RB
Gepubliceerd op maandag 29 februari 2016
RB 2673
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Geoorloofde vergelijkende reclame met gratis hoortoestellen

Vzr. Rechtbank Amsterdam 25 februari 2016, RB 2673; ECLI:NL:RBAMS:2016:1052 (Specsavers tegen Beter Horen)
Uitspraak ingezonden door Thijs van Aerde, Houthoff Buruma. Specsavers en Beter Horen verkopen beiden hoortoestellen en verlenen bijbehorende diensten aan consumenten. Specsavers maakt sinds 2013 reclame met gratis hoortoestellen. Beter Horen voert een vergelijkende reclame waarmee, zo stelt Specsavers, de goede naam van Specsavers wordt geschonden, de suggestie wordt gewekt dat Specsavers 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen van een mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht goed advies naar Beter Horen moet gaan. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. De beweringen van Beter Horen in haar commercial hebben een subjectief karakter en zijn niet denigrerend van aard. De voorzieningenrechter weigert de gevraagde voorzieningen.

4.1. Specialers heeft gesteld dat de reclame-uitingen van Beter Horen van de commercial Doen jullie óók vaan gratis hoortoestellen? zijn aan te merken als (impliciete) vergelijkende reclame, waarmee Beter Horen de goede naam van Specialers schaadt, door te suggereren dat Specialers (diegenen die gratis hoortoestellen aanbiedt) 'stunt' met het gehoor zodat haar hoortoestellen gevaarlijk, slecht dan wel niet goed kunnen zijn, dan wel van een inferieure, slechte dan wel mindere kwaliteit zijn en dat men voor een écht toe advies ofwel (kwalitatief) het beste althans beter advies naar Beter Horen moet gaan en niet naar degenen die gratis hoortoestellen aanbiedt (Specialers). Deze claims en suggesties zijn onjuist en denigrerend jegens Specialers.
De gemiddelde consument kan immers de reclame-uitingen herleiden tot Specialers, die gratis hoortoestellen aanbiedt. Specialers beroept zich op artikel 6:193a-j BW (oneerlijke handelspraktijken), artikel 6:194 BW (misleidende reclame), artikel 6:194a BW (ongeoorloofde vergelijkende reclame) en artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad).

4.6. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat in dit geval sprake is van geoorloofde vergelijkende reclame. Beter Horen beweert in haar commercial dat zij liever niet stunt met het gehoor van de consument, dat de oren van de consument beter verdienen en dat de consument voor een écht goed advies naar Beter Horen met gaan. Deze beweringen hebben naar hun aard een subjectief karakter. Daarbij geldt dat een zekere overdrijving aan reclame eigen is. in dat licht moet ook de term 'stunten' worden bezien, die in de reclame in het algemeen gebruikt wordt in de zin van 'stunten met prijzen', hetgeen hier ook het geval is. Het gaat immers om de prijs van een hoortoestel, gratis of niet gratis. Dat Beter Horen de suggestie wekt dat haar hoortoestellen en haar service beter zijn dan die van de concurrent (ini dit geval Specialers) is toelaatbaar. Dat is immers een suggestie die vrijwel iedere reclame wil wekken. Onnodig denigrerend (tegenover Specialers) is de reclame niet. De suggesties die Specialers voorts in de commercial ziet, dat Specialers risico zou nemen het gehoor of zelfs gevaarzettend zou handelen zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter te ver gezocht en vinden geen steun in de feiten.
Tenslotte valt niet in te zien welke (andere) misleidende mededeling Beter Horen in de reclame Doen jullie óók aan gratis hoortoestellen?  wordt gedaan. Beter Horen doet immers geen mededeling die onjuist of onvolledig is. Beter Horen doet geen feitelijke mededelingen die zij niet waar kan maken. De vermelding dat Beter Horen geen gratis hoortoestellen aanbidt is juist, en de suggestie dat andere aanbidders van hoortoestellen dat wel doen is eveneens juist. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar is op grond van artikel 6:194a BW. Aan het beroep op artikel 6:162 BW zijn geen andere stellingen ten grondslag gelegd dan reeds hiervoor besproken, zodat evenmin op grond van dat artikel de vordering kan worden toegewezen.
De gevraagde voorzieningen zullen dan ook worden afgewezen.

Lees de uitspraak (pdf/html)