Geringe betekenis van technische gegevens
Hof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem 17 april 2012, LJN BW3101 (A. tegen Auto-Palace Utrecht B.V./Smart Center Utrecht)
Misleidende reclame. Voornaamste kenmerken product. ECE-waarde brandstofverbruik.
Deze zaak gaat om de vraag of A terecht de ontbinding van de koopovereenkomst vordert, omdat de door hem gekochte auto niet aan de overeenkomst voldoet. De auto, Smart Fortwo Cabrio, verbruikt meer benzine dan in de technische specificaties is vermeld. De rechtbank heeft de vordering van A ongegrond verklaard.
Het hof oordeelt mede aan de hand van Europese regelgeving, aangevoerd door A. De ECE-waarde, die verplicht op het label dient te worden weergegeven, kan niet representatief worden geacht voor het brandstofverbruik in de dagelijkse praktijk. De richtlijnen hebben niet tot doel om het brandstofverbruik vast te stellen, maar om een communautaire methode voor het meten van het brandstofverbruik vast te stellen. Het hof oordeelt dat door Smart Center voldoende is gewezen op het karakter van de technische gegevens en de geringe betekenis daarvan in de praktijk. De opgaven in de technische specificaties zijn namelijk bedoeld ter vergelijking van de verschillende voertuigtypen. De rechtbank heeft een onderzoek uitgevoerd naar het verbruik van de tien zuinigste auto's, welke door het hof representatief wordt geacht. Voor alle auto's in die top-10 is een afwijking van 20% of meer vastgesteld. Het hof oordeelt dat uit deze uitkomsten volgt dat het door A gestelde verschil in benzineverbruik niet meebrengt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.
Het hof bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Utrecht van 18 maart 2009 en 9 december 2009 en veroordeelt A in de proceskosten.
4.8 Naar het oordeel van het hof volgt uit de hiervoor weergegeven bepalingen uit de consideransen en de relevante artikelen van de richtlijnen dat zij zowel het opheffen van technische handelsbelemmeringen, die kunnen ontstaan doordat de voorschriften met betrekking tot het meten van het brandstofverbruik van motorvoertuigen van lidstaat tot lidstaat verschillen, beogen te dienen, als het verkrijgen van een schoner milieu (de terugdringing van de emissie van koolwaterstoffen door personenauto’s) en het geven van objectieve, nauwkeurige en uniforme voorlichting aan kopers en gebruikers van auto’s met het oog op de door hen te maken keuze uit verschillende aangeboden modellen aan de hand van de op het voorgeschreven label (brandstofverbruiksetiket) vermelde gegevens over de CO2 uitstoot en het brandstofverbruik.
4.9 Bij de in de richtlijn van 1980, als gewijzigd op 17 december 1993, vastgelegde vaststelling van het brandstofverbruik gaat het om een uniform, onder strikte en gestandaardiseerde condities uitgevoerd, op een laboratoriumproef lijkend, onderzoek. De op grond daarvan gevonden, op het label weer te geven waarde, ook wel de ECE-waarde genoemd, kan niet representatief worden geacht voor het brandstofverbruik in de dagelijkse praktijk. De richtlijnen hebben, anders dan [A] aanvoert, kennelijk ook niet het doel om dit laatste brandstofverbruik vast te stellen, maar wel om een communautaire methode voor het meten van het brandstofverbruik vast te stellen, met de onder 4.8 genoemde doelen. De Nederlandse omzettingswetgeving dient, zoals gezegd, richtlijnconform te worden uitgelegd. Anders dan [A] in hoger beroep aanvoert, kan in zijn processtukken geen gemotiveerde betwisting worden gevonden van de stelling van Smart Center dat de gegevens op het door haar aangebrachte label in overeenstemming zijn met het in Richtlijn 80/1268/EEG, als gewijzigd, voorgeschreven onderzoek, zodat het hof daarvan uitgaat.
4.11 Ten aanzien van de door [A] geuite klachten met betrekking tot het volgen van de uitkomsten van het door de ANWB verrichte, op zijn website gepubliceerde onderzoek overweegt het hof het volgende. Het hof merkt voor zover nodig op dat het de overweging van de rechtbank deelt dat het ter bevordering van de proceseconomie, in het bijzonder ter vermijding van een kostbaar en tijdrovend deskundigenbericht, voor de hand lag om zelf in openbare bronnen onderzoek te doen naar de vraag in hoeverre het door de fabrikant opgegeven verbruik, gemeten volgens de Richtlijn 80/1268/EEG (als gewijzigd) afwijkt van het verbruik in de praktijk, in het bijzonder of een verschil van 25% tussen beide verbruikscijfers ongebruikelijk is, om vervolgens partijen in de gelegenheid te stellen op dat onderzoek en het daarop gebaseerde voorlopige oordeel van de rechtbank te laten reageren.
Aan de stelling van [A] dat bij een openbare bron op het internet niet kan worden geverifieerd welke informatie achter de op te vragen informatie schuilgaat, gaat het hof voorbij. Het gaat erom of de aldus beschikbare informatie van een voldoende betrouwbare en ter zake deskundige bron afkomstig is. [A] heeft niet gesteld dat dit met de website van de ANWB niet het geval is. [A] laat overigens na te vermelden van welke “achterliggende” gegevens hij had willen kennis nemen.
4.12 Het door de rechtbank geraadpleegde, op de website van de ANWB gepubliceerde onderzoek naar het verbruik van de tien zuinigste auto’s, acht het hof evenals de rechtbank representatief. De rechtbank heeft daarbij opgemerkt dat zich bij de tien onderzochte auto’s ook een Smart fortwo Coupé bevindt. Daaruit volgt, anders dan [A] stelt, niet dat de rechtbank niet onder ogen heeft gezien dat dit een andere auto is dan die van [A]. De verwijzing naar de Smart fortwo Coupé is klaarblijkelijk vooral bedoeld om duidelijk te maken dat een vergelijkbare auto van hetzelfde merk tot de in deze groep onderzochte auto’s behoort. Voor alle auto’s in die top-10 is een afwijking van 20% of meer vastgesteld. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat uit deze uitkomsten volgt dat het door [A] gestelde verschil in benzineverbruik tussen het door hem gemeten cijfer en de ECE-waarde (ten aanzien waarvan [A] niet stelt dat dit wordt veroorzaakt door een technisch defect van de auto) niet meebrengt dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordt.
Op andere blogs:
thöenes van der hoeff lichtenveldt advocaten (Informatie over brandstofverbruik bij de aanschaf van auto's misleidend? Niet volgens het Hof Amsterdam.)
Huishouden en inrichting. Misleidende reclame. h1n1, e-coli en salmonella zijn virussen.
In de uiting op postordershop.nl staat dat de gebittenreiniger niet alleen supersnel werkt, “maar ook zó brandschoon dat er geen geborstel en geen reinigingsvloeistoffen tegenop kunnen.” In de praktijk blijkt anders en klager betwijfelt daarom of het apparaat een ultrasone werking heeft.
In de Albert Heijn tv-reclame wordt aangegeven dat men per €15 aan boodschappen een mini-product ontvangt. Echter de mini-producten zijn lege verpakkingen. Een mini-product betekent een kleinere versie van het oorspronkelijke product, dus inclusief inhoud. Nu zij niet gevuld zijn, maakt adverteerder zich schuldig aan misleidende reclame.
Als randvermelding. De vordering van de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN ("CAN") tegen de Staat der Nederlanden wordt afgewezen. Gevorderd wordt een verklaring voor recht dat het maken van een uitzondering op het rookverbod ten gunste van kleine cafés met ingang van 6 juli 2011 onverbindend is. Dit wordt gevorderd op basis van strijd met de Tabakswet, algemene rechtsbeginselen, met een beroep op het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (beroep op rechtstreekse werking) en Europese regelgeving.
Het tijdschrift Allerhande prijst een blik Del Monte fruit aan als volgt: Een eenvoudige manier om aan 2 stuks fruit per dag te komen…” eronder staat: “Het fruit van Del Monte wordt vers geplukt en direct verpakt zodat alle voedingsstoffen optimaal behouden blijven. Voor een gezonde traktatie kies je voor Del Monte fruit op sap of als je jezelf wat meer wilt verwennen kies je voor Del Monte fruit op siroop – wat je ook kiest, het telt mee voor je 2 stuks fruit per dag!”
Uit het
Beslissing ingezonden door Arne ten Hoeve,
In een serie uitingen over geneesmiddelen is onder andere opgenomen: onder A. “Grijp niet direct naar een geneesmiddel als je ergens last van hebt. Ga niet direct iets slikken bij elk ongemak. Zeker als je probleem redelijk aan de buitenkant van je lichaam zit. Dan is het logischer en efficiënter een middel te gebruiken dat ter plekke zijn werk doet. Dat is minder belastend voor je lichaam. Zo voorkom je nare bijwerkingen. En het levert vaak betere resultaten.” Klager meent dat de tekst appelleert aan angstgevoelens, ex artikel 6 NRC, dat er sprake is van agressieve reclame en dat er op een denigrerend wijze gesproken wordt over geneesmiddelen. Tot slot zijn de I SAY-producten slechts hulpmiddelen, die niet door het CBG worden beoordeeld en de mededeling "vaak betere resultaten" is daarom misleidend ex artikel 8 NRC. In een uitgebreid oordeel worden de klachten voor het overgrote deel gegrond verklaard en een aanbeveling gedaan.