RB
RB 3832
9 april 2024
Uitspraak

Reclame over "duurzame" cruisereis is misleidend

 
RB 3830
28 maart 2024
Uitspraak

Google aansprakelijk voor nepadvertenties rond Jort Kelder

 
RB 3831
28 maart 2024
Uitspraak

Verzoek Amazon om openbaarmakingsplicht van advertentieopslag op te schorten afgewezen

 
RB 2112

Misleidende advertentie "Rots-Vast Groep wordt DOMICA"

Rechtbank Oost-Brabant 23 april 2014, IEF 13787 (Vereniging Professionele Woningbemiddelaars tegen Domica c.s.)
Uitspraak ingezonden door Wim Maas en Eelco Bergsma, Deterink. Franchise. Geen merkinbreuk. Misleidende mededeling. VPW is houdster van woordmerk Rots-Vast Groep en exploiteert een franchiseformule. Tot het vonnis van de Rechtbank Amsterdam waren de franchisenemers gerechtigd tot gebruik van dit merk. Gedaagden hebben hun best gedaan om alles van internet te verwijderen en hebben, gelet op hun investeringen in de nieuwe naam, geen belang meer bij gebruik van het teken, aldus Domica c.s. Er is geen sprake van inbreuk. Met de advertentie "Rots-Vast Groep wordt DOMICA" heeft de vestiging in Amsterdam een misleidende mededeling gedaan in de zin van artikel 6:194 BW.

4.13. (...) De rechtbank begrijpt waarom Amsterdam zich genoodzaakt zag te reageren op de onjuiste mededeling die vanuit de Rots-Vast Groep is verzonden aan alle makelaars in Amsterdam, maar zij had vervolgens niet op haar beurt ook een onjuiste mededeling mogen doen. Amsterdam had moeten uitleggen dat zij vanaf hetzelfde adres haar activiteiten zou blijven uitvoeren, maar dan vanwege het feit dat zij de franchiseketen Rots-Vast had verlaten onder een nieuwe naam. Nu de advertentie onjuiste informatie bevat en daardoor de suggestie wekt dat de Rots-Vast Groep in zijn geheel onderdeel is geworden van Domica, rechtvaardigt de eerdere onjuiste mededeling vanuit Rots-Vast Groep deze advertentie niet.
RB 2111

Zending reclame naar overleden geadresseerde in strijd met Code Postfilter

RCC 28 maart 2014, dossiernummer 2014/00103 (Reclame overleden geadresseerde)
Voorzitterstoewijzing. Code Postfilter. Het betreft een aan [naam betrokkene] geadresseerde mailing van afzender. De geadresseerde is overleden. Ten onrechte verzendt afzender nog steeds reclame die op haar naam is geadresseerd. Het overlijden van geadresseerde is niet in de administratie van afzender doorgevoerd en afzender heeft bovendien geadresseerde administratief verhuisd naar het huidige adres van klager. Afzender heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 5.1 van de Code Postfilter. De voorzitter beveelt afzender, uitsluitend voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Op grond van artikel 5.1 van de Code voor het gebruik van Postfilter (Code Postfilter) dient een afzender, voordat hij een adressenbestand met personen of prospects wil gebruiken voor het verzenden van Direct Mail, altijd het Nationaal Overledenen Register te raadplegen, en is het hem niet toegestaan een persoon te benaderen van wie de gegevens zijn opgenomen in dat register. Uit de door de administratie van de Stichting Reclame Code bij Stichting Postfilter opgevraagde informatie blijkt dat geadresseerde sinds 9 januari 2013 staat ingeschreven in het Nationaal Overledenen Register. Vaststaat derhalve dat afzender de onderhavige mailing niet op naam van geadresseerde had mogen verzenden.

De voorzitter neemt kennis van de mededeling van afzender dat zij naar aanleiding van de klacht haar administratie direct heeft aangepast, zodat er geen post meer op naam van de geadresseerde wordt verzonden, alsmede van het feit dat zij excuses aanbiedt. Dit op zichzelf genomen te waarderen handelen kan evenwel niet afdoen aan het feit dat op grond van het voorgaande de klacht gegrond dient te worden geacht. Wel zal de voorzitter met het voorgaande rekening houden door te bepalen dat de aanbeveling wordt gedaan uitsluitend voor zover nog nodig.
RB 2109

Uit informatie-icoontje blijkt dat er toelichting is bij de uiting FREE CANCELLATION

RCC 2 april 2014, dossiernr. 2014/00164 (FREE cancellation)
Afwijzing. Reizen. Klager acht de uiting misleidend omdat daarin onvoldoende duidelijk wordt gemaakt dat de geadverteerde “free cancellation” slechts geldt tot twee dagen voor het geboekte verblijf. Deze klacht kan niet slagen. In de uiting staat direct achter de mededeling “FREE cancellation” een informatie-icoontje. De gemiddelde consument wordt aldus op een algemeen bekende wijze erop attent gemaakt dat er een nadere toelichting op de inhoud van het aanbod van “free cancellation” is.

Vast is komen te staan dat onder het icoontje wordt meegedeeld dat voor een annulering van de boeking tot twee dagen voor de aankomstdatum geen kosten in rekening worden gebracht en bij annulering op een later moment de eerste nacht in rekening wordt gebracht.

Voorts acht de Commissie voldoende aannemelijk gemaakt dat deze voorwaarde voor kosteloze annulering ook in het vervolg van het boekingsproces, bij de bevestiging van de boeking en bij het annuleren van de reservering duidelijk wordt meegedeeld.

De Commissie acht voldoende aannemelijk dat bovengenoemde informatie ook zichtbaar is indien men voor het boeken en/of het annuleren gebruik maakt van een iPad. Klagers enkele mededeling dat dit niet het geval is, is door adverteerder uitdrukkelijk en gemotiveerd bestreden.
RB 2108

Boetebesluit voor negeren Bel-me-niet Register

Boetebesluit 26 maart 2014, zaaknr.  13.1119.32  (Essent Retail Energie)
De Autoriteit Consument & Markt (ACM) heeft energiebedrijf Essent beboet voor het overtreden van de telemarketingregels. Essent Retail Energie B.V. heeft grote aantallen consumenten gebeld met een commercieel aanbod. Essent heeft verzuimd adressen uit het belbestand te verwijderen van consumenten die stonden ingeschreven bij het Bel-me-niet Register. ACM heeft Essent boetes opgelegd van in totaal EUR 47.500.

RB 2107

Kraskaart, maar er wordt geen extra winkans gesuggereerd

Vz. RCC 1 april 2014, dossier 2014/00168 (Kraskaart)
Afwijzing. Kansspel. Vaststaat dat de uiting (een soort kraskaart) is voorzien van een aantal vakjes die kunnen worden opengekrast in verband waarmee wordt gezegd dat bij “3x Bingo” de kaart “geld waard” is. Adverteerder heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het openkrassen van de vakjes in feite een overbodige handeling is, nu men bij het openkrassen altijd “3x Bingo” ziet, en men ook zonder die vakjes open te krassen direct de code op de kaart kan invoeren op de in de uiting genoemde website.

Het voorgaande is evenwel onvoldoende om de uiting misleidend te achten. Er wordt immers in de uiting niet gezegd of gesuggereerd dat men een extra win(st)kans heeft bij drie gelijke symbolen. Daarnaast is de voorzitter, mede gelet op hetgeen adverteerder heeft aangevoerd, van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een algemeen aanvaarde reclame- en marketingpraktijk die het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen, niet wezenlijk beperkt (vgl. considerans nr. 6 van Richtlijn 2005/ 29/EG). De klacht kan derhalve niet slagen.
RB 2106

Gebruik van hamsters is parodiërend gebruik

RCC 31 maart 2014, dossiernr. 2014/00123 (Hamsters voor Wakker Dier)
Bevestiging afwijzing door voorzitter. Het betreft de radioreclame waarin Wakker Dier, onder verwijzing naar de “Hamsterweken” van Albert Heijn, de verkoop door Albert Heijn van zogenaamde “plofkippen” aan de orde stelt. De (radio)commercial is onderdeel van de “plofkip”-campagne van Wakker Dier, die erop is gericht consumenten de gevolgen van goedkope kip voor het dier te laten zien. De wijze waarop Wakker Dier zich in de onderhavige commercial verzet tegen de verkoop van de “plofkip” door de supermarkten van Albert Heijn acht de Commissie niet in strijd met de NRC. Niet is gesteld of gebleken dat de uiting onjuist is. Het gebruik van de “hamsters” is een parodiërend gebruik, waarbij de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.

De Commissie stelt voorop dat onder de definitie van reclame in artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) ook wordt verstaan - naast de door klager bedoelde aanprijzing van goederen en diensten - de openbare en/of systematische directe dan wel indirecte aanprijzing van denkbeelden door een adverteerder. In de onderhavige commercial is sprake van aanprijzing van de denkbeelden van Wakker Dier. Wakker dier zet zich onder meer in voor het welzijn van dieren. Zoals reeds eerder door de Commissie is geoordeeld en door de voorzitter in de bestreden beslissing is herhaald, staat het Wakker Dier in beginsel vrij om ter bevordering van haar doelstelling in een reclame-uiting haar mening te geven over het lot van hetgeen zij aanduidt als de “plofkip”, en mag Wakker Dier ook vermelden dat deze “plofkip” in - al dan niet met name genoemde - supermarkten te koop is. De wijze waarop Wakker Dier zich in de on¬derhavige commercial verzet tegen de verkoop van de “plofkip” door de supermarkten van Albert Heijn acht de Commissie niet in strijd met de NRC. Niet is gesteld of gebleken dat de uiting onjuist is. Het gebruik van de “hamsters” is een parodiërend gebruik, waarbij de grenzen van het toelaatbare niet zijn overschreden.
RB 2105

Actualiteitenlunch Recente IE-zaken uitgelicht

De Balie, Amsterdam, woensdag 23 april, 12.00 tot 14.00 uur. The Pirate Bay weer toegankelijk, hyperlinken en embedden toegestaan en niet meer betalen voor secundaire openbaarmaking; in drie recent gewezen arresten gaat het auteursrecht, zoals we dat kennen, op de schop. In twee uur tijd lichten Arnoud Engelfriet, Christiaan Alberdingk Thijm en Bas Le Poole de praktische toepassing van deze arresten toe.

Hier aanmelden

In Nederland werd The Pirate Bay blokkade opgeheven voor een aantal providers [IEF 13467], met andere providers is een (voorlopige) schikking getroffen. Volgens het Hof van Justitie EU staan grondrechten een websiteblokkade zonder precisering van de maatregelen niet in de weg [IEF 13690]. Wat zal het eindoordeel van de Hoge Raad worden, nu cassatie wordt overwogen?

Hyperlinken naar beschermde werken kan zonder toestemming [IEF 13540], maar onder welke omstandigheden? Is embedded linken nu wel of niet een toegestane handeling. Door de uitspraak in de zaak Svensson/Retriever lijkt iedere band met het auteursrecht doorbroken [IEF 13705]. Wat doet de meer recente jurisprudentie hiermee [IEF 13685]?

Ook de vergoeding voor het secundair openbaarmakingsrecht lijkt van de baan, het heruitzenden van programma's is niet (meer) gebonden aan een verplichte vergoeding [IEF 13696]. Heeft dit effect op de verdere (en vrije) verspreiding van radio- en televisieprogramma's via andere kanalen?

Deze cursus biedt verdieping en verbreding voor de specialist met voorkennis. Er is volop gelegenheid tot discussie.

Programma
11.45 - 12.00 Intekenen/lunch
12.00 - 12.40 Hof Den Haag The Pirate Bay-blokkade en opheffing, Arnoud Engelfriet, ICTRecht.
12.40 - 13.20 HvJ EU Svensson e.a./Retriever, Christiaan Alberdingk Thijm, bureau Brandeis.
13.20 - 14.00 HR Norma/NL Kabel, Bas Le Poole, Houthoff Buruma.


Er zijn 2 PO-punten toegekend door de Orde van Advocaten.

Locatie
De Balie, Kleine-Gartmanplantsoen 10 te Amsterdam. Klik hier voor adres, route en parkeren op 2 minuten loopafstand.

Kosten deelname
€ 225,00 per persoon,
€ 185,00 sponsors IE-Forum, en
€ 100,00 rechterlijke macht/wetenschap (fulltime).

Genoemde prijzen zijn excl. BTW, inclusief lunch, koffie, thee en documentatie. Komt u in aanmerking voor korting, selecteer de juiste prijs in het bestelformulier, uw factuur wordt direct toegezonden als bevestiging.

Hier aanmelden
RB 2104

Diabetes type 2-Folder aan huisartsen is geen reclame

CGR 10 april 2014, K14-001 (Van der Linde tegen MSD)
MSD heeft geen reclame gemaakt voor haar geneesmiddelen door aan huisartsen folders te sturen over de werking van haar middelen tegen diabetes.

6.3 In de onderhavige uiting wordt op pagina 1 en pagina 2 een weergave gegeven van de NHG-standaard Diabetes mellitus type 2 (2013) en op pagina 3 en pagina 4 de Position statement ADA/EASD (2012). In deze weergave worden geen merknamen van geneesmiddelen genoemd. De actieve stof sitagliptine van Januvia® en Janumet® wordt niet vermeld. Voorts is niet gebleken dat in de uiting aan de klasse van DPP-4 remmers een specifieke voorkeur wordt gegeven in de behandeling ten opzichte van andere bloedglucoseverlagende middelen. Tot slot worden in de uiting geen claims vermeld die een aanprijzend karakter hebben. De vermelding van MSD Diabetes op de achterzijde van de uiting maakt dit niet anders.

6.4 Alles overziende, daarbij rekening houdend met de context en de totaliteit van de uiting, komt de Codecommissie tot het oordeel dat de folder “De patiënt centraal in NHG-standaard Diabetes mellitus type 2 (2013) & Position statement ADA/EASD (2012)” geen aanprijzend karakter heeft en aldus niet is aan te merken als reclame in de zin van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame.
RB 2103

Last tot sluiting Chinees restaurant niet disproportioneel

CBb 2 april 2014, ECLI:NL:CBB:2014:127 (X tegen Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)
Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen. Appellant exploiteert een Chinees restaurantbedrijf. Deze is gecontroleerd op naleving van de hygiënevoorschriften. Het constateren van overtredingen is voor NVWA aanleiding geweest het bedrijf van appellant te selecteren voor het project “Hard waar het moet”. Ook deze inspecties resulteerden telkens in het opleggen van een boete. Daarop is de appellant opgedragen onmiddellijk een zestal maatregelen te nemen, waaraan niet is voldaan. Naar aanleiding hiervan heeft de minister appellant gelast zijn bedrijfsruimten onmiddellijk te sluiten en gesloten te houden. Na herinspectie mocht appellant de bedrijfsruimten weer openen. Bij besluit heeft de minister het bezwaar van appellant tegen het besluit tot sluiting ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt over de stelling dat het opleggen van de last tot sluiting disproportioneel is geweest, dat de met de wettelijke voorschriften strijdige hygiënische omstandigheden daartoe voldoende aanleiding vormden. Het betoog van appellant dat de minister hem ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, is terecht verworpen. Appellante is voldoende in de gelegenheid gesteld. Het beroep is ongegrond.

5.6 Het College ziet, gezien hetgeen tijdens de inspecties op 4 mei 2010 en 10 juni 2010 is waargenomen, geen grond voor het oordeel dat de naleving door appellant van de algemene hygiënevoorschriften op laatstgenoemde datum zozeer was verbeterd dat de minister in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om appellant te gelasten de bedrijfsruimten te sluiten en gesloten te houden. In het feit dat appellant zijn bedrijf na herinspectie op 17 juni 2010 weer mocht openen, ziet het College geen aanwijzing dat het met de naleving van de hygiënevoorschriften door appellant beter was gesteld dan waarvan de minister is uitgegaan. De stelling van appellant dat de hygiëne in het bedrijf beter moet zijn geweest dan in het proces-verbaal van 15 juni 2010 wordt beschreven, omdat de daarin genoemde tekortkomingen onmogelijk in twee dagen kunnen worden hersteld, gaat naar het oordeel van het College niet op. Niet aannemelijk is gemaakt dat de keuken en het magazijn die in een staat van verontreiniging verkeerden als beschreven in het proces-verbaal van 15 juni 2010, niet binnen twee dagen kunnen worden schoongemaakt. Het feit dat de sluiting niet onverwijld na de inspectie op 10 juni 2010 is gelast, dwingt niet tot de aanname dat het, zoals appellant stelt, met het gevaar voor de voedselveiligheid moet hebben meegevallen. De stelling van appellant dat het disproportioneel is geweest om de naleving van de algemene hygiënevoorschriften af te dwingen door middel van het opleggen van de last tot sluiting, onderschrijft het College gelet op hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen niet. De met de wettelijke voorschriften strijdige hygiënische omstandigheden in de bedrijfsruimten en het ondanks herhaalde aansporingen volharden in de weigering daar verbetering in aan te brengen, vormden daartoe voldoende aanleiding.

5.7 Het betoog van appellant dat de minister hem voorafgaand aan het besluit van 15 juni 2010 ten onrechte niet - overeenkomstig artikel 4:8, eerste lid, van de Awb - in de gelegenheid heeft gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, heeft de rechtbank terecht verworpen. Uit de stukken blijkt dat appellant de dag na de inspectie van 10 juni 2010 per e-mail uitgebreid heeft uiteengezet waarom hij zich niet met het hem na afloop van de inspectie aangekondigde besluit tot sluiting kan verenigen. Dezelfde visie had appellant ook reeds naar voren gebracht ten tijde van het uitreiken van het besluit van 27 mei 2010 (toen appellant ervoor was gewaarschuwd dat het niet voldoen aan de opdracht om maatregelen ter bevordering van de hygiëne tot sluiting van de bedrijfsruimten zou leiden) en tijdens het naar aanleiding van de inspectie op 10 juni 2010 gehouden verhoor. Het telkenmale door appellant ingenomen standpunt is in het proces-verbaal van dat verhoor als volgt verwoord: “Ik heb geen extra schoonmaakwerkzaamheden verricht, zoals ik u tijdens uw inspectie al heb verteld. Ik zie namelijk uw geconstateerde tekortkomingen niet in relatie tot de voedselveiligheid. In het verleden deden uw collegae ook niet moeilijk hierover.” Naar het oordeel van het College kan in dit geval niet staande worden gehouden dat appellant niet de gelegenheid heeft gehad ten aanzien van de feiten en belangen die hem betreffen zijn zienswijze naar voren te brengen.
RB 2102

'11 HD-zenders' misleidend nu klager op basis van postcodecheck geen HD-zenders kan ontvangen

RCC 20 maart 2014, dossiernummer 2013/00952 (KPN Alles-in-1)
Gedeeltelijke aanbeveling. Het betreft: Een uiting op https://bestellen.kpn.com waarin na het uitvoeren door klager van een postcodecheck onder de aanhef “Alles-in-1 Standaard Internet, TV en Bellen van KPN” onder meer verscheen: “Geselecteerd: Alles-in-1 Thuis Standaard. Dit pakket is beschikbaar op jouw adres. In dit pakket zit: internet tot 40 Mb/s + draadloos modem (…) 60 tv-, 11 HD- en 90 radiozenders (…)”. De klacht: Door de beperkte bandbreedte kan op klagers adres (en op duizenden andere adressen) geen 40 Mb/s, maar slechts maximaal 13 Mb/s worden geleverd. Ook de beloofde 11 HD-zenders kunnen niet worden geleverd. Adverteerder heeft erkend dat klager geen HD-zenders kan ontvangen. Dat desondanks op basis van de postcodecheck in de uiting op de website is vermeld: “11 HD-zenders” betekent dat onjuiste informatie wordt verstrekt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het product als bedoeld in artikel 8.2 NRC aanhef en onder b. Uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

In de uiting op de website is op basis van de door klager uitgevoerde postcodecheck vermeld dat het pakket Alles-in-1 Thuis Standaard op klagers adres beschikbaar is, en wel met onder meer internet “tot 40 Mb/s” en “11 HD-zenders”.

Weliswaar wordt gesproken over “tot” 40 Mb/s, zodat duidelijk is dat mogelijk een geringere snelheid zal worden geleverd, maar adverteerder heeft niet weersproken dat op klagers adres slechts maximaal 13 Mb/s kan worden geleverd. Nu het begrip “tot” in de uiting op de website niet nader is toegelicht, terwijl de snelheid in werkelijkheid veel lager dan 40 Mb/s kan zijn, acht de Commissie de uiting voor de gemiddelde consument onduidelijk ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het product als bedoeld in artikel 8.2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) aanhef en onder b. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Adverteerder heeft erkend dat klager geen HD-zenders kan ontvangen. Dat desondanks op basis van de postcodecheck in de uiting op de website is vermeld: “11 HD-zenders” betekent dat onjuiste informatie wordt verstrekt ten aanzien van de gebruiksmogelijkheden van het product als bedoeld in artikel 8.2 NRC aanhef en onder b. Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting ook in dit opzicht misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Gelet op het bovenstaande wordt als volgt beslist.

De beslissing

Op grond van het voorgaande acht de Commissie de uiting op de website in strijd met artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De klacht tegen de televisiereclame wijst de Commissie af.