RB
DOSSIERS
Alle dossiers

kansspelen  

RB 2315

Hoge Raad bevestigt misleiding winkansen door Staatsloterij

Hoge Raad 30 januari 2015, RB 2315 ; ECLI:NL:HR:2015:178 (Staatsloterij tegen Loterijverlies)
Misleiding. 6:194 (oud) BW. art. 8 WoK. Het oordeel van het hof [LJN CA0587] dat de gemiddelde consument in de periode 2000-2007 niet verwachtte dat door Staatsloterij werd getrokken uit een ‘universum’ dat aanzienlijk groter was dan het aantal daadwerkelijk verkochte loten behelst, anders dan het onderdeel betoogt, niet het aannemen van een feit van algemene bekendheid of een algemene ervaringsregel, maar is een feitelijke vaststelling van het hof omtrent de verwachtingen van de gemiddelde consument in de desbetreffende periode. Het hof behoefde niet met zoveel woorden in te gaan op de door Staatsloterij ingenomen stellingen omtrent enig andersluidend gebruik ‘in loterijland’. In zijn oordeel ligt immers besloten dat dit gebruik niet (in voldoende mate) kenbaar was voor de gemiddelde consument. Dit oordeel is geenszins onbegrijpelijk. Het cassatieberoep wordt verworpen.

4.1 Onderdeel I komt op tegen hetgeen het hof in rov. 4.6, 4.8 en 4.11 heeft overwogen. Onder I.1 voert het onderdeel in de eerste plaats aan dat het hof bij zijn oordeel dat de gemiddelde consument zal hebben gemeend dat door Staatsloterij werd getrokken uit de verkochte loten (en niet uit een groter universum), heeft miskend dat het in loterijland volstrekt gebruikelijk was en is om uit een groter universum te trekken (zoals ook de BankGiroLoterij en de Postcodeloterij deden) en dat de Minister van Justitie dit in antwoord op Kamervragen heeft erkend, waarbij hij heeft opgemerkt dat die praktijk niet in strijd is met de geldende regelgeving.

De klachten falen. Het oordeel van het hof dat de gemiddelde consument in de periode 2000-2007 niet verwachtte dat door Staatsloterij werd getrokken uit een ‘universum’ dat aanzienlijk groter was dan het aantal daadwerkelijk verkochte loten behelst, anders dan het onderdeel betoogt, niet het aannemen van een feit van algemene bekendheid of een algemene ervaringsregel, maar is een feitelijke vaststelling van het hof omtrent de verwachtingen van de gemiddelde consument in de desbetreffende periode. Het hof behoefde niet met zoveel woorden in te gaan op de door Staatsloterij ingenomen stellingen omtrent enig andersluidend gebruik ‘in loterijland’. In zijn oordeel ligt immers besloten dat dit gebruik niet (in voldoende mate) kenbaar was voor de gemiddelde consument. Dit oordeel is geenszins onbegrijpelijk.

4.3.1. Onderdeel II, alsook in het voetspoor daarvan onderdeel III.2, bestrijdt langs diverse lijnen het oordeel van het hof dat de door Staatsloterij verstrekte informatie, met name wat betreft de winkansen op een grote prijs, van voldoende materieel belang was om de beslissing van de gemiddelde consument te beïnvloeden.

4.3.2. Het hof heeft in rov. 3.1 geoordeeld dat in het onderhavige geval de ‘gemiddelde algemene consument’ of de ‘gemiddelde consument’ heeft te gelden als de ‘maatman’ bij de concrete toepassing van de algemene maatstaf, omdat de mededelingen van Staatsloterij zich richtten op een algemeen publiek. Tegen dit oordeel zijn geen klachten aangevoerd.

4.3.3. Voor misleiding in de zin van art. 6:194 (oud) BW is noodzakelijk – en tevens voldoende - dat de onjuiste of onvolledige informatie de maatman misleidt of kan misleiden en door haar misleidende karakter zijn economische gedrag kan beïnvloeden. Het hof heeft dit tot uitdrukking gebracht door te onderzoeken of de gewraakte mededelingen van Staatsloterij van voldoende materieel belang waren om de maatman te kunnen misleiden. Het hof heeft daarbij vastgesteld dat het in de perceptie van de maatman bij de winkans ging om gemiddeld zo’n 20 grote prijzen per 3 miljoen loten, terwijl in werkelijkheid sprake was van toekenning van (slechts) 4 grote prijzen. Het hof heeft dit verschil voldoende geoordeeld om de maatman te (kunnen) misleiden en heeft daarbij het verweer van Staatsloterij verworpen dat dit verschil niet van materieel belang voor de maatman heeft kunnen zijn omdat het in beide gevallen gaat om minuscuul kleine kansen van 0,00000667% respectievelijk 0,000000953% (rov. 4.14). Voorts heeft het hof in rov. 4.15 geoordeeld dat het redelijkerwijs aannemelijk moet worden geacht dat de desbetreffende mededelingen van Staatsloterij van materieel belang waren, alsmede in rov. 4.18 dat een aanzienlijk deel van de consumenten zou hebben afgezien van aankoop van een staatslot, althans tegen dezelfde voorwaarden, wanneer Staatsloterij juiste en volledige mededelingen zou hebben gedaan. Deze oordelen berusten op feitelijke waarderingen die in beginsel aan het hof zijn voorbehouden. Niet kan worden gezegd dat zij onbegrijpelijk zijn. Hierop stuiten de klachten van de onderdelen II.1, II.2 en III.2 af.
RB 2290

Staatsloterij verstrekt misleidende spelvoorwaarden bij Gelukstrekking

RCC 19 december 2014, RB 2290 (Staatsloterij)
Aanbeveling. Misleiding. Art. 8.2 NRC. De uiting: “Wordt 1 oktober uw geluksdag? Die kans is heel groot, want u speelt mee met de Staatsloterij Gelukstrekking. Tijdens deze trekking heeft u met 1 Gelukslot 100 kansen op € 100.000!” De klacht: In de brief staat dat men met een extra Gelukslot 100 extra kansen op € 100.000 heeft. In de actievoorwaarden heet de actie echter “5 x 100”. Klaagster legt -naar zij stelt- “de actievoorwaarden over”. De aanhef hiervan luidt: “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking”. Naar de mening van klaagster doet adverteerder ten onrechte voorkomen dat men door het kopen van een extra lot 100 x meer kans heeft om een hoofdprijs van € 100.000,- te winnen.

Naar aanleiding van het verzoek van de Commissie om nadere informatie heeft adverteerder meegedeeld dat de mededeling “* Kijk voor de actievoorwaarden op www.staatsloterij.nl/extralot” in de bestreden brief leidde naar de bestelpagina waarop extra loten voor de Gelukstrekking konden worden besteld. Adverteerder heeft een afdruk van deze bestelpagina overgelegd. Onderaan deze bestelpagina staat de link: “Bekijk hier de actievoorwaarden”. Desgevraagd heeft adverteerder meegedeeld dat men, door op deze link te klikken, bij de “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’” komt. Voorts heeft adverteerder meegedeeld dat de bestreden brief is gezonden aan “alle deelnemers die met hun abonnement automatisch meespelen in de Gelukstrekking” en dat uit de artikelen 4 en 5 van de “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’” blijkt dat de promotieactie ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’ alleen openstaat voor deelnemers die nog niet automatisch meespelen.

De Commissie constateert dat de mededeling “* Kijk voor de actievoorwaarden op www.staatsloterij.nl/extralot” in de bestreden brief -via de bestelpagina voor extra loten voor de Gelukstrekking- leidt naar de “Algemene spelvoorwaarden ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’”. Hierdoor wordt de indruk gewekt dat deze spelvoorwaarden verband houden met het aanbod van een extra Gelukslot in de bestreden brief. Die indruk is echter onjuist, omdat de actie ‘5 x kans op 100 loten voor de Gelukstrekking’ alleen openstaat voor deelnemers die nog niet automatisch meespelen, en dus niet voor de personen aan wie de bestreden brief is gezonden.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de brief voor de gemiddelde consument onduidelijk als bedoeld in artikel 8.2 aanhef van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

Dat artikel 5 van de spelvoorwaarden luidt: “Iedere deelnemer die nog niet meespeelt kan zich aanmelden voor de actie, en maakt kans op maximaal één prijs” neemt bovenbedoelde onduidelijkheid niet, althans niet voldoende, weg.
RB 2167

Verborgen reclame online gokken

CvB 4 juli 2014, RB 2167, dossiernr. 2014/00327 (Unibet)
Aanbeveling. ALERT vernietigd. Herkenbaarheid reclame. Misleiding. Het betreft de website www.voetbalzone.nl voor zover daarop een pagina is te zien met de titel “Barcelona uit vorm volgens bookmaker licht favoriet in bekerfinale”. Op deze pagina staat voorts onder meer: “Barcelona wordt door bookmaker Unibet gezien als de favoriet, maar de ploeg van Gerardo Martino is totaal niet in vorm. Is een gokje op Real Madrid misschien de moeite waard? (…) Direct onder het artikel staat een kader waarin staat: “Barcelona – Athletic Bilbao 1 1.23 x 6,75 2 11.50 x € 10 = 12,30 Zet in!”. Het artikel waartegen de klacht zich richt, begint alsof het een normaal nieuwsartikel is. Het is in dezelfde stijl geschreven als de andere artikelen op Voetbalzone.nl. In de eerste alinea wordt vervolgens gezegd dat Barcelona door bookmaker Unibet als de favoriet wordt gezien en wordt de vraag gesteld of een gokje op Real Madrid misschien de moeite waard is. Vervolgens wordt uiteengezet dat Barcelona de laatste paar wedstrijden heeft verloren, terwijl Real Madrid juist heeft gewonnen. Hier is duidelijk sprake van native advertising, maar nergens wordt vermeld dat het een gesponsord bericht is. Er is sprake van een misleidende handelspraktijk in de zin van artikel 6:193b lid 2 sub a BW. Het College bevestigt de bestreden beslissing met dien verstande dat de onderhavige uitspraak niet als “Alert” zal worden verspreid.

Het oordeel van het College
1. Het College zal, gelet op grief 1, in de eerste plaats beoordelen of in het bestreden artikel sprake is van aanprijzing van diensten ten behoeve van Unibet. De Commissie heeft terecht overwogen dat daarbij van de totale uiting dient te worden uitgegaan. In dat kader zijn in het bijzonder de volgende aspecten van belang:

• in de kop van het artikel wordt melding gemaakt van een bookmaker die het voetbalteam Barcelona licht favoriet acht in een bekerfinale

• in de daaronder staande tekst wordt, na de mededeling dat woensdag de finale van de Copa del Rey wordt gespeeld en dat Barcelona door “bookmaker Unibet” wordt gezien als de favoriet en de mededeling dat dit team niet in vorm is, de vraag gesteld: “Is een gokje op Real Madrid misschien de moeite waard?”

• Hieronder volgt, na een opsomming van enkele recente wedstrijden, informatie over de opbrengst die een overwinning van Real oplevert, te weten 2,75 keer de inzet, terwijl een zege van Barcelona wordt beloond met 2,50 keer de inzet, terwijl bij een verlenging volgens het artikel 3,60 keer de inzet wordt terugbetaald

• direct onder het artikel staat een kader waarin wordt verwezen naar de wedstrijd Barcelona – Athletic Bilbao met daarnaast een berekening van kennelijk de opbrengsten van een bepaalde inzet en de oproep “Zet in!”.

2. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de uiting niet uitsluitend informatie van redactionele aard bevat. In de uiting wordt immers specifiek naar Unibet verwezen in verband met de vraag of “een gokje op Real Madrid misschien de moeite waard” is, gevolgd door gedetailleerde informatie over de opbrengsten bij diverse inzetten. Ook wordt de consument door middel van de woorden “Zet in” aangespoord in te zetten op een andere wedstrijd waarbij eveneens informatie over mogelijke opbrengsten wordt gegeven. Daar komt bij dat de Commissie in de beslissing beredeneerd heeft aangenomen dat de aansporing “Zet in” direct naar de website van Unibet linkt. Appellanten hebben niet gesteld dat deze aanname onjuist is. Ook het College gaat daarom ervan uit dat bij het artikel rechtstreeks naar de website van Unibet wordt gelinkt door middel van de oproep “Zet in”. Aldus prijst het artikel de diensten van Unibet aan. De consument wordt immers door de inhoud van het artikel ertoe verleid via Unibet op de uitslagen van wedstrijden te gaan gokken. Om die reden dient het artikel te worden aangemerkt als een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC. Hieruit volgt dat grief 1 dient te worden verworpen.

3.
Dat het artikel als reclame voor Unibet is bedoeld, blijkt niet duidelijk uit de uiting. De aanduiding “advertorial” of een soortgelijke mededeling ontbreekt. Nu in de uiting op verhulde wijze reclame wordt gemaakt voor Unibet, wordt niet voldaan aan de eis dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn. Het College onderschrijft om die reden het oordeel van de Commissie dat de uiting in strijd is met het bepaalde in artikel 11.1 NRC. Tevens is, zoals de Commissie terecht heeft geoordeeld, de uiting in strijd met artikel 8.5 in verbinding met bijlage 1, punt 10 NRC. Appellanten hebben het oordeel van de Commissie dat sprake is van redactionele inhoud waarvoor is betaald, niet specifiek bestreden. Anders dan appellanten stellen, is in dit verband niet relevant of de reclame-uiting in strijd is met de vereisten van professionele toewijding en of deze het economische gedrag van de gemiddelde consument wezenlijk verstoort of kan verstoren. Het oordeel dat de uiting in strijd is met bijlage 1 bij de Nederlandse Reclame Code, impliceert immers dat deze onder alle omstandigheden misleidend is en reeds daarom oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. Dat de diensten van Unibet volgens de huidige regelgeving in Nederland zijn verboden nu zij niet over de noodzakelijke vergunning beschikt en of dit verbod in de toekomst blijft bestaan, doet in verband met het voorgaande niet ter zake. De grieven 2 en 3 worden derhalve eveneens verworpen.

4. Met grief 4 stellen appellanten het zogenaamde Alert aan de orde. Te dien aanzien overweegt het College als volgt. Ingevolge artikel 18 lid 4 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep kan een Alert worden gedaan indien de omstandigheden van het geval dit rechtvaardigen. Bij de beslissing al dan niet een Alert aan de uitspraak te verbinden, kunnen derhalve diverse overwegingen een rol spelen. Appellanten hebben in zoverre gelijk dat in veel gevallen een Alert wordt uitgevaardigd als een adverteerder ondanks een eerdere aanbeveling opnieuw in de fout gaat. Het feit echter dat het op dit moment voor Unibet in Nederland is verboden online gokspelen aan te bieden en de deelneming daaraan hier te bevorderen, is echter eveneens een aspect dat van belang is bij de afweging of een Alert op zijn plaats is, evenals het feit dat, zoals hiervoor is geoordeeld, op verhulde wijze voor een dergelijke dienst reclame wordt gemaakt. De Commissie heeft deze aspecten derhalve terecht bij haar afweging kunnen betrekken.

5. Als nieuwe informatie waarover de Commissie nog niet kon beschikken, geldt dat Unibet inmiddels heeft besloten om met onmiddellijke ingang geen reclame meer te maken die is gericht op de Nederlandse markt, waardoor zij, naar zij stelt, de beslissing van de Commissie opvolgt. Het College ziet aanleiding om deze informatie bij bedoelde afweging te betrekken. Dit aspect en de onder 5.4 bedoelde aspecten tegen elkaar afwegend, is het College van oordeel dat op dit moment onvoldoende aanleiding bestaat om de uitspraak als een Alert te verspreiden. Het College beslist derhalve op dit punt anders dan de Commissie.  Nu grief 4 doel treft, wordt beslist als volgt.

RB 2150

Logo Vriendenloterij op 'Tjoep' voor kinderen niet toegestaan

RCC 27 mei 2014, RB 2150, dossiernr. 2014/00341 (Vriendenloterij)
Aanbeveling. Bijzondere Reclamecode. Kansspelen. Reclame gericht op kinderen. Het betreft de afbeelding van het logo van de VriendenLoterij op de ‘tjoep’ die bij de Koningsspelen 2014 is uitgedeeld aan alle deelnemende kinderen. Het is regel dat kansspelaanbieders zich met hun reclame niet richten op de jeugd. Klager acht het daarom onbegrijpelijk en onjuist dat kinderen door middel van het logo van de VriendenLoterij op de gratis uitgedeelde tjoep moedwillig worden geconfronteerd met reclame voor een gokspel. Ondanks de sponsoring van de Koningsspelen door de VriendenLoterij hoort haar reclame niet thuis op de tjoep. De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel III.1 RVK. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken

Het oordeel van de Commissie
In de eerste plaats dient de vraag beantwoord te worden of sprake is van een reclame-uiting van de VriendenLoterij, nu dit door de VriendenLoterij wordt betwist. De Commissie beantwoordt deze vraag bevestigend. Op de tjoep staat onder het grote logo van de Koningsspelen 2014 kleiner, maar duidelijk zichtbaar, het logo van de VriendenLoterij, tussen de -minder duidelijke- logo’s van de twee organiserende stichtingen. De afbeelding van het logo van de VriendenLoterij kan naar het oordeel van de Commissie niet anders opgevat worden dan als een openbare aanprijzing van de VriendenLoterij met het doel de (naams)bekendheid van de loterij te vergroten en de deelname aan de loterij te bevorderen. Aldus is sprake van reclame waarop – krachtens de (toelichting op de) algemene bepaling – de Reclamecode voor Kansspelen die worden aangeboden door vergunninghouders ingevolge de Wet op de kansspelen (RVK) 2013 van toepassing is.
Nu voor de reclame gebruik gemaakt is van de tjoep die tijdens de Koningsspelen 2014 is uitgedeeld aan deelnemende basisschoolleerlingen, heeft de VriendenLoterij reclame gemaakt in strijd met artikel III.1 RVK 2013, waarin is bepaald dat kansspelaanbieders hun reclame voor kansspelen niet specifiek op minderjarigen richten.
RB 2131

HEMA kraskaart is gezamenlijke actie met Nationale Postcodeloterij

RCC 6 mei 2014, RB 2131, dossiernr. 2014/0222 (Hema en Nationale Postcodeloterij)
Ontbrekende informatie kraskaart. Persoonlijke gegevens. Afwijzing. Het betreft de gedurende de actie ‘HEMA Winweken’ bij aanschaf van HEMA producten verstrekte kraskaart met wincode voor “Gratis kans op 1 jaar gratis winkelen of één van de andere prijzen”. De klacht: het lot moet worden geactiveerd via de website hemawinweken.nl. Dit suggereert, ondanks de kleine afbeelding van het logo van de NPL op het lot, dat sprake is van een actie van de HEMA. Op het lot wordt niet vermeld dat het een gezamenlijke actie van HEMA en NPL is. Bij het activeren van de wincode op de website wordt gevraagd om telefoonnummer en e-mailadres in te vullen. Hoewel in de voorwaarden staat dat het invullen van deze gegevens optioneel is, kan alleen na het opgeven van e-mailadres en telefoonnummer worden bekeken of je een prijs hebt gewonnen. Zo krijg je dus “de postcodeloterij op je dak” en “eenmaal bekend bij de postcodeloterij kom je er niet meer van af”. De voorzitter heeft de klacht afgewezen.

Het oordeel van de voorzitter
De voorzitter begrijpt de klacht aldus dat volgens klaagster op de bestreden kraskaart de indruk wordt gewekt dat sprake is van een actie van de HEMA, terwijl niet aan de actie deelgenomen kan worden zonder persoonlijke gegevens achter te laten die door NPL gebruikt worden voor een ander doel dan deze actie.

Naar het oordeel van de voorzitter blijkt door de afbeelding van het logo van NPL op de kraskaart voldoende dat bij de HEMA Winwekenactie sprake is van (een zekere) samenwerking met NPL. Op de website hemawinweken.nl, waarop de wincode geactiveerd kan worden, wordt vervolgens toegelicht waaruit de samenwerking met NPL bestaat. Op deze site wordt voorts, onder de links ‘Zo werkt het’ en ‘Actievoorwaarden’, voldoende duidelijk gemaakt dat voor het meedoen aan de actie geen verplichting bestaat om een lot van NPL aan te schaffen en dat de deelnemer optioneel via opt-in akkoord kan gaan met telefonische benadering door NPL voor een aanbod tot deelname aan de loterij en/of benadering via e-mail door NPL of HEMA. De voorzitter acht voldoende aannemelijk dat het opgeven van telefoonnummer en e-mailadres dient voor de afhandeling van de actie en dat deze gegevens niet dienen voor benadering van de deelnemer door NPL (en/of HEMA) met een aanbod indien daartoe niet door middel van de betreffende opt-in toestemming is gegeven. Daarom kan niet worden gezegd dat men door het meedoen aan de HEMA Winwekenactie “aan de postcodeloterij vast zit”.
RB 2128

Arrangement is iets anders dan alleen kaarten voor de Toppers

RCC 13 mei 2014, dossiernr. 2014/00249 (Arrangement Toppers)
Loterij. Misleiding. Waarheid. Het betreft de in de Telegraaf van 5 maart 2014 geplaatste uiting waarin onder de aanhef: “Van harte gefeliciteerd! 655.916 winnaars in de trekking van februari 2014” staat welke prijzen er zijn gewonnen, gevolgd door de postcodes waarop die prijzen zijn gevallen. De klacht |Op klaagsters postcode bleek een “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” te zijn gevallen. Toen klaagster het arrangement via verweerders website wilde reserveren, werd melding gemaakt van “kaarten” in plaats van een “arrangement”. Vervolgens bleek dat klaagster zelf een parkeerkaart moest kopen evenals eten en drinken. Gelet hierop acht klaagster de uiting misleidend voor wie een “arrangement” heeft gewonnen. Inmiddels is verweerders website veranderd en wordt daarop nu gesproken over “kaarten” en niet meer over een “arrangement”.

 

Het oordeel van de Commissie

In de eerste plaats dient te worden beoordeeld of de uiting een reclame-uiting is in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), nu verweerder dit bestrijdt.

 

De Commissie beantwoordt deze vraag in positieve zin en overweegt daartoe het volgende. De uiting bevat niet alleen een zuiver feitelijke berichtgeving inzake de postcodes waarop bij de trekking van februari 2014 een prijs is gevallen, maar heeft door zijn opmaak, waarbij de prijzen, in tegenstelling tot de postcodes, groot en duidelijk zijn vermeld en in het midden een afbeelding van gewonnen BMW staat, ook een wervend karakter ten aanzien van verweerders Postcode Loterij. De uiting is daardoor een reclame-uiting in de zin van artikel 1 NRC, die de Commissie bevoegd is aan de NRC te toetsen.

Met betrekking tot klaagsters bezwaar, luidende dat zij meende een “arrangement” voor Toppers in Arena te hebben gewonnen terwijl zij in werkelijkheid twee kaarten daarvoor heeft gewonnen, overweegt de Commissie dat de gemiddelde consument onder een “arrangement” voor een bepaald concert iets anders zal verstaan dan alleen “kaarten” voor dat concert. Daarbij zal men denken aan speciaal voor de winnaar(s) bestemde extra’s bovenop de gratis toegangskaarten voor het concert. De door verweerder genoemde omstandigheid dat er die avond alleen winnaars van de Loterij in de Arena zitten en er enkele speciale teksten ten gehore worden gebracht en beelden van de Postcode Loterij worden getoond betreffen de inhoud van het concert en rechtvaardigen niet het gebruik van het woord “arrangement” voor deze avond. Het ontvangen van een “Loterij sjaaltje” zal door de gemiddelde consument evenmin worden opgevat als een zodanige “extra” dat van een “arrangement” gesproken kan worden.

Nu een “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” bij de gemiddelde consument andere verwachtingen wekt ten aanzien van die avond, dan hetgeen de winnaars die avond in werkelijkheid te beurt valt, acht de Commissie het onjuist om deze prijs als “Arrangement Toppers Arena voor 2 personen” aan te duiden en acht zij de uiting om die reden in strijd met artikel 2 NRC.
RB 2120

Bol van misleidende definitieve prijzen

RCC 11 maart 2014, dossiernr. 2014/00121 (prijs-express-aanvraagbewijs)
Agressieve reclame. Aanbeveling met Alert. Art. 14.2 bijlage 2 NRC, 7 NRC.   De uiting staat bol van misleidende “definitieve” prijzen, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de geadresseerde een prijs heeft gewonnen. De tekst is zo opgesteld dat adverteerder achteraf, na ontvangst van een bijdrage van € 40,-, kan stellen dat er niets wordt uitgekeerd. Op ontoelaatbare wijze wordt misbruik gemaakt van “achteloze” lezers.

In een schijnbaar handgeschreven brief met daarbij een op naam van de klaagster gesteld ‘definitief prijscertificaat’, wekt adverteerder Baroness de Rothman de indruk dat de geadresseerde twee grote geldbedragen toegezonden zal krijgen. Enkel door het ‘beslist vandaag nog’ te antwoorden, het inzenden van enkele ‘certificaten’ en, zo blijkt, het betalen van een ‘bijdrage’ van 40 euro, zal zij de geldbedragen ontvangen.

Mede door het ontbreken van een reactie van adverteerder Baroness de Rothman acht de Commissie het niet onaannemelijk dat de in de brief gewekte indruk niet strookt met de werkelijkheid, en zij beschouwt deze wijze van reclame maken als agressieve en oneerlijke reclame. In de brief wordt tevens een ‘rijkdomstalisman’ beloofd die een ‘onuitputtelijke geldbron’ voor de geadresseerde zal zijn. Beweren dat producten het winnen van kansspelen vergemakkelijken is voorts misleidende reclame in de zin van de Nederlandse Reclame Code.

I. De Commissie acht het – mede gelet op het ontbreken van een reactie van adverteerder – niet onaannemelijk dat de door de uiting gewekte indruk dat klaagster definitief winnaar is van de twee genoemde geldbedragen niet strookt met de werkelijkheid. Voorts blijkt uit het “aannamecertificaat” dat niet kan worden volstaan met het insturen van de betreffende certificaten, maar dat een “bescheiden bijdrage van slechts 35 Euro” moet worden toegevoegd, “plus 5 Euro voor de veilige verzending, dus een totaal van 40 Euro”, welke “bijdrage onderdeel [is] van de onkosten voor de verwerking- en verzendingskosten”.

II. In de uiting wordt voorts meegedeeld dat adverteerder klaagster een “zeer bijzonder voorwerp [zal] schenken, dat u zal helpen regelmatig geld te winnen” c.q. een “magische rijkdomstalisman”, die voor klaagster “een onuitputtelijke geldbron” zal zijn. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 15 van Bijlage 1 bij de NRC betreft het beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken onder alle omstandigheden misleidende reclame. Daardoor is de uiting ook op dit punt oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

III. In de uiting wordt in tekst en lettertype de indruk gewekt dat sprake is van een handgeschreven brief, hetgeen naar het oordeel van de Commissie het vermoeden rechtvaardigt dat de uiting met name op ouderen gericht is. Bovendien wordt in de uiting druk uitgeoefend op de geadresseerde om snel te reageren. In deze omstandigheden en in de ernst van de overtredingen van de NRC ziet de Commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.
RB 2107

Kraskaart, maar er wordt geen extra winkans gesuggereerd

Vz. RCC 1 april 2014, dossier 2014/00168 (Kraskaart)
Afwijzing. Kansspel. Vaststaat dat de uiting (een soort kraskaart) is voorzien van een aantal vakjes die kunnen worden opengekrast in verband waarmee wordt gezegd dat bij “3x Bingo” de kaart “geld waard” is. Adverteerder heeft onvoldoende gemotiveerd weersproken dat het openkrassen van de vakjes in feite een overbodige handeling is, nu men bij het openkrassen altijd “3x Bingo” ziet, en men ook zonder die vakjes open te krassen direct de code op de kaart kan invoeren op de in de uiting genoemde website.

Het voorgaande is evenwel onvoldoende om de uiting misleidend te achten. Er wordt immers in de uiting niet gezegd of gesuggereerd dat men een extra win(st)kans heeft bij drie gelijke symbolen. Daarnaast is de voorzitter, mede gelet op hetgeen adverteerder heeft aangevoerd, van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een algemeen aanvaarde reclame- en marketingpraktijk die het vermogen van de gemiddelde consument om een geïnformeerd besluit te nemen, niet wezenlijk beperkt (vgl. considerans nr. 6 van Richtlijn 2005/ 29/EG). De klacht kan derhalve niet slagen.
RB 2095

Agressieve reclame dat 'handgeschreven' brief met spoed moet worden betaald voor 'gewonnen' prijs

RCC 11 maart 2014, dossiernummer 2014/00121 (Agressieve handgeschreven brief)
Aanbeveling met ALERT. Agressieve reclame. Misleiding. Het betreft een aan klaagster gerichte, schijnbaar handgeschreven brief van adverteerder, met daarbij gevoegd een op klaagsters naam gesteld “definitief prijscertificaat betreffende het bedrag van 28.750,00 Euro”, een “prijs-express-aanvraagbewijs voor u als begunstigde. Prijs: Geldbedrag van 28.750,00 Euro op uw naam” en een “Aannamecertificaat, om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”. Volgens klager staat de uiting bol van misleidende “definitieve” prijzen, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de geadresseerde een prijs heeft gewonnen. De tekst is zo opgesteld dat adverteerder achteraf, na ontvangst van een bijdrage van € 40,-, kan stellen dat er niets wordt uitgekeerd. Op ontoelaatbare wijze wordt misbruik gemaakt van “achteloze” lezers.

Het oordeel van de Commissie

I.

In zowel de brief als de bijlagen wordt naar het oordeel van de Commissie de stellige indruk gewekt dat klaagster - door snel te reageren - twee geldprijzen, van respectievelijk

€ 1.500,- en € 28.750,-, zal ontvangen.

Zo staat in de brief dat aan klaagster “de betaaldocumenten voor het bedrag van 1.500,00 Euro” worden toegezonden, welk bedrag zij “daarna in ontvangst kan nemen”, als klaagster de aanwijzingen op het “definitief prijscertificaat” opvolgt (van welk certificaat de Commissie overigens heeft geconstateerd dat het alleen betrekking heeft op de prijs van € 28.750) en zodra het “dringend aannamecertificaat” door adverteerder terug is ontvangen.

Met betrekking tot het bedrag van € 28.750,- wordt in de brief gesteld dat klaagster dit in ontvangst kan nemen zodra zij “het winnende ‘prijs-express-aanvraagbewijs’ aan adverteerders adres terugzendt. Benadrukt wordt dat klaagster “niets bijzonders hoeft te doen” om gebruik te maken van de “(gratis) hulp” van adverteerder, behalve “beslist vandaag nog beantwoorden”. In de bijlagen bij de brief wordt door de kop (“definitief prijscertificaat”, “prijs-express-aanvraagbewijs ”en “aannamecertificaat om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”) en de inhoud de in de brief gewekte indruk versterkt dat klaagster de genoemde geldprijzen zal ontvangen door deze op te vragen door middel van het inzenden van de betreffende “certificaten”.

De Commissie acht het – mede gelet op het ontbreken van een reactie van adverteerder – niet onaannemelijk dat de door de uiting gewekte indruk dat klaagster definitief winnaar is van de twee genoemde geldbedragen niet strookt met de werkelijkheid. Voorts blijkt uit het “aannamecertificaat” dat niet kan worden volstaan met het insturen van de betreffende certificaten, maar dat een “bescheiden bijdrage van slechts 35 Euro” moet worden toegevoegd, “plus 5 Euro voor de veilige verzending, dus een totaal van 40 Euro”, welke “bijdrage onderdeel [is] van de onkosten voor de verwerking- en verzendingskosten”.

Gelet op het voorgaande dient de onderhavige wijze van reclame maken aangemerkt te worden als agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.2 en in de aanhef en onder 2 van Bijlage 2 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat sprake is van onder alle omstandigheden agressieve reclame in het volgende geval:

De bedrieglijke indruk wekken dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen dan wel door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen,  als er in feite geen sprake is van een prijs of voor een soortgelijk voordeel, dan wel als het ondernemen van stappen om in aanmerking te komen voor de prijs of voor een ander soortgelijk voordeel afhankelijk is van de betaling van een bedrag door de consument of indien daaraan voor hem kosten zijn verbonden.

Nu sprake is van agressieve reclame, is de uiting ook oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

II.

In de uiting wordt voorts meegedeeld dat adverteerder klaagster een “zeer bijzonder voorwerp [zal] schenken, dat u zal helpen regelmatig geld te winnen” c.q. een “magische rijkdomstalisman”, die voor klaagster “een onuitputtelijke geldbron” zal zijn. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 15 van Bijlage 1 bij de NRC betreft het beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken onder alle omstandigheden misleidende reclame. Daardoor is de uiting ook op dit punt oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

III.

In de uiting wordt in tekst en lettertype de indruk gewekt dat sprake is van een handgeschreven brief, hetgeen naar het oordeel van de Commissie het vermoeden rechtvaardigt dat de uiting met name op ouderen gericht is. Bovendien wordt in de uiting druk uitgeoefend op de geadresseerde om snel te reageren. In deze omstandigheden en in de ernst van de overtredingen van de NRC ziet de Commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie zal de uitspraak als Alert laten verspreiden.
RB 2089

Boetes houden stand vanwege ongevraagd bellen door Goede Doelen Loterijen

Rechtbank Rotterdam 20 maart 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:1924 (Goede doelen loterijen)
Uit het persbericht (ACM): Op 20 december 2012 heeft ACM (destijds als OPTA) aan de BankGiro Loterij, Nationale Postcode Loterij, VriendenLoterij en de overkoepelende Holding Nationale Goede Doelen Loterijen (gezamenlijk: De Goede Doelen Loterijen) boetes opgelegd van in totaal € 845.000 voor het overtreden van de telemarketingregels.

De loterijen hadden ongevraagd consumenten gebeld die stonden ingeschreven in het Bel-me-niet Register. Daarnaast hadden de loterijen tijdens hun telemarketinggesprekken niet gevraagd of zij in de toekomst nog eens mochten bellen. Ook boden zij inschrijving in het Bel-me-niet Register niet tijdens het gesprek aan.

Tegen het boetebesluit hadden de Goede Doelen Loterijen eerder bezwaar gemaakt. ACM heeft het bezwaar van de loterijen op 27 mei 2013 ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing hebben de loterijen vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank Rotterdam heeft het beroep van de Goede Doelen Loterijen op 20 maart 2014 ongegrond verklaard en de boetes volledig in stand gelaten.

De Goede Doelen Loterijen kunnen tegen deze uitspraak nog in hoger beroep gaan bij het CBb.

 

Rechtspraak.nl: ACM heeft eiseressen bestuurlijke boetes opgelegd tot een bedrag van in totaal € 845.000 wegens overtreding van artikel 11.7, negende en tiende lid, in samenhang met het vijfde lid, en artikel 11.7, twaalfde lid, van de Telecommunicatiewet (Tw). Volgens de rechtbank is geen sprake van dubbele bestraffing. Onderzoeksrapport 1 is gericht op de periode van 1 oktober 2009 tot 1 november 2009, zijnde de eerste maand na invoering van de nieuwe wetgeving. Gesteld noch gebleken is dat ACM tijdens dit onderzoek en de daarop volgende boeteoplegging zich tevens heeft gericht op periode 2. Dat periode 2 afliep voordat onderzoeksrapport 1 afkwam is in dit verband niet maatgevend. Nu onderzoeksrapport 1 en de daaropvolgend opgelegde boete zagen op periode 1 stond het ACM vrij om een nader onderzoek te starten ter zake van periode 2, onderzoeksrapport 2 uit te brengen en nieuwe besluiten te nemen en bestuurlijke boetes op te leggen ter zake van periode 2 (vgl. CBb 1 december 2011, ECLI:NL:CBB:2011:BU9159). Uit artikel 11.7, vijfde en negende lid, van de Tw volgt dat het na de inschrijving van een telefoonnummer van een abonnee in het BMNR niet langer is toegestaan deze te benaderen met ongevraagde commerciële, ideële of charitatieve communicatie door middel van telemarketing. Door inschrijving in het BMNR maakt een abonnee zijn ‘opt out’ kenbaar. Bij telemarketing is het slechts toegestaan de in het BMNR ingeschreven abonnee te benaderen indien onmiskenbaar geen sprake is van ongevraagde communicatie. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake, nu de abonnees op initiatief van eiseressen zijn gebeld zonder dat is gebleken dat daarvoor voorafgaand toestemming is verleend. Voor de onderhavige overtreding is echter maatgevend of in het BMNR geregistreerde abonneenummers zijn gebeld door de door eiseressen ingeschakelde callcenters. Uit de logbestanden die eiseressen aan ACM hebben verstrekt, volgt dat dit is gebeurd. Voor zover eiseressen ter zitting hebben willen betogen dat die logbestanden niet voor het bewijs mogen worden gebruikt, omdat die onder druk zouden zijn afgegeven, merkt de rechtbank op dat het hier gaat om zogenoemd wilsonafhankelijk materiaal waarop het zwijgrecht geen betrekking heeft (vgl. HR 12 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ3640). Of daadwerkelijk de abonneehouder telkens heeft opgenomen of niet is geen constitutieve voorwaarde om artikel 11.7, negende en tiende lid, in samenhang met het vijfde lid, van de Tw te kunnen overtreden. Gelet op de omstandigheid dat het BMNR uitsluitend is bedoeld voor natuurlijke personen en gelet op het aantal belbestanden en de omvang daarvan is de rechtbank van oordeel dat het buiten redelijke twijfel is dat in ieder geval ook is gebeld met niet-ontdubbelde nummers van natuurlijke personen. Eiseressen betogen dat artikel 11.7, twaalfde lid, van de Tw niet is overtreden. De ingeschakelde interne en externe callcenters wezen de gebelde mensen op het recht op verzet en de mogelijkheid om ingeschreven te worden in BMNR door middel van een ‘Interactive Voice Response’ (IVR)-bandje. Blijkens de toelichting op het Besluit bel-me-niet-register van 26 februari 2009 (Stb. 2009, 129, blz. 8) kan met een IVR-bandje worden voldaan aan de wettelijke informatieplicht. De rechtbank volgt dit betoog niet en verwijst daarbij naar haar uitspraak van 6 december 2012 (ECLI:NL:RBROT:2012:BY5391).

Op andere blogs:
Dirkzwager