RB
RB 3744
7 mei 2024
Artikel

DeLex zoekt juridisch redactioneel stagiair vanaf juni/juli 2024

 
RB 3834
6 mei 2024
Artikel

Seminar Uitingsvrijheid op donderdag 16 mei 2024 - Panel compleet!

 
RB 3833
25 april 2024
Uitspraak

Boete wegens reclame over 'geneesmiddel' zonder handelsvergunning

 
RB 2456

Humoristische middelvinger toelaatbaar op abriposter

RCC 22 juni 2015, RB 2456; 2015/00506 2015/00506/A (humoristische middelvinger toelaatbaar)
Afwijzing. Buitenreclame. Subjectieve norm. De uiting: Het betreft een abriposter waarop het gezicht van een man met zweetband te zien is en een middelvinger die wordt opgestoken waarboven de aanbieding “3 maanden gratis” staat. De klacht: Klaagster is van mening dat sprake is van een agressieve uiting die ongepast en platvloers overkomt.

Het oordeel van de Commissie:
1. De Commissie vat de klacht aldus op dat klaagster de betreffende reclame-uiting in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter daarvan. Beoordeeld dient te worden of de onderhavige uiting naar de huidige algemene maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare te buiten gaat. De Commissie beoordeelt de uitingen van geval tot geval en dient daarbij de vrijheid van meningsuiting van de adverteerder die de uiting openbaart in acht te nemen.

2. De Commissie stelt voorop dat sprake was van een, in het kader van 1 april, humoristisch bedoelde actie met een knipoog naar de andere uitingen van de betreffende campagne van adverteerder ter aanprijzing van zijn sportschool. De Commissie heeft er begrip voor dat niet iedereen onderhavige vorm van humor kan waarderen. Dit kan echter gelet op het voorgaande en de door de Commissie in acht te nemen terughoudendheid, niet tot het oordeel leiden dat de uiting van dien aard is dat dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie wijst de klacht af.
RB 2455

Billboard webcamsex.nl moreel onverantwoord

CVB 7 juli 2015, RB 2455; 2015/00507 2015/00507/A  2015/00507/B 2015/00507/C 2015/00507/D 2015/00507/E (Billboard webcamsex.nl)
Aanbeveling bevestigd. Subjectieve normen, buitenreclame. De uiting: Het betreft het aan de westzijde naast de snelweg A4, ter hoogte van knooppunt Burgerveen, geplaatste billboard waarop [naam] is afgebeeld. Zij is alleen gekleed in een slip, die zij aan de achterkant met één hand naar beneden trekt. Haar borsten gaan schuil achter de in grote letters weergegeven tekst: “webcamsex.nl”. Verder staat op de uiting: “Cam nu met [naam]”. De klacht: Klager vindt het moreel onverantwoord dat hij naar aanleiding van een billboard langs de snelweg zijn jonge kinderen (van 4, 8 en 11 jaar) moet gaan uitleggen wat webcamseks is. Niet de reclamemaker moet hierin bepalend zijn, maar de verantwoordelijke ouders. Het is moreel verval van de maatschappij dat ‘deze partijen’ zich zo ongewenst kunnen opdringen.

Het oordeel van de Commissie (bevestigd door het CVB): 1. De Commissie neemt tot uitgangspunt dat het adverteerder in beginsel toegestaan is de door haar geëxploiteerde website webcamsex.nl aan te prijzen. Daaraan doet niet af dat tegen deze dienst morele of andere bezwaren kunnen bestaan. De Commissie beoordeelt niet de bestaande dienst op zich, maar toetst of de wijze waarop daarvoor reclame wordt gemaakt in overeenstemming is met de bepalingen van de NRC. Daarbij kan (de aard van) de aangeprezen dienst wel een rol spelen.

2. Klager maakt - kort gezegd - bezwaar tegen de reclame voor webcamsex.nl op het billboard langs de snelweg omdat hij het moreel onverantwoord vindt dat (jonge) kinderen hiermee worden geconfronteerd en dat de reclame ongewenst wordt opgedrongen. De Commissie vat deze bezwaren aldus op dat klager het billboard in strijd acht met de goede smaak en/of het fatsoen als bedoeld in artikel 2 NRC. Dat klager dit artikel niet uitdrukkelijk in de klacht heeft genoemd, betekent niet dat hij om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De Commissie acht de strekking van de klacht voldoende duidelijk, en blijkens het verweer heeft adverteerder de klacht ook aldus opgevat.

3. Bij de toetsing van een reclame-uiting aan criteria als de goede smaak en/of het fatsoen stelt de Commissie zich terughoudend op, gelet op het subjectieve karakter van die criteria. De Commissie beoordeelt of de uiting naar de huidige maatschappelijke opvattingen de grenzen van het toelaatbare overschrijdt. Hierbij wordt, zoals vermeld in de (begin 2014 aangescherpte) toelichting bij artikel 2 NRC, mede rekening gehouden met de wijze waarop de uiting is geopenbaard en het effect dat de uiting daardoor op het publiek heeft. Bij een uiting die op zodanige wijze wordt gepubliceerd dat het publiek zich niet aan confrontatie daarmee kan onttrekken, zijn de grenzen van wat toelaatbaar kan worden geacht eerder overschreden dan bij uitingen die op een andere wijze worden gepubliceerd. Met inachtneming van voornoemde terughoudendheid en rekening houdend met het feit dat de onderhavige uiting een naast de snelweg A4 geplaatst reclamebord van zeer groot formaat betreft, overweegt de Commissie als volgt.

4. Naar het oordeel van de Commissie wordt door de wijze van adverteren voor de website webcamsex.nl, een product dat voor volwassenen bedoeld is, de grens van wat naar huidige maatschappelijke opvattingen toelaatbaar is overschreden. Het langs de A4 geplaatste billboard maakt reclame voor webcamsex.nl door middel van een (deels boven het bord uitstekende) afbeelding van een schaars geklede, als pornoactrice bij het publiek bekende [naam] in een seksueel uitdagende houding, gecombineerd met de in zeer grote letters weergegeven tekst “webcamsex.nl” en “Cam nu met [naam]”. Aldus kan iedereen, ook minderjarigen, onverhoeds en ongewild worden geconfronteerd met deze in de publieke ruimte geopenbaarde uiting van zeer groot formaat waarin door afbeelding en tekst duidelijk reclame wordt gemaakt voor een erotische dienst, die niet voor minderjarigen bedoeld is. Het verweer dat door plaatsing van het billboard langs de snelweg de doelgroep van 18 jaar en ouder specifiek wordt bereikt, snijdt geen hout. In de op de snelweg rijdende auto’s zitten immers, behalve de volwassen bestuurder, dikwijls ook minderjarige passagiers.

5. Op grond van het voorgaande is de Commissie van oordeel dat de bestreden reclame-uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 2 NRC. Daarom wordt als volgt beslist.

De beslissing van de Reclame Code Commissie
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NR.

RB 2454

Dacia Duster misleidende 50/50 deal leeftijdsdiscriminatie

RCC 15 juli 2015, RB 2454; dossiernr. 2015/00647 ((50/50 deal Dacia Duster)
Aanbeveling. Misleidende ontbrekende informatie. De uiting: Het betreft de huis-aan-huis folder “10 jaar Dacia 10 dagen feest”, waarin onder andere een Dacia Duster wordt aangeboden met de “50/50-deal”. De klacht: Klagers hebben naar aanleiding van de folder de showroom van Dacia Tiel bezocht, waarbij hun interesse uitging naar een Dacia Duster. Na een uitgebreide voorlichting en een proefrit hebben klagers tot de aankoop van een Dacia Duster besloten. Gekozen is voor de luxe Prestige uitvoering, omdat in de folder de mogelijkheid werd genoemd om te kopen met de 50/50-deal met een renteloze looptijd van 3 jaar. De volgende dag werd klagers door RCI Financial Services meegedeeld dat de financiering geen doorgang kan vinden omdat zij ouder zijn dan 75 jaar. De 50/50-deal zou voor klagers alleen mogelijk zijn indien iemand financieel borg wil staan voor hen. In de folder wordt bij de 50/50-deal echter geen leeftijdsbeperking genoemd.

Het oordeel van de Commissie:
1) De Commissie begrijpt dat de in de folder aangeboden 50/50-deal inhoudt – kort gezegd – dat een consument bij aanschaf van een nieuwe Dacia personenauto 50% van het totale aanschafbedrag betaalt en het resterende deel van dat bedrag maandelijks gedurende een periode van 3 jaar betaalt tegen 0% rente. Als onweersproken is komen vast te staan dat de leeftijdsgrens van 75 jaar als beperkende voorwaarde voor de 50/50-deal geldt. Naar het oordeel van de Commissie hoeft de gemiddelde consument niet zonder meer bedacht te zijn op deze leeftijdsbeperking. Dat ligt anders bij de door Dacia Nederland genoemde beperkende omstandigheid van BKR-registratie, nu bij een financieringsaanbod als het onderhavige, toetsing bij het BKR ter controle van de kredietwaardigheid van de betreffende consument voor de hand ligt. Van iemand die een BKR registratie heeft, mag verwacht worden dat hij daarmee bekend is.

2) De Commissie acht de voor de 50/50-deal gehanteerde leeftijdsgrens een belangrijke beperking van het aanbod waarop de gemiddelde consument, zoals hiervoor is overwogen, niet zonder meer bedacht zal zijn en waarop hij daarom reeds in de folder attent gemaakt moet worden.
Hiertoe kan niet worden volstaan met de algemene opmerking in de disclaimer dat de consument zelf moet informeren naar de voor zijn persoonlijke situatie geldende details. Gelet op het voorgaande is in de bestreden folder sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Het feit dat klagers bij de aankoop van de auto door hun zoon zijn te woord gestaan, maakt het voorgaande niet anders.

3) Niet is weersproken dat Dacia Nederland verantwoordelijk is voor de inhoud van de folder, en daardoor voor een overtreding van de NRC. De Commissie is echter van oordeel dat ook Dacia Tiel hiervoor verantwoordelijk moet worden gehouden. Door de vermelding van de naam, adresgegevens en openingstijden van dit bedrijf moet Dacia Tiel mede als afzender van de folder wordt aangemerkt en daarmee als mede verantwoordelijk voor de misleidende inhoud daarvan.

4) Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt beide verweerders aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2453

Gratis shotje aanbieden aan particulieren verboden

Vz. RCC 23 juni 2015, RB 2453; dossiernr. 2015/00646 (gratis shotje)
VT zonder aanbeveling. Voeding en drank. Reclame. De uiting:  “Vanavond gaan we gewoon gestaag door met feestennnn!!! En tussen 22:30 en 00:00 bij elke bestelling binnen een gratis shotje!!”. De klacht: Klaagster stelt, samengevat, dat het gratis weggeven van alcoholhoudende drank, zoals in de uiting staat, verboden is. Ook in eerdere uitingen heeft adverteerder reclame gemaakt met gratis alcoholhoudende drank.

Het oordeel:
1)  Niet in geschil is dat met het “gratis shotje” waarvan in de uiting melding wordt gemaakt een alcoholhoudende consumptie wordt bedoeld. Deze wordt verstrekt door adverteerder die blijkens haar Facebook pagina een “Bar – Café” is. Aldus doet zich een situatie voor die in strijd is met artikel 20 lid 1 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014. Er is immers sprake van reclame waarbij alcoholhoudende drank door een lid van de branche gratis aan particulieren wordt aangeboden, hetgeen niet is toegestaan.
2) De voorzitter neemt nota van de excuses die adverteerder aanbiedt en haar toezegging ervoor te zullen zorgen "dat het niet meer gebeurt”. Om die reden gaat de voorzitter ervan uit dat sprake is van een eenmalige fout en zal hij gebruik maken van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep en een aanbeveling achterwege laten.

De beslissing van de voorzitter:
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 20 lid 1 RvA 2014.

RB 2452

Onduidelijke claim over 1 ton CO2

RCC 16 juli 2015, RB 2452; dossiernr. 2015/00659 (Groener vliegen)
Aanbeveling (gedeeltelijk). MIlieu. De uiting:“Groener vliegen past binnen een verantwoord reisbeleid. Het vermindert reiskosten en CO2. Met TravelScan, TravelCoach en GreenSeat van Climate Neutral Group kunt u tot wel 25% besparen. Deze diensten geven u inzicht en praktische suggesties voor het vermijden, verminderen en vergroenen van uw zakelijke vluchten".“U vliegt al klimaatneutraal binnen Europa voor de prijs van een kop koffie. 100% Klimaatneutraal vliegen?"

De klacht: 

a. In de advertentie staat: “Groener vliegen = ook lagere reiskosten”. Het is onbegrijpelijk hoe dit mogelijk is zonder de gevlogen afstanden te bekorten.

b. Onder de kop “100% Klimaatneutraal vliegen?” staat:
“Compensatie is de enige manier om uw CO2-uitstoot volledig te beperken” en verderop staat: “1 ton CO2 hier geproduceerd = 1 ton CO2 daar gereduceerd” . Voor klimaatneutraal vliegen kan echter niet worden volstaan met het verminderen van dezelfde hoeveelheid CO2. Volgens de IPPC-rapporten kent de CO2-uitstoot bij vluchten 2 tot 3 keer meer klimaatgevolgen. De website www.climateneutralgroup.com” verwijst ook naar het IPPC (“het door het UN aangewezen instituut dat klimaatverandering wetenschappelijk onderzoekt”). Er is derhalve geen sprake van klimaatneutrale reductie. Ook de vorming van roet en condensstrepen dient bij de compensatie te worden betrokken.

c. Op de site staat: “Wanneer u rechtstreeks via Climate Neutral Group klimaatneutraal vliegt, levert u per kwartaal of per jaar een lijst aan met uw vluchtdata”. “Neutraal” wordt echter niet bereikt door compensatie achteraf, soms na een jaar. Het tijdelijk hogere CO2-gehalte wordt genegeerd.

d.Op de site staat: “U vliegt al klimaatneutraal binnen Europa voor de prijs van een kop koffie”. Klager vindt het misleidend om de huidige, lage CO2-prijs als maatstaf te nemen.

Het oordeel van de Commissie: Ad a. De Commissie begrijpt dat adverteerder bedrijven adviseert over -zoals in het verweer gesteld- “een groener reisbeleid, dat in de meeste gevallen leidt tot lagere reiskosten”, bijvoorbeeld omdat Business class wordt vervangen door Economy class, maar ook omdat videoconferences worden gehouden of treinreizen worden gemaakt, in plaats van dat men vliegt. Ter zitting is namens adverteerder meegedeeld dat uit communicatief oogpunt beter zou kunnen worden gesproken over “Groener reizen” dan over “Groener vliegen”.

Nu adverteerder onder “groener vliegen” ook verstaat dat men niet vliegt om kosten te besparen is de juistheid van de mededeling “Groener vliegen = ook lagere reiskosten” niet aannemelijk geworden. In zoverre gaat de advertentie gepaard met onjuiste informatie als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Ad b.

Op de site staat onder de kop “100% Klimaatneutraal vliegen?”:

“Compensatie is de enige manier om uw CO2-uitstoot volledig te beperken” en verderop staat: “1 ton CO2 hier geproduceerd = 1 ton CO2 daar gereduceerd”. In dit onderdeel van de website is niet vermeld dat de mededeling “1 ton CO2 hier geproduceerd” niet alleen ziet op het broeikasgas CO2,   maar ook op andere broeikasgassen, zoals methaan en stikstofoxide en op de vorming van roet en condensstrepen, die volgens het verweer alle worden betrokken in de berekening. Elders op de website staat wel:

“Op deze GreenSeat vlieg je klimaatneutraal, wat betekent dat alle broeikasgassen, roet en condensstrepen worden meegenomen in de berekening”,

maar deze mededeling geeft onvoldoende duidelijkheid over wat wordt bedoeld met “1 ton CO2 hier geproduceerd”.

Gelet op bovenbedoelde onduidelijkheid acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de voordelen van het product als bedoeld in 8.2 aanhef en onder b NRC. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Aangezien de bestreden uiting moet worden aangemerkt als een milieuclaim in de zin van de Milieu Reclame Code (MRC), acht de Commissie de uiting tevens in strijd met artikel 2 MRC. Deze bepaling houdt -voor zover hier van belang- in dat milieuclaims geen mededelingen of suggesties mogen bevatten waardoor de consument kan worden misleid over milieuaspecten van de aangeprezen producten.

Ad c.

Adverteerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake is van compensatie vooraf, en wel als volgt. Als een bedrijf zelf zijn vluchten boekt, wordt er op basis van de vluchtdata die het bedrijf aan adverteerder aanlevert per kwartaal of jaar, gecompenseerd. In dit geval wordt vooraf betaald en gecompenseerd, aldus adverteerder. Er wordt een inschatting gemaakt van de CO2-uitstoot en de kosten om dit te compenseren op basis van de vluchtdata van het jaar ervoor. Aan de hand van de werkelijk uitgevoerde vluchten vindt een nacalculatie plaats en wordt het verschil verrekend, overeenkomstig het principe van de energienota.

Derhalve acht de Commissie dit onderdeel van de klacht ongegrond.

Ad d.

De Commissie ziet geen aanleiding om de juistheid in twijfel te trekken van adverteerders mededeling dat de CO2-prijs op dit moment € 5,- per ton bedraagt en dat de CO2-prijs van een vlucht Londen-Parijs thans € 2,50 bedraagt, welk bedrag via adverteerder kan worden geïnvesteerd in een klimaatcompensatieproject. Derhalve acht de Commissie klagers bezwaar tegen de mededeling “U vliegt al klimaatneutraal binnen Europa voor de prijs van een kop koffie” ongegrond.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

Op grond van het oordeel onder Ad a respectievelijk Ad b acht de Commissie de advertentie in strijd met artikel 7 NRC en de uiting op de website in strijd met de artikelen 7 NRC en 2 MRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Voor het overige wijst de Commissie de klacht af.

RB 2451

ASR mag Olli-producten na afloop licentieovereenkomst blijven uitleveren

Vzr. Rechtbank Den Haag 29 juli 2015, RB 2451; ECLI:NL:RBDHA:2015:8878 (John Doe BV tegen ASR)
Contractenrecht. Merkenrecht. Auteursrecht. John Doe bedenkt, ontwikkelt en exploiteert reclamecampagnes, is houdster van diverse OLLI (beeld)merken, niet-ingeschreven Gemeenschapsmodel en auteursrechthebbende. Voor ASR heeft zij de succesvolle Fey-Blij-campagne bedacht. Na afloop van de licentieovereenkomst zit ASR met resterende 22.623 Olli knuffels en 19.306 t-shirts. ASR, mocht er van uitgaan ook na afloop van de Licentieovereenkomst kon blijven uitleveren; de licentievergoeding is voldaan en het had op de weg gelegen om nadrukkelijk uitlevering te staken na afloop. Er is geen inbreuk voor actief reclame maken voor Olli-knuffel of T-shirt als cadeau bij ASR producten, ook niet door te spreken van "onze knuffel Olli". Het kopiëren van tekening, viel niet onder de licentieovereenkomst, is een auteursrechtinbreuk. ASR mag geen uitingen doen zonder credits of 'onze knuffel Olli' waarmee suggestie van exclusieve rechten wordt gedaan.

De exclusiviteit van het gebruik van Olli voor ASR was verlopen na ommekomst van de duur van het contract, en ook de exclusiviteit voor John Doe om promotiematerialen te ontwerpen, is daarmee verlopen.

4.7. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat ASR, zoals zij stelt, er geredelijk van uit mocht gaan dat zij de Olli producten ook na afloop van de Licentieovereenkomst kon blijven uitleveren. Zij had immers de licentievergoeding voor die producten reeds aan John Doe voldaan en het had naar voorlopig oordeel op de weg van John Doe in zo een geval gelegen om nadrukkelijk te bepalen dat de producten na afloop van die termijn toch niet meer uitgeleverd konden worden. Hiermee strookt tevens de opmerking van (de advocaat van) John Doe dat het ASR na afloop van de licentieovereenkomst vrijstond de resterende Olli knuffels aan een warenhuis te verkopen of bijvoorbeeld aan Diergaarde Blijdorp te schenken. In zoverre valt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet in te zien wat tussen die kennelijk toegestane leveringsmogelijkheden nu precies het verschil zou zijn met de Olli producten weg te geven na het sluiten van een ASR-verzekering of als prijs bij een evenement. Tot slot weegt bij dit alles mee dat er op enig moment een hype ontstond en ASR terecht aanvoert dat zoiets lastig te voorspellen is, zodat een overschatting van de aantallen Olli producten die binnen de contractuele periode zouden kunnen worden verspreid begrijpelijk was. Beteuterde kinderen die tevergeefs lang in de rij voor hun knuffel hebben gestaan zijn vanzelfsprekend geen goede reclame.

4.8. Ingevolge artikel 2 van de Licentieovereenkomst is aan de door ASR betaalde licentievergoeding het recht verbonden om Olli producten in te zetten ter promotie van haar diensten en producten. Het weggeven van Olli producten na het sluiten van een ASR-verzekering of als prijs bij een evenement, zoals ASR onweersproken is doet, strookt naar voorlopig oordeel hiermee. ASR heeft daarbij wel de overige bedingen in de Licentieovereenkomst, zoals het vragen van toestemming bij nieuwe uitingen (artikel 3) en het vermelden van de ontwerper (artikel 5) in acht te nemen. Naar voorlopig oordeel brengt de omstandigheid dat in de overeenkomst wel nadrukkelijk is bepaald dat deze een duur heeft tot 15 augustus 2014 mee dat ASR zich enigszins terughoudend heeft op te stellen in het promotionele gebruik. Het moet ASR immers duidelijk zijn geweest dat de exclusiviteit van haar gebruik op dat moment voorbij was en John Doe in beginsel Olli weer voor andere doeleinden moest kunnen inzetten. Al te opvallend promotioneel gebruik van Olli en daarmee samenhangende IE-rechten in verband met de verkoop respectievelijk levering van de resterende Olli-producten, is ASR redelijkerwijs niet toegestaan.

4.9. d.    ASR heeft door John Doe ontworpen tekeningen van John Doe eigenhandig gekopieerd en gebruikt deze in begeleidende brieven die zij naar haar klanten verstuurt (productie 13k).

•    De voorzieningenrechter overweegt andermaal dat uit het voorgaande blijkt dat dit handelen als zodanig geen inbreuk vormt. ASR is hiertoe gerechtigd volgens de Licentieovereenkomst. Aangaande de strijd met artikel 3 van de Licentieovereenkomst, is hiervoor reeds beslist. Voor zover het echter de tekening van Olli betreft kan met John Doe worden aangenomen dat gebruik van deze tekening niet nodig is voor het doel van de Licentieovereenkomst noch voor de legitieme verspreiding van de restanten Olli-knuffels. Aan dit gebruik van de tekening, dat kennelijk nog niet had plaatsgevonden in de tijd dat de Licentieovereenkomst nog liep, had John Doe zodoende redelijkerwijs haar toestemming kunnen onthouden, zodat dit niet geoorloofd is te achten. Gebruik van die tekening moet dan ook als auteursrechtinbreuk worden gekwalificeerd.

e.    Geen van de door ASR gebruikte promotiematerialen is door John Doe ontworpen of uitgevoerd. Zoals hiervoor aangegeven, wordt Olli voortdurend gebruikt in promotiematerialen van ASR (producties 13a, 13g, 13i, 13k, 13m als ook de Tweets). ASR handelt in strijd met het Addendum (art. D) door niet alle promotiematerialen door John Doe te laten ontwerpen en uit te voeren.

•    De voorzieningenrechter overweegt dat waar de exclusiviteit van het gebruik van de Olli voor ASR was verlopen na ommekomst van de duur van het contract, dit voorshands evenzeer heeft te gelden voor de exclusiviteit voor John Doe om promotiematerialen te ontwerpen. Dit strookt ook met de gedachte dat na 15 augustus 2014 de samenwerking tussen partijen is beëindigd. Iets anders is dat deze promotiematerialen nog wel de (niet op onredelijke gronden te onthouden) goedkeuring van John Doe behoefden, doch daaromtrent is in het voorgaande reeds overwogen.

5.2. beveelt gedaagden ieder voor zich te bevelen om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis, iedere toerekenbare tekortkoming ten aanzien van de Licentieovereenkomst en het daarbij behorende Addendum te staken en gestaakt te houden, te weten geen uitingen van Olli in 2- of 3-dimensionale vorm te doen zonder John Doe in de credits te vermelden (‘Design Olli by [naam ontwerper] / John Doe BV’) zoals bedoeld in artikel 5 van de Licentieovereenkomst, alsmede niet voorafgaand aan iedere vorm van gebruik van Olli in 2-dimensionale vorm, schriftelijke goedkeuring te vragen aan John Doe als bedoeld in artikel 3 van de Licentieovereenkomst, alsmede gebruik van aanduidingen als “onze knuffel Olli” waarmee wordt gesuggereerd dat gedaagden daarop de (exclusieve) rechten bezitten, één en ander op straffe van een onmiddellijke opeisbare dwangsom van EUR 1.000,- (duizend euro) voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, of - zulks naar keuze van John Doe - van EUR 100,- (honderd euro) voor ieder gebruik waarmee gedaagden in strijd handelen met dit bevel, met een maximum van EUR 250.000,-,

RB 2450

Andere invulling Jumbo's Laagste Prijs Garantie voor de Slijterij

RCC 9 juli 2015, RB 2450; dossiernr. 2015/00522/I (Jumbo Jonge Graanjenever)
Aanbeveling. Alcohol. Laagste prijsgarantie. Ontbreken essentiële informatie. Het betreft een advertentie van Jumbo Brinkman Heerde in “Nieuws- en advertentieblad Schaapskooi” van 31 maart 2015. In de advertentie staat “Jumbo’s Laagste Prijs Garantie” en daarboven staat de tekst: “Laagste prijs garantie… Ook op onze Slijterij”. In de spelregels voor de laagsteprijsgarantie, die op de website jumbo.com staan, wordt de consument gewezen op de voor alcohol geldende uitzondering op de gratis verstrekking van producten met de volgende mededeling: “Geneesmiddelen, rookwaren, alcoholische dranken en zuigelingenvoeding (0-6 maanden) verstrekken we niet gratis vanwege wettelijke voorschriften.” Het verstrekken van een waardebon heeft het effect van het gratis maken van alcohol en is daarom evenmin in overeenstemming met de RVA.

Oordeel: (...) Alcoholische dranken blijken echter “vanwege wettelijke voorschriften” van de gratis verstrekking uitgezonderd te zijn. Bij deze producten betekent de laagsteprijsgarantie alleen een aanpassing van de prijs door Jumbo indien hetzelfde product door een andere supermarkt in de buurt voor een lagere vaste prijs wordt aangeboden.

2. Dat de geadverteerde laagsteprijsgarantie op slijterijartikelen op een wezenlijk beperktere manier wordt ingevuld dan bij het grootste deel van het assortiment van Jumbo supermarkten het geval is, betreft essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te kunnen nemen. Naar het oordeel van de Commissie dient de consument daarom al in de uiting te worden geïnformeerd over de invulling van de laagste-prijsgarantie met betrekking tot slijterijartikelen. In dit specifieke geval is een algemene verwijzing naar de spelregels van Jumbo onvoldoende om de gemiddelde consument attent te maken op een afwijkende invulling van de laagsteprijsgarantie voor alcoholhoudende dranken.

3. Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat in de onderhavige advertentie sprake is van het ontbreken van essentiële informatie als bedoeld in artikel 8.3 aanhef en onder c van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

4. Nu de bestreden advertentie Jumbo Brinkman als afzender vermeldt en als onweersproken vaststaat dat Jumbo Brinkman als franchisenemer de advertentie heeft ontwikkeld en geplaatst, houdt de Commissie alleen Jumbo Brinkman verantwoordelijk voor de hiervoor geconstateerde overtreding van de NRC. Voor zover de klacht is gericht tegen Jumbo, wordt de klacht afgewezen.

RB 2449

Metingen bodyscan niet onderbouwd

RCC 6 juli 2015, RB 2449; dossiernr. 2015/00591 (Broeders / Vitalec Global)
Claims zonder wetenschappelijk onderbouwing "meten is weten". Het betreft een advertentie in “dé Weekkrant” “Het Kanton” van 6 mei 2015. Daarin staat onder de aanhef: “Meten is weten! Doe nu een bodyscan” onder meer: “Wat doet Vitalec Global Diagnostics? (...) “Binnen 8 minuten voert het apparaat een nauwkeurige meting van meer dan 550 verschillende lichaamsfuncties uit”. De klacht: Het gaat om reclame voor een meetmethode waarvoor elke wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt. Er worden claims gehanteerd die niet kunnen worden waargemaakt, zoals bijvoorbeeld “duidelijk beeld van (…) uw gezondheid”. “Gezondheid” kan niet worden uitgedrukt in getalletjes of grafiekjes. De “uitvoerders” begeven zich op het terrein van diagnosestelling en behandeling, wat is voor behouden aan personen die BIG-geregistreerd zijn.

Argeloze consumenten worden op kosten gejaagd, hen worden niet bestaande aandoeningen aangepraat en het risico bestaat dat men reguliere gezondheidszorg mijdt omdat de uitslag van de bodyscan goed zou zijn.

De “uitvoerders” appelleren aan de onbewuste angst voor sluimerende ziektes en liften mee op de hausse van zelfdiagnostiek en preventief onderzoek. Consumenten worden misleid.

Commissie:

De Commissie vat de klacht op in die zin dat klager bestrijdt dat de bodyscan van Vitalec Global Diagnostics de werking heeft die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven. Gelet op de in de klacht aangehaalde tekstgedeelten gaat de Commissie ervan uit dat klager met name bezwaar maakt tegen de mededelingen “Hierdoor zijn in een vroeg stadium verstoringen in het lichaam te signaleren voordat er lichamelijke klachten optreden. Door deze metingen krijgt u een duidelijk beeld van hoe het is gesteld met uw gezondheid”.

Het lag op de weg van adverteerder om de juistheid van de in de uiting gestelde werking van het onderhavige meetsysteem aannemelijk te maken. Daarin is adverteerder naar het oordeel van de Commissie niet geslaagd. Adverteerder heeft gesteld dat de Vitalec Global Diagnostics “een officieel erkend medisch scanapparaat” is dat “door meerdere artsen en therapeuten in en buiten Nederland wordt gebruikt”. Adverteerder heeft deze stelling echter niet onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van desbetreffende gegevens aan de Commissie. Ook adverteerders stelling dat het afgelopen jaar vele klanten een bodyscan hebben laten uitvoeren en dat dit tot overwegend (hele) positieve reacties heeft geleid, maakt niet dat aannemelijk is geworden dat het bewuste  meetsysteem de werking heeft die daaraan in de advertentie wordt toegeschreven.

Gelet op het bovenstaande gaat de reclame gepaard met onjuiste informatie omtrent de van het gebruik van het product te verwachten resultaten als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder b van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de Commissie de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2448

Verdubbeldagen alleen (onvermeld) voor nieuwe klanten

RCC 6 juli 2015, RB 2448; dossiernr. 2015/00645 (Simpel verdubbeldagen)
Ontbreken essentiële informatie. Het betreft een televisiecommercial waarin in woord en beeld het volgende - voor zover hier van belang - wordt meegedeeld: De verdubbeldagen van Simpel. Nú tijdelijk met dubbel zo veel belminuten (50 100), dubbel zo veel MB’s (500 1000) en onbeperkt sms’en voor maar € 9,50. Bestel snel op simpel.nl. De verdubbeldagen blijken niet te gelden voor bestaande abonnementen.

Commissie: Als erkend is komen vast te staan dat de ‘Verdubbeldagen’, waarbij tijdelijk het dubbele aantal belminuten en MB’s en onbeperkt sms’en voor € 9,50 wordt aangeboden, alleen gelden indien bij Simpel een nieuw abonnement voor 2 jaar wordt afgesloten of een bestaand abonnement bij Simpel na afloop van de contractperiode voor de duur van 2 jaar wordt verlengd.

Voor bestaande klanten van Simpel van wie de abonnementsperiode nog niet is afgelopen, is het dus niet mogelijk om van de actie gebruik te maken. Naar het oordeel van de Commissie is dit een belangrijke beperking van het aanbod, waarop de gemiddelde consument niet bedacht hoeft te zijn en waarop hij daarom in de uiting attent moet worden gemaakt. Dat wordt in het onderhavige geval niet gedaan. De commercial bevat geen (verwijzing naar een) voorbehoud voor geldigheid van de actie. De website simpel.nl, waarop de actievoorwaarden kennelijk zijn vermeld, wordt in de uiting slechts genoemd in het kader van het bestellen van de ‘Verdubbeldagen’.

Gelet op het voorgaande is in de televisiecommercial sprake van het ontbreken van essentiële informatie die de gemiddelde consument nodig heeft om een geïnformeerd besluit over een transactie te nemen. Omdat de gemiddelde consument hierdoor ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de commercial misleidend als bedoeld in de aanhef en onder c van artikel 8.3 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
De beslissing
De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.
RB 2447

'Too early to drink wine' op Facebook van eetcafé

Vz. RCC 8 juli 2015, RB 2447; dossiernr. 2015/00547 (Verslavingsrisico als grap op Facebook)
Toewijzing. Alcohol. Het betreft een “post” die is gedeeld op het Facebook account van het door adverteerder geëxploiteerde eetcafé. In de uiting is een foto van de hoofdrolspelers van de serie “Absolutely fabulous” te zien en de tekst: “If anyone tells you it’s too early to drink wine….unfriend them. You don’t need that kind of negativity in your life!”. Klacht: De uiting zet aan tot risicovol gedrag als bedoeld in artikel 14 van de Reclamecode voor alcoholhoudende dranken (RVA) 2014, immers moedigt aan al vroeg op de dag te gaan drinken.

Eindbeslissing:
1)  In de tussenbeslissing is overwogen dat in de uiting enige nuance dient te worden aangebracht voor zover deze ook minderjarigen bereikt. In dat verband heeft de voorzitter gewezen op de in artikel 33 lid 2 RVA 2014 voorgeschreven educatieve slogan “Geen 18, geen alcohol”, welke slogan gebruikt kan worden in combinatie met “Geniet, maar drink met mate”. Dit artikel is ingevolge artikel 24 lid 2 RVA 2014 ook van toepassing bij reclame die is bedoeld voor verspreiding via internet, waartoe gedeelde posts via het Facebook account van een adverteerder kunnen worden gerekend.

2)  Uit het feit dat adverteerder geen gebruik heeft gemaakt om te reageren op de tussenbeslissing, leidt de voorzitter af dat adverteerder niet in staat is te weerleggen dat de uiting niet voldoet aan artikel 24 lid 2 RVA 2014 in verbinding met artikel 33 lid 2 RVA 2014. Op grond hiervan het voorgaande wordt beslist als volgt.

De eindbeslissing van de voorzitter 

Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 24 lid 2 RVA 2014 in verbinding met artikel 33 lid 2 RVA 2014. De voorzitter beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.