Adje's bedrijf De Zingende Decoupeerzaag krijgt schadevergoeding van verandabedrijf
Rechtbank Oost-Brabant 16 oktober 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:6239 (De Zingende Decoupeerzaag tegen Vervor)Het productiebedrijf De Zingende Decoupeerzaag (DZD) van 'Adje' en verandabedrijf Vervor hebben een overeenkomst gesloten. Het ging hierbij om het maken van reclamespotjes. In het eerdere tussenvonnis (en eerder) heeft de rechtbank al overwogen dat Vervor een toerekenbare tekortkoming heeft gepleegd door het weigeren de overeenkomst uit te voeren en daardoor aansprakelijk is voor de als gevolg daarvan door DZD geleden schade. DZD vordert nu schadevergoeding.
DZD heeft haar vordering beperkt tot haar gemaakte kosten en haar misgelopen winst vermeerderd met 19% BTW. Zo heeft persoon A 4 dagdelen besteed aan het optreden in drie promotionele filmpjes ten behoeve van de veranda's van Vervor, voor het maken van foto's en het inspreken van een geluidsbandje voor een telefoonlijn. DZD heeft het tarief per dagdeel gesteld op € 4.500,00 met als onderbouwing facturen aan andere opdrachtgevers. De aan andere opdrachtgevers in rekening gebrachte bedragen bestaan uit gemaakte kosten vermeerderd met winst. De rechtbank wijst de vorderingen toe zonder vermeerderingen van de BTW. Bij andere opdrachtgevers betaalde DZD de BTW van het tarief per dagdeel.
Beoordeling
2.4 DZD heeft gesteld dat uitgegaan moet worden van een tarief per dagdeel van € 4.500,00 voor [persoon A]; zij heeft ter onderbouwing hiervan een aantal van haar facturen aan andere opdrachtgevers in het geding gebracht. Vervor heeft dit weersproken in die zin dat de vergoedingen van andere opdrachtgevers niet kunnen worden vergeleken met de overeenkomst tussen partijen, omdat in die laatste voor [persoon A] een deel variabele vergoeding (in de vorm van een vergoeding per verkochte veranda) was voorzien en voor de andere opdrachtgevers een vaste vergoeding gold. De rechtbank verwerpt dit verweer. De aan andere opdrachtgevers in rekening gebrachte bedragen bestaan uit gemaakte kosten vermeerderd met winst. Had Vervor de overeenkomst onberispelijk nagekomen, dan had DZD - buiten een eventuele winstcomponent die naast een vergoeding voor de gemaakte kosten zat besloten in de initiële factuur van € 18.000,00 - ook winst gemaakt, of in ieder geval kunnen maken middels de variabele vergoeding. De hoogte van die potentiële winst is niet langer vast te stellen en dat is veroorzaakt door de wanprestatie van Vervor. Vervor heeft ook niet gesteld, noch is anderszins gebleken, dat DZD in geval de overeenkomst was nagekomen veel minder winst zou (hebben) kunnen maken op de inzet van [persoon A] in vergelijking met andere opdrachtgevers. De rechtbank begroot gelet hierop deze winstcomponent dan ook op de winstcomponent die zit besloten in de vaste vergoedingen die DZD aan andere opdrachtgevers in rekening brengt. De hoogte van het door DZD gestelde bedrag (€ 4.500 per dagdeel) heeft Vervor voor het overige niet gemotiveerd betwist, zodat de rechtbank als schadevergoeding voor gemaakte kosten en misgelopen winst (4 x € 4.500,00 =) € 18.000,00 zal vaststellen zoals gevorderd.
EU voorstel: richtlijn betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij
Brief inzake advies over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsmunterij (COM2013) 42 final). Kamerstukken I, 2013/14, 33667 nr. C.De Europese Commissie is de Eerste Kamer erkentelijk voor het advies over het voorstel van de Commissie voor een richtlijn betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsmunterij {COM(2013) 42final}. De Commissie neemt nota van het advies van de Eerste Kamer over de invoering van minimumstraffen en zou de navolgende toelichting willen verschaffen:
De Commissie heeft bij de voorbereiding van het voorstel zorgvuldig geanalyseerd in hoeverre het nationale strafrecht de euro voldoende beschermt. Zij heeft de mogelijkheden onderzocht om het beschermingsniveau te verhogen en de geloofwaardigheid van het monetaire stelsel van de Unie, dat steunt op de Europese eenheidsmunt, te bevorderen. De Commissie acht het nodig de strafrechtelijke sancties verder op elkaar af te stemmen. Zij verwacht dat dit de afschrikkende werking van straffen zal vergroten en ook de rechtshandhaving en grensoverschrijdende samenwerking ten goede zal komen.
Personen die de intentie hebben om vals geld te vervaardigen en te verspreiden en daarbij een zeker bedrag te overschrijden, zullen hun plannen wellicht herzien als zij weten dat hen daarvoor ten minste zes maanden
gevangenisstraf kan worden opgelegd. Bovendien dragen minimumstraffen ertoe bij dat de rechtshandhavingsinstanties en justitiële autoriteiten prioriteit geven aan onderzoek en vervolging van de betrokken feiten. Aldus bevorderen de minimumstraffen de grensoverschrijdende samenwerking. De Commissie hoopt dat deze toelichting de in het advies geuite punten van zorg wegnemen en verheugt zich op de voortzetting van de politieke dialoog met de Eerste Kamer.
Ambtshalve toetsen boetebeding in consumentenovereenkomst
Vzr. Rechtbank Gelderland 6 november 2013, ECLI:NL:RBGEL:2013:4386 Oneerlijk beding in consumentenovereenkomst. Hoor en wederhoor. Algemene voorwaarden. Huurovereenkomst. Onredelijk bezwarend. Verstek. Eiser vordert ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, betaling van huurachterstand, borg, buitengerechtelijke kosten en een contractuele boete.
Eiser vordert deze boete op grond van artikel 20.6 van de algemene bepalingen. Dit beding op niet nakoming is volgens de kantonrechter een boetebeding en nu er geen sprake is van een kernbeding gaat het om een algemene voorwaarde. Er moet ambtshalve getoetst worden aan de open norm van artikel 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek en moet gekeken worden naar Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter acht het beding onredelijk bezwarend.
De boete geldt voor alle niet-nakomingen, ongeacht de ernst, aard en omvang ervan en zij is verschuldigd onverminderd de aanspraken van de verhuurder op nakoming en schadevergoeding. De boete is niet gemaximeerd en kan derhalve ongelimiteerd oplopen. Dit zou betekenen dat het beding vernietigbaar is en dat [gedaagde partij] geen boete verschuldigd is.
Eiser wordt in gelegenheid gesteld om op de overwegingen te reageren en iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Beoordeling
2.3 De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat het beding dat op niet nakoming van de bepalingen uit de huurovereenkomst en de bijbehorende algemene voorwaarden een boete van € 25,00 per kalenderdag stelt, is aan te merken als een boetebeding. Nu geen sprake is van een kernbeding is dit boetebeding aan te merken als een algemene voorwaarde. De kantonrechter overweegt dat toetsing van voormeld boetebeding ambtshalve (HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691) dient plaats te vinden via de open norm van 6:233 sub a Burgerlijk Wetboek (BW). Bij deze toetsing wordt tevens gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 j° lid 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de Richtlijn), in samenhang met het bepaalde in onderdeel e op de bij de Richtlijn gevoegde indicatieve lijst (de zogenaamde “blauwe lijst”). Als oneerlijk beding in de zin van de Richtlijn kan worden aangemerkt “bedingen die tot doel of tot gevolg hebben de consument die zijn verbintenissen niet nakomt, een onevenredig hoge schadevergoeding op te leggen”.
Het ontbreken van de medeling over uitvoering als OV-chipkaart is niet misleidend
RCC 22 oktober 2013, dossiernr. 2013/00670 (Blokker NS-dagkaart)Afwijzing. Het betreft het op het winkelraam van het Blokker-filiaal in de Ferdinand Bolstraat te Amsterdam aangebrachte raambiljet met als kop:
“Voordelig op reis! 1 dag onbeperkt treinen door héél Nederland”.
De klacht - Klager heeft in de winkel gevraagd of de aanbieding voor 1 dag onbeperkt treinen, zoals voorheen, een papieren dagkaart betrof, hetgeen hem door de betreffende verkoopster werd bevestigd. Thuisgekomen zag klager, die vier dagkaarten had gekocht, echter dat sprake was van een OV-chipkaart. Dit had duidelijk in de uiting vermeld moeten worden, wat niet het geval is. Klager voelt zich hierdoor misleid. Zijn verzoek aan Blokker om de gekochte kaarten terug te nemen is afgewezen.
Het oordeel van de Commissie
Vast is komen te staan dat de in de uiting aangeboden dagkaart een wegwerp OV-chipkaart betreft. Klager acht de uiting door het ontbreken van de vermelding hiervan onduidelijk en daardoor misleidend. Naar het oordeel van de Commissie echter betreft de uitvoering van de dagkaart als papieren treinkaartje of als wegwerp OV-chipkaart geen informatie die voor de gemiddelde consument dermate essentieel is dat deze in de uiting dient te zijn opgenomen.Het ontbreken van een mededeling over de uitvoering als OV-chipkaart maakt de bestreden uiting daarom niet misleidend. Hieraan doet niet af dat klager door het winkelpersoneel wellicht onjuist is geïnformeerd over de uitvoering van de dagkaart.
Niet is gesteld of gebleken dat met de aangeboden dagkaart niet daadwerkelijk 1 dag onbeperkt door heel Nederland met de trein kon worden gereisd, zoals in de uiting in het vooruitzicht wordt gesteld.
Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
De hypotheker had associaties met dierenmishandeling niet beoogd
Vz. RCC 16 oktober 2013, dossiernr. 2013/00702 (De Hypotheker)Voorzittersafwijzing. Het betreft een televisiecommercial van adverteerder waarin onder meer een fragment van een jongeman met een pony is te zien.
De klacht - Mede gelet op recente voorbeelden van mishandeling van pony’s, is het fragment van een volwassen man met een kleine pony zeer onpasselijk.
Het oordeel van de voorzitter
De Voorzitter vat de klacht aldus op dat klaagster de televisiecommercial in strijd met de goede smaak en/of het fatsoen acht als bedoeld in de artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter daarvan.
Met inachtneming van deze terughoudendheid is de Voorzitter van oordeel dat in de onderhavige uiting de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.
In de televisiecommercial wordt op duidelijk overdreven en humoristisch bedoelde wijze tot uitdrukking gebracht dat het gezin te groot is geworden voor het huidige huis, de tuin en de huisdieren. Voor zover dit wordt uitgebeeld in het fragment van een jongeman en een pony, blijkt dat de jongeman niet op de pony zit, maar in feite op de grond staat terwijl de pony loopt. De Voorzitter is van oordeel dat dit niet als dierenkwelling of mishandeling kan worden gezien. Voor zover de commercial associaties oproept met dierenmishandeling is dit onmiskenbaar niet door de adverteerder beoogt. De klacht dient op grond van het voorgaande te worden afgewezen.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het hierboven overwogene wijst de voorzitter de klacht af.
Aanvullingen Kinder & Jeugdreclamecode
De Kinder- en Jeugdreclamecode heeft een aantal aanvullingen gekregen. Nieuw is dat in de reclamecode ook bepalingen zijn opgenomen over de herkenbaarheid van reclame in social media, de virtuele wereld en (in)game advertising. Deze aanpassing was nodig omdat zowel kinderen als adverteerders steeds actiever worden in de digitale media.
Reclame moet ook in een digitale omgeving voor kinderen duidelijk herkenbaar zijn. In het geval van games moet de reclame zich duidelijk onderscheiden van de game. Verder mag een adverteerder kinderen niet rechtstreeks stimuleren tot het maken van reclame van hem. Zo mag de adverteerder kinderen niet vragen zijn Facebook-pagina te 'liken' in ruil voor enig voordeel. Ook mag hij kinderen in ruil voor het maken van reclame geen extra mogelijkheden binnen de virtuele wereld en/of game aanbieden. De vernieuwde Kinder- en Jeugdreclamecode is onderdeel van de Nederlandse Reclame Code.
Voor de meest geüpdatete versie van de volledige Nederlandse Reclame Code gaat u naar www.reclamecode.nl/nrc
Geen BTW is niet 21% maar 18% korting en dus misleidend
Vz. RCC 21 oktober 2013, dossier 2013/00620 en 2013/00772 (BTW-korting)Voorzitterstoewijzing. Het betreft de televisiereclame voor de ‘deze week geen BTW-actie’ ofwel “BTW Vrij Markt-actie” van adverteerder. In de televisiecommercial wordt onder meer gezegd: “deze week betaal je bij Praxis geen BTW op heel veel producten”. De tekst “geen BTW” verschijnt ook in beeld bij het noemen en tonen van verschillende productgroepen waarop deze actie van toepassing is, waarbij onder in beeld de tekst verschijnt: “zie praxis.nl voor de actievoorwaarden”.
De klacht - In de commercial wordt gesuggereerd dat men 21% korting krijgt bij adverteerder. Bij de kassa blijkt de korting echter op grond van de door adverteerder gehanteerde rekenmethode 18% te zijn. Klager acht de reclame op grond van het voorgaande misleidend.
Het oordeel van de voorzitter
1) De voorzitter is van oordeel dat de klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen, en overweegt daartoe het volgende.2) In de commercials wordt uitdrukkelijk gezegd: “deze week betaal je bij Praxis geen BTW op heel veel producten”. De gemiddelde consument, die geacht kan worden op de hoogte zijn van het feit dat in de koopprijs van het product BTW is inbegrepen, zal naar het oordeel van de voorzitter deze mededelingen aldus opvatten, dat in het kader van bedoelde actie de prijzen worden verlaagd, en wel met hetzelfde percentage als de BTW. In feite zal de consument derhalve de onderhavige actie opvatten als een 21% kortingsactie. Van de gemiddelde consument kan niet worden verwacht dat hij weet dat het onjuist is in verband met de actie 21% korting te berekenen over het bedrag inclusief BTW. Indien men het bedrag inclusief BTW op juiste wijze wil terugrekenen naar het bedrag exclusief BTW, dient immers het bedrag inclusief BTW te worden verminderd met een rekenpercentage van 17,35%.
3) Het voorgaande impliceert dat de consument moet worden geïnformeerd over de wijze waarop de actie moet worden uitgelegd om te voorkomen dat bij hem onjuiste verwachtingen worden gewekt omtrent het voordeel waarop hij op grond van de actie recht heeft. Deze infor-matie is essentieel in de zin van artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Het gaat immers om de hoogte van het voordeel en daarmee om de prijs die de consument uiteindelijk dient te betalen. Nu in de uiting dergelijke informatie ontbreekt, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De enkele verwijzing in de uiting naar de actievoorwaarden leidt niet tot een ander oordeel. Voor essentiële informatie kan immers niet worden volstaan met een enkele verwijzing naar voorwaarden die elders kunnen worden geraadpleegd.
De beslissing van de voorzitter
De voorzitter acht de bestreden reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
Hij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRc (nieuw) art. 8.3 onder c.
Reclame wekt onjuist de indruk dat de lpg-installatie veilig en in overeenstemming met geldige wetgeving kan worden gebruikt
Vz. RCC 21 oktober 2013, dossiernr. 2013/00686 (Konag viswagen)Voorzitterstoewijzing. Het betreft de website van adverteerder (konag.nl/kopen/verkoopwagen/visverkoopwagen) waarop een “Konag Viswagen” wordt aangeboden waarbij onder meer wordt meegedeeld dat de wagen beschikt over een “Lpg gas installatie”.
De klacht - Klager stelt, kort samengevat, dat het gaat om een wagen die is bedoeld voor de ambulante verkoop van onder andere verwarmde visproducten. Nu dergelijke wagens periodiek een standplaats innemen op een markt, vallen zij onder de Wet milieubeheer. Als gevolg hiervan moeten deze verkoopwagens voldoen aan de bepalingen van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Artikel 4.1 lid 6 van het Activiteitenbesluit milieubeheer bepaalt dat het verboden is in een in-richting gasflessen voorhanden te hebben en te gebruiken die zijn gevuld met autogas (lpg). Adverteerder overtreedt dit besluit.
Het oordeel van de voorzitter
1) Met betrekking tot het betoog van adverteerder dat de uiting inmiddels is gewijzigd, merkt de voorzitter op dat in het kader van de onderhavige procedure uitsluitend wordt geoordeeld over de uiting zoals deze werd gepubliceerd ten tijde van het indienen van de klacht. De voorzitter is van oordeel dat deze klacht de Commissie aanleiding zal geven een aanbeveling te doen. Hij overweegt daartoe het volgende.2) Niet weersproken is dat het aangeprezen product in overeenstemming dient te zijn met artikel 4.1 lid 6 van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Ingevolge deze bepaling is het, voor zover hier van belang, verboden gasflessen voorhanden te hebben en te gebruiken die gevuld zijn met autogas (lpg). In de bestreden uiting wordt de visverkoopwagen aangeprezen onder de vermelding dat deze is voorzien van een lpg gas installatie. Het gebruik van deze installatie dient op grond van het voorgaande in strijd met de wet te worden geacht. Klager heeft bovendien onweersproken gesteld dat de strekking van artikel 4.1 lid 6 van het Activiteitenbesluit milieubeheer is om gevaarlijke situaties te voorkomen, te weten een explosie van autogas met brand tot gevolg.
3) Een en ander brengt mee dat in de uiting ten onrechte de indruk wordt gewekt dat de in de visverkoopwagen aanwezige lpg-installatie veilig en in overeenstemming met de geldende wetgeving kan worden gebruikt. In zoverre is de uiting in strijd met de waarheid. Nu voorts bij het gebruik van de installatie gevaarlijke situaties kunnen ontstaan waartegen het genoemde besluit zich keert, is de uiting naar het oordeel van de voorzitter tevens in strijd met het algemeen belang. Derhalve wordt beslist als volgt.
De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 2 en artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.Regeling: NRC (nieuw) art. 5
NRC (nieuw) art. 2 (waarheid)
Radioreclame voor Roast week is om 14.00 in strijd met goede smaak en fatsoen
RCC 18 oktober 2013, dossiernr. 2013/00712Het betreft een radioreclame waarin de voice-over het volgende zegt: “Goedendag, u belt met het Roast Trainingscentrum. Maak nu een keuze uit één van de volgende mogelijkheden.. en probeer ’t niet te verkloten. Toets 1 voor de deeltijdopleiding je Moeder Is Lelijk-ologie. Toets 2 voor de proefles Kus Mijn Kont-kunde. Toets 3 voor de Master Toegepaste Vernederwetenschappen
Als u niets drukt.. go fuck yourself! Get ready to roast! De Comedy Central Roast week, vanaf 2 september, bij Comedy Central”.
De klacht - Klaagster vindt de uiting, die zij ’s middags om 14 uur hoorde, ontoelaatbaar. Zij moest haar dochter van 7 uitleggen wat “go fuck yourself!” betekent. Klaagster wenst dat de reclame niet meer wordt uitgezonden, althans niet meer overdag.
Het oordeel van de Commissie
De Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster de uiting in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen, zeker voor zover deze overdag wordt uitgezonden.Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. Ook met inachtneming van deze terughoudendheid vindt de Commissie het taalgebruik in de onderhavige uiting dermate grof, met name door de woorden “go fuck yourself!”,dat zij de uiting in strijd acht met de goede smaak, voor zover deze wordt uitgezonden op een tijdstip waarop de kans groot is dat (jonge) kinderen deze horen.
Dat de uiting humoristisch is bedoeld, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC, voor zover deze wordt uitgezonden vóór 20.00 uur. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken en stelt als voorwaarde aan uitzending van de reclame dat deze niet vóór 20.00 uur plaatsvindt.Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.
Regeling: NRC (nieuw) art. 2 (goede smaak en fatsoen)
ProstEase ten onrechte aangeduid als natuurlijk product
RCC 18 oktober 2013, dossiernr. 2013/00311 (ProstEase)Het betreft een uiting op www.naturesrange.nl voor het voedingssupplement ProstEase. Onder een afbeelding van de verpakking van het product staat onder meer:
“ProstEase TM voor het behoud van een normale prostaat. ProstEase is een natuurlijk voedingssupplement voor het behoud van een normale prostaat. Goed voor de prostaat. Goed voor de prostaatfunctie. Voor het behoud van een normale prostaat” en “ProstEase bestaat uit een complete formule met 25 ingrediënten waaronder de vruchten van de zegepalm (serenoa repens), (…) He Shou Wu wortelextract, lycopeen en zink”.
De klacht - De klacht, voor zover gehandhaafd in klaagsters e-mails, kan als volgt worden samengevat.
3. Waarom zink aan ProstEase is toegevoegd en zo natuurlijk wordt gevonden, is een raadsel. Mineralen met zink dienen een flinke bewerking te ondergaan om zink te isoleren. Veel natuurlijks is daar niet aan en dat betekent dat ProstEase ook niet erg natuurlijk is.
1. Volgens een bij de klacht overgelegde monografie van Natural Medicines Comprehensive Database kan Polygonum Multiflorum (in het Chinees: He Shou Wu) leverschade veroorzaken. Er is dus geen sprake van dat er bij het gebruik van ProstEase geen bijverschijnselen zouden zijn.
Voorts is er onvoldoende betrouwbare informatie beschikbaar over de werkzaamheid van Polygonum Multiflorum.
2. Over de werkzaamheid van Serenos repens is meer informatie beschikbaar, maar volgens de betere studies heeft dit ingrediënt weinig effect. Bovendien zijn er de nodige -zij het lichte- bijverschijnselen.
4. Veel kan niet worden gezegd over het totale effect van ProstEase, omdat maar 6 van de 25 ingrediënten worden genoemd. De overige ingrediënten zouden ook moeten worden vermeld. Wat dat betreft biedt de uiting onvoldoende informatie. Overigens dient de samenstelling op de verpakking te worden vermeld. Die ziet men pas als men de bestelling heeft ontvangen, en dat is te laat.
Het oordeel van de Commissie
Met betrekking tot de verschillende bezwaren overweegt de Commissie het volgende.
Ad 1 en 2.
In de bestreden uiting wordt niet gesteld of gesuggereerd dat het gebruik van ProstEase geen bijverschijnselen met zich zou brengen. Derhalve acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.
Voor zover klaagster de werking van afzonderlijke ingrediënten betwist, moet in de eerste plaats worden beoordeeld of het product ProstEase ingrediënten bevat waaraan de bestreden werking kan worden toegeschreven, en zo ja, of er sprake is van een werkzame hoeveelheid. De Commissie toetst in dit verband aan Verordening (EG) 1924/2006 (hierna: de Claimsverordening), aangezien de claims
“voor het behoud van een normale prostaat”
“goed voor de prostaat” en
“goed voor de prostaatfunctie”
moeten worden aangemerkt als gezondheidsclaims in de zin van artikel 2 lid 5 van de Claimsverordening,
De Commissie constateert dat niet is gebleken dat het onderhavige product ingrediënten bevat ten aanzien waarvan is komen vast te staan dat zij voornoemde gezondheidsclaims rechtvaardigen. De ingrediënten die in de uiting worden genoemd, staan deels niet op de lijst van goedgekeurde claims als bedoeld in Verordening (EU) Nr. 432/2012 van de Europese Commissie van 16 mei 2012 en rechtvaardigen, voor zover zij wel op die lijst staan (zink), niet de onderhavige, specifiek voor de prostaat bedoelde claims. Voor het overige is niet gebleken dat er momenteel, waar het betreft de in de uiting genoemde ingrediënten, zodanige claims aanhangig zijn bij de Europese Commissie.
Op grond van het bovenstaande zijn de bewuste gezondheidsclaims in strijd met de Claimsverordening en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 van Nederlandse Reclame Code (NRC).
Ad 3.
Klaagster heeft de juistheid van de mededeling “natuurlijk voedingssupplement” gemotiveerd weersproken, door te stellen dat mineralen met zink een flinke bewerking moeten ondergaan, om zink te isoleren. Vervolgens heeft adverteerder volstaan met de mededeling dat zink een essentieel sporenelement is en een belangrijke rol in het lichaam speelt. Aldus is niet aannemelijk geworden dat de mededeling “natuurlijk voedingssupplement” juist is.
Gelet hierop is de Commissie van oordeel dat de uiting gepaard gaat met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in artikel 8.2 NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
Ad 4.
In de uiting is duidelijk vermeld dat ProstEase 25 ingrediënten bevat. Dat hiervan maar 6 ingrediënten met name zijn genoemd, betekent niet dat de uiting in strijd is met de NRC. Meer in het bijzonder is er naar het oordeel van de Commissie geen sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om en geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 onder c NRC.
Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.
De beslissing
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met de artikelen 2 en 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.
Regeling: NRC (nieuw) art. 2 (wet)
NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 aanhef