RB
RB 3832
9 april 2024
Uitspraak

Reclame over "duurzame" cruisereis is misleidend

 
RB 3830
28 maart 2024
Uitspraak

Google aansprakelijk voor nepadvertenties rond Jort Kelder

 
RB 3831
28 maart 2024
Uitspraak

Verzoek Amazon om openbaarmakingsplicht van advertentieopslag op te schorten afgewezen

 
RB 2071

Inserts in strijd met tabaksreclameverbod

Vzr. Rechtbank Den Haag 5 februari 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:1365 (British American Tobacco Nederland B.V. tegen De Staat der Nederlanden)
Kort geding. Tabakswet. Gebruik van insteekbriefjes in de verpakking van tabaksprodukten ('inserts') is in strijd met het reclameverbod zoals neergelegd in de Tabakswet.

2.3. In de verpakking van de door haar verhandelde tabaksproducten (sigaretten en shag) voegt BAT regelmatig insteekkaartjes - zogenaamde 'inserts' - toe, waarop zij informatie verstrekt over het betreffende product, dan wel een of meer andere producten waarin zij handelt.
4.4. Uit de Tabakswet vloeit voort dat verpakkingen van sigaretten en shag niet vallen onder het in die wet geregelde reclameverbod. Partijen verschillen daarover ook niet van mening. Voorts heeft BAT op de zitting erkend dat de inserts (ook) kunnen worden beschouwd als een vorm van reclame in de zin van de Tabakswet.

4.5. BAT kan niet worden gevolgd in haar stelling dat de inserts behoren te worden gerekend tot de verpakking van tabaksproducten. Daarvoor is het volgende van belang.
Artikel 5 lid 1 van de Tabakswet verbiedt iedere vorm van reclame, zoals gedefinieerd in artikel 1 aanhef en onder d van die wet. Uit de wet, alsmede uit vaste jurisprudentie, volgt dat enkel de expliciet in de Tabakswet genoemde uitzonderingen op het reclameverbod zijn toegestaan, alsmede dat die uitzonderingen strikt/restrictief moeten worden toegepast. Ingevolge artikel 5 lid 4 aanhef en onder b van de Tabakswet valt de verpakking van tabaksproducten niet onder het reclameverbod. Daarmee is uitsluitend beoogd een belemmering voor de verkoop van tabaksproducten, die door het verbod zou ontstaan, weg te nemen. Die uitzondering reikt dus niet verder dan nodig is om in een tabaksverkooppunt te tonen welk tabaksproduct voor welke prijs wordt verkocht (zie ook CBB 20-12-2007, ECLI:NL:CBB:2007:BC2232 en HR 25-11-2011, ECLI:NL:HR:2011:BS8874). Weliswaar bevinden de inserts zich in de verpakking van tabaksproducten, maar daarmee maken zij nog geen deel uit van de verpakking. De inserts dienen immers niet om de sigaretten en shag te 'verpakken'. Daar komt bij dat door middel van de inserts in een tabaksverkooppunt niet wordt getoond welk product tegen welke prijs wordt verkocht. De inserts bevinden zich immers in de verpakking en zijn daardoor van buitenaf niet zichtbaar.
4.6. Schending van het 'lex certabeginsel' kan evenmin worden aangenomen. Blijkens vaste jurisprudentie van het CBB maakt de in artikel 5 lid 4 aanhef en onder b van de Tabakswet geformuleerde norm voldoende concreet duidelijk welke gedragingen met betrekking tot de presentatie van tabaksproducten zijn toegestaan - en daarmee tevens welke gedragingen op grond van het eerste lid van dat artikel verboden en beboetbaar zijn - en dat deze norm degene tot wie zij is gericht voldoende in staat stelt zijn gedrag daarop af te stemmen (zie o.a. CBB 20-12-2007, ECLI:NL:CBB:2007:BC2232 en CBB 22-11-2012, ECLI:NL:CBB:2012:BY7506). Op grond van hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen bestaat geen aanleiding om in de hier aan de orde zijnde kwestie anders te beslissen.

4.7. Tot slot faalt ook het beroep van BAT op het vertrouwensbeginsel.
RB 2070

VvRr voorjaarsbijeenkomst - samen met VMC

Link
De toekomstvoorspelling van Egbert Dommering voor het jaar 2014 [Gepubliceerd in Mediaforum 1999, nr. 13, p., 340] is nog niet helemaal bewaarheid geworden maar hier en daar scheelt het niet veel. De mediawereld lijkt in ieder geval steeds meer gecommercialiseerd te worden. De consument wordt een buzzer die via social media anderen producten aanpraat, advertising wordt natural of curated advertising, marketing content marketing, bedrijven worden uitgevers die aan informatiemarketing doen, media worden customer media - om maar een paar termen te noemen van een al oud verschijnsel dat in deze tijd van teruglopende advertentie-inkomsten en versnippering van media steeds zichtbaarder wordt.

 

Uit de recente uitspraak van HvJEU 17 oktober 2013, C-391/12 (RLvS/Stuttgarter Wochenblatt) valt misschien op te maken dat de Europese Commissie iets moet of zal gaan doen op dit terrein voor print media. De regulering voor televisie is redelijk complex en zou misschien wel een onsje minder kunnen. De online wereld is begin van dit jaar nader gereguleerd door een afzonderlijke code voor social media. De algemene reclamecode en de bepalingen over oneerlijke handelspraktijken bevatten ook de nodige regels. Kortom: tijd voor een alomvattende bestudering van het verschijnsel embedded advertising, waarin praktijkervaringen, onderzoeksresultaten uit de communicatiewetenschap en het juridisch debat centraal staan. U wordt daartoe van harte uitgenodigd.

Waar: De Brauw Blackstone Westbroek; Claude Debussylaan 80, 1082 MD Amsterdam
Wanneer: 25 maart 2014, 12:30 ALV VvRr 13:30 - 17:15
Punten: Aanvullende informatie over onderwijsuren voor Nederlandse advocaten
LET OP:
Deze bijeenkomst valt op een van de dagen dat de internationale conferentie in Den Haag over nucleaire wapens plaatsvindt. Voor Amsterdam wordt geen verkeershinder verwacht. Vanuit Den Haag en Rotterdam worden extra treinen van en naar Amsterdam ingezet, omdat autoverkeer tussen Den Haag en Schiphol en in Den Haag zelf verstoord is. Het kantoor van De Brauw ligt pal naast het station Amsterdam-Zuid.

Programma
13.30 uur Binnenkomst en registratie
13.50 uur Introductie door prof. Jan Kabel - dagvoorzitter
14.00 uur De Praktijk:
Social Media en Internet: Willem Sodderland (Buzzer)
Print: Bart Brouwers (Telegraaf Media Groep)
Audiovisuele media: Michel Dieperink, Omnicommediagroup (gevraagd)
15.00 uur Effecten van embedded advertising en van de bijbehorende regelgeving
Eva van Reijmersdal en Sophie Boerman (The Amsterdam School of Research – ACCoR)
15.25 uur Pauze
15.45 uur Het juridische kader
Audiovisuele media: Louise Doorman (DenKK Juristen)
Social media: Jitty van Dodewaerd (compliance officer DDMA)
Print: prof. Gerard Schuijt, oud-journalist en emeritus hoogleraar mediarecht Universiteit Leiden
16.45 uur Discussie
17.15 uur Borrel

RB 2068

Misleidende en ongeoorloofde vergelijkende reclame zijn twee zelfstandige inbreuken

HvJ EU 13 maart 2014, zaak C-52/13 (Posteshop) - dossier
Reclamerecht. Verzoek om een prejudiciële beslissing Consiglio di Stato. Uitlegging van richtlijn 2006/114/EG inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame. Nationale regeling die niet alleen reclame die tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is verbiedt, maar ook als twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen aanmerkt, is toegestaan.

HvJ EU verklaart voor recht:

Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame moet aldus worden uitgelegd dat zij, wat de bescherming van handelaren betreft, betrekking heeft op misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame als twee zelfstandige inbreuken, en dat misleidende reclame niet tegelijk ook ongeoorloofde vergelijkende reclame hoeft te zijn om te kunnen worden verboden en bestraft.

Gestelde vraag:

„Moet richtlijn [2006/114] aldus worden uitgelegd dat zij, wat de bescherming van handelaren betreft, betrekking heeft op reclame die tegelijkertijd misleidend en ongeoorloofd vergelijkend is, dan wel op twee onderscheiden onrechtmatige gedragingen, die ook elk op zich relevant zijn, te weten misleidende reclame en ongeoorloofde vergelijkende reclame?”
RB 2067

Vacaturemelding als reclamestunt heeft vertrouwen in reclame geschaad

RCC 25 februari 2014, dossiernummer 2014/00048 (grap vacature Overtoom)
Strijd met artikel 5 NRC. Misleidend. Aanbeveling. Het betreft een radiocommercial waarin Ghislaine Duymelings, “CEO van Overtoom”, de luisteraar vraagt te helpen bij het zoeken naar een Change Manager, een specialist die de nieuwe naam van adverteerder (“Manutan”) bekend gaat maken. Hierna vraagt de voice-over of men Ghislaine Duymelings wil helpen “met deze vacature” en wordt men uitgenodigd een filmpje te bekijken en het “bijzonder uitdagende assessment” te doen op de in de radiocommercial genoemde website.

Als men online solliciteert, ontvangt men een verontschuldiging met de mededeling dat het om een reclamestunt gaat. In een tijd van grote werkloosheid en economische onzekerheid is dit een buitengewoon smakeloze en misleidende reclame, aldus klager. De voorzitter oordeelt dat de adverteerder het vertrouwen in reclame heeft geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code.

Dat geen sprake is van een echte vacature maar van een grap, wordt naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende duidelijk gemaakt. De inhoud van de radiocommercial heeft onmiskenbaar het karakter van een personeelsadvertentie. Er wordt gesproken over een vacature en er wordt een vacante functie genoemd met taakomschrijving (een “specialist die onze nieuwe naam bekend gaat maken”). Voorts wordt men uitgenodigd het “bijzonder uitdagende assessment” op de in de radiocommercial genoemde website te doen. Uit de toon waarop naar dit assessment wordt verwezen, zou kunnen worden afgeleid dat er misschien geen echte vacature is. Indien men vervolgens naar de in de radiocommercial genoemde website gaat om duidelijkheid hierover te verkrijgen, ziet men echter, naar de voorzitter ambtshalve constateert, informatie die op het eerste gezicht niet anders kan worden opgevat dan als een bevestiging dat het om een echte vacature gaat. Dit heeft ertoe heeft geleid dat adverteerder, zoals zij erkent, diverse sollicitaties heeft ontvangen.

Op grond van het voorgaande heeft adverteerder het ludieke karakter van de bestreden uiting onvoldoende duidelijk gemaakt en heeft zij daardoor het vertrouwen in reclame geschaad als bedoeld in artikel 5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Of de reclame tevens in strijd is met de goede smaak en het fatsoen dan wel misleidend is, zoals klaagster stelt, kan bij deze uitkomst verder in het midden blijven. Adverteerder heeft overigens meegedeeld dat zij geen gebruik meer maakt van de “vacature methode” omdat zij niemand meer “op het verkeerde been” wil zetten. Gelet hierop wordt beslist als volgt.

De beslissing van de voorzitter
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 5 NRC. De voorzitter beveelt adverteerder, voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2066

Uiting 'niemand goedkoper' is te absoluut

Vz. RCC 25 februari 2014, Dossiernummer 2013/00898 (www.automurre.nl)
Misleidend. Prijs. Aanbeveling. Het betreft adverteerders website www.automurre.nl, waarop onder meer staat “Tankstation Murre. Niemand op Walcheren is goedkoper van Auto Murre!”. Adverteerder claimt het goedkoopste tankstation op Walcheren te zijn. Klager heeft adverteerder al enkele malen gezegd dat dit niet juist is, waarna adverteerder hem verzocht dit door middel van een foto te bewijzen, met bewijs te komen, zodat de dag daarna met de prijs mee wordt gegaan. Het ligt echter op adverteerders weg om aan te tonen dat een door hem gebezigde claim juist is. De uiting is te absoluut en daardoor misleidend.

Het oordeel van de voorzitter
Adverteerder stelt dat niemand “goedkoper” is en sluit daarmee uit dat er op Walcheren benzinestations zijn waar de brandstof goedkoper is. Klager stelt echter verschillende malen te hebben geconstateerd dat door andere benzinestations op Walcheren lagere brandstofprijzen worden gehanteerd. Hij heeft, zo stelt hij, adverteerder daarvan op de hoogte gesteld en tevens foto’s gemaakt en deze, overeenkomstig adverteerders verzoek, op facebook geplaatst. Dit heeft echter niet tot aanpassing van de door adverteerder gehanteerde prijzen geleid. Adverteerder heeft op die stellingen van klager niet gereageerd, zodat zij aannemelijk worden geacht. Nu adverteerder vervolgens de juistheid van de door hem gebezigde claim niet heeft aangetoond, acht de Commissie deze misleidend.

Blijkens het voorgaande is voor de gemiddelde consument onjuiste informatie verstrekt ten aanzien van de prijs als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC) waardoor de gemiddelde consument ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Om die reden is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het voorgaande acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 2065

Hyperlink of doorverwijzen kan worden beschouwd als bevorderen deelname aan kansspelen

Antwoord Kamervragen over inzet KSA tegen gokverslaving, Kamerstukken II 2013-2014, AH 1290.
Antwoord 2 t/m 5
Het is aan de kansspelautoriteit (ksa) om toe te zien op de naleving van de Wet op de kansspelen en onderliggende regelgeving, alsmede om het verbod op kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend te handhaven. De ksa heeft mij desgevraagd laten weten voortdurend onderzoek te doen naar websites waarvan het spelaanbod mede op Nederland is gericht. Daarbij wordt bezien of deze sites al dan niet voldoen aan de door de ksa gestelde prioriteringscriteria. Om lopende onderzoeken niet te verstoren, doet de ksa geen mededelingen over individuele zaken of aanbieders.

Antwoord 7 Het plaatsen van hyperlinks of het doorverwijzen van bezoekers van dergelijke sites naar kansspelsites waarop wel gegokt kan worden, kan onder omstandigheden worden beschouwd als het “bevorderen van de deelname aan kansspelen waarvoor geen vergunning is verleend”. Artikel 1 eerste lid, aanhef en onder b, van de Wok bevat een onvoorwaardelijk verbod daartoe. Vooralsnog is derhalve geen sprake van een lacune in de Wok die moet worden gedicht. Het is aan de ksa om te bepalen of zij tegen dergelijke activiteiten optreedt.

De ksa heeft mij laten weten zich genoodzaakt te zien, gelet op de honderdduizenden websites die (ook) in Nederland toegankelijk zijn voor deelname aan kansspelen, prioriteiten te stellen in haar handhavingsactiviteiten. Dat betekent dat het uitgangspunt is dat handhavende activiteiten in eerste instantie worden gericht op aanbieders waarvan het aanbod onmiskenbaar op Nederland is gericht. De aandacht van de ksa richt zich dan ook primair op aanbieders die aan één of meer van de prioriteringscriteria voldoen, waaronder aanbieders die reclame maken via radio, televisie of in geprinte media gericht op de Nederlandse markt, kansspelwebsites die eindigen op de extensie .nl of kansspelwebsites die in het Nederlands zijn te raadplegen. Het feit dat aanbieders niet aan de prioriteringscriteria voldoen, betekent echter niet dat deze aanbieders per definitie vrijgesteld zijn van handhavend optreden van de ksa.

Naast een directe aanpak van illegale kansspelwebsites beoogt de ksa ook barrières op te werpen om een effectieve bedrijfsvoering van die aanbieders zoveel mogelijk te bemoeilijken. Zo zijn er afspraken gemaakt met sociale media Facebook en Hyves, om reclames van deze aanbieders te verwijderen. Daarnaast is een convenant in voorbereiding tussen de ksa en financiële dienstverleners, dat het mogelijk maakt om het betalingsverkeer naar de aanbieder van illegale kansspelen te blokkeren. Ook voert de ksa op dit moment gesprekken met meerdere reclamepartijen (voor radio, tv, printmedia en online media) om tot een samenwerking te komen om reclame voor illegale kansspelen zoveel mogelijk uit te bannen.

RB 2064

Poedersuiker in gezonde gevarieerde voeding en actieve leefstijl

RCC 19 februari 2014, dossiernr. 2014/00060 (Van Gilse poedersuiker)
Voedingscentrum. Richtlijn Goede Voeding, EFSA, etc. Afwijzing. De (mate van) consumptie van suiker en suikerproducten wordt immers ingekaderd door de zinsnede “gezonde gevarieerde voeding en actieve leefstijl”. De reclame-uiting voor suiker is misleidend en in strijd met de waarheid. Waarschijnlijk wordt bedoeld dat suiker uitsluitend gebruikt moet worden als je gezond en gevarieerd eet en actief bent. Slechts dan kunnen de kwalijke gevolgen van suiker minimaal zijn. Maar door de woordkeuze zal de consument in de mededeling lezen dat suiker gezond is, geen kwaad kan als je gevarieerd eet en zelfs nodig is voor een actieve leefstijl.

Suiker is onnodig en ongezond zolang experts het nog niet eens zijn. Suikerconsumptie verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. Suiker kan een tijdelijke energieboost geven, met als gevolg een snellere vermoeidheid en stress op de langere termijn. Door het eten van (te veel) suikers wordt men ook gevoeliger voor verschillende ziektes zoals diabetes, slechte botten en tanden, overgewicht en verslaving.

Het verweer
Suiker (sacharose) is een natuurlijk product, dat voor de helft bestaat uit glucose en voor de helft uit fructose. Hiermee verschilt kristalsuiker niet van suiker die van nature voorkomt in bijvoorbeeld fruit en groente. Het lichaam maakt geen onderscheid tussen beide soorten suiker en ze leveren ook dezelfde hoeveelheid calorieën per gram (4 kcal).

Uit de klacht blijkt al dat klager in de bestreden mededeling dingen leest die er niet staan. Voorts gaat klager voorbij aan het feit dat zijn stelling dat “suiker onnodig en ongezond [is] zolang experts het nog niet eens zijn” ook impliceert dat ‘experts’ het er niet over eens zijn of suiker onnodig en ongezond is.

Voor klagers stelling dat suikerconsumptie leidt tot een verhoogd risico op hart- en vaatziekten bestaat geen wetenschappelijke onderbouwing. Blijkens de website van de Nederlandse Hartstichting vormen roken, hoge bloeddruk, hoog cholesterol en overgewicht de belangrijkste risicofactoren. Ter bestrijding van hoge bloeddruk benadrukt de Hartstichting het belang van matige zoutinname en lichamelijke beweging, maar suikerconsumptie wordt niet als specifieke risicofactor genoemd. Wel kan overgewicht bijdragen aan het risico op hart- en vaatziekten en daarom is het belangrijk de energie-inname te beperken. Dit bereikt men echter niet door alleen de consumptie van suikers te matigen, maar ook van alle andere energieleverende voedingsstoffen.

Klagers stelling dat suiker een tijdelijke energieboost geeft maar vermoeidheid op langere termijn is evenmin onderbouwd. Suiker heeft een lagere glycemische index (GI) dan bijvoorbeeld volkoren tarwebrood, gekookte aardappelen en sommige soorten witte rijst en pasta. Volgens het Voedingscentrum is de bewering dat men moe wordt van de consumptie van suiker niet wetenschappelijk aangetoond.

Voor zover klager aanvoert dat het eten van suiker gerelateerd is aan verschillende ziektes, overgewicht en verslaving, wordt gewezen op conclusies van de Nederlandse Gezondheidsraad (Richtlijnen Goede Voeding 2006) en de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA, Dietary Reference Values for carbohydrates and dietary fiber, 2010), die geen richtlijnen hebben kunnen opstellen voor het gebruik van suikers, omdat er onvoldoende wetenschappelijk bewijs is om een bovengrens van consumptie vast te stellen. De Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) deelt de conclusie dat er onvoldoende bewijs is om een kwantitatieve aanbeveling op te nemen voor de hoeveelheid toegevoegde suikers in de voeding. De belangrijkste risicofactor voor het ontwikkelen van diabetes type 2 is overgewicht.

Het Voedingscentrum stelt op zijn website dat suiker niet verslavend is.

Voor het behoud van een goede mondgezondheid wordt door het Ivoren Kruis geadviseerd om het aantal eet- en drinkmomenten per dag tot 7 te beperken. De frequentie is dus essentieel en niet de hoeveelheid suiker die men eet.

Overigens is overconsumptie van suiker niet wenselijk en moet dus voorkomen worden. Zoals voor alle voedingsmiddelen geldt ook bij suiker dat te veel niet goed is. Om op gezond gewicht te blijven is de balans tussen energie-inname en energieverbruik essentieel. Hoe actiever de leefstijl, hoe meer energie men verbruikt en hoe meer ruimte er is voor de inname van extra energie, waaronder suiker.

Gelet op al het bovenstaande past de consumptie van suiker en suikerproducten in een gezonde gevarieerde voeding en actieve leefstijl, en is de bestreden mededeling dus niet misleidend en in strijd met de waarheid.

De mondelinge behandeling

Klager heeft zijn standpunt nader toegelicht. Hij heeft daarbij benadrukt dat hij geen bezwaar zou hebben tegen de bestreden mededeling indien daaraan zou worden toegevoegd dat sprake moet zijn van een matige inname van suiker en suikerproducten. Zonder deze waarschuwing wordt ten onrechte gesuggereerd dat suiker zonder beperking kan worden gebruikt. Klager heeft desgevraagd bevestigd dat hij de bestreden mededeling om die reden in strijd acht met artikel II onder 1 van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen.

Het standpunt van Suiker Unie is - mede aan de hand van overgelegde pleitnotities - gehandhaafd en toegelicht. Rekening houdend met de gegevens op het gebied van suiker van onafhankelijke adviescolleges zoals de Nederlandse Gezondheidsraad en het Voedingscentrum is Suiker Unie van mening dat de consumptie van suiker en suikerproducten wel past in een gezonde en gevarieerde voeding en actieve leefstijl.

Het oordeel van de Commissie
Suiker en suikerproducten zijn te beschouwen als voedingsmiddelen waarop de Reclamecode voor Voedingsmiddelen (RVV) van toepassing is. De mededeling “Suiker en suikerproducten passen in een gezonde gevarieerde voeding en actieve leefstijl” is aan te merken als een mededeling over een eventuele bijdrage van suiker(producten) aan een verantwoord voedingspatroon als bedoeld in artikel II onder 1 RVV. Krachtens deze bepaling dient een dergelijke mededeling in een reclame-uiting juist en volledig te zijn.

Klager acht de bestreden mededeling onjuist, omdat daarin gesuggereerd wordt dat suiker onbeperkt kan worden ingenomen zonder gevaar voor de gezondheid op te leveren. Naar het oordeel van de Commissie blijkt echter voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat de mededeling niet bedoelt aan te zetten tot of een aanbeveling inhoudt voor een onbeperkte suikerconsumptie. De (mate van) consumptie van suiker en suikerproducten wordt immers ingekaderd door de zinsnede “gezonde gevarieerde voeding en actieve leefstijl”. Overigens wordt algemeen bekend verondersteld dat voor elk voedingsproduct te veel gebruik ongezond is.

Door Suiker Unie is voldoende aannemelijk gemaakt dat volgens onafhankelijke instanties als de Gezondheidsraad en het Voedingscentrum bij een gezond en gevarieerd voedingspatroon en een actieve leefstijl niet van de consumptie van suiker(producten) hoeft te worden afgezien.

Gelet op het vorenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing


De Commissie wijst de klacht af.

RB 2063

Gebruik "Fucking" geen normvervaging, maar om uitspraken kracht bij te zetten

Vz. RCC 20 februari 2014, dossiernr. 2013/00989 (Een fucking knaldebuut)
Normvervaging. Afwijzing. Het betreft een poster waarop de roman “De belofte van Pisa” wordt aangeprezen onder de aanhef “Een fucking knaldebuut!”. Klager maakt bezwaar tegen het gebruik van het woord “’fuck”. In de VS wordt dit woord op de televisie “weggepiept”. Door dit woord als een gewoon woord te beschouwen, is sprake van normvervaging.

Het oordeel van de voorzitter van de Commissie
De voorzitter vat klagers bezwaar aldus op dat hij de uiting vanwege het gebruik van het woord “fucking” in strijd acht met de eisen van goed smaak en fatsoen. Bij de beantwoording van de vraag of een reclame-uiting in strijd is met (één van) deze criteria, stelt de voorzitter zich terughoudend op, gezien het subjectieve karakter van deze criteria.

Met inachtneming van deze criteria, is de voorzitter van oordeel dat de grens van het toelaatbare niet is overschreden. Daarbij overweegt de voorzitter dat de term “fucking” heden ten dage niet langer in haar letterlijke betekenis wordt opgevat, maar in bepaalde kringen min of meer gebruikelijk is om uitspraken kracht bij te zetten.

De voorzitter heeft er begrip voor dat dergelijk woordgebruik niet door en ieder wordt gewaardeerd, maar dit leidt niet tot het oordeel dat de uiting ontoelaatbaar moet worden geacht.

De beslissing
Op grond van het hierboven overwogene wijst de voorzitter de klacht af.

RB 2062

Etiket heeft een gebruiksaanwijzing, handschoenen niet verplicht

RCC 19 februari 2014, dossiernr. 2014/00047 (HG schimmel zonder bescherming)
Afwijzing. Gebruiksaanwijzing, geen wettelijke plicht. Afwijzing. Het betreft een televisiereclame voor de “HG schimmel-, vocht- & weerplekkenreiniger”. Daarin rust een man, die van plan is om de badkamer met adverteerders reiniger te gaan schoonmaken, zich uit met een zijn volledige lichaam bedekkend oranje pak, een gezichtsmasker met verlichting en een hogedrukreiniger, die op zijn rug wordt gebonden en waarvan hij de spuitlans in zijn hand houdt. Als hij zich helemaal heeft ingepakt en de badkamer in gaat, treft hij daar een vrouw die de tegels in de badkamer al schoon heeft gemaakt en zegt zij, met een klein lachje: “Doe toch niet zo raar, ik ben toch allang klaar!”. Vervolgens ziet men hoe zij de badkamertegels reinigt terwijl zij zegt: “Schimmel in de badkamer is makkelijk, veilig en snel te verwijderen. Even sprayen en de schimmel verdwijnt bijna direct!”.

De klacht
De uiting is misleidend omdat daarbij, anders dan op het etiket verplicht wordt gesteld, geen handschoenen worden gedragen. Ook moet er goed geventileerd worden en moet men de spay niet inademen. De in de uiting getoonde beelden zijn met deze voorschriften in strijd en om die reden acht klaagster de uiting misleidend.

Het verweer
Het gebruik van rubber dan wel plastic handschoenen is geen wettelijke verplichting maar een advies. Het gebruik van adverteerders product zonder handschoenen levert absoluut geen gevaar op voor de gezondheid. Op het etiket wordt ook geadviseerd om tijdens gebruik goed te ventileren. Dit is eveneens een advies omdat sommige gebruikers de chloorlucht als minder prettig ervaren. De op het etiket staande gebruiksvoorschriften en adviezen voldoen aan de wettelijke eisen.

Het “unique selling point” van het product is juist het gebruiksgemak en dit heeft adverteerder in deze “over-the-top”-commercial, die al ruim 2 jaar wordt uitgezonden, willen benadrukken.

De re- en dupliek.
Klaagster en adverteerder hebben bij repliek respectievelijk dupliek hun standpunt gehandhaafd en nader toegelicht.

Het oordeel van de Commissie
De Commissie stelt voorop dat zij in deze beslissing alleen oordeelt over de uiting waarnaar klaagster in eerste instantie verwijst en niet over de nieuwe commercial waarnaar klaagster in haar repliek verwijst.

Klaagsters bezwaar betreft het feit dat de op het etiket staande gebruiksaanwijzingen, zoals het dragen van handschoenen, in de uiting niet in acht zijn genomen. De Commissie acht echter aannemelijk dat adverteerder, zoals hij stelt, wettelijk verplicht is deze tekst op het etiket te plaatsen maar dat, zoals het woord “gebruiksaanwijzing” al zegt, het etiket aanwijzingen geeft hoe men het product het beste kan gebruiken. Deze aanwijzingen impliceren echter niet dat de gebruiker verplicht is het product overeenkomstig deze aanwijzingen te gebruiken.

Voorts overweegt de Commissie dat bij de in de reclame-uiting getoonde scène, waarin de man zich van top tot teen inpakt voordat hij de tegels in de badkamer met adverteerders product wil schoonmaken, sprake is van voor de gemiddelde consument kenbare overdrijving.

Op grond van het bovenstaande overwegingen acht de Commissie de klacht ongegrond.

De beslissing

Op grond van het voorgaande wijst de Commissie de klacht af.