RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Direct mail marketing (klassieke post)  

RB 983

"Betreft uw reservering"

RCC 16 mei 2011, Dossiernr. 2011/00320 (Postcode Loterij)

Reclamerecht. Aan klager geadresseerde brief van Postcode Loterij met tekst op envelop: "betreft uw reservering." Klager vindt deze tekst misleidend, heeft geen reservering bij verweerder. Door kleur inkt en envelop niet duidelijk wie afzender was. Ook heeft klager meermaals aangegeven geen prijs te stellen op ontvangen post van verweerder. Verweerder stelt dat zij vrij is in manier van reclame maken en tekst leesbaar is want in 12 puntsletter weergegeven. Hierdoor is envelop voldoende als reclame herkenbaar. Teruggestuurde brieven van klager zijn onbekend bij verweerder.

Commissie oordeelt dat envelop met tekst "betreft uw reservering" verkeerde indruk wekt. Hierdoor niet duidelijk als reclame herkenbaar dus in strijd met art. 11.1 NRC. Ook heeft verweerder niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij is ingegaan op verzoek van klager om geen post meer te ontvangen dus strijd met art. 14 Code CBR. Doet aanbeveling.

Van de tekst: “BETREFT UW RESERVERING” gaat onmiskenbaar de suggestie uit dat de envelop informatie of documenten bevat met betrekking tot een reservering die door de geadresseerde is geplaatst. Eerst na het openen van de envelop blijkt dat deze uitsluitend reclame bevat voor de Nationale Postcode Loterij en in het geheel geen betrekking heeft op een reservering van de ontvanger van deze reclame.

Nu de envelop een verkeerde indruk wekt, acht de Commissie de uiting niet duidelijk als reclame herkenbaar en daardoor in strijd met artikel 11.1 Nederlandse Reclame Code (NRC).

Dat op de achterzijde van de envelop voor het geval van onbestelbaarheid de Nationale Postcode Loterij wordt genoemd, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover deze mededeling al niet over het hoofd wordt gezien, doet deze onvoldoende af aan bovenbedoelde onjuiste indruk.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regelingen: NRC art. 11.1; Code CBR art. 14
Lees eerdere uitspraken over de Postcode Loterij hier: RB 771; RB 739; RB 684; RB 674; RB 673

RB 981

Postfilter niet voldoende geraadpleegd

RCC 12 mei 2011, Dossiernr. 2011/00267 (Bankgiroloterij)

Reclamerecht. Klager heeft zich op 14 oktober 2010 ingeschreven bij Postfilter en o.a. categorie Loterijen aangevinkt. Toch ontving hij op 8 januari een uiting van de Bankgiroloterij (BGL). Klager heeft geen reactie van verweerder ontvangen over zijn klacht hierover. Verweerder stelt dat het Postfilter bestand van 13 oktober 2010 heeft gebruikt. N.a.v. klagers brief is deze op 9 januari in het 'recht van verzet' bestand terecht gekomen. Ook is verweerder van mening dat Code Postfilter (in werking getreden op 1 jan 2011) niet moet worden toegepast op deze zaak, i.v.m. overgang naar nieuwe regeling.
Commissie oordeelt dat Code Postfilter van toepassing is omdat mailing verzonden is op 7 januari. Strijd met art. 5.2 en art. 5.3 Code Postfilter want Postfilter voor het laatst geraadpleegd op 13 oktober. Doet aanbeveling.

Op grond van artikel 5.2 van de Code Postfilter dient een adverteerder, voordat hij een adressenbestand met personen wil gebruiken voor het verzenden van Direct Mail, altijd het Post Register te raadplegen. Deze raadpleging dient op grond van artikel 5.3 van de Code Postfilter plaats te vinden binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van Direct Mail.

Nu adverteerder de bewuste brief op 7 januari 2011 aan klager heeft verzonden, terwijl zij op 13 oktober 2010 voor het laatst het Post Register had geraadpleegd, heeft adverteerder in strijd gehandeld met de genoemde bepalingen.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: Code Postfilter art. 5.2, art. 5.3
Zie eerdere uitspraken over BGL: RB 956; RB 833; RB 791

RB 974

iPad voor iedere kandidaat?

CVB 8 juni 2011, Dossiernrs. 2011/00183 en 2011/00183A (Vriendenloterij)

Reclamerecht. Aan klagers gerichte brief over Vriendenloterij Holland's Next Millionaire. Klagers stellen bij uitzending van programma te zijn geweest maar dat er geen iPad klaar lag voor hen en hun vijf vrienden, zoals beloofd in brief. Verweerder geeft aan dat uiting los staat van andere uitnodiging die klagers hebben gekregen om opnamedag op 14 februari bij te wonen.

Commissie oordeelt dat er sprake is van een omissie (art. 8.2 aanhef en onder c NRC) omdat in uiting niet wordt vermeld dat het uitsluitend gaat om deelnemers van de finale-aflevering. Strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling.
Grieven: Aflevering waaraan klagers deelnamen werd al voor einde actie van de uiting opgenomen, zij kunnen dus daaruit afleiden dat actie geen betrekking had op de door hen bijgewoonde aflevering. Extra lot moet geactiveerd worden bij deelname aan actie, wat klagers niet gedaan hebben.

CVB: samenloop van uitnodiging voor deelname aan uitzending en uiting voor deelname aan finale-aflevering is verwarrend voor consument, mede door ontbreken opnamedatum op uiting en vermelding van "mooi studiocadeau" in de eerdere uitnodiging. Echter niet aannemelijk dat mensen hierdoor extra loten zouden activeren voor de uitzending van 14 februari. In tegenstelling tot Commissie oordeelt de CVB dat er geen strijd is met art. 7 NRC en geen sprake is van een omissie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC). Vriendenloterij heeft wel verwijtbaar gehandeld door mailing te zenden die verwarring veroorzaakt bij de consument. Hierdoor is vertrouwen in reclame geschaad (art. 5 NRC). CVB bevestigt aanbeveling met wijziging van de gronden: strijd met art. 5 NRC i.p.v. art. 7 NRC.

 2011/00183 en 2011/00183A5. Wel is het College van oordeel dat de Vriendenloterij verwijtbaar heeft gehan­deld door een mailing te verzenden die bij de consument verwarring veroorzaakt. De Vriendenloterij had deze verwarring kunnen voorkomen door degenen die reeds voor een opname waren uitgenodigd niet de onderhavige uiting te zenden dan wel duidelijker daarin te verwoorden dat uitsluitend degenen die een studioplaats win­nen voor de opname van - specifiek - aflevering 8 van het programma “Holland’s Next Millionai­re”, een iPad ontvangen, zo mogelijk onder vermelding van de datum van de opname van die afle­ve­ring. Door op dit punt onvoldoende maatregelen te nemen, heeft de Vriendenlote­rij het vertrou­wen in reclame ge­schaad. Reclame mag er immers niet toe leiden dat de consu­ment in gerechtvaardigde verwachtingen wordt teleurge­steld. Deze situatie doet zich in het onderhavige geval voor. Geïn­timeerde kon op grond van de samenloop van uitnodigingen en uiting menen dat hij na de televisie­opname waarvoor hij was uitgenodigd, een iPad zou ontvangen. Zijn standpunt dat de Vriendenloterij zijn belofte dient waar te maken, kan als een be­roep op artikel 5 NRC worden beschouwd. De Commissie had op grond van het voorgaande de klacht op deze grond dienen toe te wijzen.

Lees de gehele uitspraak 2011/00183 hier (link / pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00183A hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 5, art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c

RB 973

Vriendenloterij vergat updates Postfilter te checken

Vzr. RCC 26 mei 2011, Dossiernr. 2011/00266 (Postfilter)

Reclamerecht. Aan klager geadresseerde mailing van Vriendenloterij. Klager stelt dat hij zich bij Postfilter heeft ingeschreven maar toch mailing van Vriendenloterij heeft ontvangen. Verweerder stelt dat hij heeft nagelaten de updates van Postfilter te checken alvorens mailing te versturen. Zal voortaan wekelijks Postfilter checken.

Voorzitter is van oordeel dat Commissie klacht zal toewijzen. Op grond van art. 5.2 Code Postfilter moet Post Register altijd worden geraadpleegd alvorens post te versturen, binnen periode van 6 weken voor feitelijke verzending (art. 5.3 Code Postfilter). Dit is niet gebeurd dus strijd met genoemde artikelen. Doet aanbeveling.

De Code Postfilter is in werking getreden op 1 januari 2011. Adverteerder heeft de bewuste mailing blijkbaar eind januari 2011 verzonden. Op dat moment diende adverteerder de bepa­lingen in de Code Postfilter – die immers reeds in werking was getreden - in acht te nemen.

Op grond van artikel 5.2 van de Code Postfilter dient een adverteerder, voordat hij een adressenbestand met personen wil gebruiken voor het verzenden van Direct Mail, altijd het Post Register te raadplegen. Deze raadpleging dient op grond van artikel 5.3 van de Code Postfilter plaats te vinden binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van Direct Mail.

Nu adverteerder de bewuste mailing eind januari 2011 aan klager heeft verzonden en niet is gesteld of gebleken dat adverteerder binnen een periode van maximaal zes weken voor het feitelijk toesturen van de mailing de op dat moment actuele inhoud van het Post Register heeft geraadpleegd, heeft adverteerder in strijd gehandeld met de genoemde bepalingen van de Code Postfilter.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: Code Postfilter art. 5.2; art. 5.3
Lees hier eerdere uitspraak over de Vriendenloterij: RB 758

RB 968

300 euro korting tenzij adres met glasvezelverbinding

VzRCC 12 mei 2011, Dossiernr. 2011/00304 (KPN)

Reclamerecht. Folder van KPN gedeponeerd in brievenbus klager met o.a. de tekst '300 euro korting op Sony Full HD LCD-TV bij Alles-in-één Pakket'. Klager stelt dat bij bestelling in winkel bleek dat actie niet voor adressen met glasvezelverbinding geldt. Verweerder stelt dat deze beperking in actievoorwaarden staat vermeld. Klager heeft geen gebruik gemaakt van coulance regeling.

Voorzitter oordeelt dat Commissie klacht zal toewijzen. Beperkende voorwaarde blijkt niet uit folder. Niet voldoende dat beperking in actievoorwaarden, op website en in winkel wordt vermeld. Sprake van omissie (art. 8.3 aanhef en onder c NRC) dus in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Naar het oordeel van de voorzitter had deze voorwaarde uit de folder dienen te blijken. De gemiddelde consument zal er immers niet op bedacht zijn dat het hebben van een glas­ve­zelver­binding meebrengt dat men geen gebruik kan maken van de onderhavige actie. Het feit dat deze informatie blijkbaar wel in de actievoorwaarden en op de website van adverteer­der staat en in de winkel wordt meegedeeld, neemt de misleiding die het gevolg is van het ontbreken van deze infor­ma­tie in de folder niet weg, ook niet voor zover in dit verband in de folder naar de website van adverteerder of naar de verkoper wordt verwezen. Het gaat naar het oordeel van de voor­zitter om essen­tiële infor­ma­tie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd be­sluit over de transactie te ne­men. Dergelijke informatie dient tijdig, dat wil zeggen reeds in de reclame-uiting, te wor­den vermeld.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7, art. 8.3 aanhef en onder c

RB 966

Woensdag, aankomstdag?

RCC 24 mei 2011, Dossiernr. 2011/00306 (Center Parcs)

Reclamerecht. Aan klager gezonden brief met aanbieding van Center Parcs. Klager vindt uiting misleidend nu gewenste aankomstdatum niet mogelijk is en deze datum niet is uitgesloten van actie. Verweerder stelt dat in actievoorwaarden staat dat actie geldt voor weekend- of midweekverblijf. Aanvangsdagen zijn: vrijdag (weekend) of maandag (midweek). Gewenste datum van klager is op woensdag en dit is geen aankomstdag. Klager is regelmatige gast dus aanvangsdagen moeten bij hem bekend zijn.

Commissie acht uit brief voldoende duidelijk dat aanvangsdag op woensdag niet mogelijk is. Wijst klacht af.

In de bestreden brief zijn de voorwaarden voor de actie van 50% korting op een volgend verblijf opgenomen. Als een van de actievoorwaarden is vermeld, dat de korting alleen geldig is voor een weekend- of midweekverblijf. Hierdoor is naar het oordeel van de Commissie voor de geadresseerden van de brief - bestaande klanten van adverteerder die onlangs in één van de parken van Center Parcs hebben verbleven - voldoende duidelijk dat een verblijf met aankomst op een woensdag niet mogelijk is, nu voor alle boekingen bij Center Parcs geldt dat een weekendverblijf aanvangt op vrijdag en een midweekverblijf op maandag.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)

RB 962

Recht van verzet ook in hoger beroep overeind

Hof Amsterdam 15 februari 2011, LJN BQ4006 (appelant tegen Nationale Postcode Loterij)

Parallel gepubliceerd IT 393. Met dank aan Herwin Roerdink, Van Doorne.

In navolging van IT 155. Verwijdering persoonsgegevens. Appelant verzocht verwijdering uit alle bestanden van de Nationale Postcode Loterij (NPL), waaronder het door de NPL aangehouden post-/mailweigeraarsbestand. Dit verzoek werd door de Rechtbank Amsterdam afgewezen. In hoger beroep bekrachtigt het hof deze beschikking. Immer om uitvoering te geven aan recht van verzet, is NPL verplicht een weigeraarsbestand aan te houden om te voorkomen dat de betrokkene (weer) wordt benaderd voor commerciële doeleinden, geen bestand zoals art. 41  Wbp.

3.4 In hoger beroep beperkt [appellant] zijn verzoek tot het mailweigeraarsbestand van NPL. Het beroep richt zich in de kern tegen het oordeel van de rechtbank dat het recht van verzet als bedoeld in artikel 41 Wbp zich niet uitstrekt tot het postweigeraarsbestand van NPL omdat dit geen commercieel doel dient. Volgens [appellant] dient het aanhouden van een weigeraarsbestand wel een commercieel doel omdat dit een instrument is waarmee het aanschrijven van non-respondenten, zijnde een verliespost, voorkomen wordt. Voorts heeft [appellant] tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd dat gelet op de woorden “in verband met” in de tekst van artikel 41 Wbp (“Indien gegevens worden verwerkt in verband met…” ) een weigeraarsbestand hieronder valt.
Subsidiair doet [appellant] een beroep op de overige artikelen van de Wbp, meer in het bijzonder op artikel 35 juncto 36 Wbp.

3.5 Het hof oordeelt als volgt.
Artikel 41 Wbp is een uitvloeisel van de keuze van de wetgever voor een systeem waarbij degene wiens gegevens worden verwerkt met het oog op werving voor commerciële doeleinden hiertegen bezwaar kan maken. Om uitvoering te kunnen geven aan dit recht van verzet is de verantwoordelijke, zoals NPL, verplicht om een weigeraarsbestand aan te houden om te voorkomen dat de betrokkene, zoals [appellant], (weer) wordt benaderd voor commerciële doeleinden. Naar ’s hofs oordeel legt NPL conform haar wettelijke plicht terecht een weigeraarsbestand aan. Indien, zoals [appellant] betoogt, het aanhouden van een weigeraarsbestand een commercieel doel zou dienen en daartegen dus de mogelijkheid van verzet zou openstaan, zou daarmee de nakoming door NPL van haar wettelijke plicht illusoir worden. Het weigeraarsbestand kan daarom niet worden aangemerkt als een bestand als bedoeld in artikel 41 Wbp.
Ook overigens ziet het hof in de tekst van artikel 41 Wbp geen aanknopingspunten voor de door [appellant] voorgestane uitleg.

3.6 Een beroep op artikel 36 Wbp kan evenmin slagen. Dit artikel heeft betrekking op vermelding van onjuiste persoonsgegevens. Niet gesteld of gebleken is dat daarvan in dit geval sprake is. Voor zover [appellant] een beroep doet op schending door NPL van enig ander artikel uit de Wbp, faalt dit beroep bij gebreke van enige feitelijke onderbouwing.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)

RB 956

BankGiro Loterij Card mailing voldoende duidelijk

RCC 21 maart 2011, Dossiernrs. 2011/00004 en 2011/00004A (BankGiro Loterij)

Reclamerecht. Een aan klager geadresseerde brief van de BankGiro Loterij (BGL) met een "card" die nog geactiveerd moet worden. Klager 1 acht brief misleidend nu logo ING wordt gebruikt en het lijkt alsof het om creditcard gaat. Na activering blijkt dat het om deelname aan loterij gaat. Klager 2 stoort zich eraan dat zijn gegevens op card vermeld staan en onbevoegden hier misbruik van kunnen maken. Verweerder stelt dat brief voldoende duidelijk maakt dat het om deelname aan BGL gaat en verwijst naar eerdere uitspraken (2010/00481 en 2010/00620B). "Card" is geen officieel betaalmiddel dus misbruik niet mogelijk.

Commissie acht brief voldoende duidelijk dat het gaat om deelname BGL. Acht klacht 2 onvoldoende specifiek. Wijst klachten af.

2011/00004. De Commissie heeft kennis genomen van de originele door klager overgelegde uiting.
Weliswaar kan de uiting in eerste instantie, gezien de daarop geplakte card en tekstgedeelten als “BankGiroLoterij”, “eerste storting voor u”, “BankGiro card” en de verwijzing naar uitbetaling door ING, inclusief het logo van ING, de gedachte doen postvatten dat het een uiting van een bankinstelling betreft, maar bij lezing van de gehele uiting, daaronder begrepen de achterzijde van de brief met de aanhef: “Hoe het werkt”, acht de Commissie het voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om een aanbod van een loterij, te weten de BankGiro Loterij.

2011/00004A. 3. Klagers bezwaar betreffende de vermelding van gegevens op de card acht de Commissie onvoldoende specifiek, althans leidt dit bezwaar niet tot de conclusie dat de uiting -gezien de vermelding van een cardnummer en klagers naam- in strijd is met de Nederlandse Reclame Code.

Lees de gehele uitspraak 2011/00004 hier (link / pdf)
Lees de gehele uitspraak 2011/00004A hier (link / pdf)
Vergelijkbare uitspraken over de BGL: RB 833 en RB 791

RB 951

Uiting over bijwonen kerkdienst is reclame

Voorzitter RCC 8 maart 2011, Dossiernr. 2011/00017 (Evangelisatie Overlegorgaan Apeldoorn)

Reclamerecht. Klager is niet tevreden met afhandeling klacht en dient daarom klacht in. Verweerder stelt dat uiting geen reclame is en zal voortaan adres aanbrengen op uiting.

Voorzitter oordeelt dat er wel sprake is van reclame (art. 1 NRC) want sprake van wervend karakter. Strijd met art. 3.1 Code VOR omdat uiting gedeponeerd is in brievenbus met Nee/Nee-sticker. Ook niet voldaan aan art. 1.2 Code VOR nu naam, adres en woonplaats van adverteerder in uiting ontbreken. Doet aanbeveling.

Met betrekking tot de door klager geuite bezwaren overweegt de voorzitter als volgt:
ad a. Adverteerder heeft niet weersproken dat de bewuste reclame-uiting is gedeponeerd in klagers brievenbus, die -naar uit klagers bezwaar blijkt- is voorzien van een Nee/Nee-sticker als vermeld in bijlage 1 bij de Code VOR. Dit betekent dat, nu adverteerder de bewuste uiting desondanks in klagers brievenbus heeft laten deponeren, adverteerder niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3.1 Code VOR.
Adverteerder laat weten de verspreider(s) te zullen vragen om voortaan een adres op de uiting aan te brengen zodat het geen ongeadresseerde uitnodiging meer is, doch (uitvoering van) dit voornemen meent niet weg dat de onderhavige bezorging plaatsvond in strijd met artikel 3.1 VOR.
ad b. In de uiting ontbreken naam, adres en woonplaats van adverteerder. Adverteerder voert aan dat in de uiting zijn e-mailadres en website zijn vermeld, doch daarmee is niet voldaan het bepaalde in artikel 1.2 Code VOR.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 1; Code VOR art. 1.2, art. 3.1

RB 926

Warenwet van toepassing omdat het oraal genuttigd kan worden

RCC 28 maart 2011, Dossiernr. 2011/00038 (ProstEase)

Reclamerecht. Uiting betreft een aan klager geadresseerde folder over ProstEase. Klager stelt dat de zinsnede "uw prostaatproblemen" misleidend is. Ook bezwaar tegen dit product als herstelmiddel. Verweerder stelt dat ProsEase als natuurlijk voedingssuplement wordt aangeprezen en niet als vervanging voor medisch advies of medicatie. 

Commissie oordeelt de Warenwet van toepassing omdat het product oraal genuttigd kan worden. Er is in uiting sprake van verboden claim (art. 20 lid 2 onder a Warenwet) nu gesuggereerd wordt dat ProstEase prostaatproblemen kan genezen. Ook valt product onder art. 1 onder b Geneesmiddelenwet en ontbreekt de vereiste handelsvergunning om reclame te maken (strijd met art. 84 Geneesmiddelenwet). Strijd met art. 2 NRC en Bijzonder Reclame Code onder a (KOAG/KAG). Gedeelte van klacht over zinsnede "uw prostaatproblemen" afgewezen omdat folder is gestuurd naar doelgroep waarvan 96% problemen heeft met prostaat.

2. Ingevolge artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet is het verboden eet- en drinkwaar aan te prijzen met gebruikmaking van vermeldingen of voorstellingen, die aan de waar eigenschappen toeschrijven inzake het voorkomen, behandelen of genezen van een ziek­te van de mens, of die toespelingen maken op zodanige eigenschappen. De mede­deling in de reclame-uiting dat ProstEase prostaatproblemen kan oplossen en genezen, dient naar het oordeel van de Commissie te worden opgevat als een verboden claim in de zin van artikel 20 lid 2 onder a van de Warenwet. De uiting is daarom in strijd met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

3. Voorts is de Commissie van oordeel dat het product ProstEase op zodanige wijze wordt aanbevolen, dat het dient te worden aangemerkt als een geneesmiddel in de zin van artikel 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Op grond van artikel 84 van de Geneesmiddelen-wet is het verboden om reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Niet in geschil is dat ten aanzien van het product ProstEase een dergelijke vergunning ontbreekt. Ook om deze reden is de uiting in strijd met artikel 2 NRC.

4. Nu er, gelet op hetgeen onder 3 is overwogen, sprake is van publieksreclame voor een geneesmiddel, doet het ontbreken van een toelatingsstempel van de Keuringsraad KOAG de reclame-uiting in strijd zijn met de Bijzondere Reclame Code onder a.

5. Volgens de bestreden uiting heeft 96% van alle mannen boven 45 jaar last van prostaatproblemen. De Commissie gaat ervan uit dat de uiting is gezonden aan (een gedeelte van) deze doelgroep. Zij acht het niet misleidend dat in de uiting wordt gesproken over “uw prostaatproblemen”, al zal niet iedere ontvanger van de uiting daadwerkelijk prostaatproblemen ondervinden. Dit gedeelte van de klacht wordt daarom afgewezen.

Lees de gehele uitspraak hier (link en pdf)
Regelingen: NRC; Bijzondere Reclame Code; Warenwet; Geneesmiddelenwet