RB
Gepubliceerd op woensdag 1 februari 2012
RB 1278
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Pelgrimsreizen naar Mekka

Rechtbank Amsterdam 28 december 2011, LJN BV2255 (Pelgrimsreizen)

Als randvermelding: Reisbranche. Pelgrimsreizen naar Mekka, visa benodigd voor organisatie pelgrimsreizen, onrechtmatig handelen door visa af te nemen die aan andere reisorganisatie zijn toegekend, beëindiging samenwerkingsverband.

Feiten: Nederlanders die een pelgrimsreis willen maken dienen te beschikken over een visum. Visa worden niet aan individuele pelgrims verstrekt, maar alleen aan reisorganisaties die pelgrimsreizen organiseren en zich als zodanig bij de Saudische autoriteiten hebben aangemeld. Aangemelde en goedgekeurde reisorganisaties krijgen een aantal visa toegekend, waarvan die reisorganisaties jaarlijks afgifte kunnen vragen. Aan Sondus zijn per jaar 250 visa toegekend onder het organisatienummer [3430 en aan [A] zijn per jaar 70 visa toegekend onder organisatienummer 3229.

Sinds enkele jaren stellen de Saudische autoriteiten aan reisorganisaties die pelgrimsreizen organiseren onder andere de eis dat zij in het bezit zijn van een door de International Air Transport Association (hierna: IATA) afgegeven vergunning. [A] is in het bezit van een dergelijke IATA-vergunning, Sondus niet.

Partijen zijn een samenwerkingsovereenkomst overeengekomen. [A] heeft het samenwerkingsverband aangemeld bij de Saudische autoriteiten. [A] heeft daarbij ook Stichting Tefekkur als partner bij het samenwerkingsverband aangemeld. Aan Stichting Tefekkur zijn per jaar 50 visa toegekend onder organisatienummer 1362. Deze samenwerking wordt beëindigd en dat Sondus als gevolg van de beëindiging van de samenwerking niet langer geoorloofd bent naar derden toe de indruk te wekken dat de samenwerking voortduurt.

4.5.  Uit het voorgaande volgt dat van de uitzondering bedoeld onder 4.2 geen sprake is, zodat reeds op grond daarvan moet worden geoordeeld dat [A] onrechtmatig jegens Sondus heeft gehandeld door in 2010 (ook) de aan Sondus onder organisatienummer 3430 toegekende visa aan te vragen en af te nemen. [A] had zich behoren te onthouden van het inbreuk maken op de rechten die Sondus kon laten gelden op de aan haar onder organisatienummer 3430 toegekende visa, aangezien hij wist of kon weten dat dit ten koste zou gaan van Sondus. Hier komt nog bij dat [A] bewust heeft bijgedragen aan het laten ontstaan, althans het vergroten van de onduidelijkheid over het al dan niet voortbestaan van het samenwerkingsverband bij de Saudische Autoriteiten. (...)

4.6.  [A] dient de schade die Sondus heeft geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [A] aan Sondus te vergoeden. Sondus vordert € 750,- per visum wegens gederfde winst. Zij stelt daartoe dat zij pelgrimsreizen had kunnen organiseren, indien zij over de aan haar toegekende visa had kunnen beschikken. Nog daargelaten of Sondus op korte termijn zelf over een IATA-vergunning had kunnen beschikken, hetgeen [A] betwist, heeft Sondus onvoldoende gesteld dat zij daadwerkelijk voornemens was de organisatie van pelgrimsreizen zelf ter hand te nemen. Daarbij is van belang dat voldoende is komen vast te staan dat Sondus tijdens het samenwerkingsverband de gehele organisatie van de pelgrimreizen door [A] heeft laten verzorgen en daarvoor ook al enige jaren zelf feitelijk geen pelgrimsreizen meer organiseerde. In het licht daarvan is het enkel aanstippen van de mogelijkheid om de organisatie zelf ter hand te nemen onvoldoende. (...)

 

De rechtbank
5.1.  verklaart voor recht dat de samenwerking tussen Sondus en [A], bekend bij de Saudische autoriteiten onder nummer 5591, als gevolg van de beëindiging daarvan door Sondus en de acceptatie daarvan door [A], op 4 mei 2010 is geëindigd,

5.2.  veroordeelt [A] tot betaling aan Sondus van een schadevergoeding van € 93.500,00 (drieënnegentig duizendvijfhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dat bedrag met ingang van 9 mei 2011 tot de dag van volledige betaling,

5.3.  veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Sondus tot op heden begroot op € 3.278,31,