RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 22 februari 2024
RB 3825
Rechtspraak (NL/EU) ||
25 jan 2024
Rechtspraak (NL/EU) 25 jan 2024, RB 3825; ECLI:NL:RBROT:2024:391 (Eiseres tegen de Staat), https://www.reclameboek.nl/artikelen/beroep-gegrond-onherroepelijke-bestuurlijke-boete-en-overschrijding-redelijke-termijn

Beroep gegrond: Onherroepelijke bestuurlijke boete en overschrijding redelijke termijn

Rb. Rotterdam 25 januari 2024, RB 3825; ECLI:NL:RBROT:2024:391 (Eiseres tegen de Staat) In deze zaak heeft de eiseres vier bestuurlijke boetes van €450.000,- opgelegd gekregen door de staatssecretaris, vanwege het overtreden van het reclameverbod zoals vastgelegd in artikel 5 van de Tabaks- en rookwarenwet. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de staatssecretaris heeft zijn standpunt gehandhaafd bij alle vier de besluiten. Hierdoor heeft eiseres beroep aangetekend tegen deze besluiten.

In één van de beroepsgronden stelt eiseres dat er sprake is van een onherroepelijk geworden bestuurlijke boete. Deze beroepsgrond slaagt, omdat er geen sprake is van recidive vanwege het ontbreken van een onherroepelijk geworden boete voor een soortgelijke overtreding. De staatssecretaris heeft op 16 maart 2018 weliswaar een boete opgelegd voor een vergelijkbare overtreding, maar deze boete kan niet aan eiseres worden toegerekend omdat deze aan een andere rechtspersoon is opgelegd. Hierdoor blijft het basisboetebedrag van € 45.000,- per boete van toepassing. Eiseres betoogt verder dat er bijzondere omstandigheden zijn die matiging van de boetes rechtvaardigen, met name vanwege de samenhang tussen de overtredingen en het maatschappelijk doel van de campagne. Deze omstandigheden zouden moeten leiden tot aanzienlijke matiging van de boetes.

Voorts stelt eiseres dat de redelijke termijn voor het opleggen van de boetes is overschreden. Ook dit beroepsgrond slaagt vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor het opleggen van de boetes. De termijn begon met de voornemens tot boeteoplegging in juli en augustus 2021 en verstreek respectievelijk in juli en augustus 2023, met een overschrijding van zeven respectievelijk zes maanden. De boetes worden gematigd met 10% en 5%, wat resulteert in bedragen van € 40.500,- en € 42.750,-.De overschrijding van de redelijke termijn wordt volledig toegerekend aan de staatssecretaris vanwege een overschrijding van ongeveer drie maanden in de bestuurlijke fase. Op grond van het voorgaande slaagt het beroep en moeten de proceskosten met betrekking tot de termijnoverschrijding worden vergoed door de staatssecretaris.

8.1.5.Nu de onherroepelijk geworden boete van 16 maart 2018 dus geen basis kan vormen voor een recidiveverhoging en er ten aanzien van eiseres geen ander onherroepelijk boetebesluit is, is de conclusie dat dat de vier boetes in deze zaak per boete maximaal konden worden vastgesteld op het basisboetebedrag van € 45.000,-.

10.1.4. Voor de toerekening van de termijnoverschrijding aan de bestuurlijke of de rechterlijke fase geldt dat de bestuurlijke fase onredelijk lang heeft geduurd als deze de duur van een jaar overschrijdt. Hetzelfde geldt voor de rechterlijke fase. Het bestreden besluit is genomen op 7 november 2022. Daarmee is in de bestuurlijke fase sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer drie maanden. Gelet op het grotere aandeel van de bestuurlijke fase in de totale termijnoverschrijding bestaat aanleiding om de overschrijding volledig aan de staatssecretaris toe te rekenen. Daarom moeten de proceskosten ook voor wat betreft het beroep op overschrijding van de redelijke termijn door de staatssecretaris worden vergoed.