RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Internet  

RB 2246

Niet aannemelijk geworden dat er bij paracetamol en Aleve sprake is van vergelijkbare stoffen

CvB 11 september 2014, RB 2246, dossiernr. 2014/00330 (Aleve.nl)
Afwijzing Vernietigd (= Aanbeveling). Bijzondere Reclamecode. Art. 27 CPG. Misleiding. Voornaamste kenmerken product. Het betreft een uiting op www.aleve.nl. Daarin staat onder meer: “Nieuwe Aleve Select 275. Werkt langer dan paracetamol of ibuprofen” en “Aleve Select 275 mg, naproxennatrium: niet te gebruiken bij maag-, darm- en andere bloedingen, maagpijn, gelijktijdig gebruik van antistollingsmiddelen, ernstig hartfalen en wanneer u in de laatste 3 maanden van uw zwangerschap bent. Lees voor gebruik de bijsluiter (…)”. De klacht - Klager maakt bezwaar tegen de mededeling “Werkt langer dan paracetamol (..)”. De Commissie wijst de klacht af (19 juni 2014). Hiertegen is beroep ingesteld. Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en acht de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 27 aanhef tweede en derde streepje CPG. Het College beveelt Bayer aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het oordeel van het College

1. Het College zal, in navolging van de Commissie en op grond van hetgeen appellant tijdens de mondelinge behandeling heeft meegedeeld, de klacht uitsluitend beoordelen aan de hand van de pagina’s van de website www.aleve.nl waarvan een kopie aan de beslissing van de Commissie is gehecht. Dit brengt mee dat niet zal worden geoordeeld over de televisiecommercial waarnaar appellant in de inleidende klacht tevens verwijst.

2. Het College stelt voorop dat op grond van de CPG het maken van vergelijkende geneesmiddelenreclame is toegestaan voor geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning is verleend en die zonder recept verkrijgbaar zijn zoals Aleve en paracetamol. De klacht betreft ook niet het feit dat in reclame een vergelijking plaatsvindt tussen paracetamol en Aleve, maar de wijze waarop dat gebeurt. Appellant stelt in de inleidende klacht dat Bayer door de werkingsduur van Aleve met die van paracetamol te vergelijken “appels met peren” vergelijkt. In beroep en ter vergadering van het College heeft appellant dit toegelicht. Naar het oordeel van het College dient de klacht, gelet op de onderbouwing daarvan, te worden beoordeeld aan de hand van artikel 27 CPG. Dit artikel houdt, voor zover hier van belang, in dat de vergelijking alleen is toegestaan indien het gaat om “vergelijkbare stoffen” (tweede streepje) en de vergelijking betrekking heeft op “alle relevante eigenschappen” (derde streepje).

3. Artikel 27 CPG geldt in afwijking van de algemene regeling van vergelijkende reclame. Het gaat in deze bepaling om bijzondere reclameregels voor bepaalde goederen of diensten (vgl. punt 4.c eerste alinea MvT Kamerstukken II 2000/01 27619 nr. 3). Aangezien niet is gebleken dat partijen bij de Commissie debat hebben gevoerd over de vraag of de onderhavige vergelijkende reclame voldoet aan de eisen van artikel 27 CPG, zijn zij door het College ter vergadering in de gelegenheid gesteld zich hierover uit te laten. Appellant is vervolgens inhoudelijk ingegaan op de verschillen tussen paracetamol en NSAID’s waartoe ook Aleve (naproxen) kan worden gerekend. Daarna heeft Bayer kunnen reageren en zij heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt.

4. Vaststaat dat Aleve en paracetamol in zoverre vergelijkbaar zijn, dat beide bedoeld zijn als pijnstiller. Bayer stelt dat reeds hierom is voldaan aan de eis van artikel 27 aanhef en tweede streepje CPG dat sprake is van “vergelijkbare stoffen”. Deze stelling van Bayer vindt naar het oordeel van het College onvoldoende steun in de letterlijke tekst van dit artikel. Er wordt immers over “vergelijkbare stoffen” gesproken zonder verwijzing naar het specifieke doel waarvoor deze worden gebruikt. Artikel 27 CPG is niet voorzien van een toelichting op grond waarvan niet van de letterlijke tekst van dit artikel zou dienen te worden uitgegaan. Evenmin is gebleken van enige wettelijke regeling met betrekking tot geneesmiddelen op grond waarvan de specifieke interpretatie van Bayer zou dienen te worden gevolgd in plaats van de letterlijke tekst van het artikel. Op grond hiervan kan het College de stelling van Bayer dat het enkele feit dat het in beide gevallen om een pijnstiller gaat reeds meebrengt dat is voldaan aan de eis van vergelijkbaarheid niet als juist aanvaarden. Dat het in beide gevallen om een ‘pijnstiller’ gaat, zegt iets over de functie en het doel van Aleve respectievelijk paracetamol, maar niets over de vergelijkbaarheid van de werkzame stoffen. Derhalve dient afzonderlijk te worden beoordeeld of de specifieke stoffen waarop bij Aleve respectievelijk paracetamol de werkzaamheid berust als zodanig “vergelijkbaar” zijn, hetgeen in het onderhavige geval meebrengt dat een inhoudelijke vergelijking dient te worden gemaakt tussen paracetamol en naproxen (de werkzame stof van Aleve). Dienaangaande is het volgende van belang.

5. Appellant heeft ter vergadering uitvoerig toegelicht waarom paracetamol niet als een met naproxen vergelijkbare stof kan worden beschouwd. Appellant stelt in dit verband dat een NSAID als naproxen inwerkt op het enzymsysteem van het lichaam dat zorgt voor het vrijkomen van pijnmediatoren die de zenuw prikkelen. Hierbij wordt ook de bloedstolling beïnvloed en worden ontstekingen geremd. Volgens appellant heeft paracetamol deze eigenschappen niet en is de werking van paracetamol anders en tot dusverre niet geheel bekend. Voorts heeft appellant aangevoerd dat naproxen, anders dan paracetamol, veel ongewenste bijwerkingen, interacties met andere geneesmiddelen en veel contra-indicaties heeft. Voorts stelt appellant dat de moleculen van beide stoffen verschillen, alsmede dat paracetamol en naproxen tot verschillende farmacologische groepen behoren.

6. Bayer heeft deze stellingen niet inhoudelijk weersproken, zodat het College aanneemt dat zij feitelijk juist zijn. Bayer heeft - naast het hierboven genoemde argument dat het in beide gevallen om een pijnstiller gaat, welk argument het College niet doorslaggevend acht - uitdrukkelijk gewezen op het feit dat de Keuringsraad de gewraakte uiting heeft goedgekeurd. Het College constateert dienaangaande dat zich in het dossier een brief van de Keuringsraad d.d. 17 maart 2014 bevindt, waarin deze instantie naar aanleiding van een informatieverzoek aan de Stichting Reclame Code onder meer verklaart dat de tekst waartegen de klacht is gericht niet “in deze hoedanigheid” ter goedkeuring aan hem is voorgelegd. Voorts verklaart deze instantie dat indien dit laatste wel zou zijn gebeurd, de tekst zou zijn goedgekeurd op basis van een eerdere onderbouwing door Bayer met betrekking tot een vergelijking van de werkingsduur van paracetamol met die van naproxennatrium (kennelijk Aleve). De claim “werkt langer dan paracetamol en ibuprofen” wordt sinds 2010 door de Keuringsraad goedgekeurd.

7. Het College overweegt dat uit de brief van de Keuringsraad niet blijkt of ook specifiek is getoetst of paracetamol en naproxen(natrium) vergelijkbare stoffen zijn in de zin van artikel 27 aanhef en onder tweede streepje CPG. Aangenomen moet echter worden dat bij de eerdere preventieve toetsing door de Keuringsraad van de tekst aan de CPG dit aspect in ieder geval een minder prominente rol heeft gespeeld dan in de onderhavige procedure, waarin uitdrukkelijk de vraag aan de orde is of sprake is van vergelijkbare stoffen. Het feit dat de Keuringsraad de onderhavige reclame-uiting preventief heeft goedgekeurd, sluit ook niet uit dat naar aanleiding van een specifieke klacht en op basis van de toetsing na hoor en wederhoor anders wordt beslist over de vraag of de uiting op het hier bedoelde punt aan de CPG voldoet. Het had daarom op de weg van Bayer gelegen om tegenover hetgeen appellant gemotiveerd heeft gesteld inhoudelijk te stellen en te onderbouwen dat paracetamol en naproxen (Aleve) vergelijkbare stoffen zijn in de zin van artikel 27 aanhef en tweede streepje CPG. Bayer heeft dit niet gedaan.

8. Op grond van het voorgaande is het College van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat met betrekking tot de vergelijking tussen paracetamol en Aleve sprake is van “vergelijkbare stoffen” in de zin van artikel 27 aanhef en tweede streepje CPG. De bestreden uiting is derhalve in strijd met dit artikel. Dit oordeel betreft overigens, naar het College voor de duidelijkheid opmerkt, uitsluitend de vergelijking tussen Aleve en paracetamol. Voor zover in de uiting tevens de duur van de werking van Aleve wordt vergeleken met die van ibuprofen, heeft appellant tegen de vergelijking geen bezwaar gemaakt, nu deze stoffen volgens hem wél met elkaar vergelijkbaar zijn, immers beide een NSAID betreffen.

9. Voorts is het College van oordeel dat de bestreden uiting niet voldoet aan de voorwaarde van artikel 27 aanhef en derde streepje CPG dat de vergelijking op alle relevante eigenschappen betrekking dient te hebben. In dat kader is het College van oordeel dat, indien de duur van de werking van een geneesmiddel met die van een ander geneesmiddel wordt vergeleken, op grond van de bijzondere regeling van dit artikel ook andere voor de consument relevante eigenschappen van die werking dienen te worden genoemd. Tot die eigenschappen rekent het College in het onderhavige geval het feit dat, naar voldoende aannemelijk is geworden, paracetamol aanzienlijk minder ernstige bijwerkingen, interacties met andere geneesmiddelen en contra-indicaties heeft dan Aleve. Voor de consument is deze informatie belangrijk nu hij op basis daarvan de afweging kan maken of de beweerdelijk langere werking van Aleve opweegt tegen de nadelen van dit geneesmiddel ten opzichte van paracetamol. Het belang van deze afweging is evident gelet op de risico’s die aan het gebruik van naproxen zijn verbonden vergeleken met de wezenlijk kleinere risico’s van paracetamol. Aldus is naar het College met betrekking tot de extra bijwerkingen, interacties met andere geneesmiddelen en contra-indicaties die Aleve heeft ten opzichte van paracetamol sprake van een relevante eigenschap die, zoals appellant ook heeft betoogd, bij de vergelijking aan de orde had dienen te komen. De bestreden uiting is derhalve tevens in strijd met artikel 27 aanhef en derde streepje CPG. Ook in zoverre is niet voldaan aan de voorwaarden waaronder de vergelijkende geneesmiddelenreclame is toegestaan.

10. Het oordeel dat de uiting in strijd is met bedoelde onderdelen van artikel 27 CPG impliceert dat de andersluidende beslissing van de Commissie niet in stand kan blijven. Tevens impliceert dit oordeel dat niet meer hoeft te worden ingegaan op de vraag of Aleve daadwerkelijk langer werkt dan paracetamol en of de bestreden uiting voldoet aan de overige eisen van de CPG. Aan deze vragen is op grond van het voorgaande de relevantie komen te ontvallen.

Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van het College van Beroep

Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en beslist voorts als volgt.

Op grond van het voorgaande acht het College de bestreden reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 27 aanhef tweede en derde streepje CPG. Het College beveelt Bayer aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Lees hier de grieven en de beslissing van de Reclame Code Commisie van 19 juni 2014

RB 2244

Spatader-couperose behandeling toch niet helemaal veilig

RCC 11 september 2014, RB 2244, dossiernr. 2014/00587-I (Laser Company)
Aanbeveling. Misleidend. Voornaamste kenmerken product. Het betreft een uiting op de website www.groupon.nl waarin spatader-couperose behandelingen bij Laser Company worden aangeprezen. Daarin staat onder meer: “Veilig, beschadigt de huid niet en het resultaat is direct zichtbaar”. De klacht - Klaagster heeft vorig jaar via Groupon.NL een “deal” gekocht voor een laserbehandeling bij Laser Company. Klaagster is drie maal behandeld en heeft een litteken overgehouden aan de behandelingen. Onlangs verscheen op de website van Groupon.NL opnieuw een uiting van de Laser Company waarin onder meer staat: “Veilig, beschadigt de huid niet en het resultaat is direct zichtbaar”. Klaagster acht de uiting misleidend. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is, nu hierin de indruk wordt gewekt dat de laserbehandelingen veilig zijn en de huid niet beschadigen, terwijl de behandelingen wel degelijk risico’s met zich brengen.

2. In de uiting wordt gesteld dat de laserbehandelingen veilig zijn en de huid niet beschadigen. Laser Company erkent echter dat er een (klein) risico bestaat dat patiënten een brandblaartje of een kleine pigmentverschuiving op de huid kunnen overhouden aan een laserbehandeling. Ook uit het door Laser Company in de klachtenprocedure overgelegde artikel blijkt dat een van de complicaties bij laserbehandelingen littekenvorming kan zijn.

3. Nu in de uiting in absolute zin staat dat de behandelingen veilig zijn en de huid niet beschadigen, terwijl vaststaat dat er een (klein) risico bestaat op complicaties, is de Commissie van oordeel dat er geen juiste informatie is verstrekt over de risico’s van een laserbehandeling als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. De Commissie acht beide adverteerders verantwoordelijk nu het een product van adverteerder sub 1 betreft en dit product kennelijk in overleg met haar wordt aangeprezen door adverteerder sub 2.

5. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht op grond van het voorgaande de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2243

Gepresenteerd als geschikt voor het genezen of voorkomen kanker

RCC 22 september 2014, RB 2243, dossiernr. 2014/00508 (EGCG)
Aanbeveling met Alert. Geneesmiddel. Handelsvergunning. Het betreft de website https://egcg.nl/, waar onder meer staat: “Ontdek de stille kracht van EGCG. EGCG en kanker onderzoek wijst uit. Vooral slokdarm- , maag-, pancreas-, blaas- en prostaatkanker komt minder vaak voor bij groene thee consumptie. Kan EGCG kanker voorkomen en kan EGCG kanker genezen? (Lees verder voor het vervolg van de reclame-uting). De klacht - Klager stelt dat de reclame-uiting misleidend is, omdat de gegevens in de uiting selectief zijn en niet gebaseerd op de meeste recente systematische review op dit gebied. Bovendien betreft het een study waar men verwijst naar het drinken van groene thee en niet het nuttigen van geïsoleerde EGCG. Bij de rubriek ‘nieuws’ wordt verwezen naar een oud gedateerd artikel. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC.

Vervolg van de reclame-uiting - Uit bevolkingsonderzoeken is gebleken dat het drinken van 10 of meer koppen groene thee de kans op het krijgen van kanker verkleint dan wel uitstelt. Vooral slokdarm- , maag-, pancreas-, blaas- en prostaatkanker komt minder vaak voor bij consumptie van EGCG. EGCG is de belangrijkste component uit groene thee waaraan de werking kan worden toegeschreven. Recent is ook de werking van EGCG aangetoond bij mannen met een verhoogd risico op prostaatkanker. Daarnaast is er in een wetenschappelijk onderzoek de werking aangetoond bij ovariumcarcinoom (kanker aan de eierstokken), een kleiner onderzoek gaf sterke aanwijzingen van het effect van EGCG bij Chronische Lymfatische Leukemie.” “Bestel EGCG capsules”.

Het oordeel van de Commissie
1) De Commissie begrijpt het verweer van adverteerder aldus, dat de onderhavige uiting geen reclame-uiting is. De Commissie verwerpt dit betoog. De uiting strekt immers onmiskenbaar tot aanprijzing van EGCG capsules die men via een link in de bestreden uiting direct kan bestellen. De Commissie heeft overigens ambtshalve geconstateerd dat deze link verwijst naar het refresh teacaps assortiment, zodat de uiting niet alleen strekt tot aanprijzing van de stof EGCG, maar ook tot de producten van dat assortiment die EGCG bevatten.

2) EGCG wordt in de onderhavige uiting gepresenteerd als geschikt voor het genezen of voorkomen van kanker bij de mens. Dit brengt mee dat EGCG onder de reikwijdte van de Geneesmiddelenwet valt. Artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet omschrijft een geneesmiddel, voor zover hier van belang, immers als een substantie die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor het genezen of voorkomen van een ziekte bij de mens.

3) Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelenwet is het verboden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Niet in geschil is dat ten aanzien van EGCG capsules een dergelijke vergunning (voor het verhandelen van een geneesmiddel) ontbreekt. Om deze reden is de uiting in strijd met de wet en daardoor in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Dit komt overeen met het standpunt van de Keuringsraad KOAG/KAG, dat aan adverteerder is toegezonden en op grond waarvan adverteerder rekening moest houden met de mogelijkheid dat de onderhavige uiting in strijd met de wet zou worden geoordeeld. De Commissie komt vervolgens niet meer toe aan de vraag of de onderhavige uiting tevens misleidend is. Aan deze vraag is voor de beoordeling door de Commissie de relevantie komen te ontvallen doordat de uiting verboden is op grond van de wet.

4) Nu adverteerder apotheker is en zich als zodanig presenteert (“Vraag het de apotheker”), adverteerder eerder er op is gewezen dat hij met betrekking tot een vergelijkbaar product onjuiste informatie heeft verspreid (RCC 9 juli 2012) en de uiting bovendien mede is gericht op een groep in een kwetsbare positie, te weten kankerpatiënten of personen die redenen hebben om te menen dat zij een verhoogde kans hebben op deze levensbedreigende ziekte, ziet de commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

5) Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie zal de uitspraak als Alert laten verspreiden.

RB 2241

Geen ervaring van verlies aan zuigkracht

Vzr. Rechtbank Den Haag 24 oktober 2014, IEF 14313 (Dyson tegen Samsung)
Eerder gepubliceerd op IE-Forum.nl; IEF 14313. Reclamerecht. Zakloze stofzuigers. Dyson vordert staking van de filteronderhoudsclaim en rectificatie van de reeds verwijderde "verlies aan zuigkracht" claims. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. Het vullen van het stofreservoir met stof heeft geringe invloed op de zuigkracht. "Geen verlies van zuigkracht ervaren" bevat een subjectief element. Gedurende een lange periode neemt de zuigkracht is niet significant af (7% tot 5,3%) en de zuigkracht is blijvend sterk.

Het rooster, dat onderhoud behoeft, vervult niet de functie van een filter.  Uit niets valt af te leiden dat naast de filterfunctie van en door de cyclonen aan het rooster ook een filterfunctie valt toe te dichten.

5.5. In de onder 2.9 I sub b weergegeven uiting is naar voorlopig oordeel de eigenlijke mededeling die aan het publiek wordt gedaan dat je bij de Motion Sync geen verlies aan zuigkracht ervaart. Terecht heeft Samsung zich op het standpunt gesteld dat “geen verlies aan zuigkracht ervaren” een subjectief element bevat, zodat deze mededeling, anders dan Dyson heeft betoogd, niet inhoudt dat Samsung claimt dat bij gebruik van de Motion Sync geen enkel verlies aan zuigkracht kan optreden.

5.8. Gelet hierop en nu Dyson heeft erkend dat bij een verlies aan zuigkracht van 7% de resterende zuigkracht nog wel sterk kan zijn, acht de voorzieningenrechter voorlopig oordelend de in claim 1 besloten liggende mededeling dat de Motion Sync gedurende een lange periode een sterke zuigkracht behoudt, niet onjuist of misleidend. Als de afname van de zuigkracht niet significant is en de zuigkracht blijvend sterk is, kan Samsung naar voorlopig oordeel ook claimen dat de consument – zeker ten opzichte van de stofzuiger met zak – geen verlies aan zuigkracht ervaart. Voorshands acht de voorzieningenrechter ook deze claim niet onjuist of misleidend.
RB 2236

Via een Cross border referral krijgt TomToms uiting in Nederland een aanbeveling

College van Beroep van de RCC 20 oktober 2014, RB 2236, dossier 2014/00266 (Garmin tegen TomTom)
Beslissing ingezonden door Daniël Haije en Sarah Arayess, Hoogenraad & Haak. Misleidende vergelijkende reclame. Art. 13 aanhef en onder a en c NRC. Navigatieapparatuur. Garmin maakt met succes bezwaar tegen het gebruik van de snelheidsclaim "TomTom Traffic gets you there fastest" en de mededelingen in het kader van "reliability of data". Het geschil is met een "cross border referral" ter verdere behandeling door de Advertising Standards Authority (ASA) naar de Nederlandse RCC gestuurd nu TomTom in Nederland is gevestigd. Aan de aanbeveling hoeft niet te worden toegevoegd dat het Britse doelgroep van de uiting betreft. Enig verschil in opvatting tussen de Britse en de Nederlandse maatman-consument maakt geen verschil om te beoordelen dat de uitingen misleidend zijn. Het buiten beschouwing blijven van producten met DAB-technologie van Garmin geeft een vertekenend beeld waardoor het resultaat van de vergelijking ten onrechte ten gunste van TomTom wordt beïnvloed.

Leestips: 6.1-6.3, 6.5, 6.10, 6.16.

RB 2228

Gegevens gebruikt voor telefonische benadering

RCC 22 augustus 2014, RB 2228, dossiernr. 2014/00525 (Intereno)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. Het betreft een aan klager gezonden e-mail waarin staat: “Ontvang dit gratis boek met 10 tips voor keukenrenovatie! Vraag gratis informatie aan (…)”. Onder deze tekst staan enkele foto’s van keukens, met daarbij het logo van Intereno en een boek met de titel “Gratis 10 tips voor keukenrenovatie”. In de e-mail is een button opgenomen die leidt naar de landingspagina van adverteerders website (360leads.nl/nl/intereno), waarop gegevens kunnen worden ingevuld om “gratis meer informatie” te ontvangen. De klacht: nadat klager op het aanvraagformulier zijn gegevens had ingevuld, ontving hij geen gratis informatie, maar werd hij gebeld door een medewerker van adverteerder voor het plannen van een verkoopgesprek. Desgevraagd werd klager meegedeeld dat hij eerst informatie zou ontvangen als hij een afspraak met de verkoopadviseur had gemaakt. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Naar het oordeel van de Commissie wordt door de mededeling “Ontvang dit gratis boek met 10 tips voor keukenrenovatie! Vraag gratis informatie aan” in de e-mail in combinatie met de mededeling “Vul vandaag nog in en ontvang gratis meer informatie” op de landingspagina waarnaar de link in de e-mail leidt, de indruk gewekt dat men door het invullen van de gevraagde gegevens op het aanvraagformulier gratis schriftelijke informatie van adverteerder zal ontvangen zonder verder contact. Uit het verweer begrijpt de Commissie echter dat adverteerder naar aanleiding van de aanvraag om informatie (tevens) standaard de aanvrager telefonisch benadert om “het concept toe te lichten”.
Dat men met het aanvragen van schriftelijke informatie ook geacht wordt toestemming te hebben gegeven om telefonisch benaderd te worden door adverteerder, betreft naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen en die om die reden in de uiting dient te zijn opgenomen. Het ontbreken van deze informatie in de uiting kan ertoe leiden dat de consument persoonlijke gegevens achterlaat met de enkele bedoeling schriftelijke informatie te ontvangen, terwijl hij die gegevens niet zou hebben achtergelaten indien hij erover was geïnformeerd dat hij daardoor (tevens) telefonisch benaderd zou worden door adverteerder.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de Commissie sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument daardoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2224

Gebruik internet en wifispots geldt voor maximaal twee apparaten tegelijk

RCC 12 augustus 2014, RB 2224, dossiernr. 2014/00488 (Ziggo)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. Misleidende reclame. Het betreft een folder met de aanhef “Meer lol beleven met internet?”. Daarin staat onder het kopje “Internet op meerdere apparaten tegelijk”: “Moeiteloos met de hele familie tegelijk online. Via computer, tablet, én mobiel”. Onder het kopje “Buitenshuis internet met WifiSpots” staat: “Gratis onbeperkt gebruik maken van draadloos internet op ruim 1,2 miljoen locaties”. Onder het kopje “Ga nu voor “Alles-in-1 plus” staat onder meer: “Onbeperkt toegang tot WifiSpots”. In de praktijk heeft de consument met maximaal 2 apparaten toegang tot WifiSpots. In de folder is dit niet vermeld. Klager acht de mededelingen “Internet op meerdere apparaten tegelijk” en “Onbeperkt toegang tot WifiSpots” niet juist en vindt de folder misleidend. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Zoals blijkt uit de bij de klacht overgelegde afdruk van de homepage van www.ziggo.nl kunnen maximaal twee apparaten tegelijk worden ingesteld voor het gebruik van WifiSpots. Deze beperking acht de Commissie dermate essentieel voor het onderhavige aanbod, dat deze uitdrukkelijk in de folder had moeten worden vermeld. Dit geldt in het bijzonder omdat in de folder is vermeld: “Internet op meerdere apparaten tegelijk. Moeiteloos met de hele familie tegelijk online. Via computer, tablet, én mobiel”, “Onbeperkt toegang tot WifiSpots” en “Onbeperkt toegang tot WifiSpots”, waardoor gemakkelijk de onjuiste indruk kan ontstaan dat men met meer dan twee apparaten tegelijk gebruik kan maken van internet met WifiSpots.
Naar het oordeel van de Commissie is er in dit geval sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.


RB 2221

Geen 100% gratis condooms

RCC 13 augustus 2014, RB 2221, dossiernr. 2014/00505 en 2014/00505A (www.gratis-condooms.nl)
Aanbeveling. Oneerlijke reclame. Het betreft de uiting op adverteerders website www.gratis-condooms.nl en een uiting op adverteerders Facebook-pagina met als koptekst: “Gratis 10 Durex Natural Condooms thuisgestuurd!” [met op de Facebook-advertentie: Je betaalt alleen de verzend- en administratiekosten”] Naast de afbeelding van een verpakking Durex condooms staat in een soort logo: “Ontvang 100% gratis 10 gratis Durex condooms”. In de uiting is een aanvraagformulier opgenomen waarin onder meer staat: “Ja, stuur mij 10 gratis* condooms!” De asterisk verwijst naar de volgende tekst onderin het aanvraagformulier: “* Ik betaal slechts € 1,95 verzendkosten”. Klager acht het misleidend dat geadverteerd wordt met gratis condooms. Uit de voorwaarden blijkt dat sprake is van een abonnement, waarbij maandelijks tegen betaling van € 12,50 condooms worden toegestuurd. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

In de bestreden uiting en in de advertentie op Facebook worden 10 gratis Durex condooms aangeboden, tegen betaling van “alleen de verzend- en administratiekosten”.

Krachtens punt 19 van Bijlage 1 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC) mag een product in reclame alleen als “gratis” worden omschreven als de consument niet iets anders moet betalen dan de onvermijdelijke kosten om in te gaan op het aanbod en het product af te halen dan wel dit te laten bezorgen.

Naar het oordeel van de Commissie voldoet de onderhavige reclame-uiting niet aan voornoemde bepaling.

Gebleken is dat de besteller van het proefpakket na het verstrijken van de proefperiode van 14 dagen automatisch elke maand een vervolgzending van 10 condooms ontvangt, waarvoor door middel van automatische incasso (tot wederopzegging) € 12,95 per maand wordt afgeschreven. In de voor de aanbieding geldende Algemene Voorwaarden is bepaald dat het proefpakket met daarin 10 Durex condooms alleen gratis is indien de consument ook minimaal 1 vervolgzending van 10 condooms ten bedrage van € 12,95 wil ontvangen. Wil men geen vervolgzending ontvangen, dan moet € 12,95 voor het proefpakket worden betaald of moet het proefpakket (met daarin nog minimaal 8 ongeopende condooms) binnen 14 dagen worden geretourneerd. Aldus is het niet mogelijk het proefpakket van 10 Durex condooms daadwerkelijk gratis (tegen enkel betaling van de onvermijdelijke bezorgkosten) thuis gestuurd te krijgen.

Het voorgaande leidt ertoe dat sprake is van onder alle omstandigheden misleidende reclame als bedoeld in de aanhef en onder punt 19 van Bijlage 1 bij de NRC. Daardoor is de uiting oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De Commissie is voorts van oordeel dat het feit dat men na ontvangst van het proefpakket automatisch vervolgzendingen van 10 condooms krijgt toegestuurd waarvoor door middel van automatische incasso geld van de rekening wordt afgeschreven, essentiële informatie betreft die een consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over de transactie - de aanvraag van het proefpakket - te kunnen nemen. Deze informatie dient daarom in de uiting opgenomen te zijn. Nu dat niet het geval is, is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

en

Voorts is van belang dat de onderhavige uiting een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand betreft, waarvoor de in artikel 8.4 NRC (onder f t/m s) genoemde informatieverplichtingen gelden. In genoemd artikel is onder i onder meer bepaald dat de uiting de totale prijs van de zaak dient te bevatten inclusief, in geval van een overeenkomst die een abonnement inhoudt waarvoor een vast tarief van toepassing is, de totale maandelijkse kosten. Zoals hiervoor is overwogen, krijgt men na ontvangst van het proefpakket automatisch vervolgzendingen van 10 condooms toegestuurd waarvoor door middel van automatische incasso geld van de rekening wordt afgeschreven. Dat in feite sprake is van een abonnement waarvan de maandelijkse kosten € 12,95 bedragen, is naar het oordeel van de Commissie essentiële informatie die in de uiting opgenomen dient te zijn. Nu dat niet het geval is, is niet voldaan aan de onder i van artikel 8.4 NRC opgenomen verplichting.
Ook op grond van hiervan is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2218

Gezondheidsclaims en aanprijzing als geneesmiddel niet toegestaan

RCC 31 juli 2014, RB 2218, dossiernr. 2014/00273 (Body & Fitshop)
Aanbeveling. Gezondheid. Digitale marketing. Het betreft reclame voor de producten Body & Fit Glutamine, Beta-Alanine Pure en D-Aspartic Acid in een nieuwsbrief van 26 maart 2014 en op de website www.bodyenfitshop.nl. In de bestreden uitingen worden o.a. de producten Body & Fit Glutamine, Beta-Alanine Pure en D-Aspartic Acid gepresenteerd als geneesmiddel in de zin van artikel 1 lid 1 sub b van de Geneesmiddelenwet (Gmw). Nu voor deze geneesmiddelen geen handelsvergunning is verleend, handelt adverteerder in strijd met artikel 84 Gmw. De klacht betreft uitingen die diverse gezondheidsclaims bevatten over deze producten. De Commissie acht de reclame-uitingen in strijd met artikel 2 NRC.

Het oordeel van de Commissie
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.

Ad 1.
Gelet op de hiervoor in klacht onder 1 a tot en met c opgenomen mededelingen worden de producten Body & Fit Glutamine, Beta-Alanine Pure en D-Aspartic Acid gepresenteerd als geneesmiddel in de zin van artikel 1 lid 1 sub b Gmw. Nu niet is gebleken dat voor deze geneesmiddelen een handelsvergunning is verleend, handelt adverteerder in strijd met artikel 84 Gmw en zijn de uitingen in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

De Commissie heeft nota genomen van het verweer dat adverteerder zich, na gesprekken met de NVWA, bezighoudt met het wijzigen van de website en de nieuwsbrief, een en ander op basis van een projectplan. Dit maakt bovenstaand oordeel echter niet anders. Eventuele wijziging neemt niet weg dat de oorspronkelijke uitingen in strijd zijn met de NRC. Overigens constateert de Commissie dat de website, blijkens de bij repliek overgelegde afdrukken daarvan, op 3 juli 2014 nog steeds de in de klacht onder 1 a tot en met c opgenomen mededelingen bevatte.

Bij repliek heeft klager de klacht met betrekking tot artikel 84 Gmw uitgebreid tot een mededeling omtrent het product “Afslank Eiwit”, namelijk de mededeling:

“Bij een tekort aan carnitine kunnen er problemen optreden bij de verbranding van vetzuren” op de site. Aangezien adverteerder in de gelegenheid is geweest om schriftelijk op de repliek te reageren, zal de Commissie zich ook uitlaten over dit nieuwe, eerst bij repliek geuite bezwaar.

Door voornoemde mededeling wordt het product Afslank Eiwit gepresenteerd als geneesmiddel in de zin van artikel 1 lid 1 sub b Gmw. Nu niet is gebleken dat voor dit geneesmiddel een handelsvergunning is verleend, handelt adverteerder in strijd met artikel 84 Gmw en is de uiting op dit punt in strijd met artikel 2 NRC.

Ad 2.
De hiervoor in de klacht onder 2 a en b opgenomen mededelingen bevatten gezondheidsclaims in de zin van artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening. Nu niet is gebleken dat deze claims zijn opgenomen in de lijst van toegestane gezondheidsclaims, zijn deze in deze strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en zijn de uitingen in strijd met artikel 2 NRC.

De Commissie heeft nota genomen van het verweer dat adverteerder zich, na gesprekken met de NVWA, bezighoudt met het wijzigen van de website en de nieuwsbrief, een en ander op basis van een projectplan. Dit maakt bovenstaand oordeel echter niet anders. Eventuele wijziging neemt niet weg dat de oorspronkelijke uitingen in strijd zijn met de NRC. Overigens constateert de Commissie dat de website, blijkens de bij repliek overgelegde afdrukken daarvan, op 3 juli 2014 nog steeds de in de klacht onder 2 a opgenomen mededelingen bevatte.

De Commissie stelt vast dat de in de klacht onder b opgenomen mededeling: “spieropbouw en libido” niet meer in de uiting voorkomt. Van deze wijziging heeft de Commissie nota genomen. Dit neemt echter niet weg dat de oorspronkelijke uiting in strijd is met artikel 2 NRC.

Bij repliek heeft klager de klacht met betrekking tot gezondheidsclaims uitgebreid tot de volgende mededelingen omtrent de producten D-Aspartic Acid en Afslank Eiwit op de site:

D-Aspartic Acid:
“100% werkzaam” en onder het kopje “De werking van D-Aspartic Acid”:

“Cholesterol kan echter pas in de mitochondria worden opgenomen na de koppeling aan een stofje genaamd steroidogenic acture regulatory protein (StAR). Dit stofje StAR is de beperkende factor voor de productie van testosteron”.

en

Afslank Eiwit:
“geeft een vol gevoel”, “onderdrukt het hongergevoel doordat het je bloedsuikerspiegel op peil houdt”, “L-Carnitine speelt een belangrijke rol in het energiemetabolisme omdat het nodig is voor het transport van vetzuren”, “Whey eiwit vermindert je hongergevoel. Whey eiwitten geven je snel een voldaan gevoel en bouwstoffen worden snel benut”.

Aangezien adverteerder in de gelegenheid is geweest om schriftelijk op de repliek te reageren, zal de Commissie zich ook uitlaten over deze nieuwe, eerst bij repliek bestreden mededelingen.


Deze mededelingen bevatten gezondheidsclaims in de zin van artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening. Nu niet is gebleken dat deze claims zijn opgenomen in de lijst van toegestane gezondheidsclaims, zijn deze in strijd met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en is de site op dit punt in strijd met artikel 2 NRC.

Ad 3.
Nu de uitingen reeds op grond van overtreding van de wet in strijd zijn met de Nederlandse Reclame Code (NRC), komt de Commissie niet toe aan het beoordelen van de vraag of de uitingen misleidend zijn.
RB 2214

60 procent korting geldt slechts op uitverkoopartikelen

Vz. RCC 18 augustus 2014, RB 2214, dossiernr. 2014/00539 (jeansandfashion.com)
 Voorzitterstoewijzing. Misleidende reclame. Het betreft een per email aan klager gezonden reclame van adverteerder. In de onderwerpregel staat: ‘Nu 60% korting op alles, de zomer op zijn best, zoek op prijs’. De klacht: het onderwerp van de email luidt: ‘Nu 60% korting op alles’. Bij een bezoek aan de website bleek het slechts om uitverkoopartikelen te gaan en daarom is de uiting misleidend, aldus klager. De voorzitter acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC.

Het oordeel van de voorzitter
2) De mededeling ‘60% korting op alles’ wekt de indruk dat daadwerkelijk op het totale aanbod van adverteerder 60% korting wordt verleend. Als erkend is echter vast komen te staan dat de kortingsactie alleen geldt voor items uit de zomercollectie 2014. De verdere mededelingen in de onderwerpregel ‘de zomer op zijn best | zoek op prijs’ maken naar het oordeel van de voorzitter niet duidelijk dat de kortingsactie beperkt is tot de zomercollectie. Deze beperking van de actie betreft essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen en die daarom in de uiting zelf dient te zijn opgenomen. Dat is niet het geval.

3) Gelet op het voorgaande is sprake van het op onduidelijke wijze verstrekken van essentiële informatie als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 NRC. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.