RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Definities commerciële communicatie  

RB 1263

Thuisapotheek onrealistisch en gedateerd beeld

RCC 24 november 2011, dossiernr. 2011/00943 (Thuisapotheek Onrealistisch en gedateerd beeld van reguliere apotheek)

In de commercial wordt door het tonen van een in een witte jas gestoken arts die recepten ondertekent en van een lange wachtrij in de apotheek een onrealistisch negatief en gedateerd beeld van de huidige huisartsen- en apothekerspraktijk geschetst. Patiënten hebben vaak een vaste apotheek, die na aantekening daarvan op het digitale recept de medicatie bij de patiënt thuisbezorgt. Anders dan in de commercial wordt gesuggereerd, is het juist De Thuisapotheek die zich in haar communicatie bedient van ouderwetse communicatiemiddelen. De reclame is uiteindelijk niet misleidend.

 

1. Op grond van het bepaalde in artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) wordt onder vergelijkende reclame verstaan elke vorm van reclame waarbij een concurrent dan wel door een concurrent aangeboden goederen of diensten uitdrukkelijk of impliciet worden genoemd. In de onderhavige commercial is een vrouw te zien die voor het ophalen van haar medicijnen haar lokale apotheek bezoekt en daar, zoals vaker het geval is, moet wachten voor zij aan de beurt is. Vervolgens wordt “het gemak van De Thuisapotheek” aangeprezen. Aldus is sprake van een impliciete vergelijking van de diensten van De Thuisapotheek met de diensten van de reguliere apotheken en derhalve van vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 NRC.

 2. Vergelijkende reclame is, wat de vergelijking betreft, geoorloofd indien aan de in artikel 13 NRC genoemde voorwaarden is voldaan. De Commissie vat klagers klacht aldus op, dat hij de vergelijkende reclame niet geoorloofd acht omdat hierin een onrealistisch negatief en gedateerd beeld van de reguliere apotheken wordt gegeven en De Thuisapotheek zich daardoor kleinerend uitlaat over de diensten van de betreffende concurrent(en), hetgeen op grond van artikel 13 sub e NRC niet is toegestaan.

 3. Naar het oordeel van de Commissie is de bestreden commercial wel toelaatbaar, nu voor de gemiddelde consument duidelijk is dat daarin de gang van zaken bij een reguliere apotheek op een overdreven, onrealistische en humoristisch bedoelde wijze is weergegeven om de aandacht te vestigen op de gratis bezorgservice van De Thuisapotheker van herhaalmedicatie door heel Nederland. Niet is weersproken dat klanten die regelmatig voor herhaalmedicatie een reguliere apotheek bezoeken dikwijls op hun beurt moeten wachten, wat door een deel van hen als vervelend wordt ervaren. Evenmin is weersproken dat de bezorgservice van de reguliere apotheken, voor zover die geboden wordt, vaak minder omvattend is dan de landelijke bezorgservice zonder nadere voorwaarden van De Thuisapotheker. De Commissie acht klagers stelling dat ook op de thuisbezorging van medicijnen van De Thuisapotheek gewacht dient te worden, waardoor het in de commercial geschetste voordeel wegvalt, niet aannemelijk gemaakt. Onder deze omstandigheden kan niet worden geoordeeld dat de reclame-uiting zich kleinerend uitlaat over de reguliere apotheken.

 4. De Commissie acht voldoende duidelijk dat de commercial het gemak van De Thuisapotheek voor consumenten benadrukt en niet beoogt eventuele aspecten van de dienstverlening die voor huisartsen van belang kunnen zijn te belichten. In de commercial verschijnt een - aan zijn witte doktersjas herkenbare - arts in beeld die recepten van De Thuisapotheek tekent als de voice-over zegt “uw eigen arts checkt het” (herhaalrecept), waarmee wordt geïllustreerd dat ondertekening van de recepten door de huisarts vereist is. Van het schetsen van een ‘gedateerd’ beeld van een huisartsenpraktijk is in de commercial geen sprake.

RB 1233
RB 1189

Definitie van een advertorial

Antwoord vragen Huizing en Van Miltenburg over het vermeende ontbreken van regelgeving voor en toezicht op advertorials in televisieprogramma’s ten aanzien van financiële producten, Aanhangsel Handelingen II 2011-2012, nr. 520.

2 Kunt u bevestigen dat aanbieders van financiële producten consumenten bij reclame-uitingen verplicht moeten wijzen op de risico’s die verbonden zijn aan een beleggingsproduct? Vindt u dat een ‘advertorial’ op tv gezien moet worden als een reclameuiting en daarom zou moeten vallen onder de regels van de Nederlandse Reclame Code? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
De Wet op het financieel toezicht (art. 52, lid 2 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen, Wft) bepaalt dat wanneer een aanbieder van financiële producten in een reclame-uiting via de televisie informatie over een complex product verschaft, deze dient te voorzien van informatie over de belangrijkste risico’s die met deze producten samenhangen. Een advertorial is een specifieke vorm van een advertentie en daarmee een reclame-uiting die
valt onder de regels van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en de Wft.

3 Wat is de definitie, in termen van de Nederlandse Reclame Code, van een advertorial?

Antwoord
De NRC hanteert de volgende definitie: Een advertentievorm waarbij het gaat om redactionele inhoud in de media, die mogelijk door de opmaak zich onvoldoende onderscheidt van de overige redactionele artikelen. Ter verduidelijking dient daarboven het woord advertorial geplaatst te worden om te voldoen aan art. 11 van de NRC (inzake herkenbaarheid
van reclame). Voor reclame in audiovisuele media dient deze herkenbaarheid gestalte te krijgen door optische en/of akoestische middelen waarmee deze duidelijk gescheiden wordt van de rest van het programma-aanbod.

4 Kunt u bevestigen dat in gedrukte media via de duidelijke toevoeging ‘advertorial’ aan de consument duidelijk gemaakt moet worden dat een als journalistiek gepresenteerd artikel in feite een advertentie is? Gelden voor televisie, radio en internet dezelfde regels? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wie controleert en handhaaft de naleving van deze regels?

Antwoord
Ja. Uit art. 11 van de NRC volgt dat reclame (en dus ook een advertorial) duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn, door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd. De NRC maakt daarbij geen onderscheid in platform; dit geldt dus zowel voor gedrukte media, televisie, radio alsook internet. Op grond van de Mediawet 2008 (art. 2.92 en art. 3.6) zijn zowel publieke als commerciële mediadiensten die reclame uitzenden verplicht aangesloten bij de NRC. Uit deze aansluitingsplicht vloeit voort dat zij daarmee gebonden zijn aan de regels van de NRC. Daarnaast is de eis van herkenbaarheid van reclame ook in de Mediawet 2008 opgenomen (art. 2.94, lid 1, en art. 3.7, lid 1) en is voor de publieke mediadiensten expliciet opgenomen dat de regels rond reclame ook van toepassing zijn op overige publieke mediadiensten, bijvoorbeeld op internet (artikel 2.98).

Toezicht op de naleving van de NRC gebeurt op basis van ingediende klachten door de Reclame Code Commissie. Het Commissariaat voor de Media ziet erop toe dat omroepen - voor zover ze onder de Nederlandse jurisdictie vallen- de Mediawet naleven.

5 Klopt het dat sommige televisieprogramma's bedrijven en anderen de mogelijkheid bieden om tegen betaling geïnterviewd te worden. Valt een op dergelijke wijze tot stand gekomen interview, naar uw oordeel onder de definitie van een advertorial? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Antwoord
Wanneer dit gebeurt en er wordt wervend gesproken over (specifieke) producten en diensten van deze bedrijven, dan betreft dit een reclame-uiting. Deze zal dan moeten voldoen aan alle regels die daarvoor gelden, voortvloeiend uit de Wft (in geval van financiële producten en/of diensten), de NRC en de Mediawet.

RB 1063

Colofon is reclame

RCC 28 juli 2010, 2010/00392 (Colofon De Telegraaf)

Reclamerecht. In het colofon van De Telegraaf, onder het kopje ‘BEZORGINFORMATIE’:
“De krant wordt voor 07:00 uur bezorgd (…)”
 
De klager meldt dat de krant op zaterdag pas om 7:30 wordt bezorgd. Adverteerder stelt dat het colofon van het dagblad geen reclame-uiting is in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), subsidiair is het niet misleidend ex art. 8 NRC omdat de klager niet aannemlijk heeft gemaakt dat hij, althans de gemiddelde consument, géén abonnement zou hebben genomen, indien hij had geweten dat de krant op zaterdag om 7.30 uur wordt bezorgd. Daarbij is, conform de leveringsvoorwaarde sprake van een inspanningsverplichting.

Commissie: wel reclame en uiting is te absoluut. Onjuiste informatie: aanbeveling

In de eerste plaats is de Commissie van oordeel dat de bewuste mededeling in het colofon moet worden aangemerkt als reclame in de zin van artikel 1 NRC. Nu het een colofon in een dagblad betreft, staat vast dat de uiting openbaar is. Voorts gaat er onmiskenbaar een aanprijzende werking uit van de mededeling. Het zal veel mensen, zoals ook klager, aanspreken dat de krant ’s ochtends voor 7.00 uur wordt bezorgd.
 
Naar is komen vast te staan wordt (in ieder geval) in Hoevelaken de krant op zaterdag pas bezorgd om 7.30 uur. De mededeling ‘De krant wordt voor 07:00 uur bezorgd’ acht de Commissie derhalve te absoluut.
De Commissie is van oordeel dat de reclame aldus gepaard gaat met onjuiste informatie met betrekking tot één van de voornaamste kenmerken van het product als bedoeld in artikel 8.2 sub b, te weten het tijdstip dat de krant wordt bezorgd. De Commissie is voorts van oordeel dat hierdoor de gemiddelde consument ertoe gebracht kan worden om een besluit te nemen over een transactie, dat hij anders niet had genomen. Het tijdstip waarop een krant wordt bezorgd kan immers van wezenlijk belang zijn bij de keuze van een abonnement. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC.

De beslissing
 
De reclame-uiting is in strijd met artikel 7 van de Nederlandse Reclame Code. De Commissie beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
 
 
Regeling: NRC (nieuw) art. 7
NRC (nieuw) art. 8.2 onder b.

RB 971

Geluksnummer hetzelfde als persoonlijk kansnummer?

RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00166 (Pabo)

Reclamerecht. Mailing bestemd aan klager met tekst "betreft: extra uit te keren hoofdprijs van 50.000 euro." Klager stelt dat mailing suggereert dat hij hoofdprijs heeft gewonnen, echter klager maakt alleen kans op deze prijs. Verweerder stelt dat prijs alleen wordt uitgekeerd als klager winnend geluksnummer (= persoonlijk kansnummer) heeft, wat in dit geval niet zo bleek te zijn. Legt ook reglement over. Klager stelt dat reglement niet zichtbaar aanwezig was bij mailing en geluksnummer niet hetzelfde is als persoonlijke kansnummer.
Commissie oordeelt dat in uiting niet duidelijk is dat geluksnummer hetzelfde is als persoonlijke kansnummer. Sprake van onduidelijke reclame (art. 8.2 aanhef NRC) en daarom in strijd met art. 7 NRC. Doet aanbeveling.

Adverteerder heeft bij verweer meegedeeld dat de prijs van € 50.000,- wordt uitgekeerd indien na controle blijkt dat de klant de combinatie van een schoppen aas met geldige code heeft samen met een winnend “geluksnummer”. Voorts heeft adverteerder  meegedeeld dat het geluksnummer gelijk is aan het “persoonlijk kansnummer”.

Naar het oordeel van de Commissie blijkt een en ander onvoldoende duidelijk uit de bestreden uiting. Met name is niet duidelijk dat met “geluksnummer”, waarover op de ene pagina wordt gesproken, wordt gedoeld op “je persoonlijke kansnummer”, waarvan  op een andere pagina sprake is. Ook wordt op de pagina waar gesproken wordt over “geluksnummer”, niet vermeld wat dat nummer is of waar men dat nummer kan vinden. Hierdoor wordt voornoemde onduidelijkheid vergroot.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
NRC: art. 7, art. 8.2 aanhef
Zie ook eerdere uitspraak over Pabo: RB 549

RB 970

Reguliere kwalificaties, alternatieve producten

RCC 25 mei 2011, Dossiernr. 2011/00190 (Eline Snel)

Reclamerecht. Uiting op twee websites over Eline Snel waarin o.a. staat: opleiding tot HBO verpleegkundige (BIG registratie); docent aan verschillende opleidingen; docent in algemene ziekenhuizen. Klaagster stelt dat genoemde opleiding niet op HBO niveau is, niet duidelijk is welke opleidingen Eline Snel heeft gevolgd, vermelding BIG registratie en docentschap irrelevant bij aanprijzing mindfulness; BIG-registratie verder misleidend want vermoedelijk geen sprake van herregistratie. Verweerder deelt mee dat er discussie kan bestaan over niveau van verpleegkunde, is bereid het woord "HBO verpleegkunde" te verwijderen, is inschreven in BIG-register tot 1 januari 2014.

Commissie acht dat in uiting waarin staat "opleiding tot HBO verpleegkundige" sprake is van onjuiste informatie (art. 8.2 aanhef en onder f NRC) nu in 1980 (toen Eline Snel haar opleiding volgde) nog geen onderscheid werd gemaakt tussen HBO en MBO niveau. Strijd met art. 7 NRC en doet aanbeveling. Voorts is vermelding docentschap zonder vermelding van vakken en vermelding BIG-registratie niet in strijd met NRC en is BIG-registratie verweerder geldig tot 1 januari 2014. Betreffende onderdelen worden daarom ongegrond verklaard.

 

Ad a.
Adverteerder heeft niet weersproken dat zij in 1980 een verpleegstersopleiding heeft gevolgd. Zoals adverteerder bij brief van 26 januari 2011 heeft meegedeeld, betrof het de “in service opleiding verpleegkunde A”. Bij brief van 4 maart 2011 heeft adverteerder meegedeeld dat het nieuwe opleidingsstelsel, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen MBO- en HBO-niveau, is ingevoerd in 1997.
Aangezien adverteerder haar opleiding heeft gevolgd in 1980, toen er -naar de Commissie begrijpt- nog geen sprake was van een opleiding op MBO- dan wel HBO-niveau, en niet is komen vast te staan dat de door adverteerder gevolgde “in service opleiding verpleegkunde A” inmiddels als HBO-opleiding kan worden aangemerkt, gaat de bestreden uiting op www.elinesnel.nl, waarin staat: “opleiding tot HBO verpleegkunde” gepaard met onjuiste informatie met betrekking tot de kenmerken van adverteerder als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu deze uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad c.
Dat in de bestreden uitingen, in het kader van de aanprijzing van onder meer
“bewustwordingstrainingen” en “Mindfulnesstrainingen” wordt gewezen op een BIG-registratie en een docentschap, betekent niet dat de uitingen in strijd zijn met de NRC.

Lees de gehele uitspraak hier (link / pdf)
Regeling: NRC art. 7; art. 8.2 aanhef en onder f

RB 963

Niet nieuw, maar vernieuwd

RCC 24 mei 2011, Dossiernr. 2011/00299 (Walibi Nieuw Rattle Snake)

Reclamerecht. Aanprijzing van 'oude' achtbaan. Uiting betreft plattegrond on site en in print van pretpark Walibi waarop staat "NIEUW RATTLE SNAKE!" (klik afbeelding voor vergroting).

Klacht: sinds 1992 staat de attractie er. Verweer: Is geen sprake van reclame, maar als intern communicatiemiddels, niet om potentiële bezoekers te enthousiasmeren. Attractie heeft nieuwe naam, want heeft een andere locatie in het park gekregen en is thematisch veranderd (toevoeging slangenkop en staart).

Commissie stelt dat uiting reclame is naar de nieuwe definitie sinds 1 januari 2011: er is sprake van systematische aanprijzing, NIEUW is wervend taalgebruik en dus een aanprijzing. Er is geen sprake van nieuw, maar vernieuwd. Strijd met artikel 2 NRC (waarheid). Doet aanbeveling.

 De Commissie stelt voorop dat beide bestreden uitingen kunnen worden aangemerkt als  reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals die bepaling sinds 1 januari 2011 luidt. Voor zover het verweer moet worden opgevat in die zin dat het drukwerk in de vorm van een folder geen openbare aanprijzing is, omdat deze alleen wordt verstrekt aan bezoekers van het park, is er  in elk geval sprake van systematische aanprijzing, omdat de folder kennelijk aan alle bezoekers wordt verstrekt.
Gezien de wervende woorden “NIEUW RATTLE SNAKE”, die deze attractie duidelijk speciaal onder de aandacht van het publiek brengen, houden beide uitingen een  aanprijzing in van goederen.
 
Van de woorden “NIEUW RATTLE SNAKE” gaat naar het oordeel van de Commissie de suggestie uit dat het park over een geheel nieuwe attractie beschikt. In werkelijkheid blijkt het echter te gaan om een achtbaan die -naar niet is weersproken- al sinds 1992 in het park aanwezig is, maar die is verplaatst en van een andere naam en een ander thema is voorzien. De attractie is veeleer vernieuwd dan nieuw.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de aanduiding “nieuw” in relatie tot de onderhavige achtbaan onjuist en in zoverre acht zij de reclame in strijd met de waarheid.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Art. 1 en 2 Nederlandse Reclame Code (NRC)

RB 927

Aanhakende reclame

Op herhaling versie: mei 2011

Het Commissariaat voor de Media heeft geconstateerd dat het voor de publieke omroepen niet in alle gevallen helder is wanneer er sprake is van aanhakende reclame. Met de nieuwe brochure Aanhakende reclame wil het Commissariaat de omroepen daarom nader informeren over de reikwijdte van het verbod op aanhakende reclame en de zorgplicht van de omroepen.

Het uitzenden van een muziekprogramma waarin een artiest een paar nummers van zijn cd zingt is toegestaan, zolang in het programma geen verboden reclame wordt gemaakt voor de betreffende cd. Met een commercial voor de cd van deze artiest in een reclameblok is op zichzelf bezien ook niets mis. Zodra een dergelijke commercial echter wordt uitgezonden in een reclameblok dat direct volgt  op (of voorafgaat aan) het programma waarin de artiest heeft opgetreden, is sprake van verboden aanhakende reclame. 

Lees de brochure hier (link / pdf)

RB 908

Personalia

Persbericht 13 mei 2011: Het Amsterdamse nichekantoor Hoogenraad & Haak, advertising + IP advocaten heeft zich versterkt met IE-advocaat Daan van Eek, die eerder bij Höcker werkte. Daan verdiende zijn eerste sporen als student-medewerker aan het CIER in Utrecht en als assistent van de redactie van het tijdschrift IER. Bij Hoogenraad & Haak werkt Daan op alle terreinen: reclamerecht, intellectuele eigendom (behalve octrooien) en productinformatie. Vanwege de groei van de praktijk heeft Hoogenraad & Haak ook secretaresse Linda van den Berg aangetrokken. Alle reden voor een nieuwe who-is-who pagina.

RB 828

Symposium VvRr en VFenR 26 mei 14u00 - 17u30 Naturalis Leiden

VvRr en VFenR symposium 'onderscheid reclame en informatie'

 

Op donderdagmiddag 26 mei 2011 vindt de volgende bijeenkomst plaats. Samen met de Vereniging voor Reclamerecht organiseert de VFenR het symposium “Betutteling of bescherming? Het onderscheid tussen reclame en informatie bij consumentenproducten”.

Het onderscheid tussen reclame en informatie is een onderwerp dat al vele jaren in verschillende branches de gemoederen bezighoudt. Het is eens te meer actueel gezien de recente ontwikkelingen in de (Europese) rechtspraak en wet- en regelgeving, zoals de recente wijziging van de definitie van "reclame" in de Nederlandse Reclame Code.

Zie de uitnodiging hier (of lees verder)

Tijdens het symposium op 26 mei 2011 wordt aandacht besteed aan het onderscheid tussen reclame en informatie bij consumentenproducten (geneesmiddelen, (bijzondere) voedingsmiddelen, genotsmiddelen, medische hulpmiddelen, cosmetica en gezondheidsproducten). In een inleidende voordracht zal het juridisch kader kort worden toegelicht en vervolgens zal worden ingegaan op de totstandkoming, wijziging en handhaving van de regelgeving. Na de algemene inleiding volgt een paneldiscussie. Tijdens de bijeenkomst zullen onder meer de volgende vragen en onderwerpen aan de orde komen:

  • Is het voor de waardering van de boodschap relevant wie de ontvanger is (consument/professional - wie is de maatman)?
  • Is voor de waardering van de boodschap relevant wie de afzender is? (vgl. Damgaard-arrest, ABPI-arrest)
  • Is voor de waardering van de boodschap het medium relevant? (actief vs. passief medium: is de ontvangst van de boodschap het gevolg van een actieve search of wordt de ontvanger er ongevraagd mee geconfronteerd? vgl. MSD-zaak)
  • Betekenis van het Damgaard-arrest voor de verschillende sectoren
  • Coherentie van bestaande regels (Is er een gemeenschappelijke deler? Stemmen de definities van reclame in de diverse sectoren overeen?)
  • Zijn bepaalde sectoren te streng gereguleerd en andere te soft (bv. verplichte toetsing ex ante in de ene branche versus toetsing ex post in andere branche; nadere (zelf)regulering op het gebied van (en daarmee beperking van de voorwaarden voor) informatieverstrekking (vgl. CGR Leidraad Informatie UR-geneesmiddelen, Gedragscode e-sigaret?)
  • Is een keurmerk voor informatie wenselijk (vb. de “Gesundfuchs” van IQWiG)?

Dagvoorzitter is mevrouw mr. E.M. Polak, raadsheer bij het Gerechtshof Amsterdam en plaatsvervangend voorzitter van de Commissie voor de Aanprijzing van Veterinaire Producten (CAVP). Het discussiepanel bestaat uit vooraanstaande sprekers en deskundigen uit verschillende branches en hoeken (bedrijfsleven, toezichthouders, zelfregulering, advocatuur en overheid).

Deelname aan de bijeenkomst is slechts mogelijk na aanmelding. De bijeenkomst is na aanmelding vrij toegankelijk voor leden van de VFenR en/of de VvRr. Van niet-leden wordt een kostendekkende bijdrage van € 35,- gevraagd voor deelname. U kunt zich aanmelden door het sturen van een e-mail aan secretariaat@vvrr.nl onder vermelding van de volgende informatie:
• naam
• adres
• lid van de VFenR ja/nee?
• lid van de VvRr ja/nee?
• advocaat ja/nee (i.v.m. PO-punten NOvA)
Let op: het aantal beschikbare plaatsen in de zaal is beperkt.

Praktische informatie
Datum: donderdag 26 mei 2011
Aanvang: 14.00 uur (vanaf 13.45 uur ALV VFenR)
Einde: 17.30 uur met na afloop borrel
Plaats: NCB Naturalis, Leiden
Kosten: Leden VFenR/VvRr: gratis, niet-leden: € 35,-
Punten: Voor deze bijeenkomst zullen PO-punten van de NOvA worden aangevraagd. Het precieze aantal voor de bijeenkomst toe te kennen punten wordt later bekend gemaakt.

Zie de uitnodiging hier.

  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 21 - 30 van 36