RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Misleidende en vergelijkende reclame  

RB 2673

Geoorloofde vergelijkende reclame met gratis hoortoestellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 25 februari 2016, RB 2673; ECLI:NL:RBAMS:2016:1052 (Specsavers tegen Beter Horen)
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma. Specsavers en Beter Horen verkopen beiden hoortoestellen en verlenen bijbehorende diensten aan consumenten. Specsavers maakt sinds 2013 reclame met gratis hoortoestellen. Beter Horen voert een vergelijkende reclame waarmee, zo stelt Specsavers, de goede naam van Specsavers wordt geschonden, de suggestie wordt gewekt dat Specsavers 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen van een mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht goed advies naar Beter Horen moet gaan. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. De beweringen van Beter Horen in haar commercial hebben een subjectief karakter en zijn niet denigrerend van aard. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen.

4.1. Specialers heeft gesteld dat de reclame-uitingen van Beter Horen van de commercial Doen jullie óók vaan gratis hoortoestellen? zijn aan te merken als (impliciete) vergelijkende reclame, waarmee Beter Horen de goede naam van Specialers schaadt, door te suggereren dat Specialers (diegenen die gratis hoortoestellen aanbiedt) 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen gevaarlijk, slecht dan wel niet goed kunnen zijn, dan wel van een inferieure, slechte dan wel mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht toe advies ofwel (kwalitatief) het beste althans beter advies naar Beter Horen moet gaan en niet naar degenen die gratis hoortoestellen aanbiedt (Specialers). Deze claims en suggesties zijn onjuist en denigrerend jegens Specialers.
De gemiddelde consument kan immers de reclame-uitingen herleiden tot Specialers, die gratis hoortoestellen aanbiedt. Specialers beroept zich op artikel 6:193a-j BW (oneerlijke handelspraktijken), artikel 6:194 BW (misleidende reclame), artikel 6:194a BW (ongeoorloofde vergelijkende reclame) en artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

4.6. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. Beter Horen beweert in haar commercial dat zij liever niet stunt met het gehoor van de consument, dat de oren van de consument beter verdienen en dat de consument voor een écht goed advies naar Beter Horen met gaan. Deze beweringen hebben naar hun aard een subjectief karakter. Daarbij geldt dat een zekere overdrijving aan reclame eigen is. in dat licht moet ook de term 'stunten' worden bezien, die in de reclame in het algemeen gebruikt wordt in de zin van 'stunten met prijzen', hetgeen hier ook het geval is. Het gaat immers om de prijs van een hoortoestel, gratis of niet gratis. Dat Beter Horen de suggestie wekt dat haar hoortoestellen en haar service beter zijn dan die van de concurrent (ini dit geval Specialers) is toelaatbaar. Dat is immers een suggestie die vrijwel iedere reclame wil wekken. Onnodig denigrerend (tegenover Specialers) is de reclame niet. De suggesties die Specialers voorts in de commercial ziet, dat Specialers risico zou nemen het gehoor of zelfs gevaarzettend zou handelen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver gezocht en vinden geen steun in de feiten.
Tenslotte valt niet in te zien welke (andere) misleidende mededeling Beter Horen in de reclame Doen jullie óók aan gratis hoortoestellen?  wordt gedaan. Beter Horen doet immers geen mededeling die onjuist of onvolledig is. Beter Horen doet geen feitelijke mededelingen die zij niet waar kan maken. De vermelding dat Beter Horen geen gratis hoortoestellen aanbidt is juist, en de suggestie dat andere aanbidders van hoortoestellen dat wel doen is eveneens juist. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is op grond van artikel 6:194a BW. Aan het beroep op artikel 6:162 BW zijn geen andere stellingen ten grondslag gelegd dan reeds hiervoor besproken, zodat evenmin op grond van dat artikel de vordering kan worden toegewezen.
De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden afgewezen.

Lees de uitspraak (pdf/html)

RB 2671

Misleidende advertentie kweker door niet overeenkomen van prijs en afgebeeld product

Vzr. RCC 9 februari 2016, RB 2671; Dossiernr. 2016/00047 (Het beste van de kweker)
Misleidende prijs. Uiting: Het betreft een advertentie in het weekblad Leidschendammer met daarin een foto van diverse orchideeën bloementakken in een pot. Naast deze foto staat onder meer: “Creëer een originele kerstsfeer met een schitterende orchidee van topkwaliteit Gratis thuisbezorgd in kerstsierpot: nu voor € 15,95! Direct van de kweker.” Hieronder staat een verwijzing naar de website www.hetbestevandekweker.nl waar men de bestelling kan plaatsen.

Klacht: De 85-jarige moeder van klaagster zag de advertentie en wilde twee van de afgebeelde producten bestellen. Op de website staat echter dat de foto in de advertentie meerdere planten betreft en dat de foto slechts was bedoeld als voorbeeld. Klaagster stelt dat deze advertentie vooral oudere mensen op het verkeerde been zet en daarom misleidend is.

Voorzitter:
1)  In de bestreden advertentie staat een foto waarop diverse orchideeën bloementakken in een pot zijn te zien. Het product zoals afgebeeld, kan men niet voor de in de advertentie genoemde prijs ad € 15,95 kopen. Klaagster stelt terecht dat dit niet uit de advertentie blijkt. Door de combinatie van het afgebeelde product en de genoemde prijs zal de gemiddelde consument menen dat de prijs betrekking heeft op het product zoals afgebeeld. Nu dit niet het geval is, heeft adverteerder geen duidelijke informatie verschaft over de prijs van het afgebeelde product als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met de Algemeen Aanbeveling sub i NRC. Indien in een advertentie een product wordt afgebeeld en de in de uiting genoemde prijs niet specifiek op dat product betrekking heeft, dient dat voldoende duidelijk te worden gemaakt teneinde te voorkomen dat bij de gemiddelde consument onjuiste verwachtingen over het aanbod worden gewekt. Daarbij gaat de voorzitter overigens in dit geval uit van de gewone gemiddelde consument in plaats van de oudere consument. De uiting is immers gericht op een algemeen publiek.

2)  Dat het hiervoor bedoelde onjuiste beeld kennelijk wordt weggenomen bij de bestelling via de website die in de advertentie wordt genoemd, doet niet af aan het oordeel dat de bestreden advertentie op grond van het voorgaande misleidend dient te worden geacht. De advertentie is een zelfstandige reclame-uiting die, los van de informatie op de website, aan de eisen van de Nederlandse Reclame Code dient te voldoen. Door de onjuiste informatie in de advertentie kan de gemiddelde consument handelingen verrichten in de fase voorafgaand aan de aankoop, waaronder het gaan bezoeken van de website die in verband met de bestelling wordt genoemd. De voorzitter acht het aannemelijk dat de advertentie een dergelijk effect op de gemiddelde consument zal hebben, omdat uit de advertentie niet blijkt dat de afgebeelde combinatie aanzienlijk duurder is dan € 15,95 en de consument om die reden zal kunnen menen dat sprake is van een aanzienlijk prijsvoordeel. Hieruit volgt dat het economische gedrag van de gemiddelde consument (dat wil zeggen diens besluit over een transactie) door de advertentie is verstoord of kan zijn verstoord. Op grond daarvan is de uiting misleidend en oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Om die reden beslist de voorzitter als volgt.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2670

De Faam doet misleidende gezondheidsclaim met betrekking tot afslankproduct Garcinia Cambogia

Vzr. RCC 9 februari 2016, RB 2670; Dossiernr. 2016/00031 (De Faam)
Drukpers. Gezondheidsclaim. Misleiding. Uiting: Het betreft een advertentie in De Faam waarin in verband met de aanprijzing van Lucovitaal Nuslank Konjacwortel Garcinia Cambogia wordt gezegd: “Garcinia Cambogia: het meest effectieve afslanksucces van nu!”. In de uiting worden diverse mededelingen over het product gedaan waarmee het in verband met gewichtsverlies wordt gebracht.

Klacht: De titel van de advertentie “Garcinia Cambogia: het meest effectieve afslanksucces van nu!” is tamelijk onjuist. Er zijn onvoldoende betrouwbare gegevens over gewichtsverlies door het gebruik van Garcinia Cambogia. Met betrekking tot Konjacwortel, ook bekend als Glucomannan, stelt klaagster dat het gaat om in Azië veel gegeten voedsel. Natural Medicine vermeldt dat Glucomannan samen met Garcinia Cambogia geen gewichtsvermindering bij te zware volwassenen oplevert. Op grond van het voorgaande kan niet worden gesproken van “het meest effectieve afslanksucces van nu!”. Menigeen kan hierdoor een besluit over een transactie nemen dat hij anders niet had genomen, zodat de uiting daardoor oneerlijk is.

Voorzitter:
1)  In deze zaak gaat het om een claim die inhoudt dat de consumptie van het aangeprezen product door zijn nutriënten leidt tot gewichtsvermindering. Deze claim is een gezondheidsclaim in de zin van Verordening (EG) 1924/2006 (de Claimsverordening). Claims met betrekking tot afvallen en gewichtsbeheersing dienen immers op grond van de verordening als gezondheidsclaim te worden beschouwd. Dit is ook niet in geschil.

2)  De ingrediënten van het onderhavige product zijn blijkbaar Garcinia Cambogia en Konjacwortel (Glucomannan). Nu adverteerder blijkens zijn verweer in deze procedure de gezondheidsclaim waarop de klacht betrekking heeft specifiek baseert op laatstgenoemd ingrediënt, zal de voorzitter de beoordeling op Glucomannan toespitsen. Dit impliceert dat in de uiting ten onrechte een gezondheidsclaim wordt toegeschreven aan Garcinia Cambogia. In de titel van de uiting wordt immers dit ingrediënt het meest effectieve afslanksucces genoemd. De voorzitter constateert overigens in dit verband wel ambtshalve dat bepaalde claims met betrekking tot afvallen en gewichtsbeheersing voor Garcinia Cambogia ‘on hold’ staan, dat wil zeggen vallen onder de overgangsregeling van artikel 28 lid 5 van de Claimsverordening. De voorzitter begrijpt het verweer aldus dat adverteerder erkent dat zij niet aannemelijk kan maken dat Garcinia Cambogia het meest effectieve afslanksucces van nu is. Adverteerder heeft meegedeeld dat de gezondheidsclaim aan het ingrediënt Konjacwortel (Glucomannan) had dienen te worden gerelateerd, en zal de uiting in dat opzicht aanpassen. Dit neemt niet weg dat in de uiting een misleidende claim met betrekking tot Garcinia Cambogia wordt gebruikt. De voorzitter acht de uiting in dat opzicht in strijd met artikel 3 Claimsverordening.

3)  De voorzitter constateert ambtshalve dat met betrekking tot Konjacwortel (Glucomannan) de volgende claim door de Europese Commissie is goedgekeurd en is geplaatst op de communautaire lijst van toegestane claim als bedoeld in artikel 13 lid 3 Claimsverordening: ‘Glucomannan in de context van een energiebeperkt dieet draagt bij tot gewichtsverlies’. Voor het gebruik van deze claim geldt op grond van Verordening (EU) Nr. 432/2012 de volgende voorwaarde. De claim mag alleen worden gebruikt voor levensmiddelen die 1 g Glucomannan per gekwantificeerde portie bevatten. Om de claim te dragen moet de consument worden geïnformeerd over het feit dat het gunstige effect wordt verkregen bij een dagelijkse inname van 3 g Glucomannan in drie doses van elk 1 g, tezamen met 1-2 glazen water, vóór de maaltijden en in de context van een energiebeperkt dieet. Daarbij dient op grond van de genoemde verordening ook een waarschuwing voor verstikking te worden vermeld.

4)  De voorzitter oordeelt, voor zover op grond van de ingediende klacht relevant, dat de bewoording “het meest effectieve afslanksucces van nu!” niet voldoet aan de eisen voor het gebruik van een goedgekeurde gezondheidsclaim. Nu in de uiting, zoals uit het verweer blijkt, in feite een effectief afslankend effect wordt toegedicht aan de enkele consumptie van Konjacwortel (Glucomannan), wijkt de claim wezenlijk af van de voorwaarden waaronder voor Glucomannan een claim met betrekking tot gewichtsverlies mag worden gebruikt. De claim wordt blijkens het voorgaande niet gebruikt in de context van een energiebeperkt dieet en evenmin in de zin dat de voedingsstof bijdraagt tot gewichtsverlies. De uiting, voor zover daartegen bezwaar is gemaakt (“het meest effectieve afslanksucces van nu!”), moet om die reden in strijd met de Claimsverordening worden geacht, nog daargelaten dat niet is voldaan aan de hiervoor genoemde waarschuwing. Het is verboden een op zichzelf genomen toegestane gezondheidsclaim (dat wil zeggen een claim die is vermeld op de communautaire lijst van toegestane claims als bedoeld in artikel 13 lid 3 Claimsverordening) te gebruiken op een wijze die niet voldoet aan de Claimsverordening. Dit volgt uit artikel 10 lid 1 Claimsverordening. De voorzitter oordeelt dat adverteerder ook in dat opzicht heeft gehandeld in strijd met een wettelijke verplichting.

5)  Het handelen in strijd met artikel 3 Claimsverordening respectievelijk artikel 10 lid 1 Claimsverordening impliceert dat de uiting in strijd is met artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Uit de klacht blijkt niet dat klaagster ook andere mededelingen en claims in de uiting wenst te bestrijden, zodat de voorzitter de verdere inhoud van de uiting buiten beschouwing laat. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de bestreden reclame-uiting, voor zover op grond van de klacht aan de orde, in strijd met het bepaalde in artikel 2 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2669

Misleidende uiting Bosch Bedding door onduidelijke prijsinformatie

Vzr. RCC 19 januari 2016, RB 2669; Dossiernr. 2015/01219 (Bosch Bedding)
Misleiding. Uiting: Het betreft de website www.boschbedding.nl/fb-boxspring voor zover hierop melding word gemaakt van een aanbieding waarbij een boxspring is afgeprijsd van € 999,-- naar € 249,--. Op de bijbehorende foto is een boxspring voor twee personen afgebeeld. Op Facebook staat een vergelijkbare aanbieding van adverteerder.

Klacht: Klaagster stelt dat de bestreden uitingen de indruk wekken dat de aanbieding een tweepersoons boxspring betreft. Indien men wil bestellen, blijkt dat men moet bijbetalen voor een tweepersoons boxspring. De aanbieding geldt alleen voor een boxspring van 90x200 cm.

Voorzitter:
1)  De voorzitter oordeelt dat in de bestreden uitingen ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de prijs van € 249,-- geldt voor de afgebeelde boxspring, die een tweepersoons boxspring betreft. Niet in geschil is dat deze prijs slechts geldt voor een 1-persoons boxspring. Nu in de bestreden uitingen op geen enkele wijze duidelijk wordt gemaakt dat de genoemde prijs een vanafprijs is die niet geldt voor het product zoals afgebeeld, is sprake van onduidelijke informatie over de prijs of het specifieke prijsvoordeel als bedoeld onder d van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) in verbinding met de Algemene Aanbeveling sub i NRC. Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

2)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat de uitingen zo zullen worden gewijzigd dat duidelijk zal worden gemaakt dat het om een vanafprijs gaat die alleen geldt voor de eenpersoons uitvoering van het aangeboden product. Uit de website en de Facebookpagina van adverteerder blijkt echter niet dat adverteerder aan deze toezegging gevolg heeft gegeven. De voorzitter constateert immers dat ten tijde van de beoordeling van de klacht (11 januari 2016) de aanbieding nog ongewijzigd op de website en op de Facebook-pagina van adverteerder staat. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2668

Uiting over milieuvoordelen van vliegreizen TUI onduidelijk

RCC 2 februari 2016, RB 2668; Dossiernr. 2015/01195 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Milieuclaim. Uiting: Het betreft een televisiereclame. Daarin wordt het volgende gezegd:
“Dezelfde smile met zoveel meer aandacht voor de rest van de wereld. We brengen je naar de allermooiste bestemmingen op aarde. Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week. TUI, discover your smile”.

Terwijl gezegd wordt: “een duurzame accommodatie” verschijnt te samen met beelden van een accommodatie een logo in beeld, bestaande in een groene cirkel met daarin een witte boom. Ditzelfde logo is te zien terwijl later in de uiting de tekst “600 duurzame accommodaties” in beeld verschijnt. 

Klacht: In deze televisiereclame wordt zeer nadrukkelijk gesproken over de vermeende duurzaamheid van de door TUI aangeboden reizen. In het begin wordt gesproken over “de meest duurzame vluchten” of “de meest duurzame luchtvaartmaatschappijen”. Vervolgens wordt het woord duurzaam nog een groot aantal keer gebruikt. Hierdoor wordt ten onrechte de indruk gewekt dat indien men bij TUI een reis boekt, men een zeer duurzame vakantie krijgt.

Alleen al door de reis met een vliegtuig, welke reis met een zeer hoog brandstofverbruik en CO2 uitstoot gepaard gaat, is een vliegvakantie veel minder duurzaam dan ongeveer welke vakantie ook waarbij men zich met een ander vervoermiddel naar de vakantiebestemming verplaatst.

Mogelijk biedt TUI vliegreizen aan die ten opzichte van andere vliegreizen duurzamer zijn, maar bijvoorbeeld treinreizen, busreizen en zelfs reizen met een personenauto of camper zijn vele malen duurzamer. 

Gelet op het bovenstaande vindt klager de wijze waarop TUI de duurzaamheid van haar vliegvakanties benadrukt zeer misleidend. Mensen kunnen in de verleiding komen een vliegvakantie te boeken, omdat ze door deze reclame het gevoel krijgen zeer duurzaam bezig te zijn, terwijl dit niet het geval is.

Commissie:
Het primaire verweer dat er geen belang meer is bij deze klacht en procedure, omdat de bestreden uiting niet (meer) te zien is, kan niet slagen. Voor de behandeling van een klacht tegen een reclame-uiting is niet noodzakelijk dat deze reclame ten tijde van de behandeling van de klacht nog wordt gevoerd.

In de bestreden uiting wordt onder meer gezegd:

“Je vliegt met één van de duurzaamste airlines van Europa naar een duurzame accommodatie. Ontdek wat TUI met je doet … en boek één van onze 600 duurzame accommodaties al vanaf € 279,- per persoon per week”.

Door bovenbedoeld gebruik van de woorden “duurzaamste” en (tweemaal) “duurzame” wordt expliciet gerefereerd aan milieuaspecten verbonden aan de “productie” en “consumptie” van vliegreizen met TUI naar (één van) genoemde accommodaties. Om die reden is de uiting een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 van de Milieu Reclame Code (MRC). Artikel 3 MRC luidt:

“Milieuclaims dienen aantoonbaar juist te zijn. De bewijslast rust op de adverteerder. Naarmate de milieuclaims absoluter zijn geformuleerd, worden zwaardere eisen gesteld aan het bewijsmateriaal”.

In de toelichting bij artikel 3 RC staat onder meer:

“Bij de huidige stand van de techniek is het moeilijk voorstelbaar dat dat van veel producten kan worden bewezen dat dat zij absoluut milieuonschadelijk zijn. Daarom is grote terughoudendheid met betrekking tot absolute claims op zijn plaats. Hierbij dient men zich te realiseren dat woorden als “milieuvriendelijk”, “schoon”, “groen”, “goed voor het milieu”, die zonder nadere nuancering worden gebruikt, door het publiek snel als absolute claims worden begrepen”.

Over het gebruik van het woord “duurzame” in de onderhavige uiting oordeelt de Commissie als volgt.

Het woord “duurzaam” heeft geen vastomlijnde betekenis. In de uiting wordt gesproken over “duurzame accommodatie” en “600 duurzame accommodaties” zonder dat wordt toegelicht wat adverteerder hiermee bedoelt. Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat 600 door TUI aangeboden accommodaties zijn gecertificeerd als ‘duurzame accommodatie’ door een zogenaamd GSTC (Global Sustainable Tourism Council) erkend keurmerk, maar een dergelijke toelichting of een duidelijke verwijzing daarnaar ontbreekt in de televisiereclame. Om deze reden en omdat de duurzaamheidsclaim ook wordt versterkt door een verwijzing naar de in de vliegreizen opgenomen vluchten acht de Commissie de uiting onduidelijk over de milieuvoordelen van de in de uiting aangeprezen vliegreizen van TUI en daardoor in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC.

De beslissing
De Commissie acht de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2667

Reclame-uiting “Snelle Boekers Voordeel” van TUI is misleidend door ontbreken informatie

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2667; Dossiernr. 2016/00027 (TUI)
Audiovisuele mediadienst. Misleiding. Ontbrekende informatie. Uiting: Het betreft de hierna te omschrijven televisiecommercial.

Klacht: Klager stelt, samengevat, dat adverteerder in de televisiecommercial “vroegboekkorting” aanbiedt. Klager heeft naar aanleiding daarvan een reis geboekt in september/oktober. Bij boeking bleek dat van “vroegboekkorting” geen sprake was. Uit de televisiecommercial blijkt echter dat er altijd korting is. Er wordt niet vermeld dat er voorwaarden verbonden zijn aan het krijgen van korting. Klager acht de televisiecommercial misleidend.

Voorzitter:
1)  Klager maakt in zijn klacht melding van een televisiecommercial waarin wordt gesproken over “vroegboekkorting”. Adverteerder stelt dat zij geen televisiecommercial doet uitzenden waarin dit woord voorkomt. Wel doet adverteerder een televisiecommercial uitzenden waarin de woorden “Snelle Boekers Voordeel” worden gebruikt. De voorzitter begrijpt dat de klacht op laatstgenoemde televisiecommercial betrekking heeft en zal deze als de bestreden uiting beschouwen. Uitgaande hiervan oordeelt de voorzitter als volgt.
2)  In de televisiecommercial wordt zonder enig voorbehoud en zonder verwijzing naar voorwaarden melding gemaakt van “Snelle Boekers Voordeel”. De gemiddelde consument zal om die reden menen dat hij bij een “snelle boeking” recht op voordeel heeft, zonder erop bedacht te zijn dat zich situaties kunnen voordoen waarin hij, ondanks een “snelle boeking”, geen recht op korting heeft wegens bepaalde voorwaarden. De voorzitter acht de informatie over die voorwaarden essentieel voor de gemiddelde consument. Deze voorwaarden bevatten immers belangrijke beperkingen, zoals bij vliegreizen de beperking dat de korting slechts geldt voor bepaalde vliegtuigmaatschappijen. Nu de gemiddelde consument in de televisiecommercial niet op het bestaan van de beperkingen wordt gewezen, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3)  De voorzitter neemt nota van de mededeling van adverteerder dat zij erkent dat in de televisiecommercial essentiële informatie ontbreekt, alsmede dat zij de televisiecommercial onmiddellijk heeft laten aanpassen toen zij dit ontdekte. In de televisiecommercial wordt blijkens de door adverteerder overgelegde screenshots inmiddels wel naar de voorwaarden en de vindplaats daarvan verwezen, zodat de gemiddelde consument hierop wordt geattendeerd. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2666

Reclame-uiting Caiway “Alles-in-1 Glas”-pakketten misleidend

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2666; Dossiernr. 2015/01247 (Caiway)
Misleiding. Uiting: Het betreft de website www.caiway.nl voor zover hierop melding word gemaakt van “Alles-in-1 Glas”-pakketten en een reclamefolder van adverteerder.
Op de website wordt een pakket “Alles-in-1 Glas G75” aangeboden voor 43 Euro per maand waaronder staat:
“75 Mbit/s up- en download”,
“70+ zenders, 31 in HD” en
“voordelig bellen”.

In de folder staat onder meer:
“De voordelen van één aanbieder:
< >: u heeft een compleet pakket al vanaf 43 Euro per maand U blijft televisiekijken in de hoogste kwaliteit zoals u nu gewend bent Overal thuis live tv-kijken op tablet, smartphone en pc Tot wel 20 keer sneller internet via glasvezel Gratis behoud van uw huidige telefoonnummer Eén overzichtelijke factuur”.

Klacht: Klager stelt dat de bestreden uitingen de indruk wekken dat alle diensten, waaronder ook televisie, over glasvezel worden geleverd. Indien men “Alles-in-één Glas 75” wil bestellen, blijkt echter dat televisie over de coaxkabel blijft geleverd en niet over glasvezel. Dit acht klager misleidend.

Voorzitter:
1)  De voorzitter oordeelt dat in de bestreden uitingen, zowel door de naamgeving van de aangeboden pakketten (“Alles-in-1 Glas”) als de beschrijving ervan waarin wordt verwezen naar televisie (“70+ zenders 31 in HD” op de website en “televisie kijken in de hoogste kwaliteit” in de folder), ten onrechte de indruk wordt gewekt dat alle diensten via glasvezel worden geleverd. Niet in geschil is dat dit echter niet geldt voor televisie en radio, terwijl deze wel onderdeel uitmaken van de genoemde “Alles-in-1 Glas”-pakketten. Nu in de bestreden uitingen op geen enkele wijze duidelijk wordt gemaakt dat televisie in de aangeboden “Alles-in-1 Glas”-pakketten niet via de glasvezelverbinding maar via coaxkabel wordt geleverd, is sprake van onduidelijke informatie over de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter is van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
2)  In de mededeling van adverteerder dat zij zo snel mogelijk maatregelen neemt om alle uitingen zodanig aan te passen dat duidelijk zal worden gemaakt dat televisie en radio niet via de glasvezelverbinding maar via coaxkabel worden geleverd, ziet de voorzitter aanleiding de aanbeveling te doen voor zover nog nodig. Derhalve wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder aan, voor zover nodig, om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken. 

RB 2665

Uiting KoffieVoordeel omtrent koffiecapsules misleidend

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2665; Dossiernr. 2016/00039 (KoffieVoordeel)
Misleiding. Uiting: Het betreft
- de website www.koffievoordeel.nl voor zover hierop melding werd gemaakt van de actie “Celeste d’Oro Introductiepakket (200 cups) voor Nespresso® machine + gratis Luxe Nespresso-capsulehouder”, waarbij die capsulehouder en diverse capsules zijn afgebeeld (https://www.koffievoordeel.nl/celeste-d-oro-introductiepakket-voor-nespressor-machine-gratis-luxe-nespresso-capsulehouder.html) en
- een advertentie in het Eindhovens Dagblad waarin volgens klager dezelfde afbeelding stond als hiervoor bedoeld.

Klacht: Op de foto van de advertentie in de krant en op de website van adverteerder zijn aluminium cups weergegeven, net als bij de originele Nespresso. De cups die adverteerder levert, zijn echter van plastic. Dit is slecht voor de machine, want het perforeren gaat erg lastig. Adverteerder levert niet wat in de advertentie staat. Klager legt correspondentie over waarin adverteerder zegt dat de foto in de uiting is aangepast.

Voorzitter:
1)  Nu niet het origineel of een kopie van de advertentie in het Eindhovens Dagblad is overgelegd, kan de voorzitter deze uiting niet beoordelen. Van de bestreden uiting op de website van adverteerder is daarentegen wel een kopie beschikbaar. De voorzitter zal uitsluitend laatstgenoemde uiting beoordelen en stelt daarbij voorop dat adverteerder niet heeft weersproken dat in die uiting zoals klager die zag ten tijde van het indienen van de klacht, aluminium capsules werden afgebeeld. Blijkbaar was ook duidelijk zichtbaar dat de capsules van dit materiaal waren vervaardigd. In werkelijkheid zijn de capsules die met de capsulehouder worden meegeleverd van plastic.
2)  Inmiddels heeft adverteerder de uiting aangepast en worden volgens haar nu op haar website de capsules afgebeeld zoals die worden geleverd. Dat adverteerder de reclame-uiting op haar website heeft aangepast, doet niet af aan het feit dat de oorspronkelijke uiting op de website misleidend dient te worden geacht. In die uiting werd immers een onjuiste indruk gewekt omtrent de uitvoering van de capsules, een van de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Hierdoor had de gemiddelde consument kunnen denken dat adverteerder capsules levert van aluminium. Deze onjuiste indruk werd niet weggenomen door duidelijke informatie over het materiaal van de capsules. Verder is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument door het voorgaande ertoe gebracht kon worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Klager heeft immers onweersproken gesteld dat aluminium capsules voordelen hebben boven plastic capsules. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
3)  De voorzitter heeft ambtshalve geconstateerd dat de capsules die nu in het kader van de onderhavige actie op de website van adverteerder zijn te zien niet de indruk wekken dat zij van aluminium zijn. In het feit dat de uiting is gewijzigd en blijkbaar nu de capsules worden afgebeeld zoals die worden geleverd, ziet de voorzitter aanleiding gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep. De voorzitter zal dus een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter

Ten aanzien van de advertentie in het Eindhovens Dagblad wordt de klacht afgewezen omdat die uiting niet kan worden beoordeeld.

De voorzitter acht de bestreden uiting op de website van adverteerder, zoals die zichtbaar was ten tijde van het indienen van de klacht, in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.

RB 2658

Reclame overname Mazda-dealerschap onvoldoende duidelijk

RCC 26 januari 2016, RB 2658; Dossiernr. 2015/01194 (Mulder-Mazda-’t Groene Hart)
Uiting: Het betreft een reclame-uiting in ‘Krant van Gouda’. In de uiting zijn twee handen te zien. De ene hand draagt een Mazda speelgoedauto  over aan de andere hand. Boven de afbeelding staat de tekst: “Wij nemen het stokje over van Van Vegten Autobedrijf”. Onder de afbeelding staat de tekst: “Mulder-Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.”

Klacht: In de uiting wordt ten onrechte de indruk gewekt dat adverteerder het Mazda-dealerschap van Autobedrijf Van Vegten in Gouda (hierna: Van Vegten) gaat overnemen. In november hebben Mazda Nederland en adverteerder een brief gestuurd met een soortgelijke strekking aan alle Mazdabezitters in Gouda en omgeving, die voor een groot deel klant zijn bij Van Vegten. Klager vindt dat hij misleid is door adverteerder en verzoekt de Commissie om de handelwijze van adverteerder te veroordelen en adverteerder te verplichten tot een rectificatie in alle media van deze misleidende reclame.

Commissie: Niet in geschil is dat adverteerder per 1 november 2015 het Mazda-dealerschap in Gouda e.o. van Van Vegten heeft overgenomen en dat Van Vegten – zij het zonder het Mazda-dealerschap – blijft voortbestaan. Bij de beoordeling of een uiting in strijd is met de Nederlandse Reclame Code (NRC) let de Commissie op de gehele uiting. De Commissie is van oordeel dat uit de bestreden uiting onvoldoende duidelijk blijkt dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap. De gemiddelde consument zal na het lezen van de advertentietekst: “Wij nemen het stokje over van Van Vegten Autobedrijf” gemakkelijk ten onrechte kunnen denken dat Van Vegten ophoudt te bestaan. Dat onderin de advertentie staat: “Mulder-Mazda-’t Groene Hart De Mazda dealer voor Gouda e.o.” maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Hieruit blijkt niet, althans onvoldoende duidelijk dat de overname slechts ziet op het Mazda-dealerschap.

Gelet op het voorgaande is in de uiting onduidelijke informatie verstrekt als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de NRC. Omdat de uiting de gemiddelde consument bovendien ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Klager heeft verzocht adverteerder te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie. De Commissie is daartoe echter niet bevoegd.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2653

Vergelijkende claims AirFluSal in strijd met Gedragscode Geneesmiddelenreclame

CGR Codecommissie 5 februari 2016, RB 2653; K15.010 (GlaxoSmithKline tegen Sandoz)
Uitspraak ingezonden door Machteld Hiemstra, Simmons & Simmons. GSK en Sando zijn ondernemingen die zich bezig houden met de productie, verhandeling en distributie van geneesmiddelen en zijn vergunninghouders zoals in de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. Sandoz brengt sinds medio 2015 AirFluSal op de markt, de generieke versie van het merkgeneesmiddel Seretide Diskus van GSK. Deze laatste klaagt over verschillende claims die Sandoz voert ten aanzien van AirFluSal op onder andere een informatiekaartje en in advertenties. De superioriteitsclaims van Sandoz worden volgens GSK door geen enkele vergelijkende klinische studie ondersteund. Zij verzoekt de Codecommissie Sandoz te bevelen het gebruik van de reclamen-uitingen en de claims te staken. De Codecommissie beoordeelt de innovatie claim als vergelijkend en misleidend, nu enig wetenschappelijke onderbouwing daarvan ontbreekt. De geclaimde zichtbare feedback en therapietrouw op zowel de informatiekaart als in de advertentie is eveneens misleidend. De claim is feitelijk onjuist, nu niet duidelijk wordt vermeld dat het noodzakelijk is de strips af te scheuren. De stelling van GSK dat juist het tegenovergestelde van therapietrouw wordt bereikt wordt echter van de hand gewezen, nu dit niet bijdraagt aan het oordeel of de claim juist is. De woorden ‘een nieuwe deur’ zijn niet vergelijkend of misleidend. Sandoz wordt bevolen de met de Gedragscode strijdige uitingen te staken en een rectificatiebrief te verzenden aan haar relaties.

6.8 Met GSK is de Codecommissie eens dat de claim “de bekende combinatie van salmeterol en fluticason, in een nieuwe, innovatieve inhalator: de Forspiro®.” een vergelijking oproept met de Seretide Discus van GSK. Evenzeer moet deze claim als een superioriteitsclaim worden beschouwd. Aan de term “innovatief” moet bij gebruik daarvan in het onderhavige verband niet alleen de betekenis van vernieuwend, maar ook van baanbrekend of grensverleggend worden toegekend, hetgeen impliceert dat de inhalator ten opzichte van andere inhalatoren, zoals de Seretide Discus, een nieuwe therapeutisch relevante functionaliteit bezit, zoals bijvoorbeeld een effectievere werking, een hoger gebruiksgemak of een hogere bijdrage aan therapietrouw. Nu enige wetenschappelijke onderbouwing daarvan ontbreekt, moet de vergelijking reeds om die reden als niet wetenschappelijk aantoonbaar juist worden geacht en moet deze in strijd worden geacht met het bepaalde in artikel 5.2.2.8 van de Gedragscode.

6.11 De Codecommissie stelt vast dat, gegeven de uitleg die Sandoz geeft, voor de geclaimde zichtbare feedback over het aantal per dag gebruikte doses dus kennelijk essentieel is dat per dag de gebruikte strips worden afgescheurd. Nergens in de SmPC of de bijsluiter wordt dit echter vermeld. (…)

6.14 Gezien het hiervoor overwogene is de claim “De Forspiro® laat uw patiënten direct zien of ze vandaag wel of nog niet geïnhaleerd hebben.” feitelijk onjuist, niet in overeenstemming met de SmPC en misleidend en is evenzeer feitelijk onjuist en misleidend de door Sandoz met de uitingen gewekte indruk dat de Forspiro ® innovatief is ten aanzien van gebruiksgemak of therapietrouw. Dit is in strijd met het bepaalde in de artikelen 5.2.2.3 en 5.2.2.8 van de Gedragscode.

6.17 Met betrekking tot de stelling van GSK dat met de AirFluSal Forspiro ® het tegenovergestelde van therapietrouw wordt bereikt, omdat AirFluSal Forspiro alleen beschikbaar is voor de dosering 50/500 µg salmeterol/fluticason en de patiënt zal moeten overschakelen naar een ander middel wanneer de dosering moet worden getitreerd naar de laagste mogelijke dosis (wat ook bij gebruik van AirFluSal Forspiro dient plaats te vinden), hetgeen de therapietrouw niet ten goede komt overweegt de Codecommissie het volgende. Niet ter discussie staat dat AirFluSal Forspiro uitsluitend beschikbaar is in de dosis 50/500 µg salmeterol/fluticason. Die dosering is op zichzelf duidelijk vermeld in de advertentie en ook in de overige promotiematerialen. Ook staat niet ter discussie dat bij de behandeling van patiënten met astma of COPD steeds getitreerd moet worden naar de laagst mogelijke dosering waarbij de symptomen effectief onder controle blijven. Dit staat ook met zoveel woorden in de SmPC en de K15.010 GSK/Sandoz 14 verkorte productinformatie van AirFluSal Forspiro. Als titratie naar een lagere dosering gewenst is, zal een patiënt die AirFluSal Forspiro gebruikt daarom moeten overschakelen naar een ander middel, met een andere inhalator. De Codecommissie is echter van oordeel dat dit aspect niet bijdraagt aan het oordeel dat de onderhavige claim in strijd met de Gedragscode moet worden geacht. Therapietrouw ziet in het algemeen (primair) op het gebruik van het middel volgens voorschrift bij de in de SmPC vermelde indicatie. In zoverre hoeft overschakeling naar een ander product niet af te doen aan therapietrouw.