RB
Gepubliceerd op woensdag 24 september 2014
RB 2232
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Misleidend signaal bij RTL Business Class

CBb 11 september 2014, RB 2232 (RTL Business Class)
Financieel. Misleidend signaal. Boete van €96.000,- voor marktmanipulatie (artikel 5:58, eerste lid, aanhef en onder d, Wft); verspreiden van informatie waarvan een misleidend signaal uitgaat; uitlatingen CEO tijdens interview RTL Business Class.

3.3.3. (...) Het College is met de rechtbank van oordeel dat appellant met het antwoord “(…) 12 juni komt een persbericht aan waar heel wat aankondigingen instaan die denk ik heel interessant zijn voor de aandeelhouders om te horen” in combinatie met de daaraan voorafgaande vraag “ (…) wanneer die beurskoers nou weer een beetje omhoog gaat van die [naam 4]” in ieder geval de suggestie heeft gewekt dat het aankomend persbericht positief zou zijn voor de beurskoers van [naam 4]. Van een neutraal antwoord - vanwege het gebruik van de (in beginsel) neutrale term “interessant” - kan in dit geval, gelet op de context, niet worden gesproken.  (...)

3.3.4    Het College is voorts van oordeel dat appellant redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de door hem verstrekte informatie onjuist of (in ieder geval) misleidend was. Appellant heeft de suggestie gewekt dat een voor de beurskoers positief persbericht aanstaande was, terwijl hij op grond van de hem op dat moment beschikbare informatie - onder meer (de communicatie over) het conceptpersbericht - wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die informatie niet voor de beurskoers positief was. Uit de hem bekende informatie volgde juist onder meer dat [naam 4] voornemens was over 2009 geen dividend uit te keren, wat in het persbericht van 12 juni 2009 vervolgens ook is meegedeeld. Dat het besluit inzake het dividend over 2009 formeel nog niet genomen was ten tijde van de opname van het interview, doet daar niet aan af. Appellant was toen immers al wel op de hoogte van het voornemen daartoe, maar heeft toch in dat interview gesuggereerd dat een voor de beurskoers van [naam 4] positief persbericht aanstaande was. Appellant wist toen of had toen redelijkerwijs moeten vermoeden dat de uitlating onjuist, dan wel (in ieder geval) misleidend was.