RB

Algemene regels  

RB 1299

Reclame is gebruik van domeinnamen en metatags?

Vraag gesteld aan HvJ EU, zaak C-657/11 (Belgian Electronic Sorting Technology tegen Bert Peelaers/Visys NV)

This case raises the following question which has been sent to the Court of Justice for a preliminary ruling:

Is the term ‘advertising’ in Article 2 of Council Directive 84/450/EEC of 10 September 1984 relating to the approximation of the laws, regulations and administrative provisions of the Member States concerning misleading advertising and in Article 2 of Directive 2006/114/EC of 12 December 2006 concerning misleading and comparative advertising to be interpreted as encompassing, on the one hand, the registration and use of a domain name and, on the other, the use of metatags in a website’s metadata?

RB 1298

Het begrip 'individueel profijt' in reclamebelasting

Hof 's-Hertogenbosch 25 november 2011, LJN BV6158 (X tegen Heffingsambtenaar - betonnen garagereclame)

Reclamebelasting op in beton gegoten naam van voormalig garagehouder. Op last van monumentencommissie beplating voor 't beton weghalen. Uitleg van het begrip 'individueel profijt'

Rechtspraak.nl: Belanghebbende oefent een garagebedrijf uit in een pand waarop in beton gegoten de naam van een vroegere eigenaar van de garage is aangebracht. Belanghebbende wordt voor deze reclameuiting aangeslagen in de reclamebelasting en hij verweert zich allereerst met de stelling dat de betreffende naam geen reclameuiting is maar ten doel heeft de authenticiteit van het pand te benadrukken. Nu er in het pand nog steeds een garagebedrijf wordt uitgeoefend oordeelt het Hof dat er sprake is van een reclameuiting waarmee de aandacht van het publiek wordt getrokken en dat er dus sprake is van een openbare aankondiging in de zin van de reclameverordening. Ten aanzien van de gebiedsafbakening stelt het Hof vast dat het pand is gelegen binnen het in de verordening beschreven gebied en oordeelt dat de gebiedsafbakening niet willekeurig of onredelijk is. Tenslotte oordeelt het Hof dat niet uitgesloten kan worden dat belanghebbende in de toekomst enig profijt zal hebben van aan de voor het gebied te ontwikkelen jaarplannen. Het hoger beroep van de heffingsambtenaar is gegrond.

2.2. Het pand is gebouwd in de jaren dertig van de vorige eeuw. Bij de bouw is op de gevel, tussen de begane grond en de eerste verdieping, in gegoten beton het opschrift "A" aangebracht. "A" is al jaren niet meer gevestigd in het pand. Uit een brief van de Welstands-/Monumentencommissie aan het College van Burgemeester en Wethouders van 13 juni 2002 blijkt dat voornoemde commissie wenste dat de beplating van de voorgevel - die onder meer het opschrift "A" afdekte - verwijderd diende te worden.

Autonomie van de gemeente / geen willekeur betreft het gebied waar reclamebelasting geldt

4.14. Het Hof stelt voorop dat de gemeentelijke autonomie het mogelijk maakt een reclamebelasting slechts in een deel van de gemeente in te voeren, mits daarvoor een redelijke en objectieve rechtvaardigingsgrond bestaat (arrest van de Hoge Raad 21 juni 2000, nr. 33 816, LJN: AA6253, BNB 2000/272). In het onderhavige geschil is het de vraag of die rechtvaardiging kan worden gevonden in het feit dat de opbrengst van de reclamebelasting ten goede komt aan de ondernemers en eigenaren van commercieel vastgoed - degenen van wie de reclamebelasting wordt geheven - in het afgebakende gebied (hierna ook: het werkingsgebied).

4.15. Blijkens de onder 4.12 en 4.13 vermelde passages strekt het werkingsgebied van het centrummanagement zich uit tot het centrum van Maastricht en Wijck, kortweg het gebied binnen de singels en het station, en daarmee mede tot het pand van belanghebbende. Daarbij is bewust het werkingsgebied van het centrummanagement ten opzichte van de bestaande situatie uitgebreid. Het centrummanagement heeft als taak en doel de opbrengsten van de reclamebelasting, met het oog op het versterken van de economische positie van het centrumgebied van Maastricht ten opzichte van de concurrentie, aan te wenden voor het hele werkingsgebied. Met inachtneming van het vorenstaande acht het Hof de keuze voor het afgebakende gebied niet willekeurig of onredelijk en de tot dit gebied beperkte heffing van reclamebelasting aanvaardbaar. Daaraan doet niet af dat voor de korte termijn bepaalde prioriteiten zijn gesteld welke niet direct ten voordele strekken van de A-straat en het pand van belanghebbende.

Het individuele profijt
4.18. Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft in zijn conclusie van 12 augustus 2011 in de zaak met rolnummer 10/04446, LJN: BR 4564, met betrekking tot (individueel) profijt het volgende opgemerkt:

'5.10 Ik merk op dat het in principe mogelijk is een gemeentelijke belastingheffing te beperken tot een bepaald gebied, mits daartoe aanwijsbaar is 'een objectieve en redelijke rechtvaardiging'.(60) Die rechtvaardiging is er hier in gelegen dat de opbrengst van deze reclamebelasting in het algemeen ten goede komt aan ondernemers in centrumgebied. Dat acht ik in overeenstemming met de voornoemde rechtsgrond van de reclamebelasting, zijnde het (veronderstelde) profijt van de desbetreffende (geplande) gemeentelijke voorziening als algemeen gesteld, niet bepaald tot het individuele profijt voor een bepaalde belastingplichtige.(61)'.

4.19. Het Hof sluit zich bij vorenvermelde conclusie van de Advocaat-Generaal. Toegesneden op de onderhavige situatie betekent een en ander dat, indien de aanwending van de opbrengst van de reclamebelasting door het centrummanagement daadwerkelijk leidt tot versterking van de economische positie van het centrumgebied, er voor de ondernemers in het afgebakende gebied direct profijt kan ontstaan, waarbij naar het oordeel van het Hof in het midden kan blijven hoe groot dit profijt is en hoe groot het profijt is of zal zijn in de specifieke situatie van belanghebbende.
RB 1297

Mislukte verbouwing

Vzr. Rechtbank Groningen 25 november 2011, LJN BV5602 (Mislukte verbouwing)

Eerdere vonnissen (afbeelding van Eigenhuisenpuin.nl). Mislukte verbouwing. Plaatsing van foto's op de website die daarvoor is ingericht. Kwalificeren van aannemer als onder meer 'bedrieglijk persoon'.

Welk recht - het recht op vrijheid van meningsuiting (artikel 10 lid 1 EVRM) of het recht op bescherming van eer of goede naam - weegt zwaarder: belangenafweging. Een – door feiten en foto’s onderbouwde – beschrijving van de mislukte verbouwing niet onrechtmatig in de zin van artikel 6: 162 BW. De kwalificaties “bedrieglijk persoon”, “een zichzelf noemende aannemer” en een “boef” zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter – in het licht van de vaststaande mislukte verbouwing – bezwaarlijk als zeer krenkend en als een zodanige aantasting van de eer en goede naam van eiser aan te merken dat deze onrechtmatig jegens eiser zijn. De vrijheid van meningsuiting prevaleert.

4.4.  Uitgangspunt is dat de vordering van [A] en [B] in beginsel een beperking inhoudt van het in artikel 10 lid 1 van het (Europese) Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde grondrecht van [C] op vrijheid van meningsuiting. Een dergelijk recht kan slechts worden beperkt indien dit bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen (artikel 10 lid 2 EVRM). Van een beperking die bij de wet is voorzien is sprake, wanneer de uitlatingen van [C] onrechtmatig zijn in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag welk recht - het recht op vrijheid van meningsuiting of het recht op bescherming van eer of goede naam - in dit geval zwaarder weegt, moeten de wederzijdse belangen worden afgewogen.

4.5.  Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting kan worden vastgesteld dat de inhoud van de website www.eigenhuisenpuin.nl grotendeels betrekking heeft op de in opdracht van [C] door [B] aangenomen verbouwing die is mislukt. Dat de verbouwing niet juist is uitgevoerd en dat dit aan [B] is toe te rekenen, is daarbij met feiten onderbouwd. Tevens geven de van de verbouwing gemaakte foto’s die op de website zijn geplaatst daarvan een goed beeld.

Bovendien is dat verhaal bevestigd door het in het geschil tussen [C] en [B] gewezen arbitrale vonnis d.d. 18 juli 2011.

4.6.  Gegeven voormelde maatstaf acht de voorzieningenrechter de uitingen op de site www.eigenhuisenpuin.nl voor zover deze een beschrijving van de mislukte verbouwing geven niet onrechtmatig in de zin van artikel 6: 162 BW.

4.7.  Voor zover daarbij – zoals ter zitting is aangegeven – termen zijn gebezigd als een “bedrieglijk persoon”, “een zichzelf noemende aannemer” en een “boef”, komt de voorzieningenrechter tot hetzelfde oordeel.

Deze kwalificaties zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter – in het licht van de vaststaande mislukte verbouwing – immers bezwaarlijk als zeer krenkend en als een zodanige aantasting van de eer en goede naam van [B] aan te merken dat deze onrechtmatig jegens [B] zijn en kunnen dan ook geen rechtvaardiging vormen voor toewijzing van de gevraagde voorzieningen.

4.8.  Voor het overige hebben [A] en [B] de grondslag van hun vorderingen onvoldoende onderbouwd met objectieve en controleerbare bescheiden. Weliswaar hebben zij aangevoerd dat hun vorderingen gebaseerd zijn op onrechtmatige uitlatingen van de zijde van [C] die de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschrijden, doch zij zijn niet in staat gebleken deze stelling nader te concretiseren.

[A] en [B] hebben evenmin nader aangegeven welke specifieke uitlatingen op de website van [C] onrechtmatig zouden zijn. Ook ter zitting hebben zij dat nagelaten.

Derhalve bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende grond voor toewijzing van de gevraagde voorzieningen.

RB 1296

Goede verzorging van uw borsten

Vz. toewijzing RCC 26 januari 2012, dossiernr. 2012/00006 (Goede verzorging voorkomt borstkanker)

Op de website www.massagespa.nl staat “Door een goede verzorging van uw borsten kunt u borstkanker voorkomen en de kans op ziektes verminderen.”. De titel van de uiting luidt: “Mammacare (borstenverzorging) en een strakke buik voor vrouwen.” Verderop in de uiting staat onder meer: “Wij, van Green Relax en Spa, gebruiken een speciale massagemethode; (…)”
 
In de gewraakte mededeling wordt gesuggereerd dat met de behandeling van adverteerder borstkanker kan worden voorkomen en de kans op ziektes kan worden verminderd. Er zijn echter door adverteerder geen nadere stukken overgelegd waarmee deze claims worden bewezen.

Derhalve is niet komen vast te staan dat de in de uiting genoemde behandeling de geclaimde werking heeft. Gelet hierop is de voorzitter van oordeel dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van arti­kel 8.2 NRC, met name ten aanzien van de voordelen. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde con­sument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de bewuste mededeling misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1295

Ambtshalve het oneerlijk karakter onderzoeken

Conclusie AG HvJ EU 14 februari 2012, zaak C-618/10 (Banco Español de Crédito tegen Joaquín Calderón Camino) - dossier

Mag een rechtbank bij ontbreken van een omzettingsbepaling en tegen de achtergrond van artikel 11, lid 2, van richtlijn 2005/29/EG, ambtshalve het oneerlijk karakter van de opname van een beding over moratoire rente in de overeenkomst onderzoeken?

Conclusie (helaas niet in het Nederlands beschikbaar):

(1) Council Directive 93/13/EEC of 5 April 1993 on unfair terms in consumer contracts is to be interpreted to the effect that it does not require a national court, in the context of a national order for payment procedure, to give a ruling of its own motion and in limine litis on whether a term concerning interest on late payments in a consumer credit agreement is not binding, provided the assessment of whether that term is unfair can be transferred, in accordance with the national procedural rules, to an inter partes procedure to be initiated through an appeal brought by the debtor, in which the national court is given the opportunity to obtain the legal and factual elements necessary to conduct such an assessment.

(2) Article 6(1) of Directive 93/13 precludes a national provision which authorises the national court to modify a consumer agreement so as to replace an unfair contractual term by another term which is not to be regarded as unfair.
(3) The provisions of Regulation (EC) No 1896/2006 of the European Parliament and of the Council of 12 December 2006 creating a European order for payment procedure are not applicable to a national order for payment procedure.
RB 1294

Reclamebelasting

Hof 's-Gravenhage 3 januari 2012, LJN BV3614 (X B.V. tegen de Inspecteur)

Reclamebelasting. Artikel 227 Gemeentewet of artikel 59 FinBES.

Vanaf 1 januari 1995 kent de gemeentelijke retributieheffing  slechts twee randvoorwaarden:
1. de heffing mag zich niet richten naar het inkomen, de winst of het vermogen;
2. zij mag niet in strijd komen met algemene rechtsbeginselen en/of leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing.

Er bestaat een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de beperking van de onderhavige reclamebelasting tot het centrumgebied. Van een willekeurige en onredelijke belastingheffing is geen sprake. De Inspecteur heeft de afbeelding op de rolgordijnen terecht in de heffing betrokken.

8.2.  Bij de beoordeling van de stelling van belanghebbende dat voor de beperking van de heffing tot het centrumgebied geen objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat dient, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 11 november 2011, LJN: BR4564, te worden vooropgesteld dat de reclamebelasting in artikel 227 van de Gemeentewet is voorzien als een algemene belasting, hetgeen meebrengt dat een gemeente in beginsel vrij is in de besteding van de opbrengst van die belasting en derhalve ook de vrijheid heeft om die opbrengst te besteden aan activiteiten en voorzieningen binnen een bepaald gedeelte van haar grondgebied.

8.5.  Uit de toelichting bij de Verordening leidt het Hof af dat de opbrengst van de reclamebelasting in de algemene middelen van de gemeente Goes vloeit en dat deze opbrengst vrijwel geheel wordt aangewend om gedane en toekomstige investeringen in de openbare ruimte van het centrumgebied te dekken, zoals de herinrichting in het centrumgebied. Voorts blijkt uit de toelichting dat de opbrengst van de reclamebelasting ook wordt besteed aan andere uitgaven in het centrumgebied, zoals een extra impuls in sfeerverlichting. Aannemelijk is dat voor de ondernemers in het centrumgebied profijt kan ontstaan door de met de reclamebelasting te subsidiëren activiteiten en voorzieningen, en dat veel van de ondernemers in het centrumgebied - die in enigerlei mate profijt hebben van de activiteiten en de voorzieningen - in de vorm van een reclamebelasting bijdragen aan de kosten ervan. Derhalve moet worden geoordeeld dat er een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat voor de beperking van de onderhavige reclamebelasting tot het centrumgebied en dat van een willekeurige en onredelijke belastingheffing geen sprake is.

Het Gerechtshof:
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank, behoudens voor zover betrekking hebbend op de proceskostenveroordeling en het griffierecht,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar; en
- vermindert de aanslag tot een naar een bedrag van € 2.328.

RB 1291

Jaarplan 2012 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Jaarplan 2012 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Bijlage bij kamerstuk 32 262, nr. 8.

Het jaarplan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is opgebouwd uit twee delen. Hoofdstuk 1 beschrijft de missie, taken en de visie van de NVWA op de toekomst van handhaving. Daaruit zijn de belangrijkste resultaten voor de vernieuwing van de handhaving in 2012 gedestilleerd. Hoofdstuk 2 beschrijft de belangrijkste handhavingsresultaten die de NVWA in 2012 wil bereiken in de diverse domeinen.

Uitgebreide inhoudsopgave:

De ontwikkeling van handhaving 2012 - 2016
1.1 De missie en taken
1.2 De kaders in ontwikkeling
1.3 De visie
1.4 De ontwikkeling van de visie
1.4.1 Risicogericht
1.4.2 Kennisgedreven
1.4.3 Samenwerkend
1.4.4 Beïnvloedend
1.5 De samenvatting – Op weg naar ‘De staat van..’
De resultaten van handhaving in 2012

2.1 Inleiding
2.2 Veiligheid in de voedselketen
2.2.1 Vleesketen en Voedselveiligheid
2.2.2 Visketen
2.2.3 Industriële productie
2.2.4 Dierlijke bijproducten
2.2.5 Diervoeders
2.2.6 Bijzondere eet- en drinkwaren, inclusief claims
2.2.7 Horeca en ambachtelijke productie
2.2.8 Pathogene micro-organismen en alimentaire zoönosen
2.3 Productveiligheid
2.4 Diergezondheid
2.4.1 Diergezondheid (Bestrijding en afhandeling van verdenkingen dierziekten
& non-alimentaire zoönosen)
2.4.2 Levende dieren (Preventie, I&R en exportcertificeringen)
2.4.3 Levende dieren en diergezondheid (I&R)
2.4.4 Diergeneesmiddelen
2.5 Dierenwelzijn
2.5.1 Dierenwelzijn
2.5.2 Dierproeven
2.6 Plantgezondheid
2.6.1 Gewasbescherming
2.6.2 Fytosanitair
2.6.3 Meststoffen
2.7 Natuur
2.8 Export
2.9 Import
2.10 Alcohol en tabak
2.11 Uitvoeringstaken
2.11.1 Europese subsidieregelingen, inclusief nacontroles
2.11.2 Cross Compliance
2.11.3 Grondgebonden subsidies
2.12 Inlichtingen en opsporing
2.13 Risicobeoordeling en onderzoeksprogrammering
2.14 Internationale projecten

RB 1289

Na geschoten reclamefoto's samenstelling gewijzigd

Vz. toewijzing RCC 18 januari 2012, Dossiernr. 2011/01229 (Chocomomentje; na reclamefoto's samenstelling gewijzigd)

Hertog ijs; verschil in caloriehoogte op diverse productafbeeldingen onjuiste calorische waarde vermeld. Op de grote foto staat dat het ijsproduct “Choco momentje” 200 kcal bevat (10%), terwijl op de verpakking van dit product in de andere advertentie, waarin naast “Choco momentje” nog twee andere ijssoorten worden aangeprezen, staat “220 kcal 11%”.

Inderdaad is op het artwork (grote foto) de voedingswaarde van 200 kcal aangegeven en op de packshots (kleine foto’s) de waarde van 220 kcal. Na het opmaken van de grote foto is de samenstelling van het ijs nog gewijzigd. De packshots zijn de foto’s van het daadwerkelijke product en daarop is de juiste calorische waarde vermeld.

Voorzitter: Als erkend is komen vast te staan dat in de door adverteerder als ‘artwork’ aangeduide advertentie een onjuiste calorische waarde van Hertog “Choco momentje” is vermeld. Deze calorische waarde is duidelijk leesbaar en zal de gemiddelde consument niet ontgaan. Aldus gaat deze advertentie gepaard met onjuiste informatie over een van de voornaamste kenmerken van het aangeprezen product, te weten de samenstelling, als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de voorzitter de uiting misleidend en om die reden oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 1288

HEMA NS-Dagkaart is beperkt

RCC 1 februari 2012, dossiernr. 2011/01238 (HEMA NS-Dagkaart) - pagina 2, zie ook hier.

Met dank aan Terry Häcker, drs Terry (D.W.F.) HÄCKER Marktonderzoekadvies.

De kop van de advertentie suggereert dat onbeperkt kan worden gereisd door heel Nederland, echter uit de actievoorwaarden blijkt dat de dagkaart op doordeweekse dagen pas geldig is vanaf 9u. Dat is een dusdanig inperking van het begrip onbeperkt in de aanbieding en had vermeld moeten worden.

Verweer: er is onvoldoende ruimte om alle actievoorwaarden over te nemen, deze worden op de website en op flyers in de winkel verstrekt. Het is voldoende kenbaar aan de consument.

RCC beoordeelt dat de actie "1 dag onbeperkt reizen door heel Nederland ook tijdens de kerstvakantie" die op doordeweekse dagen pas geldig is vanaf 9u00 een beperking is waar de gemiddelde consument niet bedacht op hoeft te zijn. Deze beperking wordt als essentiële informatie geacht. Er wordt strijd met art. 8.3. onder c en daardoor art. 7 NRC aangenomen. De commissie doet een aanbeveling.

 

RB 1286

Belastingblauwe envelop

RCC 17 januari 2012, dossiernr. 2011/01179 (Belastingblauwe envelop)

Mailing gericht ‘Aan de bewoner(s) van dit adres’. De mailing bevindt zich in een gesloten, blauwe vensterenvelop en op de voorzijde van die envelop is behalve “Port Betaald Port Payé Pays-Bas” en het logo van postnl vermeld: “Belastingvoordeel”. Op de achterzijde staat: “Coolsingel 215, 3012 AG Rotterdam”.

Adverteerder heeft gebruik gemaakt van een blauwe kleur, omdat zij haar klanten wil wijzen op een belastingvoordeel bij aanschaf van een gehoorapparaat. De kleur en lay-out aan de buitenzijde van de mailing zijn niet identiek aan die van de Belastingdienst, omdat dit niet is toegestaan.

De reclame is niet als zodanig herkenbaar ex  11.1 NRC strijd.