RB
RB 3834
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
RB 3833
25 april 2024
Uitspraak

Boete wegens reclame over 'geneesmiddel' zonder handelsvergunning

 
RB 3832
9 april 2024
Uitspraak

Reclame over "duurzame" cruisereis is misleidend

 
RB 2366

Netwerkkosten onvermeld in het gemiddelde maandbedrag

RCC 26 maart 2015, RB 2366, dossiernr. 2015/00081 (eon.nl)
Ontbrekende informatie. Aanbeveling. De uiting: Op de website van adverteerder www.eon.nl staat onder meer op de homepage: “1 jaar vast tarief Royaal € 132,- Gemiddeld maandbedrag (klein lettertype) Korte looptijd Ideaal voor hoog verbruik Meer info (link) Stap direct over (link)” In het getoonde gemiddelde maandbedrag zijn de netwerkkosten niet meegenomen. Klik op ‘Meer info’ voor een berekening inclusief netwerkkosten.

De klacht:

De gemiddelde maandbedragen op de website van adverteerder van respectievelijk € 132, € 131, € 142 en € 143 zijn zeer concurrerend. Menig consument zal direct klikken op de link ‘stap direct over’ en een overeenkomst met adverteerder sluiten. Echter, helemaal onderaan staat het zinnetje “In het getoonde gemiddelde maandbedrag zijn de netwerkkosten niet meegenomen”. Klager vraagt zich af waarom die kosten niet zijn meegenomen in het gemiddelde maandbedrag omdat zij onlosmakelijk zijn verbonden met de energiekosten en bovendien een aanzienlijk deel bevatten van de totale kosten. Met de onvermijdelijke netwerkkosten erbij wordt € 132 opeens ruim € 165, waardoor adverteerder helemaal niet zo concurrerend is, aldus klager.

Het oordeel:

1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is nu in het getoonde gemiddelde maandbedrag de netwerkkosten niet zijn inbegrepen.

2. Het aanbod in de bestreden uiting betreft een uitnodiging tot aankoop die verband houdt met een overeenkomst op afstand. Dit houdt in dat voor adverteerder extra informatieverplichtingen gelden. Deze brengen – voor zover hier van belang – met zich dat in de uiting de totale (gemiddelde) prijs dient te worden genoemd, inclusief alle (op voorhand bekende) kosten, en dat mededeling op een duidelijke en in het oog springende manier dient te geschieden. Dit volgt uit het bepaalde in artikel 8.4 onder i in samenhang met artikel 8.4 onder p NRC.

3. Vast is komen te staan dat adverteerder in het getoonde gemiddelde maandbedrag op de eerste pagina van het aanbod de netwerkkosten niet heeft meegenomen, terwijl elke consument deze kosten – ongeacht zijn verbruik – dient te voldoen. Onderaan de uiting staat weliswaar (in een klein lettertype) dat in het getoonde gemiddelde maandbedrag de netwerkkosten niet zijn meegenomen en dat de consument op ‘meer info’ kan klikken voor een berekening ‘inclusief netwerkkosten’, echter de Commissie is van oordeel dat een dergelijke wijze van informatieverstrekking niet voldoet aan de hiervoor genoemde eisen van artikel 8.4 aanhef en onder i NRC. Daarnaast in de vermelding van de totaalprijs op een andere plaats op de website niet in het oog springend is. Hierdoor heeft adverteerder niet de essentiële informatie verschaft op de wijze als voorgeschreven in artikel 8.4 onder i en p NRC in samenhang met artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Uit laatstgenoemde artikel volgt dat het op onjuiste wijze verschaffen van essentiële informatie misleidend is indien de consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Naar het oordeel van de Commissie is aan laatstgenoemde eis voldaan nu in de uiting een onjuiste (gemiddelde) prijs wordt genoemd. Immers komt de consument indien zij ingaat op het aanbod van adverteerder in het geval zij kiest voor 1 jaar vast tarief ‘Royaal’ niet op een gemiddeld maandbedrag uit van € 132,- zoals in de uiting staat vermeld, maar op een bedrag van € 165,71. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Gelet op de thans geldende regelgeving zal de Commissie het verzoek van adverteerder dat indien de Commissie tot een aanbeveling mocht komen, adverteerder niet eerder dan per 1 juli 2015 de aanbeveling krijgt om de bestreden reclame-uiting aan te passen, niet honoreren.
RB 2365

Eenmalige set-up kosten zijn in de uiting niet vermeld

RCC 24 februari 2015, RB 2365, dossiernr. 2015/00004 (Yourhosting set-up kosten)
Ontbrekende informatie. Digitale marketing communicatie. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een uiting op de website van adverteerder www.yourhosting.nl, die tevens op 19 december 2014 per e-mail als nieuwsbrief aan klager is verzonden. In de uiting staat onder meer: “Wist je dat je al vanaf € 3,-* per maand een hostingpakket hebt? (…) * Actietarief geldt voor de eerste maand.” De klacht: Klager is geen klant (geweest) bij adverteerder en is desondanks ‘gespammed’ met een nieuwsbrief, afkomstig van adverteerder. In de uiting staat dat de consument al vanaf € 3,-- per maand een hostingpakket bij haar kan afnemen. Dat is echter onjuist. De consument is de eerste maand € 13,-- verschuldigd en de daarop volgende maanden € 6,--

Het oordeel:

1. De Commissie begrijpt de klacht aldus, dat volgens klager de onderhavige uiting misleidend is nu hierin de indruk wordt gewekt dat – indien de consument een hostingpakket bij adverteerder wil afnemen – de kosten de eerste maand € 3,-- bedragen, terwijl de consument daarnaast nog eenmalig setup-kosten verschuldigd is. Om die reden meent klager dat niet kan worden gezegd dat de consument de eerste maand slechts een bedrag van € 3,-- verschuldigd is. De Commissie merkt daarbij nog op dat nu klager expliciet heeft aangegeven dat de klacht zich enkel hierop richt en niet op het feit dat klager, zoals tevens in de klacht wordt gesteld, is ‘gespammed’ of al dan niet in strijd met wettelijke bepalingen een nieuwsbrief heeft ontvangen, de Commissie dit laatste deel van de klacht buiten beschouwing zal laten.

2. Het aanbod in de bestreden uiting betreft een uitnodiging tot aankoop die verband houdt met een overeenkomst op afstand als bedoeld in artikel 8.4 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Ingevolge artikel 8.4 onder i NRC dient in dat geval op duidelijke en begrijpelijke wijze als essentiële informatie te worden verstrekt “de totale prijs van de zaken of diensten, (…) en, in voorkomend geval, alle extra vracht-, leverings- of portokosten en eventuele andere kosten (…). In het geval van een overeenkomst voor onbepaalde duur of een overeenkomst die een abonnement inhoudt, omvat de totale prijs de totale kosten per factureringsperiode. Indien voor een dergelijke overeenkomst een vast tarief van toepassing is, omvat de totale prijs ook de totale maandelijkse kosten.

3. Vast is komen te staan dat de consument – indien zij bij adverteerder een XS hostingpakket afneemt – eenmalige setup-kosten van € 10,-- dient te voldoen en dat zij een overeenkomst met adverteerder dient aan te gaan voor (tenminste) één jaar. Ook staat vast dat de consument de kosten bij vooruitbetaling (per jaar) dient te voldoen. Hoewel de Commissie van oordeel is dat het derhalve meer voor de hand had gelegen om in de bestreden uiting een jaarbedrag te noemen, maakt dit de uiting nog niet misleidend.

4. In de uiting wordt gezegd dat bij adverteerder al een hostingpakket verkrijgbaar is vanaf € 3,-- per maand, terwijl de consument tevens eenmalig setup-kosten aan adverteerder dient te voldoen. Nu de setup-kosten niet in de bestreden uiting zijn vermeld, is er sprake van een verborgen houden van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Nu de uiting de gemiddelde consument er bovendien toe kan brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC in verbinding met artikel 8.4 sub i NRC en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2364

Stichting Reclame Code presenteert Jaarverslag 2014

Uit het persbericht: Zelfregulering in reclame effectief. Stichting Reclame Code (SRC) presenteert haar jaarverslag 2014. De SRC zet zich al ruim vijftig jaar in om door middel van zelfregulering reclame verantwoord te houden. In 2014 is wederom gebleken hoe effectief dit systeem is. Net als in voorgaande jaren heeft ook in 2014 ruim 96% van de adverteerders die in strijd met de Nederlandse Reclame Code hebben gehandeld, de reclame-uiting aangepast of ingetrokken naar aanleiding van de uitspraak van de Reclame Code Commissie. De Stichting Reclame Code heeft als motto voor de komende jaren ‘Zichtbaar zijn, zichtbaar blijven’. De SRC geeft hier invulling aan door meer aandacht te vragen voor de proactieve dienstverlening die zij aan adverteerders biedt, zoals (in company) training, copy advies en voorlichting. Als adverteerder en bureau goed weten wat wel of niet is toegestaan, helpt hen dat bij het maken van verantwoorde reclame. ‘Better safe than sorry.’

Daarnaast blijft uiteraard de zorgvuldige, deskundige en efficiënte klachtenprocedure een zeer belangrijke faciliteit die de SRC aan consumenten, bedrijven en organisaties biedt. Het overgrote deel van de klachten (71%) wordt binnen zes weken door de Reclame Code Commissie afgehandeld. Verder zijn het voornamelijk consumenten die klachten indienen (97%), maar ook soms concurrenten (2%), bijvoorbeeld in het geval van vergelijkende reclame. De meeste klachten gaan over de regels rondom misleiding (44%) of de goede smaak en het fatsoen (37%). In het jaarverslag leest u in welke media de reclame-uitingen waartegen is geklaagd zijn verschenen, welke producten en diensten het betrof en waar de klachten precies op waren gebaseerd.

Zie hier het jaarverslag.

RB 2363

Niet vermeld dat het aanbod om “gratis” mee te spelen verband houdt met een abonnement

Vz. RCC 23 maart 2015, RB 2363, dossiernr. 2015/00047 (Vriendenloterij.nl)
Zwarte lijst (misleiding). Ontbrekende informatie. Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft een op 5 januari 2015 in De Telegraaf gepubliceerde advertentie waarin onder meer staat: “Speel GRATIS mee voor dubbele prijzen tot wel € 2 miljoen! Ga naar vriendenloterij.nl.” De klacht: Klager wijst op het feit dat in de uiting staat dat men gratis kan meespelen. Uit voorwaarden die niet in de advertentie staan, blijkt echter dat alleen de eerste maand gratis is.

Vervolgens dient er maandelijks betaald te worden en zal een bedrag worden geïncasseerd indien men niet direct na aanmelding actie onderneemt om te voorkomen dat voor de maand die volgt op de gratis maand een bedrag zal worden geïncasseerd. Adverteerder maakt aldus misbruik van het woord gratis. Het woord “gratis” is misleidend omdat de aanmelding leidt tot een overeenkomst tegen betaling in de vorm van een abonnement tot deelname aan de loterij.

Het oordeel:

1) In de gewraakte uiting staat dat men “gratis” kan meespelen voor prijzen tot maximaal € 2 miljoen. In de uiting wordt geen informatie gegeven over de voorwaarden die gelden om van dit aanbod gebruik te kunnen maken. Meer in het bijzonder wordt niet vermeld dat sprake is van een abonnement waarbij men de eerste maand “gratis” meespeelt en vervolgens tegen betaling blijft doorspelen indien en zolang niet wordt opgezegd. De voorzitter begrijpt de klacht aldus dat klager van mening is dat deze informatie in de uiting had dienen te worden vermeld omdat anders niet duidelijk is dat het “gratis” aanbod verband houdt met een abonnement dat na de “gratis” maand tegen betaling wordt voortgezet.

2) Deze klacht treft doel. Naar het oordeel van de voorzitter had uit de advertentie dienen te blijken dat het aanbod om “gratis” mee te spelen verband houdt met de verplichting een abonnement tot wederopzegging te sluiten. Dit vloeit voort uit artikel 3 aanhef onder b sub 1 van de Reclamecode voor kansspelen die worden aangeboden door vergunninghouders ingevolge de wet op de kansspelen (RVK) 2015. Het ontbreken van deze informatie brengt mee dat sprake is van oneerlijke reclame.

3) Dat bedoelde voorwaarden wel op de website van adverteerder staan en het blijkbaar mogelijk is bij tijdige opzegging slechts gedurende de gratis maand mee te spelen, doet niet af aan de verplichting voor adverteerder de informatie over het abonnement ook in de advertentie te vermelden. De bestreden uiting dient immers zelfstandig, los van hetgeen op de website staat, te voldoen aan de bepalingen van de Nederlandse Reclame Code in het algemeen en de RVK in het bijzonder.
RB 2362

Reserveringskosten bleken niet in de prijs te zijn inbegrepen

Vz. RCC 17 maart 2015, RB 2362, dossiernr. 2015/00131 (Vlucht24.nl)
Reisdienst. Digitale marketing communicatie. Voorzitterstoewijzing. De uiting: Het betreft de website www.vlucht24.nl waarop een retour vliegtuigticket van Amsterdam naar Lissabon werd aangeboden voor een bedrag van € 128,01 per persoon. Achter dit bedrag staat een asterisk die verwijst naar de volgende tekst: “In overeenkomst met gekozen extra services en betaalwijze kunnen er extra kosten ontstaan”, gevolgd door de link “Informatie”. Door op deze link te klikken verschijnt een scherm waarop onder meer staat: “Reserveringskosten (incl. BTW) betaalwijze Visa Electron creditcard; per traject € 0,00 betaalwijze American Express; per traject € 19,99 betaalwijze Mastercard; per traject € 19,99 betaalwijze Visa creditcard; per traject € 19,99”.

De klacht:

Klaagster stelt, samengevat, dat toen zij het ticket boekte, zij in totaal € 256,-- diende te betalen voor twee retourtickets van Amsterdam naar Lissabon. Klaagster heeft daarop de reis bevestigd en haar creditcard als betaalmethode vermeld. In de bevestigingsmail bleek vervolgens een extra bedrag in rekening te worden gebracht voor onder meer “servicekosten”. Klaagster was hierover van tevoren niet geïnformeerd en vindt dat adverteerder door het niet vermelden van de servicekosten ad € 79,96 in strijd met de Nederlandse Reclame Code heeft gehandeld.

Het oordeel:

1) De bestreden uiting is een uitnodiging tot aankoop gericht op de Nederlandse markt betreffende reisdiensten en is aldus aan te merken als een uiting waarop - naast de andere bepalingen van de Nederlandse Reclame Code (NRC) - de Reclamecode Reisaanbiedingen (RR) van toepassing is. Ingevolge het bepaalde onder IV lid 1 RR zijn aanbieders van reisdiensten in hun uitnodigingen tot aankoop op dezelfde wijze als in reclame-uitingen, conform het bepaalde onder III lid 1 RR, gehouden tot het hanteren van correcte en duidelijke prijzen. Uitgangspunt daarbij is dat aanbieders alle op het moment van publicatie bekende vaste onvermijdbare kosten in de prijs dienen te verdisconteren. Deze verplichting volgt overigens ook uit artikel 23 van Verordening EG nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap. Ingevolge dit artikel dienen de voor het publiek beschikbare luchttarieven altijd de geldende passagiers- of luchttarieven en alle toepasselijke belastingen en heffingen, toeslagen en vergoedingen te bevatten die op het tijdstip van publicatie onvermijdbaar en voorzienbaar zijn.

2) De voorzitter begrijpt dat klaagster stelt dat ten aanzien van de reserveringskosten niet aan voormelde eis is voldaan, nu deze kosten niet in de geadverteerde prijs bleken te zijn inbegrepen maar apart worden genoemd, en wel pas nadat men de bevestigingsmail ontvangt. Adverteerder heeft in haar verweer volstaan met mede te delen dat de consument wel over de reserveringskosten wordt geïnformeerd. De voorzitter leidt uit de informatie over die kosten af dat deze aan een betaalwijze zijn gekoppeld. In feite betreffen die kosten derhalve een toeslag verbonden aan een bepaalde wijze van betaling. Deze kosten dienen als vaste onvermijdbare bijkomende kosten te worden beschouwd, nu de enige gratis “betaalwijze” (de “Visa Electron”) geen in Nederland gangbaar betaalmiddel is, terwijl voor alle wel gangbare betaalmiddelen telkens een toeslag is verschuldigd. Deze toeslag had derhalve in de prijs dienen te zijn inbegrepen. Nu adverteerder dit heeft nagelaten, heeft zij gehandeld in strijd met het bepaalde onder IV sub 1 RR in verbinding met het bepaalde onder III sub 1 RR.
RB 2361

De stelling dat de ingekochte publiciteit niets heeft opgeleverd kan niet baten

Gerechtshof Amsterdam 19 augustus 2014, RB 2361 (Vitrina tegen X)
Reclameovereenkomst. Partijen twisten over de vraag wie de contractspartij van Vitrina bij de overeenkomst is. Volgens Vitrina is dat geïntimeerde, die een eenmanszaak voert onder de naam “Labo D.E.M.”; volgens geïntimeerde is de besloten vennootschap “Labo-D.E.M.” partij bij de overeenkomst. De kantonrechter heeft het beroep van geïntimeerde op niet-ontvankelijheid van Vitrina gehonoreerd en de vordering van Vitrina afgewezen. Het hof komt tot het oordeel dat de eenmanszaak van geïntimeerde als partij bij de overeenkomst heeft te gelden en wijst de vordering van Vitrina (tot betaling van onbetaald gebleven rekeningen ad € 19.225,34 in hoofdsom) toe.

De beoordeling:

3.2 De grieven II tot en met VI lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Zij klagen er, als gezegd, alle over dat de kantonrechter ten onrechte het beroep van [geïntimeerde] op niet-ontvankelijkheid heeft toegewezen en de vordering op die grond heeft afgewezen. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

3.3 Vaststaat dat het in de overeenkomst (naar door Vitrina gesteld en niet door [geïntimeerde] betwist: door [geïntimeerde]) ingevulde BTW-nummer het BTW-nummer betreft van de eenmanszaak van [geïntimeerde]. Voorts staat vast dat als factuuradres in de overeenkomst vermeld staat “[adres 1]” te [plaats]. Vitrina heeft gesteld en [geïntimeerde] heeft niet betwist dat de eenmanszaak van [geïntimeerde] voorheen (thans niet meer) op dat adres gevestigd was. In de onder 3.1 sub (iv) bedoelde inschrijving staat als adres van de maatschappelijke vestiging van de besloten vennootschap “Labo-D.E.M.” vermeld: [adres 2] te [vestigingsplaats], met de aantekening “Sinds 13 mei 2008”. Dat deze vennootschap destijds (ook) kantoor hield aan de [adres 1] te [plaats] is gesteld noch gebleken.

3.5 Op grond van het overwogene onder 3.3 en 3.4 moet er van worden uitgegaan dat Vitrina heeft gemeend - en dat [geïntimeerde] zulks zo ook heeft moeten begrijpen - dat de entiteit met de naam ‘Labo D.E.M”, gevestigd aan de [adres 1] te [plaats] en ingeschreven onder het BTW-nummer [nummer 1] haar contractspartij was. De omstandigheid dat zij meerdere keren op facturen en correspondentie aan genoemde bedrijfsnaam de letters “bvba” heeft toegevoegd is onvoldoende om daar anders over te oordelen. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat Vitrina, naast ter attentie van [geïntimeerde], poststukken ook wel adresseerde ter attentie van de vader van [geïntimeerde], [X]. Een en ander te minder, waar Vitrina als mogelijke verklaring daarvoor heeft aangedragen dat [geïntimeerde] tijdens de bijeenkomst op 15 oktober 2008 een visitekaartje heeft overhandigd met daarop vermeld “Algemeen Directeur [X]” (de vennootschap Labo-D.E.M. werd gedreven door de vader van [geïntimeerde]). [geïntimeerde] heeft niet betwist dat hij het bewuste kaartje (productie 1 bij memorie van grieven) destijds heeft overhandigd. Evenmin kan aan voornoemd oordeel afdoen dat de reclame-uiting onder meer de tekst “bvba labo dem - [adres 1] - [plaats]” (zie productie 3 bij conclusie van antwoord) bevat. Blijkens producties 4 a tot en met c bij de inleidende dagvaarding is die tekst door de contractspartij van Vitrina aangeleverd en is het veeleer zo dat (ook) die tekst Vitrina mogelijk ertoe heeft gebracht in correspondentie “bvba” aan de bedrijfsnaam Labo D.E.M toe te voegen. Het hof vermeldt in dit verband nogmaals dat gesteld noch gebleken is dat de vennootschap Labo-D.E.M. (mede) aan de [adres 1] te [plaats] kantoor hield.

3.6 Aan dit alles kan - ten overvloede - nog worden toegevoegd dat [geïntimeerde] in de Belgische procedure met zoveel woorden heeft erkend op 15 oktober 2008 met Vitrina de overeenkomst gesloten te hebben (zie het als productie 15 bij conclusie van repliek overgelegde verzoekschrift in hoger beroep, p.1, een na laatste alinea). Weliswaar ontneemt dat [geïntimeerde] niet de bevoegdheid zich in de onderhavige procedure alsnog op het standpunt te stellen dat niet hij/zijn eenmanszaak de contractspartij van Vitrina is, maar meer bedoelde vennootschap, maar de geloofwaardigheid van dat standpunt neemt met die proceshouding niet bepaald toe.

3.7 De conclusie luidt dat het hof, anders dan de kantonrechter, Vitrina ontvankelijk acht in haar vordering jegens [geïntimeerde]. De grieven II tot en met V slagen aldus.

3.9 Waar [geïntimeerde] heeft aangevoerd dat de ingekochte publiciteit niets heeft opgeleverd kan die stelling hem niet baten, reeds niet omdat gesteld noch gebleken is dat partijen daaromtrent iets hebben afgesproken. Voor de stelling dat Vitrina gewanpresteerd heeft geldt hetzelfde, reeds op de grond dat gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] Vitrina ter zake ooit in gebreke heeft gesteld. Ten slotte heeft [geïntimeerde] een beroep gedaan op de Colportagewet. Ook dat beroep faalt: de wet ziet op contracten met consumenten en [geïntimeerde] heeft met Vitrina gecontracteerd in de uitoefening van zijn eenmanszaak. Voor zogenaamde reflexwerking van genoemde wet ziet het hof in het onderhavige geval - waarin, als gezegd, werd gehandeld in het kader van de uitoefening van een bedrijf - geen plaats. Bijzondere omstandigheden die dit mogelijk anders zouden kunnen maken, heeft [geïntimeerde] niet aangevoerd.

3.10 De slotsom is dat de verweren van [geïntimeerde] alle falen en dat de vordering, waartegen in cijfermatige zin niets is aangevoerd, zal worden toegewezen.
RB 2360

Magnetische technologie "Backed by independent clinical trials” heeft adverteerder ook niet aannemelijk gemaakt

RCC 13 maart 2015, RB 2360, dossiernr. 2014/00884, (Trion:Z)
Misleidend. Voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een advertentie in GolfWeekly, nummer 29 van 30 oktober 2014. Daarin staat onder het kopje “Performance Perfected With Trion:Z” onder meer: “ARMBANDEN MET MAGNETISCHE TECHNOLOGIE DIE DE BLOEDSOMLOOP VERBETEREN EN PRESTATIES VERHOGEN” en “Betere aanvoer van zuurstof”. Links onderin de advertentie die een foto bevat van golfer Joost Luiten, die kennelijk een Trion:Z armband draagt, staat: “Backed by independent clinical trials”.

De klacht:
De uiting bevat “gezondheidsclaims” waarvoor in de literatuur geen wetenschappelijke onderbouwing is te vinden. Klager haalt deze claims als volgt aan: “De magnetische armbanden verbeteren de bloedsomloop, geven een betere aanvoer van zuurstof en verhogen prestaties”. Ook de mededeling “Backed by independent clinical trials” is nergens op gebaseerd en dus misleidend. Het bedrijf verwijst op haar website naar een in Engeland uitgevoerde “studie” met 211 deelnemers, waaruit de geclaimde werking zou blijken. Het bedrijf heeft deze studie (het invullen van een vragenlijst door gebruikers) zelf uitgevoerd, niet echt onafhankelijk derhalve. De Britse ASA heeft een klacht tegen een vergelijkbare advertentie van adverteerder in oktober 2014 gegrond verklaard, omdat geen gedegen bewijs kon worden geleverd voor de gebruikte gezondheidsclaims.

Het oordeel:
De Commissie stelt voorop dat zij niet bevoegd is om zich uit te laten over de ter zitting namens adverteerder gestelde vraag, op welke wijze adverteerder “reclame mag maken”. De Commissie heeft tot taak te beoordelen of reclame wordt gemaakt in overeenstemming met de Nederlandse Reclame Code (NRC), hetgeen betekent dat de Commissie reeds gemaakte reclame toetst aan de NRC.

Klager heeft gemotiveerd weersproken dat de in de bestreden uiting aangeprezen armbanden de werking hebben die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven. Meer in het bijzonder heeft klager gesteld dat wat betreft het onderhavige product in de literatuur geen wetenschappelijke onderbouwing is te vinden van de mededelingen: “armbanden met magnetische technologie die de bloedsomloop verbeteren en prestaties verhogen” en “Betere aanvoer van zuurstof”.

Het lag op de weg van adverteerder om de juistheid van voornoemde mededelingen aan te tonen. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd. Uit het bij het verweer overgelegde onderzoeksrapport “A clinical study to test the effects of static magnets on pain, stiffness and ease of daily functioning” heeft de Commissie niet kunnen afleiden dat voornoemde mededelingen juist zijn. Dit valt evenmin op te maken uit de bij het verweer overgelegde stukken omtrent -samengevat- notificatie van producten van adverteerder als medisch hulpmiddel klasse I.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ook de juistheid van de door klager bestreden mededeling “Backed by independent clinical trials” heeft adverteerder niet aannemelijk gemaakt, reeds omdat deze mededeling duidt op verschillende, onafhankelijke onderzoeken, en adverteerder bij verweer slechts naar één onderzoek heeft verwezen. Ten aanzien van dit onderzoek heeft adverteerder klagers mededeling bij repliek, dat de betreffende studie niet onafhankelijk is, niet weersproken.

In dit opzicht gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

RB 2359

Energetix maakt gezondheidsclaims t.a.v. magneetsieraden

RCC 13 maart 2015, RB 2359, dossiernr. 2014/00804 (Energetix Magneetsieraden)
Misleiding t.a.v. voornaamste kenmerken product. Aanbeveling. De uiting: Het betreft een uiting op https://energetixnederland.nl. Op de webpagina https://energetixnederland.nl/werking staat onder de aanhef “Werking ENERGETIX Magneetsieraden voor veel mensen positief” onder meer: “Magneten stimuleren de doorbloeding (….) Door de magneten krimpen uitgerekte aders en vernauwde bloedvaten ontspannen. Magneten verhogen de toevoer van zuurstof (….) naar de individuele cellen”. Op de webpagina https://energetixnederland.nl/werking/gemagnetiseerd-water staat onder de aanhef “Het effect van gemagnetiseerd water” onder meer: “(…) verbetert sterk de oplosbaarheid van calcium, (…). Al bestaande harde afzetsels (…) zoals (…) nierstenen en galstenen kunnen (…) zelfs helemaal oplossen” en “preventieve werking op (..) vorming (..) afzetsel in de bloedvaten. Het opbouwen van cholesterol wordt voorkomen zodat de kans (…) aanzienlijk verkleind wordt” en “verlaagt de kans op verkalking van de bloedvaten (…)”.

De klacht:

Op één van de pagina’s van de onderhavige site staat:
“Magneettherapie is net als bijvoorbeeld homeopathie en acupunctuur een natuurlijke, holistische vorm van therapie en niet wetenschappelijk bewezen”. Klager is het daarmee eens. Ondanks voornoemde mededeling bevat de bestreden uiting “medische claims” die niet kunnen worden onderbouwd. Klager maakt bezwaar tegen deze verschillende “medische claims”

De beoordeling:

De Commissie stelt het volgende voorop.

1. De Commissie zal zich beperken tot het beoordelen van de uiting waarover in de oorspronkelijke klacht bij brief van 6 november 2014 is geklaagd en waarvan bij diezelfde brief afdrukken zijn overgelegd. Zij zal zich niet uitlaten over een uiting die het resultaat is van door adverteerder -naar aanleiding van de onderhavige klacht - aangebrachte wijzigingen.

2. De bestreden uiting moet worden aangemerkt als een reclame-uiting in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Adverteerder heeft bij dupliek gesproken over een “informatieve site” waarop men “niets bestellen” kan. De uiting houdt echter onmiskenbaar een openbare aanprijzing in van ENERGETIX Magneetsieraden. Dat men via de site geen bestelling kan plaatsen, betekent niet dat er geen sprake is van reclame.

Klager heeft gemotiveerd weersproken dat de in de bestreden uiting aangeprezen magneetsieraden de werking hebben die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven. Meer in het bijzonder heeft klager gesteld dat in de literatuur geen wetenschappelijke onderbouwing is te vinden van de mededelingen:

“Magneten stimuleren de doorbloeding (….)
Door de magneten krimpen uitgerekte aders en vernauwde bloedvaten ontspannen
Magneten verhogen de toevoer van zuurstof (….)”.
en “(…) verbetert sterk de oplosbaarheid van calcium, (…). Al bestaande harde afzetsels (…) zoals (…) nierstenen en galstenen kunnen (…) zelfs helemaal oplossen”
en “preventieve werking op (..) vorming (..) afzetsel in de bloedvaten. Het opbouwen van cholesterol wordt voorkomen zodat de kans (…) aanzienlijk verkleind wordt”
en “verlaagt de kans op verkalking van de bloedvaten (…)”.

Het lag op de weg van adverteerder om de juistheid van voornoemde mededelingen aan te tonen. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd. Op basis van adverteerders verwijzing naar de bij het verweer overgelegde bijlagen 12 tot en met 15 heeft de Commissie niet kunnen afleiden dat voornoemde mededelingen juist zijn. Ter zitting heeft klager overigens gemotiveerd betwist, onder overlegging van pleitaantekeningen, dat de in de bijlagen 12 tot en met 15 bedoelde onderzoeken de bestreden claims onderbouwen. Daarbij heeft hij er onder meer op gewezen dat bijlage 12 onderzoek onder ratten betreft.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De Commissie heeft geconstateerd dat de bestreden uiting ook relativeringen bevat. Zo staat bijvoorbeeld onder het kopje: “Is magneetkracht werkelijk een genezend middel bij vele klachten?”:

“Er zijn inmiddels meerdere plausible verklaringen, maar hard eenduidig wetenschappelijk bewijs kan (nog niet) geleverd worden”.

Ook wordt gewezen op “positieve ervaringen” met magneetsieraden.

In reactie op de klacht heeft adverteerder nog gewezen op een op de site opgenomen “disclaimer” met de titel “geen medische claims”, waarin onder meer staat:

“Magneettherapie is net als bijvoorbeeld homeopathie en acupunctuur een natuurlijke, holistische vorm van therapie en niet wetenschappelijk bewezen. Miljoenen mensen ter wereld kiezen bewust voor het gebruik van homeopatische middelen of voor een natuurlijke reflextherapie als acupunctuur of magneettherapie. Zij ervaren positieve effecten en zijn hierover bijzonder enthousiast. Aan de andere kant zijn er ook mensen die hiermee absoluut niets hebben en hiervoor dan ook niet zullen kiezen. Ook de wetenschap is en blijft hierover verdeeld. Er zijn talloze onderzoeken gedaan en de uitkomsten zijn nooit eenduidig”.

Relativeringen zoals bovenbedoeld maken het oordeel van de Commissie, dat de bestreden mededelingen onjuist zijn en dat de uiting in zoverre in strijd is met de NRC, niet anders.

Ten slotte overweegt de Commissie dat zij nota heeft genomen van de mededeling van adverteerder dat de door klager bestreden mededelingen inmiddels van de website zijn verwijderd.
 
RB 2358

HEMA zorgverzekering niet dagelijks opzegbaar

Vz. RCC 17 maart 2015, RB 2358, dossiernr. 2015/00169 (HEMA Zorgverzekering)
Misleidend t.a.v. voornaamste kenmerken product. Voorzitterstoewijzing zonder oplegging aanbeveling. De uiting: Het betreft een reclamefolder (flyer) waarin onder meer staat: “U bent goed verzekerd voor uw zorgkosten met de HEMA Zorgverzekering. Wist u dat de HEMA ook een groot aanbod aan schadeverzekeringen heeft? Zo kunt u bij HEMA Verzekeringen terecht voor onder andere een auto-, woon-, reis- en dierenverzekering. Van premie berekenen tot afsluiten, u regelt het net als bij de zorgverzekering allemaal heel gemakkelijk online. (…) de voordelen van een HEMA verzekering (…) dagelijks opzegbaar.”

De klacht:

Klager stelt, samengevat, dat hij per 1 juni 2014 zijn zorgverzekering bij HEMA heeft opgezegd. Deze opzegging werd niet geaccepteerd omdat klager alleen aan het eind van het jaar bleek te kunnen opzeggen. In de reclamefolder staat echter “dagelijks opzegbaar”. Nu dit niet mogelijk is, is sprake van misleiding.

Het oordeel:

1) Bij de vraag of sprake is van een misleidende reclame-uiting, dient te worden gelet op de totale uiting en de context waarin mededelingen worden gedaan. Uitgaande hiervan oordeelt de voorzitter als volgt. Het is op grond van de mededelingen op de bovenste helft van de uiting duidelijk dat daar andere verzekeringen worden bedoeld dan de HEMA zorgverzekering. Hier wordt immers specifiek over schadeverzekeringen gesproken. Dit ligt echter anders ten aanzien van de voordelen die op de onderste helft van de uiting met betrekking tot “een HEMA verzekering” worden genoemd. Door tekst, opmaak en presentatie zou de gemiddelde consument kunnen denken dat het hier algemene voordelen betreft, dat wil zeggen voordelen die voor elke HEMA verzekering gelden, dus ook voor de zorgverzekering. Daarbij merkt de voorzitter op dat het, anders dan HEMA stelt, onder bepaalde voorwaarden wel mogelijk is tussentijds de HEMA zorgverzekering op te zeggen (de voorzitter verwijst naar clausule A7 van de voorwaarden HEMA zorgverzekering waarvan hij ambtshalve heeft kennis genomen), zij het dat niet kan worden gesproken over “dagelijks opzegbaar”. Nu de gemiddelde consument echter op grond van de uiting zou kunnen menen dat ook de HEMA zorgverzekering dagelijks opzegbaar is, heeft adverteerder geen duidelijke informatie verstrekt over de voordelen van dit product als bedoeld onder b van artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat de gemiddelde consument hierdoor in het kader van de verlenging van zijn zorgverzekering ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC

2) De voorzitter is van oordeel dat adverteerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de uiting zo zal aanpassen, dat geen sprake meer zal zijn van misleiding. Om die reden zal de voorzitter gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing:

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC.
RB 2357

Misleidende handelspraktijk al heeft informatie betrekking op slechts een consument

HvJ EU 16 april 2015, RB 2357; ECLI:EU:C:2015:225 (Hongaarse consumentenbescherming tegen UPC)
Richtlijn 2005/29/EG – Oneerlijke handelspraktijken – Verstrekking van onjuiste informatie door een telecommunicatiebedrijf aan een abonnee met extra kosten als gevolg – Aanmerking als ,misleidende handelspraktijk’. HvJ EU antwoord: 1) [richtlijn oneerlijke handelspraktijken] moet aldus worden uitgelegd dat de verstrekking van onjuiste informatie door een handelaar aan een consument, zoals die welke in het hoofdgeding aan de orde is, moet worden aangemerkt als „misleidende handelspraktijk” in de zin van die richtlijn, ook al had die verstrekking van informatie slechts op één consument betrekking.

 2) Richtlijn 2005/29 moet aldus worden uitgelegd dat een handelspraktijk die voldoet aan alle in artikel 6, lid 1, van die richtlijn genoemde criteria om te kunnen spreken van een misleidende praktijk jegens de consument, als oneerlijk en daarmee als verboden op grond van artikel 5, lid 1, van de richtlijn kan worden aangemerkt zonder dat nog behoeft te worden nagegaan of die praktijk ook in strijd is met de vereisten van professionele toewijding in de zin van artikel 5, lid 2, onder a), van de richtlijn.

Vragen:

1)      Dient artikel 5 van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken aldus te worden uitgelegd dat in het geval van misleidende handelspraktijken in de zin van lid 4 van dat artikel de criteria van lid 2, onder a), van dat artikel niet afzonderlijk mogen worden getoetst?
2)      Kan de verstrekking van op onwaarheden berustende informatie aan één enkele consument worden aangemerkt als een handelspraktijk in de zin van die richtlijn?