12 sep 2025
P-G Hartlief: Google Shopping-vermelding niet misleidend

Parket bij de Hoge Raad 12 september 2025, IT 4985; RB 3933; ECLI:NL:PHR:2025:986 (Digital Revolution tegen Google). De Procureur-Generaal Hartlief concludeert tot verwerping van het cassatieberoep van Digital Revolution (123inkt) tegen Google. De zaak gaat over Google Shopping-vermeldingen voor printercartridges van Prindo/Media Concept: in Google Shopping verschijnt een prijs met de knop “Site bezoeken”; wie doorklikt, komt op een Prindo-landingspagina waar die prijs geldt, maar met de beperking “maximaal 1 per bestelling per klant”; bij een rechtstreeks bezoek aan prindo.nl is de prijs hoger en ontbreekt die restrictie. Het hof oordeelt, en de P-G volgt dat oordeel , dat de in Google Shopping getoonde prijs op zichzelf niet misleidt, omdat de consument via de doorklik die prijs daadwerkelijk kan betalen en de essentiële beperking direct vóór het bestelbesluit zichtbaar is. Dat Google Shopping als medium geen plaats biedt voor alle details weegt mee; essentiële informatie mag op de landingspagina worden gegeven, mits tijdig vóór het besluit tot kopen. Klachten over misleidende handelspraktijken (art. 6:193a e.v. BW), misleidende reclame (art. 6:194 BW) en ongeoorloofde vergelijkende reclame (art. 6:194a BW) falen daarom. Volgens de P-G ondersteunt het dossier bovendien dat hier feitelijk sprake is van toegestane prijsdifferentiatie en dat de consument, desgewenst, meerdere stuks kan afnemen door de handeling te herhalen, zodat geen “prijslokker” ontstaat die het economische gedrag onrechtmatig beïnvloedt.
De P-G verwerpt verder de richtlijnconforme misleidingsklachten, de bezwaren rond vergelijkende reclame en het beroep op de bijzondere bewijslastregel van art. 6:195 BW: omdat het hof al niet-misleidend en toelaatbaar oordeelt, komt die omkering niet in beeld. Ook het punt dat Google zélf vergelijkende reclame zou maken, houdt geen stand: een online vergelijkingsdienst die de vergeleken producten niet zelf aanbiedt, valt bij richtlijnconforme uitleg niet onder het begrip vergelijkende reclame (zodat Google hier niet als vergelijkende adverteerder geldt). Het hof hoefde daarom evenmin in te gaan op Googles beroep op de hosting-exceptie (art. 6:196c lid 4 BW (oud) / art. 6 DSA). De slotsom luidt dat de klachten grotendeels feitelijk zijn, het oordeel van het hof niet onbegrijpelijk is en geen prejudiciële vragen nodig zijn: het cassatieberoep moet worden verworpen.
4.186 De slotsom van het voorgaande is dat geen van de klachten tot cassatie kan leiden. Ik zal concluderen tot verwerping.
4.186 Digital Revolution heeft bij schriftelijke toelichting herhaaldelijk aangedrongen op het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie. Ik meen dat Uw Raad daartoe in het onderhavige geval niet is gehouden. Er hebben zich geen vragen van uitleg van bepalingen uit de richtlijnen voorgedaan die niet reeds zijn beantwoord in de eerder in deze conclusie aangehaalde jurisprudentie van het Hof van Justitie. In zoverre is sprake van “actes éclairés”. De overige vragen die in de schriftelijke toelichting door Digital Revolution zijn opgeworpen, zijn vragen waarvan beantwoording niet relevant is voor berechting van de voorliggende zaak. Aanleiding voor het stellen van prejudiciële vragen zie ik daarom niet.