RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 2471

Fruitconcentraat draagt niet bij aan 98procent fruit-claim

RCC 3 juni 2015, RB 2471; dossiernr. 2015/00350 (Eiser tegen Leev en Albert Heijn)

Aanbeveling. Misleiding. Voeding. De uiting: I) de website www.ah.nl voor zover het betreft de volgende mededelingen over het product “Leev Bio Fruit op Brood frambozen”: “Leev Fruit op Brood is van topkwaliteit en 100% biologisch.
• 98% biologisch fruit en geen suiker toegevoegd’
• Goed voor jezelf en voor anderen. Leev en laat leven
• Suiker alleen uit fruit
• Fruit op Brood is lekkerder en gezonder
Ingrediënten: Frambozen 66%, concentraten (appel 31%, citroen 1%, zwarte bes 0,1%, wortel 0,1%), geleermiddel, pectine, zuurteregelaar, calciumcitraat. Voedingswaarden per 100 gram. Energie 565 Kj. Koolhydraten 30 g. Sugars, total 30 g”. II) de website www.leev.nu voor zover het betreft de subpagina www.leev.nu/blog/blog/fruit-op-brood waarop foto’s van het product zijn afgebeeld met het etiket waarop staat: “98% fruit” en verder wordt meegedeeld: “Leev ontwikkelt met grote regelmaat nieuwe producten. Na een periode van ontwikkelen, proeven en beoordelen komt het product op de markt. Binnenkort kan de consument kennis maken met ‘Fruit op brood’. Een jam die deze naam niet mag dragen, omdat er geen suiker aan is toegevoegd.” “Dit nieuwe product bestaat voor 98% uit fruit. In reguliere jam zit suiker – meer dan 40% - die gemaakt is uit riet en biet. In deze jamvariant van Leev zitten alleen zoetmakers uit fruit.”.“Een speciale techniek maakt het mogelijk om al het zoete uit appels te halen zodat er een overheersende zoete appelsmaak ontstaat. Dit is nodig, omdat fruit alleen veel te zuur zou zijn om op brood te doen. Een heerlijk zoet broodbeleg, maar dan alleen met fruit. De overige 2% zijn hulpstoffen, zoals een zuurregelaar die calciumcitraat heet. Deze stof is nodig om er voor te zorgen dat het fruit niet gaat verzuren. Hierdoor blijft het product langer goed. Het is een natuurlijk gemaakte hulpstof die volledig is goedgekeurd door het instituut SKAL.”“De visie van Leev is dat al het goede wat de mens nodig heeft in de natuur gevonden kan worden. De producten van Leev zijn zo samengesteld dat ze boordevol zitten met natuurlijke weldoeners als vitaminen, mineralen, antioxidanten en omega vetzuren. Daarmee zijn de producten goed voor lichaam en geest.”“#Fruit op Brood #Abrikozen #Aardbei #Suikervrij.”

De klacht: Klaagster is van mening dat de uitingen misleidend zijn omdat het product niet bestaat uit 98% fruit. Het hoofdbestanddeel is wel fruit (bijvoorbeeld 66% framboos) maar hier wordt het aandeel aan fruitconcentraten (32%) bij opgeteld om tot 98% fruit te komen terwijl van fruitconcentraten niet gesteld kan worden dat dit nog fruit is. Daarnaast kan volgens klaagster niet gesteld worden dat er “geen suikers zijn toegevoegd” en “alleen suikers uit fruit” omdat het gebruikte appelconcentraat voor het overgrote deel uit suiker bestaat en niet meer kan worden gezien als fruit maar als suikerbron en dus als een manier om suiker toe te voegen.
Het oordeel van de Commissie: 1. De klacht is in het bijzonder gericht tegen de mededelingen in de bestreden uitingen die inhouden dat a) het product voor 98% uit fruit bestaat en b) dat daaraan geen suikers zijn toegevoegd. De hier bedoelde mededelingen dienen per uiting afzonderlijk te worden beoordeeld, nu daarop een uiteenlopend toetsingskader van toepassing is.

2. Ten aanzien van de mededeling “98% biologisch fruit” in uiting I
2.1. Met betrekking tot de claim die inhoudt dat het product voor 98% uit “biologisch fruit” bestaat, oordeelt de Commissie als volgt. Deze claim is een ingrediëntenclaim. De klacht betreft in zoverre de vraag of het genoemde percentage aan fruit juist is, nu in dit percentage ook diverse fruitconcentraten zijn meegerekend. In dit kader is van belang dat het product blijkens de ingrediëntendeclaratie voor ongeveer 1/3 gedeelte bestaat uit concentraat afkomstig van appel en, in aanzienlijk mindere mate, citroen, zwarte bes en wortel. De Commissie past hier het toetsingskader toe van artikel 7 van Verordening (EU) Nr. 1169/2011, welk artikel inhoudt dat voedselinformatie niet misleidend mag zijn met betrekking tot (onder meer) de samenstelling.

2.2. De Commissie neemt aan dat fruitconcentraat zich van fruit onderscheidt doordat daaraan stoffen zijn onttrokken waardoor een extract ontstaat dat uitsluitend de na dit proces overgebleven bestanddelen van de gebruikte vruchten bevat. Uit de mededelingen van Leev leidt de Commissie af dat in dit geval het gebruikte concentraat vooral de functie van zoetmaker vervult en derhalve geheel of nagenoeg geheel bestaat uit koolhydraten gewonnen uit fruit. De Commissie verwijst in dit verband naar de volgende tekst (in uiting II): “Een speciale techniek maakt het mogelijk om al het zoete uit appels te halen zodat er een overheersende zoete appelsmaak ontstaat. Dit is nodig, omdat fruit alleen veel te zuur zou zijn om op brood te doen.” Klaagster stelt, in lijn hiermee, dat het gebruikte appelconcentraat in feite een aanduiding is voor toegevoegd suiker. Hiertegenover hebben verweerders niet aannemelijk gemaakt dat het gebruikte concentraat qua samenstelling en eigenschappen dermate vergelijkbaar is aan de oorspronkelijke vrucht (appel), dat dit met de oorspronkelijke vrucht kan worden vereenzelvigd. Derhalve kan het in dit geval gebruikte concentraat naar het oordeel van de Commissie niet als fruit worden beschouwd of daarmee worden vereenzelvigd.

2.3. De Commissie is van oordeel dat de gemiddelde consument uit de algemene productomschrijving “98% biologisch fruit” niet zal opmaken dat het product in feite voor een belangrijk deel, ongeveer 1/3 gedeelte, bestaat uit koolhydraten of zoetmaker, en dat dit gedeelte qua samenstelling en eigenschappen zodanig van de oorspronkelijke vrucht dient te worden onderscheiden dat het daarmee niet op één lijn kan worden gesteld. Weliswaar is in de daarop volgende ingrediëntendeclaratie vermeld dat het product “concentraten” van vooral appel bevat, maar de gemiddelde consument zal daaruit niet begrijpen dat de concentraten in het onderhavige product in feite slechts een zoetmaker (koolhydraten) zijn. Naar het oordeel van de Commissie kan de gemiddelde consument ook niet uit eigen wetenschap op de hoogte worden geacht van het feit dat het voor dit product gebruikte concentraat afwijkt van de oorspronkelijke vrucht, in die zin dat het nagenoeg alleen uit koolhydraten bestaat. De enkele aanduiding concentraat is daartoe onvoldoende. De consument zal naar het oordeel van de Commissie op grond van het voorgaande en de mededeling in de uiting die verwijst naar 98% biologisch fruit, het (fruit)concentraat rekenen tot het bestanddeel (biologische) fruit. Hierdoor zal de consument zich een te positief beeld van het product vormen, immers niet beseffen dat dit voor een derde deel uit toegevoegde koolhydraten bestaat.

2.4. De Commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de aanduiding “98% biologisch fruit” in dit specifieke geval misleidend is, enerzijds omdat het gebruikte concentraat niet als “fruit” kan worden beschouwd, anderzijds omdat de consument niet wordt geïnformeerd over het feit dat het gebruikte concentraat slechts nagenoeg geheel uit koolhydraten bestaat waardoor de consument dit ten onrechte als fruit zal beschouwen. De Commissie acht het toelaatbaar in reclame-uitingen te verwijzen naar concentraat van vruchten, maar indien dit concentraat vrijwel geheel uit koolhydraten bestaat en is bedoeld om het product een zoete smaak te geven, mag niet de indruk worden gewekt dat de concentraat kan worden vereenzelvigd met de oorspronkelijke vrucht. Deze misleiding wordt door de overige informatie over het product (ingrediëntendeclaratie en voedingswaardetabel) onvoldoende voorkomen. De uiting is derhalve niet in overeenstemming met artikel 7 van Verordening (EU) Nr. 1169/2011 en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC.

3. Ten aanzien van de mededeling “98% fruit” in uiting II
3.1. Ten aanzien van deze uiting past de Commissie het toetsingskader toe van de artikelen 7 en 8 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Anders dan bij uiting I, is bij uiting II geen sprake van een webwinkel waar men het onderhavige product direct kan bestellen en betreft het hier een meer algemene aanprijzing van het product. Ook in deze uiting wordt het product aangeprezen als een product dat voor 98% uit fruit bestaat en worden de koolhydraten of zoetmaker uit het (fruit)concentraat gerekend tot de aanduiding “fruit”. Op gronden zoals hiervoor vermeld in onderdeel 2 is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument een onjuist beeld van het product krijgt doordat het (fruit)concentraat wordt gerekend tot het (biologische) fruit terwijl het in feite gaat om koolhydraten. Dat is voor de consument wezenlijke informatie die niet voldoende blijkt uit de informatie die verder in de uiting is vermeld. De hiervoor in 2.2. vermelde enkele verwijzing naar de gebruikte “speciale techniek” om “al het zoete uit appels te halen” is onvoldoende. De gemiddelde consument zal immers door de uitdrukkelijke verwijzing naar fruit verwachten dat het genoemde percentage van 98% specifiek ziet op de gebruikte vrucht als zodanig en niet mede op een concentraat daarvan.

3.2. De consument dient op grond van het bepaalde in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC voldoende duidelijk te worden geïnformeerd over de samenstelling van het product. Blijkens het voorgaande is niet aan deze eis voldaan. Voorts is de Commissie van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is uiting II misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Ten aanzien van de mededelingen dat geen suiker is toegevoegd
4.1. Klaagster en Leev verschillen van mening over de vraag of de mededing “geen suiker toegevoegd” in uiting I en de overige mededelingen in uiting I en II die verwijzen naar de afwezigheid van toegevoegd suiker kan worden gebruikt voor het onderhavige product gelet op het daarin verwerkte fruitconcentraat dat, zoals vermeld, vrijwel geheel uit koolhydraten bestaat. Klaagster stelt dat het gebruikte appelconcentraat een andere benaming is voor toegevoegd suiker. Leev kan zich voorstellen dat sommigen appelconcentraat als suiker opvatten maar interpreteert dit zelf zowel als zoetmaker als fruit. De Commissie is echter van oordeel dat door de hiervoor bedoelde mededelingen over het ontbreken van toegevoegd suiker sprake is van een voedingsclaim in de zin van Verordening (EG) nr. 1924/2006 (hierna: Claimsverordening) en meer in het bijzonder de claim “zonder toegevoegde suikers” als vermeld in de bijlage bij die verordening. De in de uitingen genoemde mededelingen houden immers onmiskenbaar in dat aan het product geen suikers zijn toegevoegd en zal door de consument ook in die zin worden opgevat. Beoordeeld dient te worden of aan de eisen voor het gebruik van deze specifieke voedingsclaim is voldaan.

4.2. Het is in principe toegestaan te claimen dat aan een levensmiddel geen suikers zijn toegevoegd. Hierbij geldt op grond van de Claimsverordening wel (onder meer) de voorwaarde dat aan het product geen mono- of disacchariden of andere vanwege hun zoetkracht gebruikte levensmiddelen zijn toegevoegd. Nu de betreffende fruitconcentraten in het onderhavige product onmiskenbaar zijn gebruikt vanwege hun zoetkracht, is de mededing “geen suikers toegevoegd” in beide uitingen niet in overeenstemming met de eisen waaronder bedoelde voedingsclaim mag worden gebruikt. Derhalve zijn de uitingen in zoverre in strijd met artikel 8 lid 1 van de Claimsverordening en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC. Beide adverteerders zijn verantwoordelijk voor dit laatste nu onderhavige mededelingen in de uitingen van beide adverteerders staat.

De beslissing
De Commissie acht op grond van hetgeen in onderdeel 2.2 is vermeld uiting I in strijd met artikel 2 NRC, en op grond van hetgeen in onderdeel 3 is vermeld uiting II in strijd met artikel 7 NRC. Voorts acht de Commissie op grond van hetgeen in onderdeel 4 is vermeld uitingen I en II in strijd met artikel 2 NRC. De Commissie beveelt beide adverteerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Andere blogs
Uit de Nieuwsbrief augustus: "Een producent stelt dat zijn product voor 98% uit biologisch fruit bestaat. Het product bestaat echter voor ongeveer 1/3 gedeelte uit concentraat, afkomstig van appel en, in aanzienlijk mindere mate, citroen, zwarte bes en wortel. Kun je dan nog spreken van 98% fruit?"

RB 2470

Robinsons Fruit Shoot siroop heeft onduidelijke samenstelling

RCC 22 juli 2015, RB 2470; dossiernr. 2015/00705 (Robinsons Fruit Shoot)
Aanbeveling (gedeeltelijk). Voeding en drank. Misleiding voornaamste kenmerken product. De uiting: Het betreft een abriposter waarop het product Robinsons Fruit Shoot siroop wordt aangeprezen. Op de poster zijn één flacon siroop groot en drie flacons siroop klein afgebeeld. Naast de grote flacon staat: “Nieuw: siroop pomp speciaal voor kinderen” en “Gemaakt van echt fruitsap*”, waarbij de asterisk verwijst naar de volgende tekst onderin de uiting: “Elke fles bevat minim[a]al 15% vruchtensap uit concentraat”

De klacht: Behalve dat de mededeling “speciaal voor kinderen” schaamteloze marketing is voor een product waarbij een kind volgens klager ver uit de buurt zou moeten blijven, is de mededeling “gemaakt van echt fruitsap” misleidend. Ter verduidelijking staat onderin de uiting dat elke fles minimaal 15% vruchtensap uit concentraat bevat. Als je vruchtensap uit concentraat al echt fruitsap zou willen noemen, dan is de mededeling “gemaakt ván echt fruitsap” alsnog misleidend en zou het beter zijn om te zeggen “gemaakt mét echt fruitsap”, aldus klager.

Het oordeel van de Commissie:
1)  De Commissie begrijpt dat klager met name bezwaar tegen de poster voor Robinsons Fruit Shoot siroop maakt omdat hij de mededeling “gemaakt van echt fruitsap” misleidend acht. Deze klacht treft naar het oordeel van de Commissie doel; zij overweegt daartoe het volgende. Door middel van de bij de mededeling “gemaakt van echt fruitsap” geplaatste asterisk wordt verwezen naar de onderin de uiting staande tekst “Elke fles bevat minimaal 15% vruchtensap uit concentraat”. Naar het oordeel van de Commissie wordt door deze mededelingen gesuggereerd dat de siroop - in ieder geval voor het grootste deel - uit fruitsap bestaat en dat van dit fruitsap minimaal 15% bestaat uit vruchtensap uit concentraat. In werkelijkheid echter, zo begrijpt de Commissie uit het verweer, betekenen de mededelingen dat fruitsap - in de vorm van vruchtensap uit concentraat - minimaal 15% van de inhoud van de siroop vormt.

2) Gelet op het voorgaande acht de Commissie de bestreden uiting onduidelijk ten aanzien van de samenstelling van het aangeprezen product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

3) Indien en voor zover klager ook bezwaar maakt tegen de uiting vanwege de mededeling “speciaal voor kinderen” overweegt de Commissie het volgende. Het aangeprezen product betreft een voedingsmiddel in de zin van de RVV 2015. Krachtens artikel 8 lid 1 RVV 2015 is reclame voor voedingsmiddelen gericht op kinderen tot en met 12 jaar niet toegestaan. Dit betekent – kort samengevat - dat a) geen reclame wordt geuit in/op mediadragers die zich specifiek op kinderen tot en met 12 jaar richten en b) op andere mediadragers reclame voor voedingsmiddelen alleen kan worden geuit wanneer het publiek waarvoor de reclame is bestemd voor minder dan 25% uit kinderen tot en met 12 jaar bestaat. De Commissie is van oordeel dat de onderhavige abriposter, waarvan niet is weersproken dat deze niet in de nabijheid van een school staat, niet specifiek op kinderen tot en met 12 jaar is gericht en daarom niet in strijd met artikel 8 lid 1 RVV 2015 is. In zoverre wordt de klacht afgewezen.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 2469

Zacht Zalf van Eurolac is ongeregistreerd geneesmiddel

RCC 30 juli 2015, RB 2469; dossiernr. 2015/00676 (Zacht Zalf Eurolac)
Aanbeveling. Gezondheid. Strijd met de wet. Bijzondere Reclamecode. De uiting: Het betreft een uiting op https://eurolactatie.net/2015/04/29/in-de-olie/. Daarin staat onder de aanhef “In de olie” onder meer: “Schimmelinfecties in zuigelingen en voedende moeders, veelal veroorzaakt door Candida Albicans en bekend onder de naam Spruw, kunnen de voeding en daarmee de verdere gezondheid van het kind in gevaar brengen. (…) Voor de behandeling van Spruw bij moeder en kind wordt meestal Nystatine of Miconazol voorgeschreven. (….) Er is in de loop der jaren ook onderzoek gedaan naar meer traditioneel toegepaste middelen (meestal huismiddeltjes genoemd) tegen infecties met schimmels en bacteriën. In de volgende alinea’s worden drie publicaties beschreven, namelijk die van Bergsson et al (1) over antimicrobiële werking van vetten in het algemeen, Ogbolu et al (2) over die van kokosolie in het bijzonder, en Devkatte et al (3) over het effect van allerlei plantaardige etherische oliën op schimmels, met name Candida Albicans. (…). De gecombineerde conclusies van de auteurs van deze publicaties(1) (2) (3) betekenen dat een mengsel van extra virgin kokosolie met enkele EO’s (EO’s = etherische oliën) bijvoorbeeld de bovenste twee van het lijstje van de vorige alinea, schimmels kan doden”. Onderaan het artikel staan “comments”, waaronder een comment van C.G.A. van Veldhuizen-Staas van 1 mei 2015. Daarin staat: “Je neemt niet-ontgeurde (‘extra virgin‘) kokosolie en laat die bij een temperatuur boven lichaamstemperatuur  (tussen 40 en 60 graden Celsius) vloeibaar worden. Daarbij doe je per 100ml 1ml etherische olie van kaneel en 1ml etherische olie van citroengras en mengt dit goed. Laat dan afkoelen en weer stevig worden. Ik heb dit al voor je gedaan en verkoop het in potjes van 15ml in de webwinkel https://www.eurolacwinkel.nl”. De klacht: De klacht kan als volgt worden samengevat.
Er is sprake van reclame voor het product “Zacht” van het merk Eurolac/van Eurolac Lacatatiekunde, waarbij medische claims worden gebruikt. Door het gebruik van deze claims wordt “Zacht” als geneesmiddel gepositioneerd. Omdat voor het product geen handelsvergunning is afgegeven, is de uiting in strijd met artikel 84 lid 2 van de Geneesmiddelenwet en met artikel 4 van de Code Publieksreclame voor Geneesmiddelen. (CPG). Klaagster wijst er nog op dat C.G.A. van Veldhuizen-Staas de tekst van de bestreden webpagina ook elders op internet heeft laten plaatsen met een link naar haar eigen website www.borstvoeding.com. Voorts gebruikt zij op Twitter medische claims voor het onderhavige product.
Klaagster legt kopieën over van een uiting op borstvoeding.com, van een uiting op de  blog van mevrouw Van Veldhuizen, van een tweet die via het bedrijfsaccount van Eurolac is gestuurd en van de facebookpagina van Eurolac, op welke Facebookpagina sprake is van “De zalf Zacht”. Naar de mening van klaagster betekenen “deze uitingen samen” dat “Zacht zalf” door Eurolac volgens het aandieningscriterium wordt gepositioneerd als ongeregistreerd geneesmiddel.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie stelt voorop dat zij zich zal beperken tot het beoordelen van de hierboven onder “De bestreden uiting” beschreven uiting, namelijk de tekst onder de aanhef “In de olie” in combinatie met de comments onder die tekst ten tijde van het indienen van de klacht, meer in het bijzonder het comment van C.G.A. van Veldhuizen-Staas, tegen welke uiting klaagster een duidelijk bezwaar naar voren heeft gebracht.
Klaagster heeft in verband met de klacht ook gewezen op een uiting op borstvoeding.com, een uiting op de blog van mevrouw Van Veldhuizen, een tweet via het bedrijfsaccount van Eurolac en op de facebookpagina van Eurolac en heeft gesteld dat “deze uitingen samen” betekenen dat Zacht zalf door Eurolac als ongeregistreerd geneesmiddel wordt gepositioneerd.
In de bestreden uiting wordt de in de comment beschreven combinatie van “niet-ontgeurde (‘extra virgin‘) kokosolie” en etherische oliën van kaneel en citroengras, verkrijgbaar in potjes van 15ml in de webwinkel https://www.eurolacwinkel.nl”, naar het oordeel van de Commissie genoemd als voorbeeld van een mengsel van extra virgin kokosolie met enkele EO’s (EO’s = etherische oliën), dat schimmels kan doden, zoals in de tekst boven de comments is beschreven. Aldus wordt voornoemde combinatie aan de consument gepresenteerd als zijnde geschikt voor: het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek of wond bij de mens als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Geneesmiddelenwet. Nu zoals de Keuringsraad KOAG/KAG heeft meegedeeld, voor dit middel geen handelsvergunning is afgegeven, is de uiting in strijd met artikel 84 lid 2 Geneesmiddelenwet en met het op deze wetsbepaling gebaseerde artikel 4 CPG. Artikel 4 CPG luidt:
“Het is verboden reclame te maken voor geneesmiddelen waarvoor de wettelijk vereiste handelsvergunning niet is afgegeven”.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC en met artikel 4 CPG. Zij beveelt verweerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2468

Alcohol op brandende BBQ en verschroeide baard mag

RCC 21 juli 2015, RB 2468; dossiernr. 2015/00696 (TV-commercial Vodafone thuis)
Afwijzing. Uitzenden. Subjectieve normen. De uiting: Het betreft een televisiecommercial waarin ‘Vodafone Thuis’ (internet, TV en vast bellen) wordt aangeprezen. In de commercial is te zien hoe een ‘hipster’ aan het eind van de middag een berichtje krijgt dat zijn vrienden die avond komen barbecueën. Via internet bestelt de hipster vlees en via Vodafone TV bekijkt hij het programma ‘Meat Masters’ waarin een ‘steak flambé barbecue style’ wordt bereid. Tijdens het barbecueën gooit de man, in navolging van de ‘Meat Masters’, alcohol op de steaks die op de barbecue liggen. Aan de geschrokken uitdrukking op de gezichten van de vrienden is te zien dat dit niet goed gaat. Vervolgens draait de hipster zich naar hen om en is te zien dat zijn baard een beetje is geschroeid.
Ondertussen zegt een voice-over: “Met Vodafone kan alles…nou ja, bijna alles”. De klacht: In de commercial wordt alcohol gegoten op het brandende gedeelte van de barbecue. Dit wordt althans gesuggereerd; er is geen vuur te zien en de betreffende persoon heeft daarna alleen wat verbrande baardharen. Omdat in werkelijkheid de gevolgen van dergelijk handelen veel ingrijpender zijn dan in de commercial wordt getoond, vindt klaagster -“overlever van een brandwondenongeval”- dat de commercial een verkeerd signaal geeft naar de buitenwacht.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial, door het volgens haar bagatelliseren van de gevolgen van het op onjuiste wijze barbecueën, in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Beoordeeld dient te worden of de commercial naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat.
Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid oordeelt de Commissie als volgt.
Door de duidelijk overdreven en humoristische verhaallijn is voor de gemiddelde kijker voldoende herkenbaar dat geen sprake is van een realistische situatie. Dit blijkt mede uit het feit dat slechts enkele baardharen van de man geschroeid zijn nadat hij alcohol op de brandende barbecue gegooid heeft. Daarbij wordt niet gesuggereerd dat een dergelijk handelen in werkelijkheid slechts dermate lichte gevolgen heeft. Evenmin zal de door de hipster getoonde wijze van barbecueën door de gemiddelde consument worden opgevat als een instemming met of aansporing tot dergelijk gedrag. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen, al dan niet door persoonlijke ervaringen, onderhavige vorm van humor kan waarderen. Dit kan echter gelet op het voorgaande en de door de Commissie in aanmerking te nemen grenzen niet tot het oordeel leiden dat de commercial in strijd is met de goede smaak en/of het fatsoen. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2466

Rapport AFM moet "in elk geval" opnemen in openbaar gemaakte teksten

CvB 28-05-2015, RB 2466, dossiernr. AWB 12/394; ECLI:NL:CBB:2015:177 (AFM tegen onderneming X)
Tussenuitspraak bestuurlijke lus. Misleidende handelspraktijk. Openbaarmaking last onder dwangsom en bestuurlijke boete. AFM heeft onderneming X beoordeelt, en deze teksten zijn in drie delen openbaar gemaakt. Naar de mening van onderneming X wordt in deze zinnen gesuggereerd dat het oordeel van AFM betrekking zou hebben op alle door de onderneming X met consumenten gevoerde gesprekken. In de eerste zin wordt dit volgens onderneming X onder meer veroorzaakt door het gebruik van de zinsnede "in elk geval". In de tweede en derde zin gebeurt dit door ongeclausuleerd te spreken van "consumenten". Onderneming X vindt deze suggesties onjuist, omdat slechts een aantal (3) van de onderzochte gesprekken (80) ten opzichte van het totaal aantal gevoerde gesprekken (1000) een miniem percentage is geweest.

Het College van Beroep verklaart het beroep gegrond voor zover de beslissing tot openbaarmaking respectievelijk de aan onderneming X opgelegde last onder dwangsom en de aan haar opgelegde boete inhoudt dat in eerste alinea van de openbaar te maken teksten de zinsnede "in elk geval" wordt opgenomen. 

RB 2473

Pan-Europees verbod en rectificaties vergelijkende reclame voor optische meetinstrumenten

Vzr. Rechtbank Den Haag 6 augustus 2015, RB 2473;  ECLI:NL:RBDHA:2015:9271 (Oculus Optikgeräte tegen I-Optics)
Uitspraak ingezonden door van Peter van Schijndel, Hoyng Monegier LLP. Reclamerecht. Oculus en I-Optics brengen optische meetinstrumenten voor professioneel gebruik op de markt; waaronder een corneatopograaf. Eiser doet dat onder het merk Pentacam, gedaagde voert Cassini. I-Optics voert ten onrechte een vergelijkende reclame waarbij de suggestie wordt gewekt dat zij een betere precisie heeft, dat Pentacam een significante imprecisie heeft en eigen meetcapaciteiten worden aangeprezen als accuraat. De voorzieningenrechter verbiedt reclames binnen de Europese Unie en een Engelstalige rectificatie. In reconventie: Oculus dient Nederlandstalig te rectificeren dat de Pentacam zodanig precies is dat de afwijking als klinish niet relevant kan worden beschouwd. In reconventie: Oculus dient Nederlandstalig te rectificeren dat haar Pentacam zodanig precies is dat de afwijking als klinish niet relevant kan worden beschouwd, omdat de claim niet kan worden onderbouwd.

Lees de uitspraak (pdf/html)

RB 2465

Scholl Kalknagel Behandelset claims niet bewezen

RCC 8 juni 2015, RB 2465; dossiernr. 2015/00306 (Scholl Kalknagel Behandelset)
Aanbeveling. Gezondheid. Misleiding. Verpakking. De uiting: Het betreft de verpakking van het product “Scholl Kalknagel Behandelset”. Op die verpakking staat onder meer: “NIEUW wetenschappelijk bewezen” en “doodt 99,9% van alle nagelschimmels die kalknagels veroorzaken” en “Helpt de verspreiding en terugkeer van infecties te voorkomen”.

De klacht: Gesteld wordt: “doodt 99,9% van alle nagelschimmels die kalknagels veroorzaken” en “Helpt de verspreiding (….) van infecties te voorkomen”. Hoewel onwaarschijnlijk is dat dergelijke claims juist zijn, beweert adverteerder dat deze claims wetenschappelijk bewezen zijn. Herhaald verzoek van klager aan adverteerder om dit bewijs te leveren, is niet ingewilligd. Klager legt desbetreffende correspondentie over.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie stelt voorop dat adverteerder bij herhaling in de gelegenheid is gesteld om schriftelijk op de klacht te reageren, en wel bij brief van 31 maart 2015 en bij e-mails van 1, 17 en 28 april 2015. Bij e-mail van 29 april heeft het secretariaat van de Stichting Reclame Code (SRC) adverteerder ten slotte verzocht om zo spoedig mogelijk contact op te nemen met SRC, omdat de Commissie op 30 april 2015 een tegen adverteerder gerichte klacht zou behandelen.
Ondanks bovengenoemde mogelijkheden om op de klacht te reageren, was ter zitting van 30 april 2015 geen reactie van adverteerder ontvangen.
Klager heeft gemotiveerd weersproken dat de mededelingen “doodt 99,9% van alle nagelschimmels die kalknagels veroorzaken” en “Helpt de verspreiding (….) van infecties te voorkomen” en “wetenschappelijk bewezen”, zoals aangebracht op de verpakking van “Scholl Kalknagel Behandelset” juist zijn. Vervolgens lag het op de weg van adverteerder om de juistheid van die mededelingen aannemelijk te maken. Van adverteerder is echter geen reactie op de klacht ontvangen. Nu de juistheid van voornoemde, bestreden mededelingen niet aannemelijk is gemaakt, is de Commissie van oordeel dat de reclame gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

 
RB 2464

Smartphonegebruik tijdens autorijden onverantwoord voor multifocale glazen

Vz. RCC 10 juni 2015, RB 2464; dossiernr. 2015/00557 (Eyewish placemat)
Aanbeveling. Gezondheid. Maatschappelijk (on)verantwoord. De uiting: Het betreft een “placemat” die adverteerder gebruikt bij het aanprijzen van multifocale glazen en de website www.eyewish.nl. Op de placemat wordt het kwaliteitsverschil in multifocale glazen zichtbaar gemaakt. Dit gebeurt door middel van een vanuit het gezichtspunt van een autobestuurder weergegeven (getekende) verkeerssituatie waarbij de bestuurder een smart­phone in zijn rechterhand vasthoudt naast het stuur, terwijl hij op een autoweg rijdt met een dubbel doorgetrokken streep. Ook op de website van adverteerder werden deze afbeeldingen getoond. De klacht: Klager stelt, samengevat, dat in de uitingen (placemat en website) een met artikel 61A RVV 1990 verboden handeling wordt getoond. Tevens wordt hiermee gehandeld in strijd met de huidige algemene en brede maatschappelijke opvatting met betrekking tot het niet handsfree bellen. Klager maakt verder melding van de wijze waarop adverteerder in de winkel op zijn klacht heeft gereageerd, waarbij sprake was van irritaties.

Het oordeel van de voorzitter: 1)  De voorzitter constateert dat de klacht tevens is gericht tegen de brillen- en glazenfabrikant Rodenstock. Bij e-mail van 27 mei 2015 is reeds namens de voorzitter aan klager meegedeeld dat Rodenstock niet in de onderhavige procedure als verweerder zal worden betrokken. In aanvulling hierop deelt de voorzitter mee dat op basis van de overgelegde uitingen geen aanleiding bestaat Rodenstock mede als adverteerder aan te merken.

2)  Op de placemat wordt het kwaliteitsverschil in multifocale glazen zichtbaar gemaakt door middel van afbeeldingen waarop telkens is te zien dat de bestuurder van een auto tijdens het rijden op een autoweg een smartphone in zijn rechterhand vasthoudt met de kennelijke bedoeling tijdens het rijden naar het scherm van dat toestel te kijken. Niet in geschil is dat op de placemat aldus een situatie wordt getoond die verboden is op grond van artikel 61A RVV 1990. Dit artikel verbiedt immers tijdens het rijden met een motorvoertuig een mobiele telefoon vast te houden. Bovendien wordt een zeer verkeersonveilige situatie getoond nu de bestuurder op een weg lijkt te rijden waar een maximale snelheid van 100 km/h geldt, en de afscheiding met de andere rijbaan enkel door middel van een dubbel doorgetrokken streep wordt gevormd. Ten aanzien van de website is blijkbaar sprake van een identieke uiting.

3)  De voorzitter acht de uitingen op grond van het voorgaande in strijd met artikel 3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De uiting wekt onmiskenbaar de suggestie dat men dankzij de aangeprezen glazen tijdens het rijden op een autoweg zowel goed naar de weg kan kijken als goed het scherm van een smartphone kan lezen. De multifocale glazen worden specifiek voor deze situatie aangeprezen. De uiting zet daarmee aan tot gedrag in strijd met de wet (openbare orde) alsmede in strijd met de verkeersveiligheid (algemeen belang).

4)  De voorzitter is van oordeel dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij in haar reclame-uitingen voortaan andere afbeeldingen zal gebruiken. Adverteerder legt een kopie van de aangepaste placemat over waarin niet langer naar een verkeerssituatie wordt verwezen. Voorts deelt adverteerder mee dat ook haar website dienovereenkomstig zal worden aangepast. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

5)  Voor zover klager verwijst naar de wijze waarop in de winkel op zijn klacht is gereageerd, merkt de voorzitter op dat dit aspect buiten het kader van de klacht over een reclame-uiting valt en om die reden niet door de voorzitter kan worden beoordeeld.
 
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de bestreden reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 3 NRC.
RB 2463

RTVNH poster jihadgezinnen in strijd met art. 4 NRC

RCC 5 juni 2015, RB 2463; dossiernr. 2015/00568 (Abriposter over jihadgezinnen in strijd met art. 4 NRC)
Aanbeveling (gedeeltelijk). Subjectieve normen. Buitenreclame. Uitzenden. De uiting: Het betreft een abriposter waarop een reclame-uiting uit de reclamecampagne ‘Hoor.Zie.Volg’ van adverteerder is te zien met daarop de volgende tekst: “Huizen er nog andere jihadgezinnen in ’t Gooi? Hoor.Zie.Volg. NH radio, tv, online.” Onderaan de uiting staat een afbeelding van een vijftal (architectonisch opvallende) flats die zich bevinden in de gemeente Huizen.

De klacht: Volgens klager is de reclame-uiting in strijd met tal van algemene bepalingen die opgenomen zijn in de Nederlandse Reclame Code (NRC). Allereerst is zij in strijd met de goede smaak en fatsoen. Bovendien kan het ertoe leiden dat de openbare orde wordt verstoord en is de uiting kwetsend jegens de vele fatsoenlijke islamitische gezinnen in ’t Gooi. De uiting roept angstgevoelens op en in zekere zin ook bijgelovigheid. Dat er jihadgezinnen zijn is niet weg te nemen, maar volgens een uitspraak van Ali Osman zijn er van de 1 miljoen moslims slechts 200 radicaal, aldus klager. Ook vormt de uiting volgens klager een gevaar voor de geestelijke en lichamelijke volksgezondheid daar waar de mogelijkheid bestaat dat racisme en mishandeling zich in toenemende mate kunnen gaan voordoen. Bovendien is sprake van agressieve reclame in de zin van artikel 14 NRC. Weliswaar draait het hier niet om verkoop of om een product, maar om het opleggen van een vraagstuk dat tot denken aanzet en kan leiden tot een actie dat wellicht niet zou zijn gebeurd als de onderhavige uiting er niet was geweest. Moslimgezinnen zullen namelijk veel scherper in de gaten gehouden worden. Er is dan ook sprake van een ongepaste beïnvloeding die indruist tegen het participatie principe en de sociale cohesie.

Het oordeel van de Commissie: De Commissie kwalificeert de onderhavige reclame-uiting als commerciële reclame. Doel en strekking van de uiting is onmiskenbaar om de aandacht van het publiek op adverteerder als lokale omroep te vestigen, mede gelet op de oproep haar mediadiensten te volgen (“Hoor. Zie. Volg”). Er wordt in de uiting geen mening geponeerd maar slechts een vraag gesteld. Degene die in de abri kennis neemt van die vraag heeft niet de gelegenheid daarop aan adverteerder een antwoord te geven. Dat is ook niet de bedoeling van de vraag. De Commissie verwerpt derhalve het standpunt van adverteerder dat de uiting dient te worden gezien als een bijdrage aan het maatschappelijk debat die is bedoeld om ervoor te zorgen dat mensen over dit onderwerp praten. De poster vraagt aandacht voor het product van adverteerder. Niet meer en niet minder.
Adverteerder heeft de vrijheid in haar reclame-uitingen te refereren aan lokale en regionale thema’s waarover zij als pers vrij en kritisch mag berichten. Er dient echter wel onderscheid te worden gemaakt tussen de mededelingen die adverteerder met een commercieel doel in reclame-uitingen doet en de onafhankelijke berichtgeving in de media die zij exploiteert. Het doen van uitingen met een commercieel doel valt weliswaar onder de vrijheid van meningsuiting, maar bij dergelijke uitingen weegt het belang van deze vrijheid minder zwaar dan bij uitingen die een maatschappelijk of sociaal doel dienen. Bij laatstbedoelde uitingen behoort derhalve met een grotere mate van terughoudendheid te worden getoetst. De Commissie verwijst naar de rechtspraak van het Europese Hof van de rechten van de mens, waaruit blijkt dat de “margin of appreciation” van de lidstaten bij zuiver commerciële uitingen ruimer is dan bij politieke uitingen of bij uitingen die bijdragen aan een debat van publiek belang (vgl. nrs. 61 en 62 EHRM 13 juli 2012, NJ 2014, 39 alsmede EHRM 19 februari 2015, zaak C 53649/09).
De Commissie zal in de eerste plaats beoordelen of de klacht, zoals klager stelt, onnodig kwetsend is voor moslims in het algemeen. Hierbij stelt de Commissie voorop dat op grond van de aan adverteerder toekomende vrijheid van meningsuiting slechts in duidelijke gevallen plaats is voor het oordeel dat een uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Daarbij is voorts relevant dat de norm ‘nodeloos kwetsend’ subjectief van aard is, zodat ook om die reden een terughoudende beoordeling door de Commissie gepast is. Bij een subjectieve norm is de invulling afhankelijk van de persoonlijke waardering en opvattingen van degene die met de uiting wordt geconfronteerd. Bij een dergelijke norm dient te worden volstaan met te toetsen of naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Voor het oordeel dat een reclame-uiting nodeloos kwetsend is, is alleen plaats indien buiten twijfel is dat volgens de geldende maatschappelijke opvattingen het ontoelaatbaar moet worden geacht op een dergelijke wijze reclame te maken. Daarbij dient te worden gelet op het verdere kader waarin de uiting wordt gedaan. Uitgaande hiervan oordeelt de Commissie als volgt.
Adverteerder verwijst in de bestreden uiting specifiek naar “jihadgezinnen”, welke term niet door haar is bedacht. Naar het oordeel van de Commissie verwijst deze term niet naar de gehele moslimgemeenschap maar slechts naar personen waarvan blijkbaar werd gedacht dat zij in gezinsverband van plan waren naar Syrië te reizen teneinde daar om geloofsredenen deel te nemen aan de gewapende strijd. De Commissie begrijpt dat het twee gezinnen betreft waarover in september 2014 veel ophef is ontstaan. In de uiting wordt naar deze gezinnen verwezen met de vraag of er meer van dergelijke gezinnen zijn. Dat het specifiek deze gezinnen zijn, blijkt uit het gebruik van het woord “Huizen”, dat zowel de betekenis “wonen” heeft als een aanduiding van de gelijknamige plaats is waar zij wonen, geïllustreerd met voor inwoners van Huizen duidelijk herkenbare gebouwen uit die plaats. Dit een en ander is niet van dien aard dat daardoor bepaalde negatieve suggesties ten aanzien van moslims worden gewekt, derhalve acht de Commissie de uiting niet nodeloos kwetsend voor moslims in het algemeen.
Het voorgaande ligt anders ten aanzien van de twee gezinnen in Huizen waarnaar  in de reclame-uiting duidelijk wordt verwezen. In de uiting wordt een kwalificatie van hen gegeven (“jihadgezinnen”) die naar het oordeel van de Commissie voor de grote meerderheid van de bevolking een zeer negatieve connotatie heeft, immers in verband zal worden gebracht met terreur. Alle betrokken gezinsleden, ook voor zover het betreft jonge gezinsleden en gezinsleden die geen initiatief hebben genomen of plannen hadden om naar Syrië te reizen, zullen zich hierdoor aangesproken voelen en worden door de uiting ongevraagd in een negatief daglicht geplaatst. Gelet op het feit dat de posters mede in Huizen zijn gepubliceerd, zal dit hen en anderen in de betrokken regio niet zijn ontgaan. De Commissie oordeelt op grond van het voorgaande dat de bestreden uiting de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. Zij acht het ontoelaatbaar om reclame te maken op een wijze die specifieke personen in een negatief daglicht stelt op zodanige wijze dat duidelijk is dat aan hen wordt gerefereerd, waarbij confrontatie met de uiting onvermijdelijk lijkt en de betrokkenen geen aanleiding of toestemming hebben gegeven om in reclame op een dergelijke wijze naar hen te verwijzen. De uiting is kwetsend door de negatieve aanduiding die van de gezinnen (in feite de gezinsleden) wordt gegeven. De uiting is nodeloos kwetsend omdat voor adverteerder geen noodzaak bestond op de onderhavige wijze aan de betrokken gezinnen te refereren. Dit klemt te meer omdat, zoals adverteeerder heeft erkend, is gebleken dat in ieder geval ten aanzien van één van die twee gezinnen vaststaat dat de verdenking niet op de feiten bleek te berusten. De Commissie oordeelt derhalve dat de bestreden reclame-uiting in strijd met artikel 4 van de Nederlandse Reclame Code is, uitsluitend voor zover het betreft de gezinnen waaraan in deze uiting wordt gerefereerd. De reclame-uiting is niet van dien aard dat zij in strijd is met artikel 2 NRC (goede smaak en fatsoen), art. 3 NRC (openbare orde), en artikel 6 NRC (appelleren aan angst of bijgelovigheid). In zoverre treft de klacht geen doel. Van agressieve reclame in de zin van artikel 14 NRC is in de onderhavige uiting evenmin sprake. Op grond van het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht op grond van het voorgaande de reclame-uiting – ten aanzien van de gezinnen waaraan in deze uiting wordt gerefereerd – in strijd met artikel 4 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. Voor het overige wijst zij de klacht af.

RB 2462

Klacht Future Alert Dax van beursfoon in beroep afgewezen

CvB 10 juni 2015, RB 2462; dossiernr. 2015/00113 (Klacht Future Alert Dax van Beursfoon in beroep afgewezen)
Aanbeveling vernietigd (afwijzing). Misleiding. Digitale marketing communicatie. De uitingen: Het betreft de websitepagina van adverteerder www.beursfoon.nl/resultaat-de-beursfoon.jaar2013, waarop onder meer staat: “DAX Futures van 2013. Resultaat Dax Futures. Met Future Alert DAX van de Beursfoon beginnen wij aan het begin van het jaar, dus nu op 02-01-2013, met een startkapitaal van 10.000 Euro. Dit doen wij ieder jaar... Zo proberen we dus iedere week een stap voorwaarts te maken met de winst. Het bruto resultaat van de Dax Futures is vanaf 1 Januari tot nu + 2.350 euro (+24%)* Onze leden krijgen de handelssignalen direct live bij hun thuis bezorgd via sms, E-mail en kunnen ze overal ter wereld opvragen door middel van een password en inlogcode in onze database.” En onderaan staat: “*Abonnements fee niet inbegrepen” en: “Het resultaat vindt u ook in dit overzicht. Onder transacties wordt verstaan aankoop gevolgd door verkoop, resulterend in winst/verlies. Hieronder vind u een overzicht van alle ingesproken aan- en verkooptransacties welke betrekking hebben op Dax futures van 2 januari tot heden, met het bijbehorende behaalde rendement van De Beursfoon 0900 - 51 51 666.”

De klacht: Om potentiele klanten te overtuigen worden de resultaten van eerdere jaren gepubliceerd op de website van adverteerder. Over het jaar 2013 wordt een bruto resultaat met de Future Alert DAX vermeld van 24%. Dit resultaat van 24% betreft echter alleen de resultaten over de maanden januari tot en met augustus en niet zoals het er staat: “vanaf 1 januari tot nu”. Feitelijk zijn er over de maanden september tot en met december wel transacties geweest maar waren de meeste hiervan verliesgevend. Dientengevolge was het jaarresultaat niet 24% positief maar tientallen procenten negatief. Door deze handelswijze, meent klager, is sprake van misleidende reclame.

Het oordeel van de Commissie:
1. De Commissie vat de klacht op in die zin dat op de betreffende websitepagina van adverteerder ten onrechte wordt gesuggereerd dat het product Future Alert Dax in het jaar 2013 een resultaat van 24% heeft opgeleverd en dat de onderhavige uiting misleidend is nu dit resultaat in werkelijkheid slechts betrekking heeft op de periode van 1 januari tot 5 augustus waarbij de verliesgevende laatste periode van 5 augustus tot en met 31 december van dit jaar achterwege is gelaten. De Commissie oordeelt hierover als volgt.

2. In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de betreffende websitepagina van adverteerder op zich reclame in de zin van artikel 1 NRC betreft, nu dit door adverteerder wordt bestreden. Adverteerder stelt dat de websitepagina slechts informatief van aard is. Dit verweer treft naar het oordeel van de Commissie geen doel. Ingevolge artikel 1 NRC wordt onder reclame verstaan: “Iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden.” Naar het oordeel van de Commissie heeft de bestreden websitepagina van adverteerder onmiskenbaar een aanprijzend karakter voor adverteerder en de betreffende door adverteerder geboden dienst. Daarbij is van belang dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van reclame, de totale uiting een rol speelt. Op de websitepagina staan, naast vetgedrukt het behaalde resultaat van 24% van de Dax Futures, aanprijzingen van adverteerder als “... ook hanteren we een stop loss onder de futures van 10 a 20 punten en proberen we 30 a 40 punten winst te maken”, “het verlies kan dus niet meer worden dan 10 a 20 punten en de winst loopt op tot 30 a 40 punten, tegen een goede actie kunnen we dus vier foute zetten” en “zo proberen we dus iedere week een stap voorwaarts te maken met de winst”, waarna de voordelen worden opgesomd, waaronder: “nooit meer achter de beleggingsfeiten aanlopen met mechanisch handelssysteem”, “professionele informatie én snelheid voor de particuliere belegger”, “optimaal profiteren van korte termijn kansen”. Voorts wordt de consument toegelicht dat via een abonnement op deze dienst van adverteerder handelssignalen direct live thuisbezorgd worden en overal ter wereld zijn op te vragen. Naar het oordeel van de Commissie heeft de uiting gelet op het voorgaande een duidelijk aanprijzend karakter ten aanzien van zowel adverteerder zelf als de in de uiting toegelichte dienst van adverteerder. Gelet op het voorgaande dient de bestreden uiting te worden aangemerkt als reclame en is de Commissie bevoegd daarover te oordelen.

3. De Commissie stelt vast dat in de bestreden uiting, die zij dient te beoordelen in de vorm zoals deze ten tijde van het indienen van de klacht zichtbaar was, in vetgedrukte letters is vermeld: “Het bruto resultaat van de Dax Futures is vanaf 1 januari tot nu + 2.350 euro (+24%)”, voorzien van een asterisk die niet - ter toelichting – terugkomt op de periode die werkelijk betrekking heeft op dit percentage, te weten tot 5 augustus 2013. Voorts wordt onderaan de websitepagina de zinsnede “van 2 januari tot nu” herhaald. Links van de tekst is een kolom zichtbaar waarin de maanden worden opgesomd waar, na nadere bestudering, blijkt dat de maanden september tot en met december ontbreken, evenals bij de grafiek onderaan de pagina. Uit deze mededelingen moet de consument kennelijk opmaken dat, anders dan in de vetgedrukte tekst is vermeld, genoemd resultaat van 24% niet “het resultaat vanaf 1 januari tot nu” betreft maar het resultaat over de periode tot 5 augustus 2013. Naar het oordeel van de Commissie is de uiting gelet hierop voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de te verwachten resultaten van het product van adverteerder als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC. Dat klager geen gebruik heeft gemaakt van de aangeboden dienst en dat adverteerder de tekst van de uiting inmiddels heeft veranderd, maakt het voorgaande niet anders. De Commissie toetst alleen de bestreden uiting.

4. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De beslissing van het College van Beroep:
Het College vernietigt de beslissing van de Commissie en wijst de klacht alsnog af.