RB
RB 3835
17 mei 2024
Artikel

ACM legt Epic Games boete op wegens het onder druk zetten van kinderen

 
RB 3744
7 mei 2024
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair vanaf juni/juli 2024

 
RB 3834
6 mei 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024 - Panel compleet!

 
RB 2598

Zelfzorgproducten Tegenpijn.nl door presentatie aan te merken als geneesmiddelen

RCC 26 november 2015, RB 2598; Dossiernr: 2015/00999 (Tegenpijn.nl)
Aanbeveling. Gezondheid. Misleiding. Uiting: Het betreft een uiting op www.tegenpijn.nl. Daarin staat onder de aanhef:
“Tegenpijn.nl
Zelfzorgproducten voor spieren, huid en haar!” onder meer: “TEGENPIJN.NL. Uw webshop voor Zelfzorgproducten.

Tegenpijn.nl is een webwinkel gespecialiseerd in natuurlijke (zelfzorg) gezondheidsproducten uit Indonesië, Thailand, Finland. Denk aan vastzittende spieren, van nek of rug, (sport)blessures. Veel producten zijn op natuurlijke basis, zodat deze ook bij kinderen kunnen worden gebruikt.

Ons assortiment wordt regelmatig aangevuld met nieuwe producten.
* Zoekt u een product? Voer bij Zoeken het merk in en klik op Zoeken, u krijgt dan alle producten van dit merk onder elkaar.
* Voer bij zoeken bijv. migraine in, u ziet dan vervolgens alle producten op rij”.

Klacht: Klager maakt bezwaar tegen de urlnaam van Tegenpijn.nl, namelijk www.tegenpijn.nl.
Op www.tegenpijn.nl verkoopt Tegenpijn.nl voornamelijk gezondheidsproducten. Klager acht de naam www.tegenpijn.nl in strijd met artikel 84 van de Geneesmiddelenwet. Verder acht klager de uiting misleidend ten aanzien van de aard en de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder a respectievelijk b van de Nederlandse Reclame Code (NRC).

Klager licht zijn bezwaar als volgt toe. De naam van de website www.tegenpijn.nl. is reclame. Deze naam heeft immers als doel de verkoop van de producten op de betreffende site te bevorderen. Bovendien moet de naam worden beschouwd als een mededeling, gericht tot de potentiële consument, waarmee aan deze kenbaar wordt gemaakt dat hij onder die naam een website betreffende deze producten zal vinden.

De naam www.tegenpijn.nl is een medische claim. Voor gezondheidsproducten mogen geen medische claims worden gebruikt. Door onder een url www.tegenpijn.nl producten aan te bieden “die niet tegen pijn zijn”, handelt Tegenpijn.nl in strijd met artikel 84 van de Geneesmiddelenwet. Op grond van deze bepaling is reclame voor een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning is verleend verboden.

Verder zal de consument bij een url www.tegenpijn.nl denken dat hij producten tegen pijn zal aantreffen. Dit is misleidend.

Commissie:

De Commissie stelt voorop dat zij niet bevoegd is om te oordelen over de urlnaam www.tegenpijn.nl op zichzelf. Over deze naam, die op zichzelf genomen nog geen aanprijzing van een goed, dienst of denkbeeld is, kan zij zich uitsluitend uitlaten voor zover die wordt gebruikt in een reclame-uiting. Klager heeft bij de klacht een afdruk van één pagina van de website www.tegenpijn.nl overgelegd. Deze webpagina houdt een openbare aanprijzing in van de producten van de webshop Tegenpijn.nl en is om die reden reclame als bedoeld in artikel 1 NRC.

In deze reclame-uiting staat onder de aanhef:

“Tegenpijn.nl

 Zelfzorgproducten voor spieren,

 huid en haar!” onder meer:
“TEGENPIJN.NL. Uw webshop voor Zelfzorgproducten.

Tegenpijn.nl is een webwinkel gespecialiseerd in natuurlijke (zelfzorg) gezondheidsproducten uit Indonesië, Thailand, Finland. Denk aan vastzittende spieren, van nek of rug, (sport)blessures. Veel producten zijn op natuurlijke basis, zodat deze ook bij kinderen kunnen worden gebruikt.

Ons assortiment wordt regelmatig aangevuld met nieuwe producten.

* Zoekt u een product? Voer bij Zoeken het merk in en klik op Zoeken, u krijgt dan alle producten van dit merk onder elkaar.
* Voer bij zoeken bijv. migraine in, u ziet dan vervolgens alle producten op rij”.

Uit bovenstaande informatie zal de consument opmaken dat via de website www.tegenpijn.nl zelfzorgproducten voor in elk geval spieren, huid en haar worden aangeboden. Door de vermelding www.tegenpijn.nl in de bestreden uiting worden deze zelfzorgproducten gepresenteerd als geschikt voor het genezen of voorkomen van pijn bij de mens als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b 1 van de Geneesmiddelenwet en om die reden is er sprake van geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub b 1 Geneesmiddelenwet. Adverteerder heeft niet weersproken dat voor de op de site aangeboden producten geen handelsvergunning in de zin van artikel 84 Geneesmiddelenwet is verleend. Gelet hierop acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 84 Geneesmiddelenwet en daardoor in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 NRC.

Bij verweer heeft adverteerder meegedeeld dat bij elk zelfzorgproduct op de productpagina staat dat het een zelfzorgproduct betreft en geen geneesmiddel. Verder heeft adverteerder meegedeeld dat via een link wordt gewezen op een pagina waarop onderscheid wordt gemaakt tussen zelfzorgproducten en geneesmiddelen. Dit verweer kan niet slagen en maakt het oordeel van de Commissie niet anders. Zoals klager ook bij repliek heeft meegedeeld, kunnen geneesmiddelen ook zelfzorgmiddelen zijn, zoals bijvoorbeeld paracetamol. 

Nu de uiting reeds om bovengenoemde reden in strijd is met de NRC, komt de Commissie niet toe aan beoordeling van de vraag of de uiting misleidend is.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2597

Gezondheidsclaims voor Green Coffee Bean Max misleidend

RCC 5 november 2015, RB 2597; Dossiernr: 2015/00942 (Green Coffee Bean Max)
Aanbeveling. Gezondheidsclaim. Uiting: Het betreft reclame voor “Green Coffee Bean Max”, zoals te zien op 27 augustus 2015 op www.greenbreancoffeemax.nl.
Daarin staat onder meer:

“Disclaimer: het resultaat van Green Coffee Bean Max is niet gegarandeerd maar kan wel behaald worden.

Green Coffee Bean Max

Met green coffee bean max kunt u wellicht uw streefgewicht halen. Het behalen is niet gegarandeerd maar er zijn zeker klanten geweest die dit behaald hebben.

Daarom gebruikt Green Coffee Bean Max alleen de zuiverste groene koffieboon extracten om 100% natuurlijke dieetsupplementen te maken.

Disclaimer: het resultaat van Green Coffee Bean Max is niet gegarandeerd maar kan wel behaald worden.

Antioxidanten zijn nergens in de natuur zo talrijk als binnenin een ongeroosterde groene koffieboon. Deze jonge groene bonen zijn daarom de basis van Green Coffee Bean Max. Afvallen met Green Coffee Bean Max doe je dus verantwoord en in balans met je lichaam.

Disclaimer: het resultaat van Green Coffee Bean Max is niet gegarandeerd maar kan wel behaald worden.

Hoe helpt Green Coffee Max je lichaam gewicht te verliezen?
     • Green bean coffee max kan ervoor zorgen dat de vetopname minder wordt. Dit geldt niet voor iedereen.
     • Groene koffie kan u helpen om af te vallen.

Disclaimer: het resultaat van Green Coffee Bean Max is niet gegarandeerd maar kan wel behaald worden.

Wat krijgt u?

1 x Green coffee bean max voor 1 maand”.

Bestel nu Direct”.

Klacht: Klaagster legt “de wetenschappelijke gegevens over green coffee”, gepubliceerd op Natural Medicines Comprehensive Database (NMCD) over. Wetenschappelijke gegevens over Green Coffee Bean Max heeft klaagster “daarbij” niet kunnen vinden. Onderaan pagina 1 van de NMCD is vermeld dat de gegevens betreffende gewichtsverlies voorlopig en van slechte kwaliteit zijn. Dat betekent dat er geen wetenschappelijk bewijs is voor de werking van groene koffie waar het betreft gewichtsverlies.

Opmerkelijk is de disclaimer die adverteerder gebruikt: “Het resultaat van Green Coffee Bean Max is niet gegarandeerd maar kan wel behaald worden”. Dit wordt bevestigd in vorenbedoelde mededeling onderaan pagina 1 van de NMCD:

“However, published studies are preliminary, short-term, and of poor quality”. Klaagster stelt: “Er is geen garantie voor het gewichtsverlies door middel van groene koffie”. Klaagster acht de uiting misleidend en daardoor oneerlijk.

Commissie: De Commissie vat de klacht op in die zin dat deze in het bijzonder is gericht tegen de volgende mededelingen omtrent Green Coffee Bean Max:

“dieetsupplementen”;

“Afvallen met Green Coffee Bean Max doe je dus verantwoord en in balans met je lichaam” en

“Hoe helpt Green Coffee Bean Max je lichaam gewicht te verliezen?
     • Green coffee bean max kan ervoor zorgen dat de vetopname minder wordt. Dit geldt niet voor iedereen.
     • Groene koffie kan u helpen om af te vallen”.

Naar het oordeel van de Commissie zijn deze mededelingen gezondheidsclaims als bedoeld in artikel 2 lid 5 van de Europese Verordening inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (Claimsverordening), meer in het bijzonder claims met betrekking tot een afslankend effect. Uit de uiting blijkt niet duidelijk op welk(e) specifieke ingrediënt(en) of op welke nutriënt(en) deze claims zijn gebaseerd.

De Commissie ziet mede gezien de informatie van de Keuringsraad KOAG/KAG geen aanleiding om de onderhavige uiting in strijd met de Claimsverordening te achten. Mogelijk is er sprake van gezondheidsclaims met betrekking tot één of meer stoffen die in het product zijn verwerkt, waarbij die claims vallen onder een overgangsregeling van de Claimsverordening, waardoor deze niet in strijd zijn met die verordening. Dat vorenbedoelde overgangsregeling mogelijk van toepassing is, ontslaat adverteerder echter niet van de verplichting om de werking van het product voldoende aannemelijk te maken. Dat een stof op de ‘on hold’ lijst is geplaatst, impliceert immers nog geen oordeel over de aannemelijkheid van de werking daarvan. Adverteerder dient, zolang een dergelijk oordeel nog niet gegeven is, de werking van het product aannemelijk te maken indien deze, zoals in het onderhavige geval, gemotiveerd wordt betwist.

Dat het product Green Coffee Bean Max kan helpen om af te vallen/gewicht te verliezen, zoals in de uiting gesteld, is door adverteerder niet, althans niet voldoende aannemelijk gemaakt, ook niet door de mededeling dat adverteerder vaak van klanten verneemt dat het product goed werkt. Gelet hierop gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet zou hebben genomen is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat de uiting de volgende nuancering bevat: “het resultaat van Green Coffee Bean Max is niet gegarandeerd maar kan wel behaald worden” maakt bovenstaand oordeel niet anders.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2596

Verwarrend gebruik van Google Maps bij routeberekening door Uber

RCC 10 november 2015, RB 2596; Dossiernr: 2015/00921 (Uber)
Aanbeveling. Vervoer. Misleiding. Uiting: Het betreft een uiting op www.uber.com/cities/london. In die uiting staat -tegen de achtergrond van een routekaart op basis van Google Maps- een kader met het kopje “FARE ESTIMATE”.

Onder dat kopje staat onder meer:
“W 13 Olf. E15 1az”.

Vervolgens zijn diverse prijzen vermeld, waaronder:
“uberX                                               £29-38”.

Klacht: Geschat wordt dat een rit van “W 13 Olf” naar “E15 1az”  £29-38 kost. De route die wordt getoond, komt overeen met de route die Google Maps toont en waarvan de afstand 27.6 miles is.

Uber brengt £1,25 per mile in rekening, hetgeen leidt tot een totaalbedrag van £34,50. Daarbij komen nog “the base fare” van £2,50 en “the time allowance” van 0.15 per minuut.

Zowel de laagste als de hoogst geschatte prijs zijn in de praktijk niet mogelijk.

De hoogste prijs impliceert een reisduur van 6,6 minuten. Om binnen deze tijd 27.6 miles af te leggen, moet een snelheid worden behaald van 250 miles per uur. Indien echter wordt uitgegaan van een gemiddelde snelheid van 40 miles per uur, bedraagt de vervoerprijs (fare) £43,21.

Commissie:

Klager heeft gemotiveerd bestreden dat voor een prijs, variërend van £29-38, een rit kan worden gemaakt met de taxi uberX van “W 13 Olf” naar “E15 1az”. Klager is voor zijn klacht uitgegaan van de in de uiting getoonde route, afkomstig van Google maps.

Het verweer komt erop neer dat klager voor zijn berekening ten onrechte is uitgegaan van de in de uiting getoonde route, afkomstig van Google maps. Adverteerder heeft erop gewezen dat bij haar berekening geen gebruik wordt gemaakt van de route (of afstand) zoals weergegeven door Google Maps, dat desondanks in de uiting een route afkomstig van Google Maps wordt getoond, maar dat momenteel wordt gewerkt aan een “Calculator interface”, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van Google Maps.

Naar het oordeel van de Commissie kan door het tonen van een route op basis van Google Maps in de onderhavige uiting, terwijl de berekening niet op basis van die route plaatsvindt, gemakkelijk verwarring ontstaan over (de wijze van totstandkomen van) de in de uiting opgenomen prijsopgave. In zoverre acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de wijze waarop de prijs wordt berekend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2595

Zakelijke relatie duidelijk ondanks ontbreken van #spon

RCC 17 november 2015, RB 2595; Dossiernr: 2014/00917 (Daniel Wellington)
Bijzondere Reclamecode. Digitale marketing. Uiting: Het betreft de volgende blogs van verweerders sub 2 tot en met 4 in verband met een horloge van Daniel Wellington. Naast een door iedere blogger geplaatste foto waarop het betreffende horloge is afgebeeld, staan respectievelijk de volgende teksten:

“Ohmyfoodnessnl
>3 mijn nieuwe rose gouden #danielwellington horloge. Deze dagen krijg je trouwens 15% korting via de website wanneer je de code ‘holidayohmy’ gebruikt. Fijn en leuk voor kerst?”

“Yellowlemontreeblog
Have to hurry a bit so I made this frozen gingerbread banana smoothie on the go. And Santa came by early this year! I’m in love with my new watch from @danielwellingtonwatches. It’s really classy. Want a Daniel Wellington for Christmas too? With the promotion code holi-daylemontree you get 15% off your order until the 15th of January.” “#frozenbanana #smoothie #bananasmoothie #watch #danielwellington #danielwelling-tonwatches”

“dailylin
Santa came early this year #danielwellington if you want your own you can use ‘holidaydaily’ to get a 15% discount”.

Klacht: Het betreft hier volgens klager reclame/marketing naar aanleiding van een door de desbetref-fende bloggers gratis verkregen horloge met een zeer lovende begeleidende tekst over het merk en/of product en een promotiecode. Bij deze uiting wordt op geen enkele wijze vermeld, zoals in de Reclamecode Social Media artikel 2 lid c en d en artikel 3 lid a en b is omschre-ven, dat het om een (in natura) gesponsord product van het betreffende merk gaat.

Commissie:

1) In de eerste plaats dient de vraag te worden beantwoord of de Commissie bevoegd is de onderhavige uitingen te beoordelen, nu verweerder Daniel Wellington dit betwist. Niet in geschil is dat Daniel Wellington Nederlandse bloggers heeft ingezet ter promotie van haar pro-duct in Nederland. Hierdoor is in Nederland door Nederlandse bloggers reclame gemaakt op Social Media. De Commissie acht zich om die reden bevoegd over de klacht met betrekking tot de onderhavige uitingen te oordelen en zal de klacht, gelet op de inhoud daarvan, toetsen aan de Reclamecode Social Media. De Commissie begrijpt de klacht aldus dat volgens klager de uitingen in strijd zijn met het bepaalde in de Reclamecode Social Media waarin is bepaald dat reclame via social media duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn en uitdrukkelijk door de verspreider dient te worden vermeld indien daarvoor een vergoeding in geld of natura is ontvangen. Aan deze eisen is volgens klager bij de betrokken uitingen niet voldaan omdat niet zou blijken dat het om een gesponsord product gaat.

2) De Commissie stelt voorop dat ingevolge de systematiek van de Reclamecode Social Media de inhoud en de aard van de Relevante Relatie in ieder geval duidelijk herkenbaar is indien deze conform de suggesties bij artikel 3 van deze code is weergegeven. Nu in de uitin-gen geen aansluiting bij die suggesties is gezocht, dient te worden beoordeeld of de inhoud en aard van de Relevante Relatie duidelijk en op eenvoudig toegankelijke wijze geopenbaard wordt, bijvoorbeeld door opmaak en/of presentatie.

3) De Commissie constateert dat de uitingen enkele overeenkomstige elementen bevatten, te weten een afbeelding waarop het product nadrukkelijk is afgebeeld, een verwijzing in de tekst naar adverteerder Daniel Wellington door middel van #DanielWellington of @DanielWellington en de suggestie om het horloge nu met korting te bestellen met gebruik-making van een ‘discount’ van 15% bij vermelding van een daarvoor bedoelde code. Daar-naast hebben twee bloggers, Yellowlemontree en Dailylin, de zinsnede “Santa came by early this year” vermeld. Voor zover uit deze elementen nog onvoldoende zou blijken dat er sprake is van reclame via social media waarbij een Relevante Relatie bestaat tussen Daniel Welling-ton en verweerders sub 2 tot en met 4 (de bloggers), geldt dat dit tevens uit het volgende blijkt. De Commissie merkt op dat per blogger een kortingscode wordt genoemd die verwijst naar de naam waaronder wordt geblogd. Ohmyfoodnessnl gebruikt immers de kortingscode ‘holidayohmy’, Yellowlemontreeblog de code ‘holidaylemontree’ en dailylin de code ‘holiday-daily’. Deze op de betreffende blogger afgestemde kortingscode die bij de bestelling van het horloge bij Daniel Wellington kan worden gebruikt verwijst onmiskenbaar naar een zakelijke relatie tussen Daniel Wellington en de bloggers,.

4) Gelet op voornoemde elementen en de opmaak en presentatie van de betreffende blogs is de Commissie van oordeel dat uit de gewraakte uitingen, ondanks het ontbreken van de in de Code Social Media als suggestie voorgestelde vermeldingen, zoals #spon, in de vereiste mate blijkt dat sprake is van reclame en dat de bloggers voor het plaatsen van deze uitingen een vergoeding in geld of natura hebben ontvangen van Daniel Wellington.

De Commissie wijst de klacht af.

Op andere blogs:
Charlotte's law

RB 2594

Klacht dat Grondwet dode letter is en daarmee reclame tegen discriminatie misleidend afgewezen

RCC 19 november 2015, RB 2594; Dossiernr: 2015/00987 (Nederlandse grondwet)
Misleiding. Uiting: Het betreft een televisiereclame. In deze uiting is te zien dat diverse personen met rode verf een streep trekken door het woord ‘discriminatie’. Intussen wordt gezegd:

“In Nederland is discriminatie op welke grond dan ook niet toegestaan. In gelijke gevallen behandelen we iedereen gelijk. Zet zelf ook een streep door discriminatie. Kijk op discriminatie.nl”.

Klacht: Er worden verkeerde verwachtingen gewekt wat betreft het kunnen beëindigen van discriminatie in Nederland. In de onderhavige reclame betreffende “art. 1” is niet vermeld dat de “Nederlandse grondwet” “buiten werking staat” op het moment dat burgers daar rechten aan willen ontlenen. Wet- en regelgeving met betrekking tot “de grondrechten en grondwet” kunnen in Nederland sinds 1983 “met ingang van artikel 120” niet getoetst worden door de rechter. “Artikel 120 van de grondwet” heeft verder tot gevolg dat “ook als men via het EVRM en de VN gaat de overheid het advies naast zich neerleggen” kan. Klaagster verwijst naar een artikel van mr P.B. Cliteur getiteld: “ARGUMENTEN VOOR EN TEGEN CONSTITUTIONELE TOETSING” en naar een artikel op www.mr-online.nl met de aanhef: “Brenninkmeijer: “Grondwet zo dood als een pier”.”.

 

Dat discriminatie wordt tegengegaan vanuit het gelijkheidsbeginsel is niet juist. Het gelijkheidsbeginsel wordt immers door de Raad van State zelfs gebruikt om partijen uit te sluiten van verkiezingen. Klaagster verwijst naar een in de klacht opgenomen link naar www.vrouwenpartij.nl.

Commissie:

De Commissie stelt voorop dat de uiting zelf geen directe verwijzing naar de Grondwet bevat, maar de kijker slechts aanspoort om zelf discriminatie te bestrijden en in verband daarmee op de website discriminatie.nl te kijken. Deze website is kennelijk bedoeld als meldpunt voor discriminatie. De klacht faalt derhalve, reeds op deze grond.

Voorts heeft -ten overvloede- het volgende te gelden. Klaagster wijst in haar bezwaar tegen de beslissing van de voorzitter (hierna: het bezwaar) op de artikelen 1 en 120 van de Grondwet. Deze luiden als volgt.

Artikel 1:
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”.

Artikel 120:
“De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen”.

De Commissie begrijpt uit het bezwaar dat klaagster vindt dat artikel 1 van de Grondwet een dode letter is. Volgens klaagster staat artikel 120 Grondwet in de weg aan toepassing van artikel 1 Grondwet, tenzij (zo bedoelt klaagster kennelijk met “mits”) de rechter “tegen artikel 120 Grondwet ingaat”.

De Commissie deelt het standpunt van klaagster niet. Klaagsters bezwaar berust op een onjuiste lezing van artikel 120 Grondwet. Deze bepaling betreft “de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen” en doet niet af aan het recht op gelijke behandeling zoals verwoord in artikel 1 Grondwet.

De Commissie wijst de klacht af.

RB 2593

"Beste business school"-claim ongegrond dus misleidend

RCC 20 november 2015, RB 2593; Dossiernr: 2015/01067 (TiasNimbas)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Uiting 1: Het betreft een radiocommercial van TiasNimbas Business School waarin – voor zover van belang – wordt gezegd: “Tias dé nummer 1 business school van Nederland volgens de Financial Times en volgens Hilbrand van der Kooi” (…). Vervolgens zegt de voice-over: “Tias de beste business school”.

Uiting 2: Het betreft de tag-on van TiasNimbas Business School waarin wordt gezegd: “Ook de beste in maatwerk. Kijk op tias.nl”.

Klacht: In uiting 1 claimt adverteerder de beste master opleidingen van Nederland aan te bieden volgens de internationale rankings van ‘The Financial Times’. Deze informatie is volgens klager misleidend en onvolledig want adverteerder scoort alleen het beste op maatwerk. In uiting 2 wordt gezegd: “ook de beste in maatwerk” waarmee wordt gesuggereerd dat ze daarnaast ook nog op een andere ranking van The Financial Times op nummer 1 staan, terwijl dat niet het geval is.

 

Commissie: Ten aanzien van uiting 1 oordeelt de Commissie als volgt. In deze uiting wordt gezegd dat Tias dé nummer 1 business school is van Nederland volgens de Financial Times (en Hilbrand van der Kooi). Vervolgens wordt gezegd: “Tias de beste businessschool van Nederland”. Hiermee wordt de indruk gewekt dat adverteerder volgens de Financial Times in alle rankings, althans in ieder geval in de categorie ‘business school’ in Nederland het beste scoort. Uit de door adverteerder overgelegde stukken blijkt echter dat dit volgens de rankings van de Financial Times alleen geldt voor de ranking ‘Executive Education Customized’ (‘opleidingen op maat’). De Commissie is dan ook van oordeel dat adverteerder op dit punt onjuiste informatie heeft verstrekt.

Door in de tag-on te zeggen: “ook de beste in maatwerk” wordt de indruk gewekt dat (volgens de Financial Times) de TiasNimbas Business School niet alleen in maatwerk het beste is, maar ook op (alle) andere onderdelen het beste scoort van alle Nederlandse Business Schools. Zoals hiervoor onder 1 reeds is overwogen is dit niet juist.

Nu in beide radiocommercials de indruk wordt gewekt dat de TiasNimbas Business School in alle, althans meerdere rankings van de Financial Times het beste scoort, terwijl uit de overgelegde informatie blijkt dat dit slechts het geval is voor wat betreft de door adverteerder aangeboden ‘opleidingen op maat’, gaan de commercials gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de Commissie tevens van oordeel is dat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat in beide uitingen wordt verwezen naar de website maakt het oordeel van de Commissie niet anders.

De Commissie acht beide reclame-uitingen in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2592

Actie in reclamefolder vereist zekere mate van voorraad product

RCC 20 november 2015, RB 2592; Dossiernr: 2015/00949 (Shimano)
Aanbeveling. Misleidende reclame. Uiting: Het betreft een reclamefolder van Itek die huis-aan-huis is verspreid. Hierin is – voor zover in deze zaak van belang – een elektrische fiets afgebeeld van het merk “Shimano” met daarbij vermeld: “64% korting  1295  469”. Onderaan de uiting staat: (…) ”Acties geldig van 16 augustus tot en met 6 september of zolang de voorraad strekt”. (…)

Klacht: Klager ontvangt bijna om de twee weken een reclamefolder van adverteerder waarin een elektrische fiets van Shimano met 64% korting wordt aangeboden voor een bedrag van € 469,-. Klager heeft meerdere malen naar de vestiging van adverteerder in Heerlen gebeld  met de vraag of deze fiets voorradig was, maar kreeg keer op keer te horen dat dit niet het geval was. Evenmin was de fiets op voorraad bij andere Nederlandse vestigingen van adverteerder en klager werd regelmatig (telefonisch) gewezen op de andere elektrische fietsen uit de collectie. Volgens klager is de uiting misleidend en slechts bedoeld om de consument aan te sporen om naar de winkel te gaan.

Commissie: In de bestreden uiting wordt een elektrische fiets van het merk Shimano aangeboden met 64% korting voor een bedrag van € 469,-. Indien een adverteerder een bijzonder aanbod doet, dient hij ervoor zorg te dragen dat er een – in verhouding tot dat aanbod en de daarvoor gevoerde reclame – redelijke voorraad goederen aanwezig is. Het feit dat in de uiting staat: “zolang de voorraad strekt” duidt erop dat sprake kan zijn van een beperkte beschikbaarheid. Dit neemt echter niet weg dat het aangeboden product – in ieder geval aan het begin van de actie – in een zekere mate verkrijgbaar moet zijn.

Klager heeft gemotiveerd gesteld dat voornoemde aanbieding in diverse filialen van adverteerder niet op voorraad was. De Commissie is van oordeel dat het op de weg van adverteerder had gelegen om aannemelijk te maken dat – zoals zij in haar verweer heeft gesteld – sprake is geweest van een redelijke voorraad van deze specifieke fiets. Daarin is adverteerder naar het oordeel van Commissie niet geslaagd. Adverteerder heeft volstaan met de mededeling dat er ten tijde van de actieperiode nog 16 exemplaren van de fiets op voorraad waren. Adverteerder heeft dit echter niet met stukken onderbouwd.

Gelet op het voorgaande is in de uiting geen duidelijke informatie verstrekt over de beschikbaarheid van het aangeboden product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de uiting de gemiddelde consument bovendien ertoe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, acht de Commissie de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2591

RCC: Wettelijke acceptatieplicht basiszorgverzekering algemeen bekend

RCC 20 november 2015, RB 2591; Dossiernr: 2015/01078 (Menzis)
Afwijzing. Misleidende reclame. Uiting: Het betreft een televisiecommercial van Menzis, waarin – voor zover hier van belang – wordt gezegd: “Ieder mens is mooi, daarom selecteert Menzis niet op gezondheid of leeftijd”.

Klacht: Menzis maakt reclame voor haar zorgverzekering(en) met de slogan dat zij niet selecteert op ‘gezondheid of leeftijd’. In de zorgverzekeringswet is voor de basisverzekering echter nadrukkelijk een acceptatieplicht opgenomen, zodat het wettelijk niet is toegestaan – met uitzondering van de aanvullende verzekeringen – om op leeftijd of gezondheid te selecteren. Menzis suggereert ten onrechte dat andere verzekeraars – voor zover het de basisverzekering betreft – wel selecteren op leeftijd of gezondheid.

Commissie:

De Commissie is van oordeel dat adverteerder door in haar uiting te zeggen: “Ieder mens is mooi, daarom selecteert Menzis niet op gezondheid en leeftijd”, geen misleidende reclame maakt. De Commissie acht de gemiddelde consument ermee bekend dat voor de basiszorgverzekering een wettelijke acceptatieplicht geldt, waardoor het voor geen enkele zorgverzekeraar mogelijk is om bij het aangaan van deze verzekering te selecteren op leeftijd en gezondheid. Gelet hierop zal het voor deze consument duidelijk zijn dat de slogan dat Menzis niet selecteert op gezondheid en leeftijd specifiek ziet op de aanvullende verzekeringen die adverteerder aanbiedt. Van misleiding is dan ook geen sprake. De commissie wijst de klacht af.

RB 2590

Onvoldoende bewijs voor misleidende karakter reclame gaswassers

Hof Den Bosch 1 december 2015, RB 2590; ECLI:NL:GHSHE:2015:4996 (Robos tegen Inno+)
Reclamerecht. Misleidende reclame. Art. 6:194 BW. Partijen zijn elkaars concurrenten fabriceren, leveren en onderhouden zogenoemde luchtwassers, soms gaswasser genoemd en adverteren met BWL-nummers. Robos vordert in kort geding met succes dat Inno+ verboden wordt reclame te maken dat de Junior en inbouwluchtwasser gekwalificeerd zijn als biologische gaswassers en door de overheid zijn erkend [RB 2316]. Bij tussenvonnis vernietigt het hof deze uitspraak: de vorderingen van Robos worden afgewezen. Robos gaat hiertegen zonder succes in beroep. Het Hof stelt dat Robos niet aan haar bewijslast heeft voldaan, nu de gebruikte rapporten geen betrekking hebben op de juiste typen luchtwassers. Het tussenvonnis wordt bekrachtigd en de vorderingen van Robos worden afgewezen.

 

3.7.5. Indien een vordering ingevolge artikel 6:194 BW wordt ingesteld tegen iemand die de inhoud van de mededeling heeft bepaald, rust ingevolge artikel 6:195 lid 1 BW op hem de bewijslast ter zake van de juistheid of volledigheid van de feiten die in de mededeling zijn vervat of daardoor worden gesuggereerd en waarop het beweerde misleidende karakter van de mededeling berust. Uit de wetsgeschiedenis valt af te leiden dat ook in kort geding, waarin de regels van bewijslastverdeling niet rechtstreeks toepasselijk zijn, met de speciale bewijslastverdeling van artikel 6:195 lid 1 BW rekening moet worden gehouden, in die zin dat wanneer gedaagde in kort geding niet de juistheid of volledigheid van de mededeling aannemelijk kan maken, de voorzieningenrechter in verband daarmee sneller geneigd zal zijn een verbod of rectificatiegebod uit te spreken. De voorzieningenrechter is daarbij niet gehouden om het criterium aan te leggen of waarschijnlijk is dat gedaagde in een bodemprocedure zal slagen in het bewijs van de juistheid van de beweerdelijk onjuiste mededelingen en hij is evenmin verplicht om de juistheid van de betrokken claim volledig althans grondig te onderzoeken en daartoe een deskundigenbericht te gelasten (HR 15 januari 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2817, NJ 1999, 665). De hiervoor genoemde bewijslastverdeling en de doorwerking daarvan in kort geding gelden niet indien de eiser volstaat met te stellen dat hij een mededeling misleidend acht, zonder dit op een behoorlijke wijze te adstrueren. De rechter kan dan eisen, alvorens hij gedaagde belast met het bewijs van bepaalde feiten, dat eiser zijn stelling alsnog motiveert (MvA, p. 14).

3.7.7. Naar het oordeel van het hof heeft Robos c.s. onvoldoende onderbouwd dat en waarom de mededeling van Inno op haar website op de door Robos c.s. genoemde punten misleidend is en dat Inno in offertes aan veehouders luchtwassers van het type BWL 2009.12 aanbiedt die niet aan de daarmee samenhangende eisen voldoen. Die onderbouwing is, voor zover concreet – de als productie 22 verzetdagvaarding overgelegde lijst met uitsluitend NAW-gegevens van – klaarblijkelijk – diverse veehouders aan wie Inno luchtwassers zou hebben verkocht (en naar het hof aanneemt geleverd) is daartoe onvoldoende –, volledig gestoeld op de onderzoeken door Buro Blauw en de heer [deskundige 1] van de luchtwassers bij de veehouders [veehouder 1] , [veehouder 3] en [veehouder 2] .

Tijdens het pleidooi is als niet althans onvoldoende weersproken komen vast te staan dat de luchtwassers die Inno aan respectievelijk de veehouders [veehouder 1] en [veehouder 3] heeft geleverd, anders dan in de rapporten van Buro Blauw en [deskundige 1] is verondersteld, niet van het type BWL 2009.12 zijn, maar respectievelijk van de typen BWL 2007.02(V4) en BWL.2010.02, en dat deze niet als zijnde van het type BWL 2009.12 aan de betreffende veehouders zijn aangeboden. Ten aanzien van [veehouder 1] is voorts niet althans onvoldoende weersproken dat de aan [veehouder 1] voornoemd verleende vergunning uitgaat van een type BWL 2007.02 (V4), maar dat voor de door laatstgenoemde beoogde uitbreiding van zijn bedrijf te zijner tijd een type BWL 2009.12 nodig zal zijn, maar dat een dergelijke luchtwasser nog niet aan [veehouder 1] is geleverd.

Het voorgaande betekent dat de conclusies in de rapporten aangaande [veehouder 1] en [veehouder 3] geen betrekking hebben op luchtwassers van het type BWL 2009.12 en de rapporten mitsdien geen onderbouwing vormen voor de stelling dat de door Inno aangeboden en geleverde luchtwassers van het type BWL 2009.12 niet aan de eisen van de Rav voldoen. Het rapport van Buro Blauw van 1 september 2015 dient in dit verband naar het oordeel van het hof buiten beschouwing te blijven nu dit door Robos c.s. zo laat aan Inno is toegezonden (toegezonden aan het hof en Inno op 2 september 2015) dat moet worden aangenomen dat Inno, zoals zij tijdens het pleidooi naar voren heeft gebracht, onvoldoende in de gelegenheid is geweest om de bevindingen van Buro Blauw in het rapport te toetsen aan de feitelijke situatie bij de veehouder [veehouder 2] . In het kader van dit kort geding is geen plaats om Inno alsnog in de gelegenheid te stellen om op dat rapport te reageren.

3.7.10. Het hof constateert dat Inno op haar website luchtwassers aanbiedt onder verschillende BWL-nummers die zijn vermeld in een kolom met als opschrift “Erkenning BWL nummer”. In de daarbij horende (naastgelegen) kolommen zijn de voor de verschillende luchtwassers kenmerkende aard en eigenschappen genoemd (chemisch of biologisch, capaciteit, diameter, hoogte, enz.). Anders dan Robos c.s. bepleit, is het hof van oordeel dat het gemiddelde publiek de vermelding van het woord ‘erkenning’ bovenaan in de kolom niet zo zal begrijpen dat de luchtwassers die Inno aanbiedt als zodanig door de TacRav-commissie zijn goedgekeurd. In de mededeling zal dit gemiddelde publiek redelijkerwijs niet meer lezen dan dat Inno luchtwassers aanbiedt onder de genoemde BWL-nummers en dat het gaat om door de overheid onder die nummers erkende systemen. De website richt zich niet op het publiek in het algemeen, maar op veehouders die in het kader van hun bedrijfsvoering geacht moeten worden bekend te zijn met overheidsregels – en eisen in deze, waaronder de betekenis van BWL-nummers (vergelijk HR 30 mei 2008, ECLI;NL:HR:2008:BD2820, NJ 2010/622) – en die geïnteresseerd zijn in voor hun bedrijfsvoering noodzakelijke luchtwassers. De stelling van Robos c.s. dat op dit punt sprake is van misleiding wordt verworpen.

3.7.12. Inno heeft niet ontkend dat zij luchtwassers inbouwt in bestaande gebouwen, maar stelt dat geen wettelijk voorschrift bepaalt dat de normen voor luchtwassers uitsluitend van toepassing zijn op prefab-modules. Naar het oordeel van het hof is voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat de door Inno aangeboden inpandige luchtwassers niet aan de wettelijke eisen zouden voldoen. De verwijzing naar het Meetrapport [meetrapport] in de systeemomschrijving is vermeld onder het kopje ‘gebruik van het systeem’. Zonder nadere onderbouwing of deskundige voorlichting – waartoe dit kort geding zich niet leent – is niet aannemelijk dat met deze verwijzing wordt beoogd een in het Meetrapport opgenomen beschrijving van een luchtwasser als eis voor de vormgeving daarvan te formuleren. In dit verband is tevens van belang dat Robos c.s. niet precies heeft aangegeven waar in het Meetrapport is aangegeven dat de luchtwasser één geheel dient te zijn en dat het Meetrapport in de Duitse taal is opgesteld, zonder dat een deugdelijke vertaling is overgelegd.

RB 2585

Dyson's actie tot vernietiging verordening energielabels van stofzuigers ongegrond

Gerecht EU 11 november 2015, RB 2586; ECLI:EU:T:2015:836 (Dyson)
Reclamerecht. Energielabels. Richtlijn 2010/30/EU. Vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van energiegerelateerde producten. Verzoekster vordert de vernietiging van de Gedelegeerde verordening (EU) nr. 665/2013 en baseert dit op de onbevoegdheid van de Commissie, schending van gelijke behandeling en ontoereikende motivering van de bestreden verordening. Alle drie de middelen worden afgewezen en het beroep wordt verworpen.

Eerste middel, eerste onderdeel - onbevoegdheid Commissie
67. Tot afwijzing van deze grief volstaat het op te merken dat zij berust op uiterst speculatieve gegevens, waarbij geen sprake kan zijn van een kennelijk onjuiste beoordeling in de bestreden verordening.

Eerste middel, tweede onderdeel - onbevoegdheid Commissie
72. Het tweede onderdeel van verzoeksters eerste middel stelt in wezen kennelijk onjuiste beoordeling door de Commissie doordat zij geen informatieplicht over het verbruik van verbruiksgoederen, namelijk van de zakken en filters, heeft opgelegd, terwijl enerzijds de Commissie gehouden was de aan de consumenten verstrekte informatie over de tijdens het gebruik verbruikte essentiële hulpbronnen af te bakenen en anderzijds de zakken en filters tijdens het gebruik essentiële hulpbronnen zijn.

73. Weliswaar blijkt uit artikel 1, lid 2, van richtlijn 2010/30 dat zij „van toepassing [is] op energiegerelateerde producten met een significant direct of indirect effect op het energieverbruik en, waar van toepassing, op het verbruik van andere essentiële hulpbronnen tijdens het gebruik”.

74. Dat neemt niet weg dat artikel 2, onder c), van richtlijn 2010/30 onder „andere belangrijke hulpbronnen” in de zin van deze richtlijn „water, chemische stoffen en alles wat een product bij normaal gebruik voorts verbruikt” verstaat.

76. Derhalve moet verzoeksters grief betreffende in wezen kennelijk onjuiste beoordeling over het gebrek aan informatie over verbruiksgoederen worden afgewezen.

Derde middel - schending gelijkheidsbeginsel
103. Volgens de rechtspraak is een uniforme behandeling van verschillende situaties gerechtvaardigd indien zij berust op een objectief en geschikt criterium (zie in die zin arrest Arcelor Atlantique et Lorraine e.a., punt 38 supra, EU:C:2008:728, punt 47).

104. Nagegaan moet dus worden of de door de Commissie aangevoerde rechtvaardigingsgronden objectief en geschikt zijn gelet op de bij richtlijn 2010/30 nagestreefde doelstellingen.

107. Dienaangaande zij eraan herinnerd dat de Unierechter de Unie-autoriteiten in het kader van de uitoefening van de hun opgedragen bevoegdheden een ruime beoordelingsbevoegdheid toekent op gebieden waarop van hen politieke, economische en sociale keuzes worden verlangd en wanneer zij ingewikkelde beoordelingen moeten maken, maar zelfs wanneer zij een dergelijke bevoegdheid hebben, moeten de Unie-autoriteiten hun keuze baseren op objectieve en geschikte criteria, die in een passende verhouding staan tot het door de betrokken wetgeving nagestreefde doel, daarbij rekening houdend met alle feitelijke omstandigheden en de op het tijdstip van de vaststelling van de betrokken handeling beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens (zie arrest Arcelor Atlantique et Lorraine e.a., punt 38 hierboven, EU:C:2008:728, punten 57 en 58 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

108. In casu moest de Commissie, bij de uitoefening van haar beoordelingsbevoegdheid tot vaststelling van de bestreden verordening, haar keuze betreffende methoden om de energie-efficiëntie te meten, baseren op objectieve criteria overeenkomstig de bij richtlijn 2010/30 nagestreefde doelstellingen, namelijk de consumenten betrouwbare en uniforme informatie te verstrekken zodat zij kunnen kiezen voor efficiëntere producten.

109. Dienaangaande zijn, zoals blijkt uit de punten 70 tot en met 75 van het onderhavige arrest, de tests met gedeeltelijk gevulde stofcontainer zelf niet „circulair” tussen laboratoria getest, zodat de reproduceerbaarheid ervan kon worden betwist.

110. De omstandigheid dat de door verzoekster voorgestane tests niet tegelijk voldoen aan de criteria van betrouwbaarheid, nauwkeurigheid en reproduceerbaarheid, vormt derhalve een objectieve reden die een uniforme behandeling van stofzuigers met verschillende technologieën, namelijk stofzuigers „met zak” en stofzuigers „zonder zak”, rechtvaardigt.

Tweede middel - ontoereikende motivering
121. Daaruit volgt dat artikel 7 van de bestreden verordening weliswaar niet uitdrukkelijk en in bijzonderheden de specifieke redenen uitlegt die de Commissie ertoe hebben gebracht te kiezen voor de meetmethoden die in de bestreden verordening in aanmerking zijn genomen.

122. Maar dat neemt niet weg dat wanneer het, zoals in casu, gaat om een handeling van regelgevende aard, in de motivering kan worden volstaan met de vermelding enerzijds van de situatie in haar geheel die tot de vaststelling ervan heeft geleid, en anderzijds van de daarmee nagestreefde algemene doelstellingen (arresten van 3 juli 1985, Abrias e.a./Commissie, 3/83, Jurispr., EU:C:1985:284, punt 30, en 10 maart 2005, Spanje/Raad, C‑342/03, Jurispr., EU:C:2005:151, punt 55).

123. Indien het door de instelling nagestreefde doel in wezen blijkt uit een handeling van algemene toepassing, zou het voorts te ver gaan om voor elke technische keuze een specifieke motivering te verlangen (zie arrest van 7 september 2006, Spanje/Raad, C‑310/04, Jurispr., EU:C:2006:521, punt 59 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

129. Om dezelfde redenen was de Commissie niet gehouden nader uit te leggen waarom zij in artikel 7 van de bestreden verordening het onderzoek van de tests van energie-efficiëntie en het reinigingsvermogen van de stofzuiger met een gevulde stofcontainer wegens de stand van de technologische vooruitgang met vijf jaar heeft uitgesteld.

130. Zoals overigens blijkt uit het onderzoek van het eerste en het derde middel, stelde de motivering van de bestreden verordening op dat punt verzoekster in staat de redenering van de Commissie te kennen zodat zij de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel kon kennen en het Gerecht zijn toezicht kan uitoefenen.

131. Deze beoordeling blijft onverlet door verzoeksters betoog betreffende de voorstukken en de toelichting bij de bestreden verordening, ongeacht of het gaat om de opmerkingen van de belanghebbende partijen, waaronder verzoekster, in de overlegprocedure dan wel de motivering van het voorstel dat leidde tot de bestreden verordening.

132. Tot afwijzing van dat betoog volstaat het namelijk erop te wijzen dat het niet is gericht tegen de bestreden handeling, maar tegen de handelingen die aan de vaststelling ervan voorafgingen, zodat met deze handelingen geen rekening kan worden gehouden om in de onderhavige zaak de externe wettigheid van de bestreden verordening te beoordelen.