant is niet (direct) duidelijk dat de uiting aan de voorzijde de helft is van een groter geheel. Naar het oordeel van de Commissie dient daarom de advertentie die aan de voorzijde van de omslag zichtbaar is, als zelfstandige uiting te voldoen aan de bepalingen van artikel 32 RvA betreffende het opnemen van het logo “Geen 16? Geen druppel”. Daarbij is van belang dat in de richtlijnen voor het tonen van het logo, die zijn opgenomen in de toelichting bij artikel 32 RvA, ten aanzien van de positie van het logo is bepaald dat “het logo in ieder geval duidelijk zichtbaar moet zijn”. Dat is bij de uiting op de voorzijde van de omslag niet het geval.
4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist. De beslissing van de Reclame Code Commissie [24 mei 2013] Op grond van hetgeen onder 3) is overwogen acht de Commissie de bestreden uiting op de buitenzijde van de omslag (voorkant) in strijd met het bepaalde in artikel 32 lid 3 RvA. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

Het oordeel van het College
1. Het College stelt voorop dat in beroep uitsluitend dient te worden beslist over de vraag of de bestreden reclame-uitingen als agressief in de zin van artikel 14.1 NRC dienen te worden aangemerkt. Dit artikel bevat een opsomming van om­standighe­den waaronder reclame agressief is. Het College leest in deze opsomming niet dat de omvang en de intensiteit van reclame-uitingen zelfstandig tot het oordeel kunnen lei­den dat sprake is van agressieve reclame. Het feit dat grootschalig en intensief voor een bepaald product reclame wordt gemaakt, kan immers niet tot het oordeel leiden dat reeds daardoor sprake zou kunnen zijn van intimidatie, dwang, met inbe­grip van het gebruik van lichamelijk geweld, en on­ge­paste beïn­vloeding. Het voor­gaande ligt niet anders indien reke­ning wordt gehou­den met de marktpo­si­tie van Heineken. Ook deze positie kan niet zelfstandig tot het oordeel leiden dat de bestre­den reclame-uitingen van Heineken agressief zijn in de zin van artikel 14.1 NRC. Tot slot merkt het College op dat de Nederlandse Recla­me Code geen grens stelt aan de mate waarin een bedrijf re­clame mag maken.

2. De primaire en subsidiaire grieven kunnen niet slagen. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep [23 juli 2013]
Het College bevestigt de beslissing van de Commissie voor zover in beroep aan de orde.

RB 1854

De buurtfunctie van een tankstation en alcoholverkoop

Rechtbank Noord-Nederland 18 juli 2013,ECLI:NL:RBNNE:2013:4407 (Tankstation Klok Hoogeveen tegen Minister VWS)
Verbod alcohol te verstrekken en tankstations. Bij (primair) besluit van 16 maart 2012 heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 900,- wegens schending van het in artikel 22, eerste lid, onder a, van de Drank- en Horecawet neergelegde verbod om alcohol te verkopen.

Voor wat betreft het onderscheid dat het verbod maakt tussen tankstations enerzijds en wegrestaurants en supermarkten anderzijds, overweegt de rechtbank voorts als volgt. Er is gekozen om wegrestaurants niet onder het verbod te laten vallen, nu wegrestaurants over het algemeen een multifunctioneel karakter hebben. De core business van supermarkten, namelijk de verkoop van levensmiddelen, is wezenlijk anders dan die van tankstations, die zich immers primair richten op de verkoop van brandstof voor voertuigen. Uit de Handelingen 1999-2000, nr. 5 blijkt dat onderzoek is verricht naar de functie die winkels bij tankstations als buurtwinkel hebben in de binnenstad, maar dat uit dit onderzoek is gebleken dat die “buurtfunctie” beperkt is. Het beroep is ongegrond.

3.5. Niet betwist is dat het verstrekkingsverbod op zichzelf een gerechtvaardigd doel dient, namelijk het terugdringen van alcoholmisbruik in het verkeer. Uit de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wijziging van de Drank en Horecawet (TK 1997-1998, 25 969, nr. 3) blijkt dat het verstrekkingsverbod is ingesteld omdat de verkoop van alcoholhoudende drank door benzinestations en daaraan verbonden winkels niet is te rijmen met het bestrijden van het rijden onder invloed. Uit de MvT volgt dat het verstrekkingsverbod niet enkel ten doel heeft het directe gebruik van alcohol te beperken maar ook ten doel heeft het psychologische effect dat uitgaat van de verkoop van alcohol bij benzinestations te bestrijden. Daarbij is toegelicht dat de combinatie van alcoholverkoop op plaatsen waar benzine verkocht wordt, afbreuk doet aan het beeld omtrent alcohol en verkeer dat onder meer de overheid tracht ingang te doen vinden.

3.6. Naar het oordeel van de rechtbank is het verstrekkingsverbod geschikt om het beoogde doel te bereiken. De enkele stelling van eiseres dat het verstrekkingsverbod in het stuk van de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, getiteld ‘rijden onder invloed van alcohol’ van december 2011 niet wordt genoemd als reden voor de daling van alcoholgebruik, danwel de stelling dat ook anderszins nooit is aangetoond dat een verbod op verkoop van alcoholhoudende dranken bij pompstations leidt tot een veiligere verkeerssituatie, kan niet tot het oordeel leiden dat het verbod reeds daarom ongeschikt is om het beoogde doel, te weten terugdringing van alcoholmisbruik in het verkeer, te bereiken. Het gaat immers ook om het bereiken van een psychologisch effect, hetgeen zich moeilijk laat meten.

3.7. Naar het oordeel van de rechtbank is de maatregel voorts proportioneel te achten ten opzichte van het beoogde doel. De enkele omstandigheid dat verweerder ook andere maatregelen had kunnen nemen maakt niet dat het verstrekkingsverbod niet proportioneel is. Daarbij is van belang dat de wetgever, gelet op hetgeen is aangegeven in de MvT, namelijk dat verwacht mag worden dat het verbod zal leiden tot een bruto winstdaling van 1% bij de benzinestations - een verlies dat geen onoverkomelijke problemen zal opleveren - de gevolgen van het verstrekkingsverbod voor tankstationhouders heeft meegewogen.

3.8. Voor wat betreft het onderscheid dat het verbod maakt tussen tankstations enerzijds en wegrestaurants en supermarkten anderzijds, overweegt de rechtbank voorts als volgt.
Uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 22 van de Drank- en Horecawet (Nota naar aanleiding van het verslag, 1998-1999, 25 696, nr. 6 en 7) blijkt dat er niet voor is gekozen om wegrestaurants onder het verbod te laten vallen, nu wegrestaurants over het algemeen een multifunctioneel karakter hebben. Er komen niet alleen chauffeurs en hun mede-passagiers, maar ook bezoekers van besloten privé-bijeenkomsten (zoals trouwerijen), met name in de zalen van de hotels langs de snelweg. Daarbij is toegelicht dat er, met name als het gaat om bijeenkomsten van persoonlijke aard (veelal trouwerijen en condoleances), minder de associatie met verkeer is dan bij alcoholverkoop in benzinestations.
Ten aanzien van de vergelijking met supermarkten is door verweerder toegelicht dat de bijzondere associatie met het verkeer die wezenlijk en direct aanwezig is bij een bezoek aan tankstations ontbreekt bij een bezoek aan supermarkten. De core business van supermarkten, namelijk de verkoop van levensmiddelen, is wezenlijk anders dan die van tankstations, die zich immers primair richten op de verkoop van brandstof voor voertuigen. Uit de Handelingen 1999-2000, nr. 5 blijkt dat onderzoek is verricht naar de functie die winkels bij tankstations als buurtwinkel hebben in de binnenstad, maar dat uit dit onderzoek is gebleken dat die “buurtfunctie” beperkt is.
RB 1807

Klacht: Amstel Radler reclame suggereert positief effect op lichaam en geest

Klacht bij RCC tegen Amstel Radler.
Ingezonden door Maarten van Heeren, LinkedIn-profiel.
Onjuiste informatie. Onjuist positief effect. Het betreft een klacht tegen de reclame voor Amstel Radler.

De klacht - De RVA wordt door Amstel met de verschillende vormen van reclame voor Amstel Radler met grove voet getreden, op vele vlakken. Er wordt een feitelijk onjuist positief effect op lichaam en geest gesuggereerd. Er wordt overmatig en onverantwoord alcoholgebruik getoond en gestimuleerd. En het gebruik van alcohol in het verkeer wordt gestimuleerd, of het gevaar daarvan gebagatelliseerd. Naast het stoppen van alle hierboven genoemde reclame-uitingen (de commercial, de website, de marketingdirecteur, de verpakking) is een rectificatie op zijn plaats, omdat de gedane suggesties pertinent onjuist zijn en daardoor een gevaar kunnen vormen voor de volksgezondheid. Dit met name omdat de campagne al geruime tijd loopt en op agressieve wijze een nieuw product in de markt poogt te zetten. Oftewel, het kwaad is al geschied.

Lees verder

RB 1805

Initiatiefvoorstel verhoging alcoholleeftijd aangenomen

Beers and GlasswareLees het persbericht. Op 18 juni is het initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Voordewind (ChristenUnie), Van der Staaij (SGP), Hilkens (PvdA) en Bruins Slot (CDA) beoogt op één na alle leeftijdsgrenzen van 16 jaar uit de Drank- en Horecawet te verhogen naar 18 jaar, aangenomen

Het gaat om:
1.  de verstrekkingsleeftijdsgrens voor zwakalcoholhoudende drank, zowel voor gebruik ter plaatse, als voor gebruik elders dan ter plaatse en zowel voor directe, als voor indirecte verstrekking;
2. de leeftijd waarop een jongere (zonder toezicht) als bezoeker aanwezig mag zijn in een slijtlokaliteit;
3. de leeftijd waaronder een jongere strafbaar is als hij in het openbaar alcohol bezit (met uitzondering van jongeren van 16 en 17 jaar die in de horeca of (sport)kantine werken).

De leeftijdsgrens van 16 jaar waarvan niet wordt voorgesteld die te verhogen tot 18 jaar is de minimumleeftijd van het dienstdoende personeel in horeca- en slijtlokaliteiten inclusief barvrijwilligers in (sport)kantines.

Voorgesteld wordt verder de preventie en handhaving op lokaal niveau te verankeren door in de wet op te nemen dat gemeenteraden periodiek aangeven wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van preventie van alcoholgebruik, met name onder jongeren. In het plan dient ook te worden vastgelegd hoe invulling wordt gegeven aan het handhavingsbeleid in deze.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.

Het initiatiefwetsvoorstel