RB

Bescherming van intellectuele en commerciële eigendom  

RB 3286

Uitspraak ingezonden door Bert Gravendeel, Gravendeel Advocaten.

Geen misleidende uitlatingen omtrent certificeerbaarheid van producten

Rechtspraak (NL/EU) 23 jan 2019, RB 3286; ECLI:NL:RBROT:2019:1369 (Aviation Glass tegen Air-Craftglass), https://www.reclameboek.nl/artikelen/geen-misleidende-uitlatingen-omtrent-certificeerbaarheid-van-producten

Rechtbank Rotterdam 23 januari 2019, IEF 18271, RB 3286; ECLI:NL:RBROT:2019:1369 (Aviation Glass tegen Air-Craftglass). Misleidende reclame. Bedrijfsgeheimen. Aviation Glass drijft een onderneming die zich bezighoudt met glastoepassingen voor de luchtvaart. Gedaagde is CEO geweest van Aviation Glass, maar is uit deze functie ontslagen. Gedaagde is hierna doorgegaan in dezelfde branche met een ander, nieuw bedrijf (te weten: Air-Craftglass). Hierna is een conflict ontstaan tussen gedaagde en Aviation Glass, waarna Aviation Glass naar de Rechtbank Rotterdam is gestapt. Hier stelt Aviation Glass o.a. dat gedaagde misleidende uitlatingen heeft gedaan over haar nieuwe producten. Gedaagde zou namelijk reclame maken met certificeringen die zij niet bezit. Ook stelt Aviation Glass dat gedaagde bedrijfsgeheimen van haar heeft gestolen. De rechtbank komt in beide gevallen tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is. Dit omdat bij de vermeend misleidende uitlatingen het mogelijk is dat gedaagde haar producten eerst laat certificeren alvorens deze toe te passen, de producten zijn namelijk wel certificeerbaar. Met betrekking tot de bedrijfsgeheimen oordeelt de rechtbank dat onvoldoende is gemotiveerd dat er sprake is van gestolen bedrijfsgeheimen.

RB 2371

Fair Play toezegging NVM misleidend want biedt geen garantie

RCC 5 maart 2015, RB 2371, dossiernr. 2014/00480 (Fair Play NVM)
Misleiding. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een krantenadvertentie met de aanhef: “Wij spelen Fair Play”. Daarin staat onder het kopje: “De NVM erecode: úw garantie voor eerlijk zakendoen bij aankoop of verkoop van een huis” onder meer: “Als u een huis gaat kopen of verkopen kies dan een makelaar die is aangesloten bij de NVM. Want de NVM hanteert eigen Fair Play regels, de NVM Erecode, waar iedere NVM-makelaar zich aan moet houden. Zo mag hij bijvoorbeeld niet gelijktijdig voor de aankopende en verkopende partij optreden (…). Aan een NVM-makelaar die zich niet aan de Erecode houdt, delen wij een gepaste ‘kaart’ uit. Maar gelukkig komt dat zelden voor, zodat u de garantie heeft dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt” (…)”.

De klacht:

Adverteerder lijkt de consument te willen beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken, maar treedt niet op bij schending van de NVM Erecode. Klager maakt met name bezwaar tegen de slogan “Wij spelen Fair Play”.

Klager verwijst naar de inhoud van zijn bij de klacht overgelegde brief van 30 juni 2014 aan de NVM. Daaruit blijkt -zo stelt klager- dat de NVM op de hoogte is van een aantal ernstige overtredingen door NVM-kantoren, maar dat niet-naleving van de regels wordt gedoogd. De reclame ‘Fair Play’ acht klager dan ook misleidend voor de consument en de vastgoedmarkt.

In de brief van 30 juni 2014 aan de NVM vraagt klager waarom “de consument toch een goed gevoel bij een NVM-makelaar zou moeten krijgen, in het geval dat NVM-makelaars wel gelijktijdig voor de aankopende en verkopende partij (kunnen) optreden”. Bij twee door klager genoemde NVM-makelaars is er naar zijn mening sprake van schijn en is de onafhankelijkheid niet gewaarborgd. Ter toelichting hiervan stelt klager onder meer het volgende.

1. De ene makelaar is al jaren (mede-)eigenaar van de andere makelaar.

2. Beide makelaars houden al jarenlang kantoor in hetzelfde pand.

3. Bij de twee kantoren van de ene makelaar zijn nagenoeg dezelfde medewerkers werkzaam als bij de andere makelaar.

4. Indien de naam van één van de vestigingen van de ene makelaar wordt ingetoetst, verschijnt de naam van een onderdeel van de andere makelaar.

Het oordeel:

Klager heeft gemotiveerd bezwaar gemaakt tegen de bestreden advertentie waarin onder de aanhef “Wij spelen Fair Play” onder meer staat:

“De NVM erecode: úw garantie voor eerlijk zakendoen bij aankoop of verkoop van een huis” en

“Aan een NVM-makelaar die zich niet aan de Erecode houdt, delen wij een gepaste ‘kaart’ uit. Maar gelukkig komt dat zelden voor, zodat u de garantie heeft dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt” (…)”.

Meer in het bijzonder heeft klager met betrekking tot twee door hem genoemde NVM-makelaars in twijfel getrokken dat er sprake is van onafhankelijk optreden, dit onder verwijzing (in de punten 1 tot en met 4 van “De klacht” hierboven) naar volgens klager bestaande eigendomsverhoudingen en omstandigheden waaronder de betreffende makelaars werkzaam zijn.

Vervolgens is adverteerder niet inhoudelijk op klagers stellingen ingegaan. Adverteerder heeft volstaan met de mededeling dat klager ter onderbouwing van zijn stellingen geen stukken heeft overgelegd. Voorts heeft adverteerder verwezen naar de mogelijkheid om een klacht in te dienen in het kader van de tuchtrechtspraak van de NVM en gesteld dat dat klachten van klager, ingediend bij tuchtrechtsprekende colleges binnen de NVM, ook in hoger beroep ongegrond zijn verklaard. Niet is gesteld of gebleken dat deze ongegrond verklaarde klachten zijn gebaseerd op de stellingen die klager in de onderhavige procedure inneemt.

Naar het oordeel van de Commissie heeft adverteerder, mede gelet op de gemotiveerde stellingen van klager, niet voldoende aannemelijk gemaakt dat men “de garantie” heeft “dat een NVM-makelaar deskundig, onafhankelijk en alleen in úw belang optreedt”.

Een enkele verwijzing naar het geldende tuchtrecht is daartoe in het licht van deze stellingen onvoldoende. In zoverre acht de Commissie de uiting te absoluut en daardoor onjuist. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

 

RB 1521

"Smeerbare boter" mag niet onder de naam 'boter' de markt op

HvJ EU 18 oktober 2012, zaak C-37/11 (Commissie tegen Tsjechische Republiek) - persbericht

Een melkproduct genaamd: ‘pomazánkové máslo’ (smeerbare boter) kan niet worden geclassificeerd onder de naam 'boter' door de Tsjechische Republiek. Het product voldoet niet aan de criteria, neergelegd in een lijst opgemaakt door de Commissie. De Tsjechische Republiek had niet zelf mogen oordelen over de classificatie van het product, dit is aan voorafgaande toestemming van de Europese Commissie onderworpen. Het Hof oordeelt dat de Tsjechische Republiek inbreuk heeft gepleegd op het Europese recht door toe te staan dat het product ‘pomazánkové máslo' onder de naam boter op de markt kan worden gezet. Ook op IPKat.

Verklaard voor recht: Door de verkoop van pomazánkové máslo (smeerbare boter) onder de benaming „máslo” (boter) toe te staan, hoewel dit product een melkvetgehalte van minder dan 80 % heeft en een gehalte aan water respectievelijk aan droge en vetvrije, van melk afkomstige stof van meer dan 16 % respectievelijk meer dan 2 % heeft, is de Tsjechische Republiek de verplichtingen niet nagekomen die op haar rusten krachtens artikel 115 van verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”), gelezen in samenhang met punt I, lid 2, eerste en tweede alinea, van bijlage XV bij deze verordening en deel A, punten 1 en 4, van het aanhangsel bij deze bijlage.

Uit't persbericht: The Court examines the Czech Republic’s argument that products whose exact nature is clear from traditional usage and/or whose designation is clearly used to describe a characteristic quality of the product automatically benefit from that derogation without their inclusion in that list, and hence prior authorisation by the Commission, being necessary. The Court rejects this argument, pointing out that the regulation expressly empowers the Commission to draw up an exhaustive list of products to which the derogation may be applied, on the basis of the lists sent by the Member States, and holds that the application of the derogation therefore requires a prior decision by the Commission.
In those circumstances, the Court finds that the Czech Republic has failed to fulfil its obligations under the regulation, by allowing a milk product which cannot be classified as butter to be marketed under the sales designation ‘pomazánkové máslo’.

The Czech Republic has infringed EU law, by allowing that product to be marketed under that designation.

RB 595
  • 1 - 7 van 7