RB
RB 3834
25 april 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024

 
RB 3833
25 april 2024
Uitspraak

Boete wegens reclame over 'geneesmiddel' zonder handelsvergunning

 
RB 3832
9 april 2024
Uitspraak

Reclame over "duurzame" cruisereis is misleidend

 
RB 2305

HvJ EU: Elektronisch boekingssysteem voor vluchten vanaf EU moet meteen definitieve prijs vermelden

HvJ EU 15 januari 2015, RB 2305 ; C‑573/13 (Air Berlin tegen Verbraucherzentral Bundesverband)
Reclamerecht. Uit het perscommuniqué: Een elektronisch boekingssysteem moet voor elke vlucht vanaf het grondgebied van de Unie waarvoor het tarief wordt weergegeven, meteen de te betalen definitieve prijs vermelden. Het Hof verklaart voor recht:
1) Artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap, dient aldus te worden uitgelegd dat bij een elektronisch boekingssysteem zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding de te betalen definitieve prijs bij elke vermelding van de prijzen van de luchtdiensten moet worden aangegeven, ook reeds bij de eerste vermelding daarvan.

2) Artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 dient aldus te worden uitgelegd dat bij een elektronisch boekingssysteem zoals dit welk aan de orde is in het hoofdgeding de te betalen definitieve prijs niet alleen voor de door de klant gekozen luchtdienst moet worden vermeld, maar ook voor elke luchtdienst waarvan het tarief wordt weergegeven.

Gestelde vragen:

1)      Moet artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 aldus worden uitgelegd dat de te betalen definitieve prijs in een elektronisch boekingssysteem bij de eerste vermelding van de prijzen van luchtdiensten moet worden aangegeven? 

2)      Moet artikel 23, lid 1, tweede volzin, van verordening nr. 1008/2008 aldus worden uitgelegd dat de te betalen definitieve prijs in een elektronisch boekingssysteem enkel voor de door de klant specifiek gekozen luchtdienst dan wel voor elke getoonde luchtdienst moet worden aangegeven?

RB 2304

Belettering op Eneco-windmolens in Houten is ‘aanprijzing’

Rechtbank Midden-Nederland 30 december 2014, IEF 14551; ECLI:NL:RBMNE:2014:7276 (St. Gigawiek en B&W Houten)
Bestuursrecht. Reclame. Beroep tegen weigering om handhavend op te treden tegen aangebrachte belettering op gondels van windmolens. In tegenstelling tot wat de gemeente heeft gesteld, voegt de belettering wel degelijk extra informatie toe aan de windmolens, zodat sprake is van algemene aanprijzing van waren en diensten in de zin van de APV. De rechter verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen in stand.

16. De rechtbank is, anders dan verweerder en derde-partijen, van oordeel dat de namen “UWind” en “Eneco” wel als handelsreclame zijn aan te merken. De belettering voegt extra informatie toe aan de windmolens en bewerkstelligt daarmee aandacht voor (het opwekken van) groene stroom zoals UWind voorstaat en voor de leverancier van deze groene stroom Eneco in het bijzonder. Dit heeft het karakter van een openbare aanprijzing van een goed met een kennelijk commercieel doel, zoals omschreven in artikel 1:1 van de APV.

Het aanbrengen van dergelijke handelsreclame is ingevolge artikel 4:15 van de APV slechts verboden als sprake is van een opschrift, aankondiging of afbeelding waardoor het verkeer in gevaar wordt gebracht of ernstige hinder ontstaat voor de omgeving. Dat doet zich hier naar het oordeel van de rechtbank niet voor. De namen “UWind” en “Eneco” op de gondels van de windturbines vormen geen gevaar voor het verkeer en veroorzaken evenmin ernstige hinder voor de omgeving; het zijn uitsluitend letters, het zijn geen afbeeldingen of bewegende beelden. Verder is niet bestreden dat de gondels van de windturbines zich op een hoogte van 105 meter boven het maaiveld bevinden. Hierdoor is de invloed op het verkeer en de omgeving naar objectieve maatstaven bezien relatief gering. De rechtbank vindt ook steun voor dit oordeel in bovengenoemd advies van de welstandscommissie. Het verbod uit artikel 4:15, eerste lid, van de APV is dan ook niet op deze situatie van toepassing, zodat de aanwezigheid van de belettering geen overtreding van dit artikel inhoudt en de bevoegdheid voor verweerder om hiertegen uit hoofde van dit artikel handhavend op te treden ontbreekt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Lees ook het artikel op dichtbij.nl

RB 2303

Live pauzeren enkel mogelijk voor NPO, dus misleidend

Vz RCC 22 december 2014, RB 2303 (Tweak)
Aanbeveling. Misleiding. 7 NRC. De uiting: Het betreft de mededeling “Live TV pauzeren” als een van de kenmerken van de door adverteerder op haar website www.tweak.nl aangeboden dienst “Interactieve TV van Sparql”. De klacht: Live pauzeren alleen mogelijk is voor NPO1 en voor alle andere zenders niet.

Als erkend is komen vast te staan dat adverteerder op haar website “live TV pauzeren” heeft aangeprezen als één van de voordelen van de door haar aangeboden dienst “Interactieve TV van Sparql”, terwijl die functie op dat moment niet beschikbaar was. Aldus gaat de uiting gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de beschikbaarheid van het aangeprezen product als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument door de uiting ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2302

Bounce op reply nieuwsbrief niet toegestaan

Vz RCC 23 december 2014, RB 2302 (Bounce)
Aanbeveling. 2.3 Code e-mail. De uiting: Het betreft een nieuwsbrief van afzender met als onderwerp: “Ga bricken en win een auto!”. De klacht: Klager is ex-klant. Op zijn vraag waarom hij de nieuwsbrief ontvangt, volgt een “bounce”.

Niet in geschil is dat toen klager op de toegezonden nieuwsbrief wilde reageren, hij een “bounce” kreeg. De voorzitter neemt aan dat deze bounce het gevolg is van het feit dat geen sprake is van een werkend antwoordadres waarop response kan worden ontvangen. Afzender heeft hierdoor gehandeld in strijd met artikel 2.3 Code e-mail. De voorzitter neemt nota van de mededeling van afzender dat de onderhavige nieuwsbrief per abuis aan klager is verzonden en dat zij maatregelen zal nemen om herhaling te voorkomen. Niet gebleken is echter dat deze bereidheid ook ziet op de eis bij het verzenden van reclame via e-mail te voldoen aan artikel 2.3 Code e-mail. Derhalve wordt beslist als volgt.
RB 2301

Ludieke actie met blauwe envelop onvoldoende herkenbaar als reclame

Vz RCC 22 december 2014, RB 2301 (MotoFun)
Voorzitterstoewijzing. Herkenbaarheid reclame. 11.1 NRC. De uiting: Blauwe envelop met, naast een logo, de opdruk “Belastingdienst” en “Postzegel niet nodig”. Linksonder op de envelop staat, in zeer kleine letters en dwars gedrukt: “Dit is een actie van MotoFun uit Twello”. In de envelop bevindt zich een tweezijdig bedrukte uiting, waarvan de voorzijde het uiterlijk heeft van een aanslagbiljet van de Belastingdienst met een aangehechte acceptgiro. De achterzijde bevat aanbiedingen van adverteerder met onder andere “extreem véél belastingvoordeel!!”. De klacht: men is hier “echt te ver gegaan”.

De voorzitter vat de klacht aldus op, dat klaagster de uiting in strijd acht met artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd. Volgens de vaste lijn van beslissingen van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep is aan dit vereiste voldaan indien het publiek waarvoor de uiting is bestemd zonder moeite, reeds op grond van de envelop, kan vaststellen dat een bepaalde uiting reclame is. Naar het oordeel van de voorzitter is dat bij de onderhavige uiting niet het geval. Met de envelop is door de kleur en de opdruk “Belastingdienst” duidelijk aangehaakt bij de bekende blauwe belastingenveloppen. Daaraan doet niet af dat naast de aanduiding “Belastingdienst” een logo staat dat niet van de Belastingdienst is, nu dat logo zeer onduidelijk is en eerst bij aandachtige beschouwing van adverteerder afkomstig blijkt te zijn. Voorts is de mededeling “Dit is een actie van MotoFun uit Twello” in een dermate klein lettertype en bovendien dwars op de envelop afgedrukt, dat deze mededeling de ontvanger gemakkelijk kan ontgaan en derhalve evenmin de indruk wegneemt dat sprake is van post die afkomstig is van de Belastingdienst. De voorzijde van de uiting die zich in de envelop bevindt versterkt de indruk dat het post van de Belastingdienst betreft, nu door kleurstelling en lay-out van deze uiting duidelijk is aangehaakt bij het aanslagbiljet van de Belastingdienst. Eerst uit de achterzijde van de uiting blijkt voldoende duidelijk dat sprake is van een reclame-uiting van adverteerder.
RB 2300

Nuon Blijven Loont onvoldoende duidelijk over actievoorwaarden

RCC 19 december 2014, RB 2300 (Nuon)
Aanbeveling. Misleiding. 7 en 8.3 NRC. De uiting: Het betreft televisie- en radiocommercials voor “Nuon Blijven Loont”. De klacht: Er wordt niet vermeld dat de consument zowel gas als stroom moet afnemen om in aanmerking te komen en voorts blijkt “Nuon Blijven Loont” pas in te gaan na de einddatum van een bestaand contract.

2. Niet in geschil is dat afname van zowel gas als stroom een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor “Nuon Blijven Loont”. Deze door Nuon gestelde voorwaarde is een wezenlijke beperking van “Nuon Blijven Loont” zodat dit voldoende duidelijk uit de uitingen zelf had moeten blijken en niet kan worden volstaan met slechts algemene verwijzingen naar de website. De onderhavige media (radio- en televisiecommercial(s)) bieden weliswaar beperkingen, maar de Commissie acht deze niet van dien aard dat niet reeds in de commercials zelf deze informatie zou kunnen worden vermeld.

3. Gelet op het vorenstaande oordeelt de Commissie dat sprake is van het te laat verstrekken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c NRC. Nu de reclame-uitingen de gemiddelde consument er bovendien toe kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk als bedoeld in artikel 7 NRC.

RB 2299

Onleesbare (kleine) tekst Renault-commercial is gebrekkig en misleidend

Vz RCC 17 december 2014, RB 2299 (Renault)
Voorzitterstoewijzing. Misleiding en ontbrekende informatie. 7 en 8.3 NRC. De uiting: een televisiecommercial voor de Renault Twingo. Aan het einde van de commercial verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. De klacht: Nadat men op de website van adverteerder heeft gekeken, ontdekt men dat deze prijs realiseerbaar is indien men € 4.498 aanbetaalt en na vier jaar nog eens € 2.497 bijbetaalt.

1) De voorzitter heeft in verband met de beoordeling van de klacht de commercial bekeken op een groot formaat televisie. Daarbij heeft de voorzitter het volgende geconstateerd. De onderhavige televisiecommercial duurt ongeveer 29 seconden. Gedurende de laatste seconden (het betreft volgens de waarneming van de voorzitter drie seconden) verschijnen diverse mededelingen in beeld, waaronder - centraal in beeld en in een relatief groot lettertype - de tekst “All-in-one vanaf € 99,- per maand Renault.nl”. Opvallend hierbij is dat de aangeprezen auto om deze tekst heen rijdt. Dit leidt in enige mate de aandacht af van de overige teksten die gedurende de laatste drie seconden in beeld zijn. Dit geldt met name voor de onderin beeld staande tekst “Maandbedrag berekend o.b.v. financiering v.d. consumentenprijs na aftrek van (a) een aanbetaling van 33,33% v.d. consumentenprijs en (b) betaling van een slottermijn ineens van 25% v.d. consumentenprijs. Exacte voorwaarden op renault.nl”. De voorzitter acht het aannemelijk dat deze tekst de gemiddelde consument gemakkelijk zal kunnen ontgaan, niet alleen doordat sterk de aandacht wordt gevestigd op de all-in-one prijs met de daarom heen rijdende auto, maar ook door het relatief zeer kleine formaat letter. Het voor die mededelingen gebruikte formaat is zelfs dermate klein dat de tekst ook op een groot formaat televisiescherm niet leesbaar is. Dit geldt indien de commercial wordt bekeken op een gebruikelijk te achten kijkafstand, hetgeen in dit geval de toepasselijke beoordelingsmaatstaf is.

2) Op grond van het voorgaande kan de gemiddelde consument niet in staat worden geacht kennis te nemen van de – overigens complexe - inhoud van bedoelde voorwaarde. De voorzitter oordeelt dat sprake is van essentiële informatie die de consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen, mede gelet op het feit dat de uiting als een uitnodiging tot aankoop dient te worden aangemerkt nu daarin een bepaalde auto voor een prijs wordt aangeprezen. Derhalve dient duidelijk te zijn onder welke voorwaarden deze prijs van toepassing is. Nu deze informatie niet geacht kan worden de gemiddelde consument te bereiken, is sprake van een omissie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c in verbinding met artikel 8.4 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Voorts is de voorzitter van oordeel dat deze consument hierdoor ertoe gebracht zou kunnen worden een besluit over een transactie te nemen, dat hij anders niet zou hebben genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2298

Korting op fotoboek misleidend door minimaal aantal pagina’s

RCC 11 december 2014, RB 2298 (Kruidvat)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. 8.3 NRC. De uiting: “Speciaal voor jou nu tot 40% korting op een extra dik large hardcover fotoboek (tot wel 122 pag!) van 82,79 voor maar 49,99*! Onderaan de uiting staat:(…)Korting is geldig op fotoboek large, tot 122 pagina’s, normaal papier(…). De klacht: De korting gaat pas in vanaf 66 pagina’s. Dit blijkt niet uit de actievoorwaarden. Pas als men het fotoboek af heeft en tot bestelling overgaat, blijkt dat men niet in aanmerking komt voor de korting.

(…) Wat daarvan zij, de Commissie vat de klacht op in die zin dat klaagster niet duidelijk acht dat het boek waarvoor de korting geldt, minimaal 66 pagina’s dient te bevatten. Adverteerder heeft niet weersproken dat de actie geldt voor een boek van minimaal 66 pagina’s. Deze voorwaarde valt niet, althans onvoldoende duidelijk uit de uiting op te maken. De Commissie overweegt daartoe dat zij niet aannemelijk acht dat de gemiddelde consument bij een “extra dik large hardcover fotoboek (tot wel 122 pag!)” zal denken aan een boek van minimaal 66 pagina’s. Voorts is niet komen vast te staan dat uit de actievoorwaarden, waarnaar in de uiting wordt verwezen, blijkt dat voornoemde voorwaarde geldt. In de bij de klacht overgelegde actievoorwaarden 1 tot en met 3 wordt deze actievoorwaarde in elk geval niet genoemd.
RB 2297

Intransparant recensiebeleid vormt gebrek aan essentiële informatie

RCC 10 december 2014, RB 2297 (socialdeal.nl)
Aanbeveling. Ontbrekende informatie. 8.3 NRC. De uiting: Recensies betreffende restaurants op adverteerders website www.socialdeal.nl.De klacht: Social Deal plaatst alleen gunstige recensies op haar website. Daardoor bevat 95% van de recensies de beoordeling ‘uitstekend’ en de overige 5% de beoordeling ‘ruim voldoende’. Klager heeft gebruik gemaakt van een dineraanbieding van Social Deal. Gevraagd naar zijn mening heeft hij gezegd dat die negatief was. Zijn beoordeling is niet op de website geplaatst. In een e-mail heeft een medewerker van de klantenservice van Social Deal meegedeeld dat Social Deal niets mag doen zonder toestemming van het bedrijf waaraan de service wordt verleend, waardoor het kan voorkomen dat slechtere recensies niet worden geplaatst. Klager acht dit misleidend.

Niet is weersproken dat Social Deal kan besluiten – al dan niet op verzoek van het betreffende bedrijf – om bepaalde recensies niet op haar website te plaatsen. Bij de weergegeven recensies wordt niet vermeld dat deze mogelijk een selectie betreffen van de door consumenten gegeven beoordelingen, en evenmin welke omstandigheden bij die selectie een rol spelen. Naar het oordeel van de Commissie betreft de mogelijkheid dat op grond van bepaalde, te benoemen omstandigheden een selectie van recensies wordt weergegeven essentiële informatie waarop de consument in de uiting gewezen moet worden. Nu dit niet wordt gedaan, is sprake van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
RB 2296

Spotjes over wijziging zorgstelsel zijn geen aanprijzingen

RCC 16 december 2014, RB 2296 (Overheid)
Onbevoegdheid. Uitleg 'aanprijzing'. Art. 1 NRC. De uiting: Het betreft drie televisiespots (waaronder deze) over veranderingen in de zorg per 1 januari 2015, welke spots klager in november 2014 heeft waargenomen. De klacht: De spotjes doen het voorkomen alsof alles beter geregeld gaat worden en mensen de zorg krijgen die ze nodig hebben. De spotjes geven geen eerlijke informatie; onvoldoende wordt belicht dat mensen steeds meer (mantel)zorg in hun omgeving moeten regelen en dat zij veel minder in aanmerking komen voor de zorg zoals die in de spotjes is te zien. Gelet op het bovenstaande acht de Commissie zich niet bevoegd om inhoudelijk over de bestreden uitingen te oordelen.

Anders dan zich wel voordoet bij andere uitingen van de overheid, die wel als reclame zijn aan te merken, kan de burger naar aanleiding van de onderhavige uitingen niet besluiten om zich aan de veranderingen te onttrekken. De overheid roept ook niet op om iets wel of niet te doen of een denkbeeld aan te hangen. Van een aanprijzing van goederen, diensten en/of denkbeelden in de zin van artikel 1 NRC is geen sprake.