RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Berichten Reclamerecht  

RB 2461

Dikbilrundvlees Makro niet diervriendelijk

RCC 29 juni 2015, RB 2461; dossiernr. 2015/00572 (betwisting Wakker Dier diervriendelijk dikbilrundvlees)
Aanbeveling. Verpakking en etikettering. Misleiding. De uiting: Het betreft de verpakking van Arden’beef contrafilet, welk product te koop is bij Makro (Amsterdam). Op die verpakking staat onder meer: “gegarandeerde kwaliteit diervriendelijk - vrije uitloop - puur natuur”. De klacht: Makro verkoopt Arden’beef van ‘dikbil runderen’. Blijkens de website www.ardenbeef.com gaat het om “Wit Blauw dikbil rundvlees”. Dikbilrunderen zijn (speciaal) gefokt op ‘extreme bespiering’, hetgeen zorgt voor een hoog slachtrendement.

Oordeel van de Commissie:
Hier is sprake van een absolute claim. De Commissie stelt vast dat op de verpakking niet wordt uitgelegd wat adverteerder met ‘diervriendelijk’ bedoelt. Klaagster heeft gemotiveerd bestreden dat de claim ‘diervriendelijk’ juist is. Daartoe heeft zij ten eerste, onder vermelding van diverse bronnen, zowel in de klacht als ter zitting, gewezen op ongerief dat dikbilrunderen, waarvan het bewuste vlees afkomstig is, ondervinden als gevolg van extreme bespiering. Ten tweede heeft klaagster gewezen op het feit dat dikbilrunderen, meer in het bijzonder Belgisch witblauw runderen, niet of nauwelijks op natuurlijke wijze kunnen bevallen, waardoor met hoge incidentie keizersneden worden toegepast. Klaagster heeft daarbij gesteld dat volgens het zogenaamde Rapport ongerief 2011 de keizersnede tot meer en langere napijn leidt vergeleken met een natuurlijke geboorte. Verder heeft klaagster gesteld dat de keizersnede een verhoogd risico op complicaties, waaronder ontstekingen en bloedingen meebrengt.
Het lag op de weg van adverteerder om, gelet op deze gemotiveerde betwisting door Wakker Dier, de juistheid van de absolute claim ‘diervriendelijk’ aannemelijk te maken. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd. De Commissie baseert dit oordeel allereerst op het ontbreken van voldoende toelichting van adverteerder op de stelling dat er sprake is van diervriendelijk vlees. Adverteerder heeft ter zitting gesteld dat de gemiddelde consument het begrip ‘diervriendelijk’ zal opvatten in die zin dat de runderen op diervriendelijke wijze worden gehouden. Zij heeft in dit kader gewezen op het door haar gehanteerde “Lastenboek”. Dit Lastenboek bevat volgens adverteerder naast wettelijke verplichtingen, veel aanvullende voorschriften onder meer ten aanzien van diergeneeskundige begeleiding, dierenwelzijn en voer. Omtrent dierenwelzijn zijn, aldus adverteerder, strenge normen opgenomen onder meer met betrekking tot beschikbare oppervlakte leefruimte per dier, ligstro, luchtkwaliteit, de aanwezigheid van water en weidegang. De naleving van deze voorschriften wordt door Arden’beef jaarlijks gecontroleerd, zo heeft adverteerder ter zitting meegedeeld. Deze controle vindt plaats door middel van een bezoek aan de toeleveranciers. Voorts voeren de toeleveranciers zelf ook audits uit. De Commissie is van oordeel dat adverteerder haar stelling dat sprake is van diervriendelijk vlees met de verwijzing naar het “Lastenboek” onvoldoende heeft onderbouwd. Adverteerder heeft zich beperkt tot de stelling dat zij een dergelijk Lastenboek hanteert en dat daarin strenge normen zijn opgenomen onder meer met betrekking tot diergeneeskundige begeleiding, dierenwelzijn en voer maar geen nader inzicht gegeven in de inhoud daarvan en de normen die daarin zijn opgenomen. Voorts heeft adverteerder, gelet op de gemotiveerde stellingen van klaagster op dit punt, onvoldoende onderbouwd weersproken dat de dikbilrunderen ongerief ondervinden door gezondheidsproblemen ten gevolge van de extreme bespiering. In dit kader heeft te gelden dat adverteerder niet, althans onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken dat dikbilrunderen ongerief ondervinden, in die zin dat bij hen gezondheidsproblemen voorkomen, die verband houden met extreme bespiering. In dit verband is in de klacht gewezen op ‘terugkerende uitbraken van recessieve afwijkingen’ volgens de EFSA (2012) en op de volgende passage in het Rapport ongerief 2011:
“De aanwezigheid van het dikbilgen leidt daarnaast bij 10% van de kalveren tot afwijkingen, zoals dikke tongen, kromme poten en hart- en ademhalingsproblemen”. Verder is in de klacht gewezen op de constatering van EFSA (2012) dat dikbillen sneller vermoeid zijn bij inspanning, slechter tegen warmte kunnen en heftiger op stress reageren dan niet-dikbillen en op de constatering van Fiems (2012) dat de stieren minder staan, hetgeen nadelige gevolgen kan hebben voor de bloedcirculatie in de hoeven.
Ter zitting heeft Wakker Dier zich nog beroepen op een artikel uit 2015, waarin -naar zij heeft gesteld- staat dat bepaalde koeienrassen, waaronder dikbilrunderen, ‘gekarakteriseerd worden door regelmatige uitbraken van genetische defecten’, waarbij een bepaalde genetische afwijking van de gewrichten (arthrogryposis) als voorbeeld is genoemd. Verder is ter zitting een artikel uit 2014 aangehaald waaruit blijkt dat -zo heeft Wakker Dier gesteld- dikbilkalfjes moeilijker te houden zijn omdat zij ‘significant hogere sterftecijfers kennen’ dan melkkoeien of kruisingen van deze twee rassen.
Bij verweer is namens adverteerder meegedeeld dat het BWB ras misschien iets meer dan andere rassen te kampen heeft met een aantal genetische afwijkingen, maar dat hiermee, door middel van de genetische selectie, rekening kan worden gehouden, teneinde deze genetische afwijkingen zoveel mogelijk te voorkomen. Verder is gewezen op uitlatingen van Prof. Dr. Lips die volgens een door Wakker Dier aangehaald nieuwsbericht heeft meegedeeld dat ondertussen heel veel stappen zijn gezet om alle problemen aan te pakken en dat het Belgisch witblauw evolueert van het ras met de meeste gebreken naar het ras met de minste gebreken ter wereld. Lips erkent “dat de runderen kleinere organen hebben”, maar stelt: “Maar wanneer ze goed gehouden worden, hoeft dat geen probleem te zijn”. De Commissie begrijpt uit het bovenstaande dat problemen in verband met de gezondheid van dikbuilrunderen weliswaar worden aangepakt, maar dat deze nog niet kunnen worden uitgesloten.
Gelet op het bovenstaande, meer in het bijzonder het onvoldoende gemotiveerd weersproken ongerief voor de dikbilrunderen ten gevolge van gezondheidsproblemen en de onvoldoende onderbouwing van de verwijzing naar het “Lastenboek”, is de Commissie van oordeel dat adverteerder de juistheid van de absolute claim ‘diervriendelijk’ niet althans onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De Commissie laat, nu zij reeds op grond van het vorenstaande tot dit oordeel komt, in het midden of de hoge incidentie aan keizersneden al dan niet aan diervriendelijkheid afdoet. Een en ander leidt tot de conclusie dat de uiting in zoverre gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

b. ‘puur natuur’
Naar het oordeel van de Commissie is ook hier sprake van een absolute claim. De Commissie stelt vast dat op de verpakking niet wordt uitgelegd wat adverteerder met ‘puur natuur’ bedoelt. 
Klaagster heeft gemotiveerd bestreden dat de claim ‘puur natuur’ juist is. Daartoe heeft zij onder meer gewezen op het feit dat dikbilrunderen, meer in het bijzonder Belgisch witblauw runderen, niet of nauwelijks op natuurlijke wijze kunnen bevallen, waardoor met hoge incidentie keizersneden worden toegepast.
Het lag op de weg van adverteerder om de juistheid van de absolute claim ‘puur natuur’ aannemelijk te maken. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd. Ter toelichting geldt het navolgende.
Adverteerder heeft erkend dat Belgisch witblauw (“BWB”) runderen naar hun aard een hoge incidentie keizersneden hebben en heeft niet weersproken dat bij de nazorg van een keizersnede antibiotica worden gebruikt. Reeds hierom acht de Commissie de aanduiding ‘puur natuur’ voor het onderhavige vlees dat -naar klaagster onder verwijzing naar een bij de klacht overgelegde afdruk van www.ardenbeef.com onweersproken heeft gesteld- “wit blauw dikbil rundvlees” betreft, niet juist. Ook in dit opzicht gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Het verweer dat Arden’beef dikbil rundercontrafilet niet afkomstig is uit de bio-industrie, maar uit de natuurlijke veehouderij en dat de runderen -zoals ter zitting is gesteld- zoveel mogelijk buiten zijn en goede voeding krijgen, leidt niet tot een ander oordeel.Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2460

Link VVD in Google Ad leidt niet naar Stemwijzer 2015

RCC 23 juni 2015, RB 2460; dossiernr. 2015/00356 (Google adwords reclame stemwijzer 2015)
Aanbeveling. Digitale marketing communicatie. Misleiding. De uiting: Het betreft een uiting die verscheen als eerste zoekresultaat bij het invoeren van “kieskompas waterschap” op www.google.com. De eerste regel van de uiting luidt: “Stemwijzer 2015 – Provinciale Staten Verkiezing 2015”.

De klacht: Wanneer men klikt op de groot gedrukte link “Stemwijzer 2015 – Provinciale Staten Verkiezing 2015” komt men op de site www.vvd.nl terecht en is er geen stemwijzer te zien. Kennelijk probeert de VVD bezoekers naar voornoemde site te trekken door het te doen voorkomen dat de link naar de stemwijzer leidt. Klager vindt de uiting misleidend.

 Het oordeel van de Commissie: Naar het oordeel van de Commissie dient de bestreden reclame-uiting in haar geheel te worden beschouwd. De Commissie acht het voldoende duidelijk dat deze uiting reclame voor de VVD betreft, gelet op de vermelding “Ad” en de aanprijzende mededelingen “Stem 18 maart VVD. Houdt Koers!” en “de VVD houdt koers”.
Niettemin acht de Commissie de uiting niet toelaatbaar. Zij overweegt daartoe het volgende.
Door de groot gedrukte, bovenste regel van de uiting wordt de indruk gewekt dat de onder die regel opgenomen link www.vvd.nl in elk geval leidt naar de “Stemwijzer 2015” in het kader van de “Provinciale Staten Verkiezing 2015”.
Adverteerder heeft niet weersproken dat dit niet het geval is. In reactie op het bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat het doel van de uiting is om de VVD onder de aandacht te brengen bij mensen die op zoek zijn naar informatie over de verkiezingen.
De Commissie begrijpt hieruit dat het niet de bedoeling was van adverteerder om bezoekers via de bestreden uiting kennis te laten nemen van de “Stemwijzer 2015” en/of hen in de gelegenheid te stellen om daarvan gebruik te maken. Nu gesuggereerd wordt dat die mogelijkheid wel degelijk wordt geboden, wordt naar het oordeel van de Commissie het vertrouwen in de reclame geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie vernietigt de beslissing van de voorzitter. Zij acht de reclame-uiting in strijd met artikel 5 NRC en adviseert adverteerder om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Op andere blogs:
Dirkzwager

 

RB 2459

Kortewachttijdgarantie Jumbo wordt niet omzeild

RCC 24 juni 2015, RB 2459; dossiernr. 2015/00604 2015/00604/A 2015/00604/B (Kortewachttijdgarantie Jumbo)
Afwijzing. Detailhandel. Misleiding. De uiting: Het betreft de televisiecommercial van Jumbo over de ‘vierde wachtende in de rij’. In het begin van de commercial is te zien dat een jongetje en een meisje winkeltje spelen. Terwijl het meisje achter de kassa zit, staat het jongetje in de rij voor de kassa te wachten en zegt dan: “Hé, ik ben de vierde wachtende in de rij en er zit niemand aan die kassa, ik krijg de boodschappen gratis!” Het meisje rent hierop huilend naar haar moeder. De moeder van het jongetje zegt tegen hem: “Wat voor ons gewoon is, is niet voor iedereen gewoon.”
Vervolgens zegt een voice-over, terwijl te zien is dat het jongetje en het meisje met hun moeders boodschappen doen in een Jumbo-winkel: “Bij Jumbo vinden we dit heel gewoon. Want vlot winkelen is één van onze zeven zekerheden. Als u de vierde wachtende in de rij bent en er is nog een kassa onbemand…” welke zin aangevuld wordt door een winkelmedewerkster, die tegen een vierde wachtende in de rij voor een kassa zegt: “…dan zijn de boodschappen gratis.” In beeld verschijnt onder meer de mededeling: “Kijk voor de spelregels op jumbo.com”.

De klacht: De televisiereclame over gratis boodschappen klopt niet. Toen klager in een Jumbo-winkel in Groningen de vierde in de rij was en dit meldde toen hij aan de beurt was, werd door de bedrijfsleider meegedeeld dat klager naar de servicebalie kon gaan waar geen rij stond.  In de winkel wordt echter niet door middel van borden op deze mogelijkheid gewezen. Omdat Jumbo “altijd een oplossing [heeft] die nergens op de borden staat” vindt klager de commercial misleidend.

Het oordeel van de Commissie:
De Commissie begrijpt de klacht aldus dat klager de televisiecommercial misleidend acht omdat volgens hem Jumbo in de praktijk de kortewachttijdgarantie die in de commercial wordt aangeprezen probeert te omzeilen. Klager baseert zijn klacht op een ervaring in een Jumbo-winkel waar zijn beroep op de kortewachttijdgarantie met een verwijzing naar de servicebalie, waar geen rij stond, werd afgewezen.
Deze klacht kan niet slagen. In de televisiecommercial wordt de kortewachttijdgarantie van Jumbo aangeprezen. Uit de ‘Spelregels Vlot winkelen – Hoe werkt de kortewachttijdgarantie’ op adverteerders website jumbo.com, waarnaar in de commercial wordt verwezen, blijkt dat de servicebalie, indien die in dezelfde lijn ligt als de gewone kassa’s, in het kader van de kortewachttijdgarantie als kassa meetelt. Hoewel de consument in de door klager bezochte winkel, kennelijk tegen de instructies van Jumbo in, niet uitdrukkelijk op deze regel gewezen wordt, betekent dit niet dat Jumbo in de praktijk de kortewachttijdgarantie probeert te ‘omzeilen’. Mede gelet op de in het verweer vermelde aantallen transacties die Jumbo op basis van de kortewachttijdgarantie gratis heeft verstrekt, acht de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat het geen beleid is de kortewachttijdgarantie beperkter uit te voeren dan in de televisiecommercial wordt voorgesteld en op adverteerders website wordt toegelicht.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2458

Straling slimme meter niet ongevaarlijk

RCC 15 juli 2015, RB 2458; dossiernr. 2015/00633 (Slimme meter)
Aanbeveling. Misleiding. Digitale marketing communicatie.  De uiting: Het betreft de volgende mededeling met betrekking tot de slimme meter op de website enexis.nl, in het onderdeel ‘Veelgestelde vragen’: “Heb ik last van straling als ik in de buurt kom van mijn slimme meter?”, “Nee, u zult geen last hebben van de straling van uw slimme meter. De straling van de slimme meter is vergelijkbaar met de straling van een mobiele telefoon. Deze blijft ruim binnen de geldende richtlijnen en vormt geen gevaar voor uw gezondheid. Bij elektrische apparaten is altijd sprake van enige mate van straling.”

De klacht: De door Enexis gemaakte vergelijking van de straling van een slimme meter met die van een mobiele telefoon gaat niet op, aldus klager. De gepulste microgolfstraling in de slimme meter is wel degelijk een gevaar voor de volksgezondheid. Klager meent dat Enexis de klant hierover duidelijk moet informeren, ook omdat er mensen zijn die zeer gevoelig zijn voor deze straling. Elektromagnetische gevoeligheid is een wetenschappelijk feit. Klager wijst in dit verband op een uitspraak van Prof. Victor Moshchalkov van het Departement Natuurkunde en Astronomie aan de KU Leuven. Klager meent dat Enexis juiste informatie moet verstrekken. De verouderde richtlijnen gelden voor GSM, maar niet voor de 24/7 gepulste microgolfstraling van een slimme meter.

Het oordeel van de Commissie: 1) In de eerste plaats dient beoordeeld te worden of de bestreden uiting reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code (NRC) betreft, nu dit door Enexis wordt betwist.
Ingevolge artikel 1 NRC wordt onder reclame verstaan: “Iedere openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden door een adverteerder of geheel of deels ten behoeve van deze, al dan niet met behulp van derden.” De bestreden uiting is opgenomen in de rubriek “veelgestelde vragen” met betrekking tot de slimme meter op de website van Enexis. Deze website heeft een aanprijzend karakter voor de door Enexis geleverde diensten en producten en dient als zodanig als reclame te worden aangemerkt. Reeds daarom moet ook de bestreden uiting die van de website deel uitmaakt als reclame in de zin van artikel 1 NRC worden beschouwd en geldt Enexis als adverteerder.
2) De Commissie begrijpt de klacht aldus dat volgens klager in de uiting onjuiste informatie wordt verstrekt over de last die kan worden ondervonden van de straling van de slimme meter. Naar het oordeel van de Commissie heeft Enexis, onder verwijzing naar de conclusie van het testrapport van TÜV Rheinland van 13 november 2012, voldoende aannemelijk gemaakt dat de berekende en gemeten blootstellingsniveaus van de meest toegepaste slimme meters binnen de gestelde normen vallen en om die reden volgens de huidige regelgeving geen gevaar voor de volksgezondheid opleveren. Deze conclusie rechtvaardigt echter niet de absolute mededeling “u zult geen last hebben van de straling van uw slimme meter”. Dat de straling binnen de gestelde normen valt, hoeft immers niet te betekenen dan men in het geheel geen last zal (kunnen) hebben van de straling.
3) Gelet op het voorgaande gaat de bestreden uiting gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in de aanhef van artikel 8.2 NRC. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit te nemen over een transactie – het al dan niet laten plaatsen van de slimme meter, waartoe hij niet verplicht is – dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2457

Advertentie "duurzaamste kantoorgebouw van de wereld" toegestaan

RCC 15 juli 2015, RB 2457; 2015/00503/I ((Duurzaamste kantoorgebouw van de wereld)
Afwijzing. Vastgoed. Bijzondere reclamecode. De uiting: Het betreft een advertentie met - naast de afbeelding van het gebouw genaamd ‘The Edge’ - de tekst: “Groen licht voor het duurzaamste kantoorgebouw van de wereld”. In de advertentie staat voorts onder meer: “Bekijk het verhaal op abnamro.com/ovg” en “The Edge in Amsterdam is uitgeroepen tot het meest duurzame kantoorgebouw van de wereld volgens de BREEAM-rating. OVG Real Estate paste hierin de nieuwste technologieën toe. En heeft nu internationale erkenning gekregen. Wij zijn trots om als financier te hebben bijgedragen aan de nieuwe benchmark voor gebouwen wereldwijd.”

De klacht: Klager stelt dat de bewering “duurzaamste kantoorgebouw van de wereld” blijkbaar is gegrond op de BREEAM-methode, maar dat deze methode niet voor elk nieuw kantoorpand wordt gebruikt en verschillende landen bovendien hun eigen maat kennen. Alleen al hierom is een internationale vergelijking onmogelijk en daarmee ook de gebruikte bewering. Klager betwist tevens dat de BREEAM-methode een goede duurzaamheidsmaat is nu BREAAM-NL de mobiliteitsomvang negeert, terwijl dit wel zorgt voor milieubelasting en het bewuste kantoorpand te openen ramen kent waarbij verwarming en verkoeling wordt ontregeld. En onduidelijk is volgens klager of en zo ja in welke mate BREEAM-NL meeneemt dat snelle liften in het kantoorpand meer energie vergen dat tragere liften, de noordgevel vrijwel geheel van glas is waardoor de warmte of koelte minder goed wordt tegengehouden en deze overmaat aan glas het pand juist minder energiezuinig maakt.

Het oordeel van de Commissie: 1) De Commissie is van oordeel dat de bestreden mededeling “duurzaamste kantoorgebouw van de wereld” dient te worden aangemerkt als milieuclaim in de zin van artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC), waaronder  blijkens dit artikel moeten worden verstaan: alle reclame-uitingen waarin im- of expliciet wordt gerefereerd aan milieuaspecten.
2) Krachtens artikel 3 MRC dienen milieuclaims aantoonbaar juist te zijn en worden er, naarmate milieuclaims absoluter zijn geformuleerd, zwaardere eisen gesteld aan het door de adverteerder aan te leveren bewijsmateriaal. Naar het oordeel van de Commissie zal de gemiddelde consument het begrip “duurzaamste”, zoals dit in de bestreden uiting wordt gebruikt voor het betreffende kantoorgebouw in combinatie met “van de wereld”, begrijpen als een absolute claim en aldus opvatten dat sprake is van een internationale erkenning waarbij kantoorgebouwen over de hele wereld zijn getest op duurzaamheid en waarbij het onderhavige kantoorgebouw als duurzaamste ter wereld is verkozen. De juistheid van deze absolute milieuclaim is door klager gemotiveerd bestreden en dient door adverteerders te worden aangetoond.
3) De Commissie stelt voorop dat de claim “duurzaamste kantoorgebouw van de wereld” in de uiting met zoveel woorden is beperkt tot de waardering volgens  de BREEAM-rating. Het certificaat betreffende de toekenning van een waarderingsscore volgens BREEAM van 98,36% aan het in de uiting genoemde gebouw The Edge is  na de tussenbeslissing door adverteerders overgelegd en zij hebben de BREEAM-methodiek voor de vaststelling van de duurzaamheid van (kantoor)gebouwen inhoudelijk toegelicht. Klager trekt de betekenis van deze BREEAM-rating in twijfel, zowel wat het internationaal belang van deze methodiek betreft, als wat de deugdelijkheid van de in die methodiek toegepaste criteria ter beoordeling van de duurzaamheid van gebouwen. Adverteerders hebben gemotiveerd uiteengezet dat BREEAM de oudste en momenteel meest gebruikte certificeringsmethodiek ter wereld is voor het vaststellen, beoordelen en certificeren van de duurzaamheid van (kantoor)gebouwen. De Commissie begrijpt dat er verschillende methodes zijn om de duurzaamheid van een kantoorgebouw te beoordelen en dat een andere veelgebruikte methodiek die ook door klager is aangehaald, het van oorsprong Amerikaanse LEED is. In aantallen blijkt BREEAM echter wereldwijd aanzienlijk meer te worden toegepast  en adverteerder heeft toegelicht dat onder meer voor BREEAM is gekozen omdat het gebied waar het gebouw is geplaatst wordt meegenomen in de beoordeling en sprake is van de meest uitgebreide berekenmethode. De Commissie acht het, mede gelet op de overgelegde documentatie en achtergrondinformatie, voldoende aannemelijk dat BREEAM een wereldwijd geaccepteerde en representatieve rating is waarop adverteerders zich heeft kunnen baseren in de onderhavige uiting. Daaraan doet niet af dat discussie over de in de BREEAM methodiek gehanteerde criteria mogelijk is.
4) De Commissie is van oordeel dat gelet op de overgelegde documentatie, het certificaat en de BREEAM-scores in vergelijking met andere kantoorgebouwen in voldoende mate is aangetoond dat adverteerders op het moment van publicatie van de uiting de claim kunnen voeren dat het betreffende kantoorgebouw volgens de BREEAM -rating tot het meest duurzame kantoorgebouw van de wereld is uitgeroepen.
5) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De eindbeslissing
De Commissie wijst de klacht af.

RB 2456

Humoristische middelvinger toelaatbaar op abriposter

RCC 22 juni 2015, RB 2456; 2015/00506 2015/00506/A (humoristische middelvinger toelaatbaar)
Afwijzing. Buitenreclame. Subjectieve norm. De uiting: Het betreft een abriposter waarop het gezicht van een man met zweetband te zien is en een middelvinger die wordt opgestoken waarboven de aanbieding “3 maanden gratis” staat. De klacht: Klaagster is van mening dat sprake is van een agressieve uiting die ongepast en platvloers overkomt.

Het oordeel van de Commissie:
1. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de betreffende reclame-uiting in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Beoordeeld dient te worden of de onderhavige uiting naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. De Commissie beoordeelt de uitingen van geval tot geval en dient daarbij de vrijheid van meningsuiting van de adverteerder die de uiting openbaart in acht te nemen.

2. De Commissie stelt voorop dat sprake was van een, in het kader van 1 april, humoristisch bedoelde actie met een knipoog naar de andere uitingen van de betreffende campagne van adverteerder ter aanprijzing van zijn sportschool. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen onderhavige vorm van humor kan waarderen. Dit kan echter gelet op het voorgaande en de door de Commissie in acht te nemen terughoudendheid, niet tot het oordeel leiden dat de uiting van dien aard is dat dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2455

Billboard webcamsex.nl moreel onverantwoord

CVB 7 juli 2015, RB 2455; 2015/00507 2015/00507/A  2015/00507/B 2015/00507/C 2015/00507/D 2015/00507/E (Billboard webcamsex.nl)
Aanbeveling bevestigd. Subjectieve normen, buitenreclame. De uiting: Het betreft het aan de westzijde naast de snelweg A4, ter hoogte van knooppunt Burgerveen, geplaatste billboard waarop [naam] is afgebeeld. Zij is alleen gekleed in een slip, die zij aan de achterkant met één hand naar beneden trekt. Haar borsten gaan schuil achter de in grote letters weergegeven tekst: “webcamsex.nl”. Verder staat op de uiting: “Cam nu met [naam]”. De klacht: Klager vindt het moreel onverantwoord dat hij naar aanleiding van een billboard langs de snelweg zijn jonge kinderen (van 4, 8 en 11 jaar) moet gaan uitleggen wat webcamseks is. Niet de reclamemaker moet hierin bepalend zijn, maar de verantwoordelijke ouders. Het is moreel verval van de maatschappij dat ‘deze partijen’ zich zo ongewenst kunnen opdringen.

Het oordeel van de Commissie (bevestigd door het CVB): 1. De Commissie neemt tot uitgangspunt dat het adverteerder in beginsel toegestaan is de door haar geëxploiteerde website webcamsex.nl aan te prijzen. Daaraan doet niet af dat tegen deze dienst morele of andere bezwaren kunnen bestaan. De Commissie beoordeelt niet de bestaande dienst op zich, maar toetst of de wijze waarop daarvoor reclame wordt gemaakt in overeenstemming is met de bepalingen van de NRC. Daarbij kan (de aard van) de aangeprezen dienst wel een rol spelen.

2. Klager maakt - kort gezegd - bezwaar tegen de reclame voor webcamsex.nl op het billboard langs de snelweg omdat hij het moreel onverantwoord vindt dat (jonge) kinderen hiermee worden geconfronteerd en dat de reclame ongewenst wordt opgedrongen. De Commissie vat deze bezwaren aldus op dat klager het billboard in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC. Dat klager dit artikel niet uitdrukkelijk in de klacht heeft genoemd, betekent niet dat hij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De Commissie acht de strekking van de klacht voldoende duidelijk, en blijkens het verweer heeft adverteerder de klacht ook aldus opgevat.

3. Bij de toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt. Hierbij wordt, zoals vermeld in de (begin 2014 aangescherpte) toelichting bij artikel 2 NRC, mede rekening gehouden met de wijze waarop de uiting is geopenbaard en het effect dat de uiting daardoor op het publiek heeft. Bij een uiting die op zodanige wijze wordt gepubliceerd dat het publiek zich niet aan confrontatie daarmee kan onttrekken, zijn de grenzen van wat toelaatbaar kan worden geacht eerder overschreden dan bij uitingen die op een andere wijze worden gepubliceerd. Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid en rekening houdend met het feit dat de onderhavige uiting een naast de snelweg A4 geplaatst reclamebord van zeer groot formaat betreft, overweegt de Commissie als volgt.

4. Naar het oordeel van de Commissie wordt door de wijze van adverteren voor de website webcamsex.nl, een product dat voor volwassenen bedoeld is, de grens van wat naar huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar is overschreden. Het langs de A4 geplaatste billboard maakt reclame voor webcamsex.nl door middel van een (deels boven het bord uitstekende) afbeelding van een schaars geklede, als pornoactrice bij het publiek bekende [naam] in een seksueel uitdagende houding, gecombineerd met de in zeer grote letters weergegeven tekst “webcamsex.nl” en “Cam nu met [naam]”. Aldus kan iedereen, ook minderjarigen, onverhoeds en ongewild worden geconfronteerd met deze in de publieke ruimte geopenbaarde uiting van zeer groot formaat waarin door afbeelding en tekst duidelijk reclame wordt gemaakt voor een erotische dienst, die niet voor minderjarigen bedoeld is. Het verweer dat door plaatsing van het billboard langs de snelweg de doelgroep van 18 jaar en ouder specifiek wordt bereikt, snijdt geen hout. In de op de snelweg rijdende auto’s zitten immers, behalve de volwassen bestuurder, dikwijls ook minderjarige passagiers.

5. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de bestreden reclame-uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 2 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NR.

RB 2454

Dacia Duster misleidende 50/50 deal leeftijdsdiscriminatie

RCC 15 juli 2015, RB 2454; dossiernr. 2015/00647 ((50/50 deal Dacia Duster)
Aanbeveling. Misleidende ontbrekende informatie. De uiting: Het betreft de huis-aan-huis folder “10 jaar Dacia 10 dagen feest”, waarin onder andere een Dacia Duster wordt aangeboden met de “50/50-deal”. De klacht: Klagers hebben naar aanleiding van de folder de showroom van Dacia Tiel bezocht, waarbij hun interesse uitging naar een Dacia Duster. Na een uitgebreide voorlichting en een proefrit hebben klagers tot de aankoop van een Dacia Duster besloten. Gekozen is voor de luxe Prestige uitvoering, omdat in de folder de mogelijkheid werd genoemd om te kopen met de 50/50-deal met een renteloze looptijd van 3 jaar. De volgende dag werd klagers door RCI Financial Services meegedeeld dat de financiering geen doorgang kan vinden omdat zij ouder zijn dan 75 jaar. De 50/50-deal zou voor klagers alleen mogelijk zijn indien iemand financieel borg wil staan voor hen. In de folder wordt bij de 50/50-deal echter geen leeftijdsbeperking genoemd.

Het oordeel van de Commissie:
1) De Commissie begrijpt dat de in de folder aangeboden 50/50-deal inhoudt – kort gezegd – dat een consument bij aanschaf van een nieuwe Dacia personenauto 50% van het totale aanschafbedrag betaalt en het resterende deel van dat bedrag maandelijks gedurende een periode van 3 jaar betaalt tegen 0% rente. Als onweersproken is komen vast te staan dat de leeftijdsgrens van 75 jaar als beperkende voorwaarde voor de 50/50-deal geldt. Naar het oordeel van de Commissie hoeft de gemiddelde consument niet zonder meer bedacht te zijn op deze leeftijdsbeperking. Dat ligt anders bij de door Dacia Nederland genoemde beperkende omstandigheid van BKR-registratie, nu bij een financieringsaanbod als het onderhavige, toetsing bij het BKR ter controle van de kredietwaardigheid van de betreffende consument voor de hand ligt. Van iemand die een BKR registratie heeft, mag verwacht worden dat hij daarmee bekend is.

2) De Commissie acht de voor de 50/50-deal gehanteerde leeftijdsgrens een belangrijke beperking van het aanbod waarop de gemiddelde consument, zoals hiervoor is overwogen, niet zonder meer bedacht zal zijn en waarop hij daarom reeds in de folder attent gemaakt moet worden.
Hiertoe kan niet worden volstaan met de algemene opmerking in de disclaimer dat de consument zelf moet informeren naar de voor zijn persoonlijke situatie geldende details. Gelet op het voorgaande is in de bestreden folder sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Het feit dat klagers bij de aankoop van de auto door hun zoon zijn te woord gestaan, maakt het voorgaande niet anders.

3) Niet is weersproken dat Dacia Nederland verantwoordelijk is voor de inhoud van de folder, en daardoor voor een overtreding van de NRC. De Commissie is echter van oordeel dat ook Dacia Tiel hiervoor verantwoordelijk moet worden gehouden. Door de vermelding van de naam, adresgegevens en openingstijden van dit bedrijf moet Dacia Tiel mede als afzender van de folder wordt aangemerkt en daarmee als mede verantwoordelijk voor de misleidende inhoud daarvan.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt beide verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2453

Gratis shotje aanbieden aan particulieren verboden

Vz. RCC 23 juni 2015, RB 2453; dossiernr. 2015/00646 (gratis shotje)
VT zonder aanbeveling. Voeding en drank. Reclame. De uiting:  “Vanavond gaan we gewoon gestaag door met feestennnn!!! En tussen 22:30 en 00:00 bij elke bestelling binnen een gratis shotje!!”. De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat het gratis weggeven van alcoholhoudende drank, zoals in de uiting staat, verboden is. Ook in eerdere uitingen heeft adverteerder reclame gemaakt met gratis alcoholhoudende drank.

Het oordeel:
1)  Niet in geschil is dat met het “gratis shotje” waarvan in de uiting melding wordt gemaakt een alcoholhoudende consumptie wordt bedoeld. Deze wordt verstrekt door adverteerder die blijkens haar Facebook pagina een “Bar – Café” is. Aldus doet zich een situatie voor die in strijd is met artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014. Er is immers sprake van reclame waarbij alcoholhoudende drank door een lid van de branche gratis aan particulieren wordt aangeboden, hetgeen niet is toegestaan.
2) De voorzitter neemt nota van de excuses die adverteerder aanbiedt en haar toezegging ervoor te zullen zorgen "dat het niet meer gebeurt”. Om die reden gaat de voorzitter ervan uit dat sprake is van een eenmalige fout en zal hij gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter:
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 20 lid 1 RvA 2014.

RB 2451

ASR mag Olli-producten na afloop licentieovereenkomst blijven uitleveren

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 juli 2015, RB 2451; ECLI:NL:RBDHA:2015:8878 (John Doe BV tegen ASR)
Contractenrecht. Merkenrecht. Auteursrecht. John Doe bedenkt, ontwikkelt en exploiteert reclamecampagnes, is houdster van diverse OLLI (beeld)merken, niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel en auteursrechthebbende. Voor ASR heeft zij de succesvolle Fey-Blij-campagne bedacht. Na afloop van de licentieovereenkomst zit ASR met resterende 22.623 Olli knuffels en 19.306 t-shirts. ASR, mocht er van uitgaan ook na afloop van de Licentieovereenkomst kon blijven uitleveren; de licentievergoeding is voldaan en het had op de weg gelegen om nadrukkelijk uitlevering te staken na afloop. Er is geen inbreuk voor actief reclame maken voor Olli-knuffel of T-shirt als cadeau bij ASR producten, ook niet door te spreken van "onze knuffel Olli". Het kopiëren van tekening, viel niet onder de licentieovereenkomst, is een auteursrechtinbreuk. ASR mag geen uitingen doen zonder credits of 'onze knuffel Olli' waarmee suggestie van exclusieve rechten wordt gedaan.

De exclusiviteit van het gebruik van Olli voor ASR was verlopen na ommekomst van de duur van het contract, en ook de exclusiviteit voor John Doe om promotiematerialen te ontwerpen, is daarmee verlopen.

4.7. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat ASR, zoals zij stelt, er geredelijk van uit mocht gaan dat zij de Olli producten ook na afloop van de Licentieovereenkomst kon blijven uitleveren. Zij had immers de licentievergoeding voor die producten reeds aan John Doe voldaan en het had naar voorlopig oordeel op de weg van John Doe in zo een geval gelegen om nadrukkelijk te bepalen dat de producten na afloop van die termijn toch niet meer uitgeleverd konden worden. Hiermee strookt tevens de opmerking van (de advocaat van) John Doe dat het ASR na afloop van de licentieovereenkomst vrijstond de resterende Olli knuffels aan een warenhuis te verkopen of bijvoorbeeld aan Diergaarde Blijdorp te schenken. In zoverre valt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien wat tussen die kennelijk toegestane leveringsmogelijkheden nu precies het verschil zou zijn met de Olli producten weg te geven na het sluiten van een ASR-verzekering of als prijs bij een evenement. Tot slot weegt bij dit alles mee dat er op enig moment een hype ontstond en ASR terecht aanvoert dat zoiets lastig te voorspellen is, zodat een overschatting van de aantallen Olli producten die binnen de contractuele periode zouden kunnen worden verspreid begrijpelijk was. Beteuterde kinderen die tevergeefs lang in de rij voor hun knuffel hebben gestaan zijn vanzelfsprekend geen goede reclame.

4.8. Ingevolge artikel 2 van de Licentieovereenkomst is aan de door ASR betaalde licentievergoeding het recht verbonden om Olli producten in te zetten ter promotie van haar diensten en producten. Het weggeven van Olli producten na het sluiten van een ASR-verzekering of als prijs bij een evenement, zoals ASR onweersproken is doet, strookt naar voorlopig oordeel hiermee. ASR heeft daarbij wel de overige bedingen in de Licentieovereenkomst, zoals het vragen van toestemming bij nieuwe uitingen (artikel 3) en het vermelden van de ontwerper (artikel 5) in acht te nemen. Naar voorlopig oordeel brengt de omstandigheid dat in de overeenkomst wel nadrukkelijk is bepaald dat deze een duur heeft tot 15 augustus 2014 mee dat ASR zich enigszins terughoudend heeft op te stellen in het promotionele gebruik. Het moet ASR immers duidelijk zijn geweest dat de exclusiviteit van haar gebruik op dat moment voorbij was en John Doe in beginsel Olli weer voor andere doeleinden moest kunnen inzetten. Al te opvallend promotioneel gebruik van Olli en daarmee samenhangende IE-rechten in verband met de verkoop respectievelijk levering van de resterende Olli-producten, is ASR redelijkerwijs niet toegestaan.

4.9. d.    ASR heeft door John Doe ontworpen tekeningen van John Doe eigenhandig gekopieerd en gebruikt deze in begeleidende brieven die zij naar haar klanten verstuurt (productie 13k).

•    De voorzieningenrechter overweegt andermaal dat uit het voorgaande blijkt dat dit handelen als zodanig geen inbreuk vormt. ASR is hiertoe gerechtigd volgens de Licentieovereenkomst. Aangaande de strijd met artikel 3 van de Licentieovereenkomst, is hiervoor reeds beslist. Voor zover het echter de tekening van Olli betreft kan met John Doe worden aangenomen dat gebruik van deze tekening niet nodig is voor het doel van de Licentieovereenkomst noch voor de legitieme verspreiding van de restanten Olli-knuffels. Aan dit gebruik van de tekening, dat kennelijk nog niet had plaatsgevonden in de tijd dat de Licentieovereenkomst nog liep, had John Doe zodoende redelijkerwijs haar toestemming kunnen onthouden, zodat dit niet geoorloofd is te achten. Gebruik van die tekening moet dan ook als auteursrechtinbreuk worden gekwalificeerd.

e.    Geen van de door ASR gebruikte promotiematerialen is door John Doe ontworpen of uitgevoerd. Zoals hiervoor aangegeven, wordt Olli voortdurend gebruikt in promotiematerialen van ASR (producties 13a, 13g, 13i, 13k, 13m als ook de Tweets). ASR handelt in strijd met het Addendum (art. D) door niet alle promotiematerialen door John Doe te laten ontwerpen en uit te voeren.

•    De voorzieningenrechter overweegt dat waar de exclusiviteit van het gebruik van de Olli voor ASR was verlopen na ommekomst van de duur van het contract, dit voorshands evenzeer heeft te gelden voor de exclusiviteit voor John Doe om promotiematerialen te ontwerpen. Dit strookt ook met de gedachte dat na 15 augustus 2014 de samenwerking tussen partijen is beëindigd. Iets anders is dat deze promotiematerialen nog wel de (niet op onredelijke gronden te onthouden) goedkeuring van John Doe behoefden, doch daaromtrent is in het voorgaande reeds overwogen.

5.2. beveelt gedaagden ieder voor zich te bevelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, iedere toerekenbare tekortkoming ten aanzien van de Licentieovereenkomst en het daarbij behorende Addendum te staken en gestaakt te houden, te weten geen uitingen van Olli in 2- of 3-dimensionale vorm te doen zonder John Doe in de credits te vermelden (‘Design Olli by [naam ontwerper] / John Doe BV’) zoals bedoeld in artikel 5 van de Licentieovereenkomst, alsmede niet voorafgaand aan iedere vorm van gebruik van Olli in 2-dimensionale vorm, schriftelijke goedkeuring te vragen aan John Doe als bedoeld in artikel 3 van de Licentieovereenkomst, alsmede gebruik van aanduidingen als “onze knuffel Olli” waarmee wordt gesuggereerd dat gedaagden daarop de (exclusieve) rechten bezitten, één en ander op straffe van een onmiddellijke opeisbare dwangsom van EUR 1.000,- (duizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, of - zulks naar keuze van John Doe - van EUR 100,- (honderd euro) voor ieder gebruik waarmee gedaagden in strijd handelen met dit bevel, met een maximum van EUR 250.000,-,