RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Reclame  

RB 1396

Fictieve gemeentelijke dienst onvoldoende fictief op de voorzijde

RCC 16 april 2012, dossiernr 2012/00320 (Gamma / Gemeentelijke Dienst Afvalverwerking), 2012/00320A (Gemeente Deurne - Gamma), 2012/00320B, 2012/00327, 2012/00329 en 2012/00347

Het gaat om een huis-aan-huis verspreide folder tot kaartformaat dichtgevouwen waar op de voorzijde "Gemeentelijke Dienst Afvalverwerking" staat. Op de achterzijde staat vermeld: "verscherpte controles grofvuil" en een mededeling over de kortingsactie van Gamma en dat dit vrees geeft voor een overvloed aan oude bouwmaterialen (zie hiernaast).

De commissie bevestigt dat er middels het vermelden van een (niet-bestaande) gemeentelijke dienst, het gebruik van een logo en het vermelden van het onderwerp "verscherpte controles" onduidelijkheid bestaat over de aard van de uiting als reclame. Daardoor wordt in strijd gehandeld met artikel 11.1 NRC. Dat er echter ná opening van de kaart sprake is van verwarring, acht de commissie niet aannemelijk. Consumenten worden er niet toe gebracht een transactie te nemen. Er is dus geen strijd met artikel 8.2 NRC. Er is - tot slot - geen strijd met het algemeen belang/goede zeden of schade voor het vertrouwen in reclame ex de artikelen 3 en 5 NRC.

Uit 2012/00320A: De reclame-uiting zorgt voor veel verwarring onder de inwoners van Deurne, vooral omdat daar sinds begin 2012 nieuwe regels voor de inzameling van huisvuil gelden en de gemeente de inwoners daarover schriftelijk heeft bericht. Uitgaand van de uiting in haar geheel, dus buiten- en binnenzijde tezamen, kan niet worden geoordeeld dat Gamma in de uiting beweert dat Gamma door de gemeente wordt aanbevolen, erkend of goedgekeurd. Er wordt niet in strijd met artikel 2 Code Brievenbusreclame, huissampling en direct response (CBR) gehandeld.

1. (...) Door de wijze van adressering, het vermelden van de “Dienst Gemeentelijke Afvalverwerking” en “de gemeente” als afzender, het gebruik van een op een gemeentewapen gelijkend logo en het vermelden van “Verscherpte controles grofvuil” als onderwerp van de uiting wordt sterk de indruk gewekt dat sprake is van een officiële mededeling van (een dienst van) de gemeente die is bestemd voor de inwoners van die gemeente. Het feit dat op de achterzijde gesproken wordt over “een grote kortingsactie bij Gamma” neemt de onjuiste indruk die wordt gewekt met betrekking tot de aard van de boodschap niet weg. Pas na opening van de dichtgeplakte uiting blijkt duidelijk dat deze reclame van Gamma bevat.

Gelet op het vorenstaande heeft adverteerder gehandeld in strijd met artikel 11.1 NRC.

2. Bij opening van de uiting blijkt duidelijk dat sprake is van een reclame-uiting van Gamma. De Commissie acht niet aannemelijk dat de eventuele verwarring die is veroorzaakt door de buitenzijde van de uiting de gemiddelde consument ertoe brengt of kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Gelet hierop is geen sprake van misleidende reclame in de zin van artikel 8.2 NRC.

 3. De uiting is naar het oordeel van de Commissie evenmin in strijd met het algemeen belang, de openbare orde of de goede zeden als bedoeld in artikel 3 NRC dan wel schadelijk voor het vertrouwen in reclame in de zin van artikel 5 NRC. Het enkele feit dat de gemiddelde consument door de buitenkant van de uiting op het verkeerde been kan worden gezet met betrekking tot de aard van de boodschap is, mede gelet op de duidelijkheid daaromtrent na opening van de uiting, niet zodanig ernstig dat sprake is van overtreding van de artikelen 3 en 5 NRC.

Uit 2012/00320A:

4. De Commissie gaat ervan uit dat gemeente Deurne met haar bezwaar tegen de suggestie in de uiting dat Gamma een partij is waar de gemeente achter staat of zelfs mee samenwerkt doelt op punt 4 van Bijlage 1 bij de NRC. Hierin is bepaald dat het onder alle omstandigheden misleidend is om in reclame te beweren dat een adverteerder (met inbegrip van zijn reclame) of een product door een openbare of particuliere instelling is aanbevolen, erkend of goedgekeurd terwijl zulks niet het geval is, of iets dergelijks beweren zonder dat aan de voorwaarde voor de aanbeveling, erkenning of goedkeuring wordt voldaan.
Dit onderdeel van de klacht treft geen doel. Uitgaand van de uiting in haar geheel, dus buiten- en binnenzijde tezamen, kan niet worden geoordeeld dat Gamma in de uiting beweert dat zij door de gemeente wordt aanbevolen, erkend of goedgekeurd.

5. Het beroep van gemeente Deurne op artikel 2 CBR, met het argument dat adverteerder zich niet zodanig heeft geïdentificeerd dat hij gemakkelijk kenbaar was voor de ontvanger, kan alleen op grond hiervan niet worden toegewezen. Gelet op de uiting in haar geheel heeft Gamma voldoende kenbaar gemaakt dat de uiting van haar afkomstig is en niet van de gemeente.

RB 1392

Beperkte beschikbaarheid kaarten

RCC 5 april 2012, dossiernr. 2012/00230 (Papadag)

Op www.negenmaandenbeurs.nl staat: “Kom samen met je partner op 22 februari naar de Papadag! (Aanstaande) vaders hebben deze dag gratis toegang en krijgen antwoord op alle vragen over bijvoorbeeld zorg en arbeid, relatie en financiën!” en “Op Papadag hebben alle (aanstaande) vaders gratis toegang!”.

Als erkend is komen vast te staan dat in de reclame-uitingen voor de papadag, waarin  wordt medegedeeld dat (aanstaande) vaders gratis toegang hebben tot de Negenmaandenbeurs, niet is vermeld dat het aantal toegangskaarten beperkt is middels een vol=vol of op=op mededeling.

RCC: Gelet hierop gaat de uiting gepaard met onduidelijke informatie ten aanzien van de beschikbaarheid van de aangeboden gratis toegangskaarten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat  de Commissie van oordeel is dat gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat voorschriften over oneerlijke handelspraktijken. Een handelspraktijk is oneerlijk indien de handelaar in strijd handelt met de professionele toewijding en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen beperkt. Een handelspraktijk is in het bijzonder oneerlijk als deze misleidend of agressief is. Hierbij merk ik wel op dat een reclamepraktijk waarbij overdreven uitspraken worden gedaan of uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen, een reclame op zichzelf niet oneerlijk maken (artikel 6:193d BW).

Wel is een handelaar op grond van artikel 6:193d van het BW verplicht om consumenten te voorzien van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het is dan ook niet toegestaan om essentiële informatie verborgen te houden of deze informatie op onduidelijke, onbegrijpelijke of dubbelzinnige wijze te verstrekken, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

Het weglaten van essentiële informatie wordt beschouwd als een misleidende omissie en is onrechtmatig (zie ook artikel 6:193b BW). Dit geldt ook voor reclame (artikel 6:193f). Artikel 6:193f BW geeft aan dat indien er sprake is van reclame er ook essentiële informatie moet worden gegeven. In het algemeen geldt dat wanneer een aanbieder vliegtickets naar een bekende bestemming aanbiedt, maar de vlucht feitelijk naar een andere plaats op een behoorlijke afstand gaat, de aanbieder vooraf duidelijk dient te zijn over de plaats of het vliegveld waar de vlucht feitelijk naar toe gaat. Doet hij dit niet, dan geeft hij feitelijk onjuiste informatie over het aanbod, hetgeen de beslissing van de consument kan beïnvloeden. Hierbij kan van actieve misleiding (artikel 6:193c) sprake zijn.

De branche heeft de Code Reisaanbiedingen, gericht tegen misleidende reclame, opgesteld. Dit is een bijzondere code van de Nederlandse Reclame Code, die de daarbij aangesloten ondernemingen verplicht in reclame-uitingen de prijs te vermelden inclusief de bekende onvermijdbare bijkomende kosten, zoals de vervoerskosten, luchthavenbelasting, brandstoftoeslag en creditcardtoeslagen. Luchtvaartmaatschappijen en reisaanbieders die hebben aangegeven zich aan de Code Reisaanbiedingen te hebben verbonden, zullen zich ook aan die Code moeten houden. Indien een luchtvaartmaatschappij aangeeft te zijn gebonden aan deze Code, maar er in de praktijk niet naar handelt, kan dit tevens een oneerlijke handelspraktijk opleveren.

Als de consument meent dat er sprake is van een overtreding, dan kan hij een klacht indienen bij de toezichthouder of naar de rechter stappen. Daarnaast kunnen consumenten en concurrenten met een klacht over misleidende reclame op grond van de Code Reisaanbiedingen ook terecht bij de Reclame Code Commissie. Concurrenten kunnen elkaar op grond van artikel 6:194 BW aanspreken wanneer er sprake is van misleidende reclame.

Vraag 8 Heeft de Consumentenautoriteit voldoende mogelijkheden en middelen om hiertegen op te treden? Antwoord 8
Ja, de Consumentenautoriteit houdt toezicht op de naleving van consumentenbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder ook de regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken en e-commerce vallen. Als sprake is van collectieve inbreuken in het consumentenrecht, kan de Consumentenautoriteit besluiten een onderzoek te starten. Dit onderzoek kan leiden tot een sanctiebesluit waarin een boete of last onder dwangsom wordt opgelegd. De Consumentenautoriteit heeft beperkte capaciteit en handhaaft om die reden programmatisch. Zij stelt, aan de hand van signalen die bij haar binnen zijn gekomen en op basis van overleg met maatschappelijke partijen, een tweejaarlijkse een Agenda vast, waarin de aandachtsgebieden voor de betreffende periode worden vastgesteld. Hierdoor kan effectief worden gehandhaafd. Zo heeft de Consumentenautoriteit ondoorzichtige prijzen in de reisbranche aangemerkt als aandachtsgebied in haar agenda voor 2012 en 2013 en is reeds tegen verschillende reisaanbieders opgetreden wegens het aanbieden van optionele elementen tijdens het boekingsproces door middel van het vooraf aanvinken van opties.

Verder is op de website van ConsuWijzer, het informatieloket van de Consumentenautoriteit, de NMa en de OPTA voor reizigers, informatie te vinden over de verplichtingen waaraan adverteerders moeten voldoen; daarnaast kan de consument bij ConsuWijzer een klacht indienen tegen de handelswijze van een aanbieder. Deze klachten vormen een belangrijke informatiebron voor de toezichthouder bij de detectie van eventuele collectieve consumentenproblemen. Daarmee heeft de Consumentenautoriteit voldoende middelen en mogelijkheden beschikbaar om op te treden.

RB 1391

Kamervragen: Low cost airlines en de bevoegdheid Consumentenautoriteit

Vragen van de leden Bouwmeester en Kuiken (beiden PvdA) aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu en de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over lange reistijd bij low budget vliegmaatschappijen (ingezonden 13 april 2012), Aanhangsel van de Handelingen II 2011-2012, nr. 2 394.

Over de misleiding of oneerlijke handelspraktijken van low cost vliegmaatschappijen en de bevoegdheid van Consumentenautoriteit.

Vraag 1: Kent u het artikel «reistijd low cost langer»?1 (Antwoord: JA)
Vraag 2 Herinnert u zich eerdere vragen over misbruik consumentenvertrouwen door low cost vliegmaatschappijen?2 (antwoord: JA)

Vraag 3: Hoe beoordeelt u de marketingtechniek dat vliegvelden worden gepresenteerd als «ideale toegang tot de hoofdstad», terwijl dit feitelijk niet zo is?
Vraag 4: Deelt u de mening dat met deze marketingtechniek misbruik wordt gemaakt van het vertrouwen van consumenten of dat deze marketingtechniek ten minste misleidend is voor consumenten?

(...)

Antwoord 3 t/m 7
Ik laat het oordeel of er in deze concrete gevallen sprake is van misleiding of een oneerlijke handelspraktijk over aan de toezichthouder en de rechter. Ik ben van mening dat de toezichthouder en de consument met de huidige wet- en regelgeving voldoende mogelijkheden hebben om op te treden tegen misleidende reclame-uitingen.

Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bevat voorschriften over oneerlijke handelspraktijken. Een handelspraktijk is oneerlijk indien de handelaar in strijd handelt met de professionele toewijding en het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen beperkt. Een handelspraktijk is in het bijzonder oneerlijk als deze misleidend of agressief is. Hierbij merk ik wel op dat een reclamepraktijk waarbij overdreven uitspraken worden gedaan of uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen, een reclame op zichzelf niet oneerlijk maken (artikel 6:193d BW).

Wel is een handelaar op grond van artikel 6:193d van het BW verplicht om consumenten te voorzien van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Het is dan ook niet toegestaan om essentiële informatie verborgen te houden of deze informatie op onduidelijke, onbegrijpelijke of dubbelzinnige wijze te verstrekken, waardoor de gemiddelde consument een besluit over een overeenkomst neemt of kan nemen, dat hij anders niet had genomen.

Het weglaten van essentiële informatie wordt beschouwd als een misleidende omissie en is onrechtmatig (zie ook artikel 6:193b BW). Dit geldt ook voor reclame (artikel 6:193f). Artikel 6:193f BW geeft aan dat indien er sprake is van reclame er ook essentiële informatie moet worden gegeven. In het algemeen geldt dat wanneer een aanbieder vliegtickets naar een bekende bestemming aanbiedt, maar de vlucht feitelijk naar een andere plaats op een behoorlijke afstand gaat, de aanbieder vooraf duidelijk dient te zijn over de plaats of het vliegveld waar de vlucht feitelijk naar toe gaat. Doet hij dit niet, dan geeft hij feitelijk onjuiste informatie over het aanbod, hetgeen de beslissing van de consument kan beïnvloeden. Hierbij kan van actieve misleiding (artikel 6:193c) sprake zijn.

De branche heeft de Code Reisaanbiedingen, gericht tegen misleidende reclame, opgesteld. Dit is een bijzondere code van de Nederlandse Reclame Code, die de daarbij aangesloten ondernemingen verplicht in reclame-uitingen de prijs te vermelden inclusief de bekende onvermijdbare bijkomende kosten, zoals de vervoerskosten, luchthavenbelasting, brandstoftoeslag en creditcardtoeslagen. Luchtvaartmaatschappijen en reisaanbieders die hebben aangegeven zich aan de Code Reisaanbiedingen te hebben verbonden, zullen zich ook aan die Code moeten houden. Indien een luchtvaartmaatschappij aangeeft te zijn gebonden aan deze Code, maar er in de praktijk niet naar handelt, kan dit tevens een oneerlijke handelspraktijk opleveren.

Als de consument meent dat er sprake is van een overtreding, dan kan hij een klacht indienen bij de toezichthouder of naar de rechter stappen. Daarnaast kunnen consumenten en concurrenten met een klacht over misleidende reclame op grond van de Code Reisaanbiedingen ook terecht bij de Reclame Code Commissie. Concurrenten kunnen elkaar op grond van artikel 6:194 BW aanspreken wanneer er sprake is van misleidende reclame.

Vraag 8 Heeft de Consumentenautoriteit voldoende mogelijkheden en middelen om hiertegen op te treden? Antwoord 8
Ja, de Consumentenautoriteit houdt toezicht op de naleving van consumentenbepalingen uit het Burgerlijk Wetboek, waaronder ook de regelgeving inzake oneerlijke handelspraktijken en e-commerce vallen. Als sprake is van collectieve inbreuken in het consumentenrecht, kan de Consumentenautoriteit besluiten een onderzoek te starten. Dit onderzoek kan leiden tot een sanctiebesluit waarin een boete of last onder dwangsom wordt opgelegd. De Consumentenautoriteit heeft beperkte capaciteit en handhaaft om die reden programmatisch. Zij stelt, aan de hand van signalen die bij haar binnen zijn gekomen en op basis van overleg met maatschappelijke partijen, een tweejaarlijkse een Agenda vast, waarin de aandachtsgebieden voor de betreffende periode worden vastgesteld. Hierdoor kan effectief worden gehandhaafd. Zo heeft de Consumentenautoriteit ondoorzichtige prijzen in de reisbranche aangemerkt als aandachtsgebied in haar agenda voor 2012 en 2013 en is reeds tegen verschillende reisaanbieders opgetreden wegens het aanbieden van optionele elementen tijdens het boekingsproces door middel van het vooraf aanvinken van opties.

Verder is op de website van ConsuWijzer, het informatieloket van de Consumentenautoriteit, de NMa en de OPTA voor reizigers, informatie te vinden over de verplichtingen waaraan adverteerders moeten voldoen; daarnaast kan de consument bij ConsuWijzer een klacht indienen tegen de handelswijze van een aanbieder. Deze klachten vormen een belangrijke informatiebron voor de toezichthouder bij de detectie van eventuele collectieve consumentenproblemen. Daarmee heeft de Consumentenautoriteit voldoende middelen en mogelijkheden beschikbaar om op te treden.

RB 1359

Te weinig Muppets

Vz (afwijzing) RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00244 (Te weinig Muppets)

Gedurende de laatste twee weken van de actie waren er in het filiaal Moerwijk Breda geen Muppet poppen meer verkrijgbaar. Volgens de filiaalmanager was er maar een beperkt aantal Muppets geleverd. Hierdoor bestond onvoldoende mogelijkheid alle 8 Muppet poppen bij elkaar te sparen.

Het inkoopaantal van 2,5 miljoen handpoppen is gebaseerd op voorgaande acties, de populariteit van het thema “Muppets” en het verwachte drukkende effect van de bijbetaling van € 1,-. Iedere winkel is, afhankelijk van de winkelgrootte, een startvoorraad verstrekt. Muppet handpoppen die werden verkocht zijn door middel van scanning bij de kassa automatisch bijbesteld, waardoor naar behoefte aan iedere winkel kon worden geleverd.

De voorzitter stelt dat de adverteerder, wanneer zij een bijzonder aanbod doet, ervoor zorg dient te dragen dat er een redelijke voorraad aanwezig is in verhouding tot het aanbod en de daarvoor gevoerde reclame. De voorzitter oordeelt dat dit voldoende aannemelijk is gemaakt met het bovenstaande en wijst de klacht af.

Het verweer
Albert Heijn heeft het mogelijk willen maken dat iedere klant voor in ieder geval 1 of 2 van de 8 Muppet handpoppen kon sparen, wat ligt besloten in de mededeling “Spaar voor uw favoriete Muppet handpop”. Het inkoopaantal van 2,5 miljoen handpoppen is gebaseerd op voorgaande acties, de populariteit van het thema “Muppets” en het verwachte drukkende effect van de bijbetaling van € 1,-. Iedere winkel is, afhankelijk van de winkelgrootte, een startvoorraad verstrekt. Muppet handpoppen die werden verkocht zijn door middel van scanning bij de kassa automatisch bijbesteld, waardoor naar behoefte aan iedere winkel kon worden geleverd. Wellicht heeft klager, die stelt dat in de laatste twee actieweken geen Muppet pop meer beschikbaar was, mis gegrepen tussen twee leveringen in.

Op basis van voorraad- en verkoopcijfers is geconstateerd, dat aan het eind van de derde actieweek 3 van de 8 Muppetpoppen uitverkocht waren en de overige poppen op de woensdag van de vierde (laatste) week. Aan het eind van de actie is het communicatiemateriaal betreffende de actie aangepast en zijn, omdat nabestelling van de poppen op korte termijn niet mogelijk was, als tegemoetkoming aan klanten met volle spaarkaarten gratis Muppet ansichtkaarten in plaats van handpoppen verstrekt.

Oordeel van de voorzitter
Voorop gesteld wordt dat, indien een adverteerder een bijzonder aanbod doet, hij ervoor zorg dient te dragen dat er een in verhouding tot dat aanbod en de daarvoor gevoerde reclame redelijke voorraad goederen aanwezig is. Het feit dat sprake is van een actie, wat erop duidt dat sprake kan zijn van een beperkte beschikbaarheid, maakt dit niet anders.

Naar het oordeel van de voorzitter heeft adverteerder voldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een redelijke voorraad Muppet poppen aan het begin van de actieperiode en dat deze voorraad op basis van de verkoopcijfers per filiaal is aangevuld. Bovendien heeft adverteerder gesteld dat tot in de laatste actieweek Muppet poppen – zij het niet alle varianten – beschikbaar zijn geweest.

Dat klager in de door hem bezochte winkel mogelijk is meegedeeld dat in de derde en vierde actieweek geen Muppet pop meer verkrijgbaar was, kan niet leiden tot het oordeel dat de uiting misleidend is.

RB 1358

Wat als... de lepel in de steel zit

Vz (afwijzing) RCC 28 maart 2012, dossiernr. 2012/00240, 2012/00240A ("Wat als..." de vork nooit was uitgevonden)

De klacht richt zich tegen het tijdstip van het uitzenden van de promo. De ene klacht gaat over de uitzending overdag, de tweede over het eerste reclameblok tijdens "The Voice Kids". In de promo is te zien dat een vrouw seks heeft met een man, en de tagline betreft "nu weet ik hoe de lepel in de steel zit".

Omdat de RCC zich terughoudend opstelt bij de subjectieve normen en met inachtneming van de onderhavige, duidelijk humoristisch bedoelde uiting is de grens van het toelaatbare niet overschreden.

De voorzitter begrijpt de klacht aldus, dat de uiting volgens klaagster in strijd is met de goede smaak of het fatsoen, gelet op het tijdstip van uitzenden daarvan. Bij de beoordeling van der­gelijke klachten stelt de Reclame Code Commissie zich terughoudend op, gelet op het sub­jec­tieve karakter van de criteria waaraan dient te worden getoetst. Bij subjectieve normen speelt, anders dan bij objectieve normen, de persoonlijke waardering een belangrijke rol. Deze verschilt van persoon tot persoon. Op grond daarvan dient de Commissie zich terug­houdend op te stellen en van geval tot geval te beoordelen of volgens de huidige maat­schap­pelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare zijn overschreden.

Met inachtneming van de hiervoor bedoelde terughoudende wijze waarop de uiting dient te worden getoetst, acht de voor­zitter de onder­havige, duidelijk humoristisch bedoelde uiting, waarin te zien is hoe een man een trap oploopt en – kennelijk – zijn vrouw in bed betrapt terwijl ze blijkbaar seks heeft met een andere man, niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare is over­schre­den. Van belang hierbij is dat in de promo slechts een enkele sek­suele handeling voor­komt die niet expliciet in beeld is ge­bracht. Daarbij zijn geen genitaliën te zien. Met dit oordeel is in overeenstemming dat ook vol­gens het kwalificatiesysteem van Kijkwijzer de promo de hele dag mag worden uit­ge­zonden.

RB 1356

Wat onder een bankstel wordt verstaan

Vz RCC (toewijzing) 22 maart 2012, dossiernr. 2011/01211 (Seats and Sofa's / Gratis huishoudpakket)

Aangekomen in de winkel bleek het gratis huishoudpakket niet te zijn inbegrepen bij de in de folder afgebeelde bankstellen, maar alleen bij de bankstellen met een duurdere stof en een hogere prijs. Bij afgeprijsde bankstellen wordt geen huishoudpakket geleverd. Er bestaat discussie over wat zou worden verstaan onder een bankstel.

In de folders, waarin tevens losse banken en banken met een ‘L-shape’ worden aangeboden, wordt op verschillende plekken zonder verdere nuancering meegedeeld dat het huishoudpakket ‘bij elk bankstel’ wordt verkregen. De voorzitter acht het voor de gemiddelde consument onvoldoende duidelijk dat onder ‘elk bankstel’ niet ‘losse’ banken en banken in de vorm van een ‘L-shape’ moeten worden begrepen.

Ten aanzien van de vraag of men bij aankoop van een bankstel dat in de folder is afgebeeld bij elke uitvoering recht heeft op het gratis huishoudpakket, is de voorzitter van oordeel dat ook na de verder gevoerde correspondentie onvoldoende duidelijkheid  bestaat. Deze kwestie wordt daarom verder in het midden gelaten.
RB 1353

Geen opdracht tot plaatsten van advertentie

Rechtbank Assen 2 november 2011, LJN BW0707 (De telefoongids B.V. tegen Lubbers Services B.V.)

Vordering m.b.t. gestuurde facturen voor geplaatste advertenties afgewezen. Niet gebleken dat gedaagde opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de advertenties.

Het verweer van Lubbers Services brengt met zich dat op De Telefoongids een nadere stelplicht rust. Van haar mag worden verwacht dat zij nader onderbouwt op welke wijze de opdracht tot het plaatsen van de advertenties is verstrekt. De rechtbank oordeelt dat uit hetgeen De Telefoongids ten aanzien van de fax van 25 november 2005 stelt niet blijkt dat Lubbers Services opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de advertenties. De vordering wordt afgewezen.

4.3.  De Telefoongids onderbouwt haar stelling met een faxbericht van 25 november 2005, waaruit volgens De Telefoongids blijkt dat Lubbers Services de plaatsing van de advertenties heeft bevestigd. Lubbers Services stelt die fax niet te kennen en uit de fax zelf blijkt niet dat deze van Lubbers Services afkomstig is. De Telefoongids wijst in dit verband op het faxnummer waarvan de fax afkomstig is, maar zij stelt zelf dat dit het faxnummer van de 'Lubbers Logistics Group' is. Dit betreft volgens Lubbers Services een zelfstandige vennootschap. Zonder nadere toelichting die De Telefoongids niet geeft blijkt daaruit dan ook niet dat deze fax van Lubbers Services afkomstig is.

4.4.  De rechtbank oordeelt dat uit hetgeen De Telefoongids ten aanzien van de fax van 25 november 2005 stelt niet blijkt dat Lubbers Services opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de advertenties. Andere feiten of omstandigheden waaruit zulks kan volgen zijn door De Telefoongids niet gesteld, zodat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen.

4.5.  Uit het voorgaande volgt dat de vordering van De Telefoongids moet worden afgewezen.

RB 1352

Beste skihal ter wereld

RCC 16 maart 2012, dossiernr. 2012/00061 (Beste skihal)

Adverteerder baseert de aanduiding “beste skihal/beste wintersportresort van de wereld” op onderzoek en publicaties van de Duitse site Skiresort.de. Hieruit blijkt echter dat SnowWorld Zoetermeer alleen maar de beste skihal is van het laatste testjaar, dat loopt van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011. In dit tijdvak zijn bovendien slechts drie skihallen getest. Klager acht de uitingen onjuist en misleidend.

RCC: Vast is komen te staan dat SnowWorld Zoetermeer door Skiresort.de, een beoordelaar van skigebieden, tot beste skihal “weltweit 2011” is verkozen. Gebleken is dat een testperiode loopt van 1 juli tot en met 30 juni, en dat de onderhavige beoordeling betrekking heeft op de periode 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011. Gelet hierop acht de Commissie het niet onjuist of misleidend dat SnowWorld Zoetermeer tot de volgende testuitslag in reclame-uitingen, met bronvermelding, als “beste skihal ter wereld” wordt aangeprezen. Dat het onderzoek betrekking had op een relatief gering aantal skihallen leidt er niet toe dat adverteerder de testuitslag niet zou mogen gebruiken.

RB 1350

Lachende premier tussen fragmenten mag

Uitspraken ingezonden door Ebba Hoogenraad en Daan van Eek, Hoogenraad & Haak, advertising + IP advocaten.

Eerder Persbericht RCC: De Reclame Code Commissie heeft diverse klachten ontvangen over een televisiecommercial van de FNV. In deze televisiecommercial vertellen enkele mensen met een handicap dat zij zich zorgen maken over hun toekomstige situatie in verband met, kort gezegd, bezuinigingsplannen van het kabinet. Tussen de fragmenten door zijn beelden van een lachende premier Rutte en enkele lachende kabinetsleden gemonteerd. De klachten komen in essentie erop neer dat de commercial in strijd met de goede smaak en het fatsoen is, nu daarin premier Rutte en de kabinetsleden zich vrolijk lijken te maken over de zorgen die worden geuit. Ook wordt er over geklaagd over een verkeerde beeldvorming van de groep arbeidsgehandicapten.

De Reclame Code Commissie heeft een aantal klachten geselecteerd die als representatief voor alle ingediende klachten kunnen worden beschouwd. De Commissie heeft deze klachten (bekend onder dossiernrs. 2012/00284, 2012 00284A en 2012 00284B en 2012 00290) behandeld op 29 maart 2012. Bijgaand de uitspraken.

De RCC overweegt:

Bij de beoordeling van een uiting met een politiek onderwerp, waarover – uit de aard der zaak – de meningen sterk (kunnen) verschillen, stelt de Commissie zich niet alleen terughoudend op vanwege het onmiskenbaar subjectieve karakter daarvan, maar ook vanwege de in de Grondwet verankerde vrijheid van meningsuiting. Voorts is van belang dat in een uiting met een politieke lading de meningen doorgaans overdreven worden weergegeven.

Op andere blogs:
Hoogenraad & Haak (Vrijheid van meningsuiting: (uit)lachende Rutte mag)
MediaReport (FNV Reclame lachende premier niet in strijd met de goede smaak)

SRC 2012/00284
SRC 2012/00284A
SRC 2012/00284B
SRC 2012/00290

RB 1344

Reclamefiets

Rechtbank Zutphen 21 maart 2012, LJN BV9370 (eiser tegen college B&W Elburg)

deStentor

Reclame op fiets, gemeente Elburg, last onder dwangsom Eiser heeft zijn fiets met handelsreclame twee maal geparkeerd aan de openbare weg. Daarmee heeft hij artikel 5:7 van de Apv overtreden, welk artikel verbiedt om een voertuig aan de opbare weg te parkeren met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. Het college van burgemeester en wethouders heeft vervolgens besloten dat eiser bij iedere volgende overtreding van artikel 5:7 van de Apv een dwangsom van € 152 is verschuldigd. Dat besluit wordt door de rechtbank vernietigd, omdat het onvoldoende duidelijkheid biedt.

 

2.3 Eiser heeft – voor zover hier van belang – het volgende betoogd. Hij gebruikt de fiets niet als reclameobject maar als vervoermiddel om klanten te bezoeken. De reclameborden zijn slechts ‘neveneffect’. De fiets is niet bewust ter hoogte van de rotonde gezet om reclame te maken, maar in het kader van een klantenbezoek in het huis tegenover de rotonde. Er is sprake geweest van het incidenteel parkeren van de fiets ter hoogte van de rotonde gedurende een relatief korte periode. Door verweerder is niet geconstateerd dat de fiets er langdurig heeft gestaan. Al deze feiten zijn door verweerder onvoldoende meegenomen en afgewogen. Artikel 5:7 van de Apv is niet overtreden. Het opleggen van een preventieve last onder dwangsom gaat ook te ver, omdat dan sprake moet zijn van een overtreding die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden en voldaan moet zijn aan de voorwaarde dat de overtreding kan worden omschreven met een mate van duidelijkheid die uit oogpunt van rechtszekerheid is vereist. Daaraan is in dit geval niet voldaan.

2.5 Geconstateerd is dat eisers fiets met handelsreclame twee maal geparkeerd heeft gestaan aan de Energieweg bij de rotonde met de Eperweg te ’t Harde, namelijk op 13 oktober 2010 en 9 november 2010. De fiets stond daarbij op zodanige wijze in de berm geparkeerd dat de daarop aanwezige reclametekst duidelijk zichtbaar was voor passerend verkeer. In de onmiddellijke nabijheid van de betreffende ‘parkeerplaats’ bevindt zich geen woning, kantoor of bedrijf. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat de fiets ter plaatse stond geparkeerd met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser zijn andersluidende stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd.

Nog los van de vraag of uit deze twee constateringen kan worden geconcludeerd dat artikel 5:7 van de Apv met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid opnieuw door eiser zal worden overtreden en eveneens los van de vraag of de last, die betrekking heeft op het gehele grondgebied van de gemeente, voldoende is toegespitst, is de rechtbank van oordeel dat de last in ieder geval niet de vereiste duidelijkheid biedt.
Immers zal bij het parkeren van de reclamefiets lang niet altijd op voorhand duidelijk zijn wanneer sprake is van een overtreding en wanneer niet. Niet ieder parkeren van de reclamefiets op de openbare weg is immers verboden. Of wordt gehandeld in strijd met de Apv zal afhangen van de vraag of de fiets ter plekke wordt geparkeerd met het kennelijke doel om reclame te maken, hetgeen van geval tot geval een beoordeling van alle relevante omstandigheden vergt en daarmee – bij gebreke van heldere aanknopingspunten – op voorhand onvoldoende duidelijkheid voor eiser biedt, welke duidelijkheid uit een oogpunt van rechtszekerheid wel is vereist.

2.6 Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt wegens strijd met artikel 5:7 van de Algemene wet bestuursrecht voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien door het primaire besluit te herroepen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.