RB
Gepubliceerd op dinsdag 30 december 2014
RB 2287
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

NHA misleidt met “erkende” opleidingen

CVB RCC 23 december 2014, RB 2287 (NHA)
Vernietiging (gedeeltelijk). Aanbeveling. Art. 7 NRC. BRC sub b. Het College is van oordeel dat de door NHA bedoelde cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten niet als “erkend” kunnen worden beschouwd. Het enkele feit dat de door NHA aangeboden cursussen in de markt wel een bepaald aanzien genieten, is onvoldoende om deze dezelfde status toe te kennen als de officieel door het Ministerie van OCW of de desbetreffende branche erkende cursussen. Het College vernietigt daarom de bestreden beslissing met betrekking tot de televisiecommercial waarin wordt gezegd dat men bij NHA “400 erkende opleidingen en cursussen” vindt. “Erkend door Ministerie van Onderwijs” en “De voordeligste erkende opleider van Nederland” in de context van de hier bedoelde uitingen wekt bovendien de indruk dat de erkenning ziet op het gehele opleiding- en cursusaanbod van NHA, zodat ook in dit opzicht sprake is van misleiding en oneerlijke reclame.

4. Het College is van oordeel dat de door NHA bedoelde cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten niet als “erkend” in de hiervoor (onder 2) bedoelde zin kunnen worden beschouwd. Het enkele feit dat de door NHA aangeboden cursussen die niet officieel zijn erkend mogelijk in de markt wel een bepaald aanzien genieten, is onvoldoende om deze dezelfde status toe te kennen als de officieel door het Ministerie van OCW of de desbetreffende branche erkende cursussen. Derhalve oordeelt het College dat de cursussen die uitsluitend “erkenning in de markt” genieten buiten beschouwing dienen te blijven bij de vraag hoeveel erkende opleidingen en cursussen NHA in totaal aanbiedt. Op grond hiervan ziet het College overigens ook geen aanleiding om Laudius nog in staat te stellen te reageren op hetgeen namens NHA ter zitting in beroep is aangevoerd. Dit kan immers niet tot een ander oordeel leiden.

5. Uit het voorgaande volgt dat NHA haar mededeling in de televisiecommercial dat zij 400 erkende opleidingen en cursussen aanbiedt, niet kan waarmaken. In werkelijkheid is het aantal erkende opleidingen en cursussen aanzienlijk lager dan het in de televisiecommercial genoemde aantal en nog niet eens de helft van het genoemde aantal. Derhalve oordeelt het College dat NHA in zoverre geen juiste informatie heeft verstrekt over de status van de erkenning van de door haar aangeboden cursussen als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder f NRC. Tevens handelt NHA hierdoor in strijd met het bepaalde in de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen) dat in samenhang met de hiervoor bedoelde bepalingen van de Nederlandse Reclame Code dient te worden uitgelegd. Grief 1 treft op grond van het voorgaande doel.

(…)

8. Het College oordeelt derhalve, in aanvulling op de beslissing van de Commissie, dat de mededelingen dat NHA is “Erkend door Ministerie van Onderwijs” en “De voordeligste erkende opleider van Nederland” in de context van de hier bedoelde uitingen de indruk wekken dat de erkenning ziet op haar als organisatie voor het gehele opleiding- en cursusaanbod dat zij verzorgt. Dat NHA in de hier bedoelde uitingen vermeldt: “Erkend/aangewezen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op grond van de WEO en WEB en WHW voor zover het onderwijs onder de reikwijdte van de wet valt”, neemt deze misleiding onvoldoende weg. In navolging van hetgeen de Commissie onbestreden heeft overwogen, oordeelt ook het College dat deze mededeling voor de gemiddelde consument onvoldoende begrijpelijk is en onvoldoende duidelijk maakt dat bedoelde erkenning niet tevens ziet op NHA als organisatie die het desbetreffende cursusaanbod verzorgt. Hierdoor handelt NHA ook in zoverre in strijd met artikel 8.2 aanhef en onder f NRC in verbinding met het bepaalde in de bijzondere reclamecode sub b (Cursussen). De gemiddelde consument kan hierdoor ertoe gebracht worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting op dit punt eveneens misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.