RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 25 april 2018
RB 3123
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) ||
29 mrt 2018
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 29 mrt 2018, RB 3123; dossiernr. 2017/00873 - CVB (Wijnvoordeel sponsor korfballersshirt), https://www.reclameboek.nl/artikelen/wijnvoordeel-nl-op-vermelding-shirt-sportploeg-is-reclame-voor-alcoholhoudende-drank

Wijnvoordeel.nl op vermelding shirt sportploeg is reclame voor alcoholhoudende drank

CvB RCC 29 maart 2018, RB 3123; dossiernr. 2017/00873 - CVB (Wijnvoordeel sponsor korfballersshirt) CVB Aanbeveling Bevestigd (=Aanbeveling). De klacht is gericht tegen de tekst “wijnvoordeel.nl” op de shirts van korfballers van korfbalvereniging LDOK.

Volgens STAP is de sponsorvermelding van Wijnvoordeel op de korfbalshirts van korfbalvereniging LDODK, zoals onder meer te zien in een sportuitzending op televisie (Nederland 1), in strijd met het eerste lid van artikel 30 van de Reclamecode Alcoholhoudende dranken. Op grond van het daarin bepaalde is het verboden om reclame voor alcoholhoudende dranken te voeren op een individuele sporter of een sportploeg. De betwiste shirtreclame bestaande uit de vermelding van de sponsornaam, met vetgedrukt het woord “wijn”, is immers op te vatten als alcoholreclame, aldus STAP. Dit blijkt uit de beslissing van de Reclame Code Commissie over de vermelding van de sponsornaam Scotch Whisky International op de shirts van de Koninklijke HFC.

1. Het College verwijst naar het toetsingskader als bedoeld in dossier 2017/00164 waarbij het ging om shirts van sporters met (onder meer) de opdruk "Scotch Whisky". Ook in de onderhavige zaak geldt als uitgangspunt dat de beoordeling of een uiting kan worden opgevat als aanprijzing van alcoholhoudende drank, feitelijk van aard is. Daarbij zijn de inhoud van de uiting en de perceptie van het publiek doorslaggevend en niet de bedoeling van een adverteerder of de door haar aangeboden producten of diensten. Een uiting dient als reclame voor alcoholhoudende drank te worden aangemerkt als het publiek deze op grond van zijn inhoud opvat als aanprijzing van alcoholhoudende drank. Het effect is dan immers dat de uiting voor het publiek feitelijk alcoholhoudende drank aanprijst waardoor deze onder het toepassingsgebied van de RvA 2014 valt. Uitgaande hiervan oordeelt het College als volgt.

2. Wijnvoordeel gebruikt voor de shirtsponsoring haar handelsnaam ‘Wijnvoordeel.nl’. Deze naam houdt echter tevens gelijktijdig een afzonderlijke aanprijzing in door de combinatie van de elementen ‘wijn’, ‘voordeel’ en ‘.nl’. Deze combinatie maakt aan het publiek dat met de sponsorvermelding wordt geconfronteerd duidelijk dat men voordelig ('voordeel') op internet ('.nl') wijn ('wijn') kan kopen waarbij de combinatie als geheel naar Wijnvoordeel verwijst als het bedrijf en de domeinnaam waarop deze aanprijzing betrekking heeft. De wijnhandel is de kernactiviteit van Wijnvoordeel en zij prijst zich door middel van haar handelsnaam op het shirt van de spelers uitdrukkelijk aan als voordelige aanbieder van wijn. De sponsorvermelding impliceert ook een aanprijzing van wijn als alcoholhoudende drank. De vermelding strekt specifiek tot de bevordering van verkoop van wijn, hetgeen wordt benadrukt doordat het element ‘wijn’ op de shirts het eerste woord van de sponsorvermelding is dat bovendien als enige vetgedrukt is. Daardoor is het element 'wijn' het meest opvallend en in belangrijke mate beeldbepalend. Op grond van het voorgaande zal het publiek de sponsorvermelding 'Wijnvoordeel.nl' niet uitsluitend zien als aanprijzing van een bedrijf, maar deze vermelding in de context van shirtreclame mede opvatten als aanprijzing van wijn als alcoholhoudende drank met de bedoeling deze voordelig via Wijnvoordeel te bestellen. De sponsorvermelding dient daarom mede als reclame voor alcoholhoudende drank te worden aangemerkt. Hieruit volgt dat de uiting onder het toepassingsgebied van de RvA 2014 valt. Nu de reclame op individuele sporters is gevoerd, te weten op de shirts van spelers van een kortbalvereniging, heeft Wijnvoordeel gehandeld in strijd met artikel 30 lid 1 RvA 2014. Het College merkt daarbij op dat dit artikel in ieder geval niet zo dient te worden uitgelegd dat sponsorvermeldingen waarin, zoals in dit geval, expliciet een alcoholhoudende drank wordt genoemd als onderdeel van de handelsnaam, nooit onder de werking van dit artikel zouden kunnen vallen.

3. Voor zover Wijnvoordeel stelt dat onduidelijk is hoe de beslissing van de Commissie zich verhoudt tot het tegengaan van alcoholmisbruik, geldt dat RvA 2014 strekt tot het maken van verantwoorde reclame voor alcoholhoudende drank en dat door de opstellers van deze code ervoor is gekozen het maken van reclame voor alcoholhoudende drank op individuele sporters niet toe te staan. Dat Wijnvoordeel deze keuze niet logisch acht gelet op de wel toegestane mogelijkheid van sport- en evenementsponsoring in combinatie met alcoholhoudende drank, brengt niet mee dat de onderhavige uiting alsnog toelaatbaar dient te worden geacht. Bedoelde keuze maakt deel uit van het gedetailleerde stelsel van gedragsregels van de RvA 2014. Het College toetst aan de geldende versie van deze code waarbij voor deze zaak uitsluitend artikel 30 lid 1 RvA 2014 van belang is, nu in dit artikel het voeren van reclame op een individuele sporter is gereguleerd. Op grond van het voorgaande komt het College verder niet toe aan bespreking van de verwijzingen door Wijnvoordeel naar (beslissingen die specifiek zien op toepassing van) artikel 19 lid 1 RvA 2014.

4. Voor zover Wijnvoordeel suggereert dat zij anders wordt behandeld dan andere, vooral grote ondernemingen binnen de alcoholbranche, geldt dat het die andere ondernemingen evenmin is toegestaan in strijd met artikel 30 lid 1 RvA 2014 te handelen en dat Wijnvoordeel op dezelfde wijze als die ondernemingen gebruik kan maken van de mogelijkheden die deze bijzondere reclamecode wél biedt. De beoordeling of een uiting is toegestaan, vindt bovendien plaats op grond van een concrete klacht en op basis van een toetsingskader dat onafhankelijk is van de omvang van een onderneming. Bij een geconstateerde overtreding wordt aan grote ondernemingen eveneens de aanbeveling gedaan niet meer in strijd met de in artikel 30 lid 1 RvA 2014 vastgelegde norm te handelen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit de dossiers die bekend zijn onder de nummers 2011/00438 (Amstel) en 2007/06.0521 (Carlsberg). Een zorgvuldige wijze van aanprijzen dient in het belang te worden geacht van al diegenen die bij het maken van reclame voor alcoholhoudende drank zijn betrokken. Tot slot gaat het College voorbij aan de stelling van Wijnvoordeel dat de Commissie ten onrechte ervan uitgaat dat alcohol ongezond is. Gezondheidsaspecten spelen geen rol bij de toetsing aan artikel 30 lid 1 RvA 2014.