RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Kinderen  

RB 2431

Geen reclame originele kinderfeestjes gericht op kind

RCC 18 juni 2015, RB 2431; dossiernr. 2015/00542 (originele-kinderfeestjes.nl)
Aanbeveling. Strijd met artikel 1 KJC, dat klager heeft ingestemd met verstrekken van persoonsgegevens, maakt het oordeel niet anders. Het betreft een op het adres van klager ontvangen envelop, gericht ‘aan de (bijna) jarige’, met daarin een brochure (mailing) waarin suggesties worden gedaan voor diverse kinderfeestjes en waarin voorts staat: “Als je nu je kinderfeestje reserveert, krijg jij van ons je verjaardag cadeau!”(…) “Heb je al een keuze gemaakt? Je gratis verjaardag reserveren is zo gedaan: Ga snel naar www.originele-kinderfeestjes.nl (...) Klacht: De mailing is gericht aan de (bijna) jarige minderjarige zoon (9 jaar) van klager.

Krachtens artikel 1 KJC mag een reclame gericht op kinderen (t/m 12 jaar) niets in woord, geluid of beeld bevatten waardoor kinderen op enigerlei wijze worden misleid over de mogelijkheid en eigenschappen van het aangeboden product. In de toelichting op dit artikel staat dat daarbij rekening gehouden dient te worden met hun bevattingsvermogen en verwachtingspatroon.

 De Commissie is van oordeel dat adverteerder in strijd heeft gehandeld met voornoemd artikel door in de – rechtstreeks tot kinderen gerichte – uiting te vermelden: “Als je nu je kinderfeestje reserveert, krijg je van ons je verjaardag cadeau!” (…) “Je gratis verjaardag reserveren is zo gedaan.” (…) “Jij viert je meest originele verjaardag ooit. gratis!” Gelet op het bevattingsvermogen en verwachtingspatroon van kinderen is de Commissie van oordeel dat het gemiddelde kind deze informatie gemakkelijk aldus kan opvatten dat indien hij een reservering maakt voor een kinderfeestje (waartoe hij in de uiting wordt aangezet), hij zijn kinderfeestje gratis met al zijn vriendjes en vriendinnetjes bij adverteerder kan komen vieren. Dat alleen het jarige kind ‘gratis’ naar binnen kan, zal de doelgroep van de uiting naar het oordeel van de Commissie gemakkelijk ontgaan.

Dat klager kennelijk heeft ingestemd met het verstrekken van de persoonsgegevens van zowel hem als zijn minderjarige zoon aan adverteerder maakt het oordeel van de Commissie niet anders.

Andere blogs
Uit de Nieuwsbrief augustus: "De 9-jarige zoon van klager krijgt een aan hem geadresseerde brief waarin suggesties worden gedaan voor diverse kinderfeestjes. In de brief staat onder meer: “Als je nu je kinderfeestje reserveert, krijg jij van ons je verjaardag cadeau!”(…) “Heb je al een keuze gemaakt? Je gratis verjaardag reserveren is zo gedaan”.
RB 2314

Sponsorvermelding loterij bij Pietendorp verboden i.v.m. minderjarigen

CVB RCC 3 februari 2015, RB 2314 (Zuiderzeemuseum)
Aanbeveling. Minderjarigen. RVK IV.2. Beroep verworpen. Het Zuiderzeemuseum en de Loterij stellen dat het Pietendorp  geen onderwerp van sponsoring is, maar een zelfstandige activiteit van het Zuiderzeemuseum. Dit doet echter niet terzake. Immers, dit gegeven staat niet in de weg aan het oordeel dat de Loterij blijkens de sponsorvermelding in de televisiecommercial ook deze activiteit sponsort. Terecht heeft de Commissie onder deze omstandigheden geoordeeld dat is gehandeld in strijd met het verbod onder IV.2 RVK 2013 voor zover dit artikel verbiedt “activiteiten van derden (…) te sponsoren die zich grotendeels of expliciet richten op minderjarigen”.

3. Niet in geschil is dat de Loterij het Zuiderzeemuseum sponsort. Het Zuiderzeemuseum en de Loterij stellen dat het Pietendorp echter geen onderwerp van sponsoring is, maar een zelfstandige activiteit van het Zuiderzeemuseum. Het College oordeelt hierover als volgt. In de televisiecommercial verschijnt de naam van de Loterij in beeld op een wijze die duidelijk maakt dat zij handelt als sponsor. Deze sponsoring heeft, gezien de inhoud van de televisiecommercial, mede betrekking op de activiteit die kan worden omschreven als het nationale Pietendorp. Immers door in een televisiecommercial voor specifiek deze activiteit uitdrukkelijk de naam “BankGiroLoterij” te doen vermelden, maakt de Loterij publiekelijk kenbaar dat zij hierbij als sponsor is betrokken. Dat bedoelde activiteit door het Zuiderzeemuseum zelfstandig wordt georganiseerd, doet verder niet ter zake. Immers, dit gegeven staat niet in de weg aan het oordeel dat de Loterij blijkens de sponsorvermelding in de televisiecommercial ook deze activiteit sponsort.

4. Sponsoring is een vorm van reclame (toelichting bij artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code). Door de uiting vergroot de Loterij haar naamsbekendheid als goede doelen loterij; de uiting prijst daardoor indirect haar loterij aan. Door haar naam te verbinden aan de televisiecommercial maakt de Loterij bekend dat zij de daarin expliciet genoemde activiteit van het Zuiderzeemuseum steunt en maakt zij tevens reclame voor zichzelf als kansspelaanbieder met het doel deelname aan een kansspel te bevorderen. Het College verwerpt daarom de stelling van de Loterij dat het vermelden van haar naam als sponsor niet afzonderlijk als reclame kan worden aangemerkt. De sponsorvermelding leidt er bovendien toe dat in de televisiecommercial sprake is van reclame voor kansspelen. Dit impliceert dat de televisiecommercial onder de reikwijdte van de RVK 2013 valt.

5. Niet in geschil is dat de activiteit die in de televisiecommercial wordt aangeprezen (het Pietendorp en het spel dat men daar kan spelen) in het bijzonder voor minderjarigen is bedoeld. Hieruit volgt dat de sponsoring betrekking heeft op activiteiten van derden (in casu het Zuiderzeemuseum) die grotendeels of expliciet op minderjarigen zijn gericht. Terecht heeft de Commissie onder deze omstandigheden geoordeeld dat is gehandeld in strijd met het verbod onder IV.2 RVK 2013 voor zover dit artikel verbiedt “activiteiten van derden (…) te sponsoren die zich grotendeels of expliciet richten op minderjarigen”. Dat niet tevens sprake is van sponsoring van een radio- of televisieprogramma doet verder niet ter zake. Dit is immers geen vereiste om de onderhavige activiteit in strijd met bedoeld artikel te achten. Tot slot overweegt het College dat de in artikel IV.2 RVK 2013 vermelde uitzondering op bedoeld verbod (kort gezegd: het motiveren van kinderen in het belang van een organisatie) zich blijkbaar in het onderhavige geval niet voordoet.
RB 2256

Alcoholreclame via poster op basisschool

Vz. RCC 1 oktober 2014, RB 2256 (Black and White Party)
Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft een poster waarop een aankondiging van een “Black and White Party” staat die door adverteerder (Café ’t Sinterkläöske) wordt georganiseerd “voor alle jeugd 11 van 14 jaar”. Op de poster staat voorts herhaaldelijk het gecombineerde woord/beeldmerk Lindeboom in combinatie met de afbeelding van een vol glas bier en de mededeling “t Bier van Hier”. De poster is in een basisschool opgehangen. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat de onderhavige uiting een expliciete alcoholreclame is die is gericht op 11 tot 14 jarigen teneinde ze “naar het café te krijgen”. De poster hangt in een basisschool. Volgens klager is sprake van overtreding van de regels voor alcoholreclame.

De beslissing: Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 10 RvA en 12 RVV. De voorzitter beveelt, voor zover nog nodig, adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Het oordeel van de voorzitter: Niet in geschil is dat de onderhavige uiting dient te worden aangemerkt als reclame voor alcoholhoudende drank. In de uiting wordt immers bier van het merk Lindeboom aangeprezen door adverteerder (een café). De aanprijzing bestaat uit het herhaaldelijk gebruik van het gecombineerde woord/beeldmerk Lindeboom in combinatie met de afbeelding van een vol glas bier, dat prominent in beeld komt, en de slogan “’t Bier van Hier”. De uiting richt zich blijkens zijn inhoud specifiek op minderjarigen in de leeftijd van 11 tot 14 jaar (“Voor alle jeugd 11 van 14 jaar”). Dit blijkt ook uit het feit dat de uiting, kennelijk op initiatief van adverteerder, in een basisschool is opgehangen.

Naar het oordeel van de voorzitter is op grond van het voorgaande sprake van een evidente schending van artikel 10 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014, alsmede van artikel 12 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV).

De voorzitter neemt kennis van de mededeling van adverteerder dat het niet de bedoeling van de uiting was om jeugdigen in aanraking te laten komen met alcoholhoudende drank, hetgeen volgens haar ook niet is gebeurd. Dit doet echter op geen enkele wijze af aan het oordeel dat adverteerder in strijd met de hiervoor genoemde artikelen reclame heeft gemaakt.

Adverteerder heeft voorts meegedeeld dat zij in de toekomst andere reclameposters zal maken als het om een activiteit voor minderjarigen gaat. De voorzitter neemt aan dat adverteerder hiermee bedoelt te stellen dat zij bij volgende reclamecampagnes die zijn gericht op minderjarigen elke directe of indirecte verwijzing naar alcoholhoudende drank achterwege zal laten. De voorzitter ziet hierin aanleiding te bepalen dat de aanbeveling om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken, wordt gedaan voor zover nog nodig.

RB 2220

Uitdelen Jumbo waardebon op basisschool niet toegestaan

RCC 3 juli 2014, RB 2220, dossiernr. 2014/00359-I (Jumbo)
Kinder- en Jeugdreclamecode. Morele schade. Aanbeveling. Het betreft een waardebon van Jumbo Roden, uitgedeeld tijdens de Koningsspelen op de basisschool (de kleuterklas) van klagers zoon, door de juf. In de uiting staat onder het kopje: “Een bijzondere dag verdient iets bijzonder lekkers!” onder meer: “Kom op vrijdag 25 april of zaterdag 26 april naar Jumbo Roden en ontvang gratis 4 oranje tompoucen bij besteding van € 15,- aan boodschappen. Daarnaast hebben we op zaterdag 26 april een ijscokar geregeld! Tegen inlevering van deze waardebon ontvang je een lekker oranje schepijsje gratis”. Klager acht de uiting in strijd met artikel 2 lid 1 aanhef en onder b en c van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC). De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 lid 1 onder c KJC.

Het oordeel van de Commissie

De Commissie stelt voorop dat de onderhavige waardebon kennelijk geheel of gedeeltelijk is gericht tot kinderen en dat derhalve de KJC van toepassing is. De Commissie overweegt daartoe dat de waardebon in het kader van de verspreiding van ontbijtpakketten op scholen is aangeboden aan leerkrachten, kennelijk met de bedoeling om de bon aan de leerlingen/kinderen te verstrekken.

Met betrekking tot de verschillende in de klacht genoemde onderdelen van artikel 2 lid 1 aanhef en onder b en c KJC overweegt de Commissie het volgende.

Dat in de mede tot kinderen gerichte waardebon de aandacht wordt gevestigd op “allerlei oranje lekkernijen” bij Jumbo, waaronder “gratis (..) oranje tompoucen” en op een “oranje schepijsje” tegen inlevering van de bon, betekent nog niet dat de bon kinderen fysieke schade berokkent als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef KJC.

Artikel 2 lid 1 aanhef en onder b KJC luidt, voor zover hier van belang:

“Reclame gericht op kinderen (..) mag er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders (..) te overreden tot de aankoop van producten waarvoor reclame wordt gemaakt. De uiting bevat naar het oordeel van de Commissie geen rechtstreekste aansporing van kinderen om hun ouders te bewegen tot aankoop van in de uiting aangeprezen producten.

Waar leerkrachten de bon aan kinderen verstrekken, acht de Commissie het aannemelijk dat eerder acht zal worden geslagen op die bon, allereerst door de kinderen zelf, dan wanneer deze zou worden aangeboden door een willekeurige derde. In zoverre is de Commissie van oordeel dat de onderhavige reclame profiteert van het speciale vertrouwen dat kinderen hebben in leerkrachten als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef en onder c KJC.

De Commissie acht alleen verweerder sub 2 verantwoordelijk voor deze overtreding van de KJC, nu verweerder sub 2 de uiting heeft verspreid.

Ten overvloede overweegt de Commissie het volgende.

Ingevolge artikel 12 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) is het verboden om op scholen voor primair onderwijs reclame te maken voor een voedingsmiddel. De onderhavige bon houdt een aanprijzing in van onder meer “allerlei oranje lekkernijen in het assortiment” van Jumbo, waaronder “oranje tompoucen”. Aldus wordt reclame gemaakt voor voedingsmiddelen, en wel in strijd met het verbod van artikel 12 RVV. Van dit verbod is uitgezonderd een voorlichtende reclamecampagne als bedoeld in artikel 12 RVV, maar van een dergelijke campagne is in dit geval geen sprake.

Nu de klacht niet is gebaseerd op artikel 12 RVV en de klacht reeds gelet op het voorgaande doelt treft, zal de Commissie artikel 12 RVV niet betrekken in haar beslissing.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak

RB 2205

Pratende tampon niet ongepast voor jonge meisjes

RCC 18 juli 2014, RB 2205, dossiernr. 2014/00469 (o.b. tampons)
Kinder- en Jeugdreclamecode. Goede smaak. Afwijzing. Het betreft een advertentie voor o.b. Mini tampons in het weekblad (voor meisjes) Tina. Onder de kop “o.b. vanaf je eerste menstruatie” zijn onder meer een gebogen pen en een gebogen tampon afgebeeld die met elkaar ‘praten’. De pen zegt: “Ik heb gehoord dat jonge meisjes geen tampons zouden mogen gebruiken?” Antwoord van de tampon: “Geloof die roddels niet! Ik ben zacht, klein en ideaal voor jonge meisjes.” Klaagster acht de in de advertentie staande tekst geheel verkeerd, omdat deze iets seksueels impliceert, zeker omdat de tampon zelf spreekt tegen kinderen van soms nog geen 12 jaar. Volgens klaagster is de tekst zeer ongepast en schurkt het tegen pedofilie aan. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
1. De Commissie stelt voorop dat, nu de bestreden advertentie - gelet op de inhoud en de plaatsing in het weekblad Tina - geheel tot kinderen (t/m 12 jaar) is gericht, de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) op de reclame-uiting van toepassing is. Krachtens de Preambule van de KJC blijven naast de KJC de overige bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) onverkort van kracht.

2. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de advertentie in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC. Bij de toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Hierbij wordt rekening gehouden met de doelgroep waarvoor de uiting bestemd is, in dit geval meisjes van 11-12 jaar.

3. Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat de advertentie de grenzen van het toelaatbare niet overschrijdt. De bestreden tekst “ik ben klein, zacht en ideaal voor jonge meisjes” is voor de gemiddelde consument op wie de uiting is gericht voldoende herkenbaar als beschrijving van de specifieke kenmerken van o.b.® Mini, door welke kenmerken dit product zich onderscheidt van andere tampons en wordt aangeprezen voor de doelgroep. De Commissie acht niet aannemelijk dat de gebruikte bewoordingen bij de gemiddelde consument de door klaagster aangevoerde associatie met pedofilie oproepen, noch dat aan de tekst een ongewenste seksuele lading wordt toegekend.

Hetzelfde oordeel geldt voor de vorm van de afgebeelde tampon. De gemiddelde consument uit de doelgroep zal, naar het oordeel van de Commissie, begrijpen dat mede door de gebogen vorm van de tampon en de pen wordt uitgebeeld dat beide voorwerpen met elkaar ‘praten’.
RB 2179

Profijt speciale vertrouwen kinderen tegenover leerkrachten bij uitdelen reclame

RCC 3 juli 2014, RB 2179, dossiernr. 2014/00359 (Jumbo)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Reclame gericht op kinderen. Het betreft een waardebon van Jumbo Roden, uitgedeeld tijdens de Koningsspelen op de basisschool (de kleuterklas) van klagers zoon, door de juf. In de uiting staat onder het kopje: “Een bijzondere dag verdient iets bijzonder lekkers!” onder meer: “Kom op vrijdag 25 april of zaterdag 26 april naar Jumbo Roden en ontvang gratis 4 oranje tompoucen bij besteding van € 15,- aan boodschappen. Daarnaast hebben we op zaterdag 26 april een ijscokar geregeld! Tegen inlevering van deze waardebon ontvang je een lekker oranje schepijsje gratis”. Klager acht de uiting in strijd met artikel 2 lid 1 aanhef en onder b en c van de Kinder- en Jeugdreclamecode (KJC) Klager stelt hiertoe dat met het aanzetten tot eten van ongezonde zoetigheden de supermarkt de kinderen fysieke schade berokkent, ouders worden overreden tot het brengen vaan een bezoek aan de supermarkt en dat profijt wordt getrokken uit het speciale vertrouwen dat kinderen hebben in leerkrachten. De Commissie acht de uiting slechts in strijd met artikel 2 lid 1 onder c KJC.

Het oordeel van de Commissie
Dat in de mede tot kinderen gerichte waardebon de aandacht wordt gevestigd op “allerlei oranje lekkernijen” bij Jumbo, waaronder “gratis (..) oranje tompoucen” en op een “oranje schepijsje” tegen inlevering van de bon, betekent nog niet dat de bon kinderen fysieke schade berokkent als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef KJC.

Artikel 2 lid 1 aanhef en onder b KJC luidt, voor zover hier van belang:
“Reclame gericht op kinderen (..) mag er niet rechtstreeks toe aanzetten hun ouders (..) te overreden tot de aankoop van producten waarvoor reclame wordt gemaakt. De uiting bevat naar het oordeel van de Commissie geen rechtstreekse aansporing van kinderen om hun ouders te bewegen tot aankoop van in de uiting aangeprezen producten.

Waar leerkrachten de bon aan kinderen verstrekken, acht de Commissie het aannemelijk dat eerder acht zal worden geslagen op die bon, allereerst door de kinderen zelf, dan wanneer deze zou worden aangeboden door een willekeurige derde. In zoverre is de Commissie van oordeel dat de onderhavige reclame profiteert van het speciale vertrouwen dat kinderen hebben in leerkrachten als bedoeld in artikel 2 lid 1 aanhef en onder c KJC.

De Commissie acht alleen verweerder sub 2 verantwoordelijk voor deze overtreding van de KJC, nu verweerder sub 2 de uiting heeft verspreid.

Ten overvloede overweegt de Commissie het volgende.

Ingevolge artikel 12 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) is het verboden om op scholen voor primair onderwijs reclame te maken voor een voedingsmiddel. De onderhavige bon houdt een aanprijzing in van onder meer “allerlei oranje lekkernijen in het assortiment” van Jumbo, waaronder “oranje tompoucen”. Aldus wordt reclame gemaakt voor voedingsmiddelen, en wel in strijd met het verbod van artikel 12 RVV. Van dit verbod is uitgezonderd een voorlichtende reclamecampagne als bedoeld in artikel 12 RVV, maar van een dergelijke campagne is in dit geval geen sprake.
RB 2173

Nadere toelichting vereist voor babyvoeding claims over hersenontwikkeling

RCC 26 juni 2014, RB 2173 , dossiernr. 2013/00930 (Nutrilon)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Babyvoeding. Het betreft een televisiereclame voor de voeding “Nutrilon met Pronutra”. Daarin worden onder meer uitingen gedaan over dat dit product bijdraagt aan een gezonde hersenontwikkeling en het immuunsysteem. De klacht: gesuggereerd wordt dat door het gebruik van de onderhavige melkpoeder “de fantastische toekomst van je kleine baby wordt bepaald”. De poeder draagt bij aan een “gezonde hersenontwikkeling”. Na opnieuw bekijken van de reclame zag klager dat zeer kort en klein wordt vermeld dat borstvoeding de beste voeding is. De consument wordt op het verkeerde been gezet. De Commissie stelt adverteerder in de gelegenheid binnen 14 dagen na dagtekening van deze beslissing de Commissie nader te informeren over de in de commercial gebruikte claims met betrekking tot de hersenontwikkeling en of deze zijn aan te merken als toegestane claims. Voor het overige houdt de Commissie haar beslissing aan.

Het oordeel van de Commissie

1. Waar klager stelt dat geen reclame voor melkpoeder mag worden gemaakt, heeft klager kennelijk het oog op het verbod om reclame te maken voor volledige zuigelingenvoeding voor baby’s jonger dan 6 maanden, neergelegd in artikel 2 onder a van de Warenwetregeling Zuigelingenvoeding 2007 in verbinding met artikel 14 van de Europese Richtlijn over zuigelingenvoeding, richtlijn 2006/141/EG. In artikel 14 van voornoemde richtlijn staat onder meer: “Voor volledige zuigelingenvoeding mag slechts reclame worden gemaakt in gespecialiseerde publicaties op het gebied van babyverzorging en in wetenschappelijke publicaties” en in artikel 2 van voornoemde Warenwetregeling staat onder meer: “Het (…) verhandelen van:
a. volledige zuigelingenvoeding (…) geschiedt met inachtneming van de artikelen (…) tot en met 14, van richtlijn 2006/141/EG”.

De onderhavige uiting, waarin tweemaal een pak “Nutricia Nutrilon met Pronutra Standaard 2 6-10 maanden” in beeld is gebracht, heeft echter duidelijk betrekking op voeding voor baby’s vanaf 6 maanden, ofwel opvolgmelk. Het maken van reclame voor opvolgmelk is op zichzelf niet ontoelaatbaar.

2. Voor zover klager bezwaar maakt tegen de mededelingen “Nutrilon met Pronutra, die bijdraagt aan een gezonde hersenontwikkeling”, “DHA in Nutrilon met Pronutra ondersteunt een normale hersenontwikkeling” en “Ondersteunt de GEZONDE HERSENONTWIKKELING”, overweegt de Commissie het volgende. Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat de in de commercial gebruikte claims met betrekking tot onder meer de hersenontwikkeling zijn gebaseerd op de dossiers van de bij de EFSA ingediende artikel 14 claims.

Alvorens het onderhavige bezwaar te beoordelen, zal de Commissie adverteerder in de gelegenheid stellen haar verweer op dit punt nader toe te lichten en daarbij in te gaan op de vraag of de in dit geval gebruikte claims met betrekking tot de hersenontwikkeling zijn aan te merken als toegestane claims in de zin van artikel 14 lid 1 onder b van de EG-verordening 1924/2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen. In artikel 14 lid 1 van deze verordening staat:

“Niettegenstaande artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2000/13/EG mogen de volgende claims worden gedaan indien er volgens de procedure van de artikelen 15, 16, 17 en 19 van deze verordening een vergunning is verleend om ze op te nemen in een communautaire lijst van dergelijke toegestane claims, tezamen met alle noodzakelijke voorwaarden voor het gebruik van die claims:

a) claims inzake ziekterisicobeperking;
b) claims die verband houden met de ontwikkeling en gezondheid van kinderen”.

Vervolgens zal klager in de gelegenheid worden gesteld schriftelijk te reageren.

3. Ten slotte overweegt Commissie dat zij de bij de beelden van een moeder die borstvoeding geeft gedane mededeling “Borstvoeding is de beste voeding voor je baby” voldoende duidelijk leesbaar acht en dat deze mededeling voldoende lang in beeld is.
RB 2169

Prijs Superhelden-actie teleurstellend voor kinderen

RCC 25 juni 2014, RB 2169, dossiernr. 2014/00375, 00375A (PLUS supermarkt)
Gedeeltelijke Aanbeveling. Het betreft: 1) de folder waarin de Marvel Superhelden-actie van PLUS wordt aangeprezen, meer specifiek de volgende tekst: “Vind jij een gouden Spider-man? Tussen alle Marvel Super Helden zit een ‘special edition’: de Gouden Spider-man. Als je deze vindt, win je altijd één van de vette prijzen!”. 2) de televisiecommercial betreffende de PLUS Superhelden-actie. De klacht: in de folder wordt meegedeeld dat bij het aantreffen van een gouden spiderman “altijd één van de vette prijzen” wordt gewonnen. Toen klagers kinderen adverteerders website bezochten om te zien welke prijs zij gewonnen hadden met hun gouden spiderman, zagen zij echter teleurgesteld de mededeling dat zij niets hadden gewonnen. Een krant die zelf kan worden uitgeprint is immers amper een prijs te noemen. De Commissie acht de onder 1 beschreven reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 1 KJC en wijst de klacht voor het overige af.

Het oordeel van de Commissie
Ad 1)
(...) In de bestreden uiting wordt gesteld dat je bij het vinden van een gouden spiderman “altijd één van de vette prijzen” wint. Naar het oordeel van de Commissie zullen kinderen de omschrijving “vette prijzen” opvatten als “te gekke prijzen”. Het inspreken van een stem in een Disney XD-serie en het winnen van een goodiebag zullen door kinderen gekwalificeerd (kunnen) worden als “vette prijzen”. Aannemelijk is echter dat kinderen de digitale prijs niet als een “vette prijs” maar (hooguit) als een troostprijs zullen beschouwen, mede naar aanleiding van de mededeling “Helaas, je hebt niet de hoofdprijs of een goodiebag gewonnen”, welke mededeling verschijnt als blijkt dat de ingevoerde code - slechts - recht geeft op de digitale prijs. Nu kinderen op basis van de mededeling “Als je deze vindt, win je altijd één van de vette prijzen!” meeromvattende prijzen (kunnen) verwachten dan waarvan in werkelijkheid sprake is, acht de Commissie de bestreden uiting misleidend voor kinderen en om die reden in strijd met artikel 1 KJC.

Ad 2)
Nu in de televisiecommercial alleen wordt gezegd “Wordt ook een superheld” en “Spaar bij PLUS voor Marvel Superhelden”, en niet over (vette) prijzen wordt gesproken, wordt de klacht voor zover deze betrekking heeft op de televisiecommercial afgewezen.
RB 2168

Geen suggestie dat Zorgenvriendje in werkelijkheid praat

RCC 3 juni 2014, RB 2168, dossiernr. 2014/00276 (Zorgenvriendje)
Afwijzing. Bijzondere Reclamecode. Het betreft een televisiereclame waarin een meisje in bed ligt te slapen, met naast zich een fantasiepoppetje, een zogenaamd zorgenvriendje. Plotseling doet ze het licht aan omdat ze denkt dat er een monster onder haar bed zit. Het zorgenvriendje gaat kijken, vindt daar een slof van het meisje en zegt: “MMM… monster, oh, oh. Hier je voetenmonster”. Het zorgenvriendje pakt de slof en gooit deze naar het meisje, waarna ze samen moeten lachen. Terwijl gezongen wordt: “Vertel ons al je zorgen en we eten ze op” eet het zorgenvriendje een paar zorgen op, in de vorm van grote blauwe ovaalvormige pillen, en gaan ze weer slapen. Tot slot wordt gezegd: “Al je zorgen weg met het zorgenvriendje. Nu in de winkel.” De klacht is dat de doelgroep van de uiting kleine kinderen zijn en voor hen is de uiting onduidelijk en misleidend. De Commissie wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De uiting is gericht op jonge kinderen met “zorgen” zoals het in de uiting getoonde meisje. Naar het oordeel van de Commissie gaat voor deze doelgroep van de uiting, waarin het meisje met het zorgenvriendje praat, niet de suggestie uit dat het zorgenvriendje in werkelijkheid ook een gesprek kan voeren. Dit geldt ook indien rekening wordt gehouden met het bevattingsvermogen van deze kinderen en hun verwachtingspatroon met betrekking tot de prestaties van het zorgenvriendje als bedoeld in (de toelichting op) artikel 1 van de Kinder- en Jeugdreclamecode.

Dat er jonge kinderen zijn die bij het zien van de uiting mogelijk toch (even) zullen denken dat het zorgenvriendje kan spreken, leidt niet tot een ander oordeel.
RB 2163

Kinderen niet aangezet tot het besturen van auto

RCC 16 juni 2014, RB 2163, dossiernr. 2014/00346E (Promovendum verzekeringen)
NIB bevestigd. Afwijzing. Subjectieve normen. Het betreft de televisiecommercial voor Promovendum verzekeringen. In de commercial wordt door beeld en geluid de indruk gewekt dat twee kinderen auto’s besturen, geïrriteerd raken over elkaars rijgedrag en vervolgens met elkaar in botsing komen. Als de jongens uitstappen, blijkt dat de auto’s op een oprit van een huis staan. Een voice-over zegt: “Een ongeluk kan iedereen overkomen. Maar stel nou dat er echt iets gebeurt. Dan bent u bij Promovendum goed verzekerd.” De klacht: klager acht de commercial, waarin twee kleuters beiden achter het stuur van een motorvoertuig (op eigen terrein) volwassenen nadoen, pedagogisch slecht gekozen. Klager hoopt dat de hoogopgeleiden een betere smaak hebben. De Commissie bevestigt de beslissing van de voorzitter en wijst de klacht af.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de televisiecommercial in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Zoals reeds door de voorzitter is overwogen, stelt de Commissie zich bij toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of naar de huidige maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.

Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid is de Commissie van oordeel dat uit de televisiecommercial voldoende blijkt dat sprake is van spelende kinderen in een gefantaseerde situatie. In de commercial worden geen contactsleutels – in of buiten het contact – getoond. Met de voorzitter is de Commissie van oordeel dat kinderen door het zien van de commercial niet zullen worden aangezet tot het daadwerkelijk rijden met een auto.