RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Direct mail marketing (klassieke post)  

RB 2301

Ludieke actie met blauwe envelop onvoldoende herkenbaar als reclame

Vz RCC 22 december 2014, RB 2301 (MotoFun)
Voorzitterstoewijzing. Herkenbaarheid reclame. 11.1 NRC. De uiting: Blauwe envelop met, naast een logo, de opdruk “Belastingdienst” en “Postzegel niet nodig”. Linksonder op de envelop staat, in zeer kleine letters en dwars gedrukt: “Dit is een actie van MotoFun uit Twello”. In de envelop bevindt zich een tweezijdig bedrukte uiting, waarvan de voorzijde het uiterlijk heeft van een aanslagbiljet van de Belastingdienst met een aangehechte acceptgiro. De achterzijde bevat aanbiedingen van adverteerder met onder andere “extreem véél belastingvoordeel!!”. De klacht: men is hier “echt te ver gegaan”.

De voorzitter vat de klacht aldus op, dat klaagster de uiting in strijd acht met artikel 11.1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat reclame duidelijk als zodanig herkenbaar dient te zijn door opmaak, presentatie, inhoud of anderszins, mede gelet op het publiek waarvoor zij is bestemd. Volgens de vaste lijn van beslissingen van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep is aan dit vereiste voldaan indien het publiek waarvoor de uiting is bestemd zonder moeite, reeds op grond van de envelop, kan vaststellen dat een bepaalde uiting reclame is. Naar het oordeel van de voorzitter is dat bij de onderhavige uiting niet het geval. Met de envelop is door de kleur en de opdruk “Belastingdienst” duidelijk aangehaakt bij de bekende blauwe belastingenveloppen. Daaraan doet niet af dat naast de aanduiding “Belastingdienst” een logo staat dat niet van de Belastingdienst is, nu dat logo zeer onduidelijk is en eerst bij aandachtige beschouwing van adverteerder afkomstig blijkt te zijn. Voorts is de mededeling “Dit is een actie van MotoFun uit Twello” in een dermate klein lettertype en bovendien dwars op de envelop afgedrukt, dat deze mededeling de ontvanger gemakkelijk kan ontgaan en derhalve evenmin de indruk wegneemt dat sprake is van post die afkomstig is van de Belastingdienst. De voorzijde van de uiting die zich in de envelop bevindt versterkt de indruk dat het post van de Belastingdienst betreft, nu door kleurstelling en lay-out van deze uiting duidelijk is aangehaakt bij het aanslagbiljet van de Belastingdienst. Eerst uit de achterzijde van de uiting blijkt voldoende duidelijk dat sprake is van een reclame-uiting van adverteerder.
RB 2181

Waarschuwing voor strenge controles en boetes geen intimiderende reclame

Vz. RCC 3 juli 2014, RB 2181, dossiernr. 2014/00395 (Sociale-Hygiene.nl)
Voorzittersafwijzing. Het betreft een aan klaagster geadresseerde brief met folder. In de aanhef van de brief staat: “Waarschuwing: strenge controles in uw gemeente”. In deze brief staan de boetes die kunnen worden opgelegd bij overtreding van de Drank- en Horecawet en wordt in dat verband voorts gezegd: “Uw gemeente kan ook tot intrekking van de vergunning of zelfs tot sluiting overgaan. Riskeer geen hoge boetes of sluiting! Controleer nu of u voldoende medewerkers heeft die in het bezit zijn van de SVH Verklaring Sociale Hygiëne.” Hierna worden dagcursussen genoemd die adverteerder aanbiedt en wordt voorts onder meer verwezen naar de “Training Hygiënecode HACCP” die in een bijgesloten folder wordt toegelicht. Klaagster stelt dat sprake is van een intimiderende en misleidende reclame voor cursussen. Er wordt gedreigd met boetes als geen cursussen worden afgenomen. De voorzitter wijst de klacht af.

Het oordeel van de voorzitter
Voor zover klaagster stelt dat de uiting misleidend is, stelt de voorzitter voorop dat bij de beoordeling van deze klacht dient te worden gelet op de totale uiting (een brief met folder) en de context waarin de bestreden mededelingen zijn geplaatst. Uitgaande hiervan acht de voorzitter het voldoende duidelijk dat de uiting strekt tot het aanprijzen van cursussen door adverteerder als commercieel bedrijf. Dat adverteerder in de uiting wijst op wettelijke verplichtingen en de mogelijkheid bij haar een wettelijk vereist certificaat (“SVH Verklaring Sociale Hygiëne”) te behalen, leidt niet tot een ander oordeel. Ook deze mededelingen strekken immers onmiskenbaar tot het aanprijzen van de diensten die adverteerder aanbiedt. In de begeleidende folder staat voorts een uitvoerige toelichting voor zover het betreft de “Training Hygiënecode HACCP” die adverteerder aanbiedt. Van misleiding is op grond van het voorgaande geen sprake.

Naar het oordeel van de voorzitter gaat de wijze waarop adverteerder op de noodzaak van het certificaat wijst en de mogelijkheid om bij haar dit certificaat te behalen, de grenzen van het toelaatbare niet te buiten. Weliswaar gaat enige dreiging uit van de verwijzing naar sancties die mogelijk zijn bij het ontbreken van het certificaat, maar het staat adverteerder vrij op deze wijze haar diensten aan te prijzen. Niet in geschil is immers dat deze sancties zullen (kunnen) volgen indien een bedrijf niet over dat certificaat beschikt, zodat daadwerkelijk een noodzaak bestaat om over het bedoelde certificaat te beschikken. Adverteerder mag hierop wijzen. Van intimidatie in de zin van artikel 14 van de Nederlandse Reclame Code is naar het oordeel van de voorzitter daarbij geen sprake.
RB 2111

Zending reclame naar overleden geadresseerde in strijd met Code Postfilter

RCC 28 maart 2014, dossiernummer 2014/00103 (Reclame overleden geadresseerde)
Voorzitterstoewijzing. Code Postfilter. Het betreft een aan [naam betrokkene] geadresseerde mailing van afzender. De geadresseerde is overleden. Ten onrechte verzendt afzender nog steeds reclame die op haar naam is geadresseerd. Het overlijden van geadresseerde is niet in de administratie van afzender doorgevoerd en afzender heeft bovendien geadresseerde administratief verhuisd naar het huidige adres van klager. Afzender heeft gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 5.1 van de Code Postfilter. De voorzitter beveelt afzender, uitsluitend voor zover nog nodig, aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Op grond van artikel 5.1 van de Code voor het gebruik van Postfilter (Code Postfilter) dient een afzender, voordat hij een adressenbestand met personen of prospects wil gebruiken voor het verzenden van Direct Mail, altijd het Nationaal Overledenen Register te raadplegen, en is het hem niet toegestaan een persoon te benaderen van wie de gegevens zijn opgenomen in dat register. Uit de door de administratie van de Stichting Reclame Code bij Stichting Postfilter opgevraagde informatie blijkt dat geadresseerde sinds 9 januari 2013 staat ingeschreven in het Nationaal Overledenen Register. Vaststaat derhalve dat afzender de onderhavige mailing niet op naam van geadresseerde had mogen verzenden.

De voorzitter neemt kennis van de mededeling van afzender dat zij naar aanleiding van de klacht haar administratie direct heeft aangepast, zodat er geen post meer op naam van de geadresseerde wordt verzonden, alsmede van het feit dat zij excuses aanbiedt. Dit op zichzelf genomen te waarderen handelen kan evenwel niet afdoen aan het feit dat op grond van het voorgaande de klacht gegrond dient te worden geacht. Wel zal de voorzitter met het voorgaande rekening houden door te bepalen dat de aanbeveling wordt gedaan uitsluitend voor zover nog nodig.
RB 2095

Agressieve reclame dat 'handgeschreven' brief met spoed moet worden betaald voor 'gewonnen' prijs

RCC 11 maart 2014, dossiernummer 2014/00121 (Agressieve handgeschreven brief)
Aanbeveling met ALERT. Agressieve reclame. Misleiding. Het betreft een aan klaagster gerichte, schijnbaar handgeschreven brief van adverteerder, met daarbij gevoegd een op klaagsters naam gesteld “definitief prijscertificaat betreffende het bedrag van 28.750,00 Euro”, een “prijs-express-aanvraagbewijs voor u als begunstigde. Prijs: Geldbedrag van 28.750,00 Euro op uw naam” en een “Aannamecertificaat, om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”. Volgens klager staat de uiting bol van misleidende “definitieve” prijzen, waardoor de suggestie wordt gewekt dat de geadresseerde een prijs heeft gewonnen. De tekst is zo opgesteld dat adverteerder achteraf, na ontvangst van een bijdrage van € 40,-, kan stellen dat er niets wordt uitgekeerd. Op ontoelaatbare wijze wordt misbruik gemaakt van “achteloze” lezers.

Het oordeel van de Commissie

I.

In zowel de brief als de bijlagen wordt naar het oordeel van de Commissie de stellige indruk gewekt dat klaagster - door snel te reageren - twee geldprijzen, van respectievelijk

€ 1.500,- en € 28.750,-, zal ontvangen.

Zo staat in de brief dat aan klaagster “de betaaldocumenten voor het bedrag van 1.500,00 Euro” worden toegezonden, welk bedrag zij “daarna in ontvangst kan nemen”, als klaagster de aanwijzingen op het “definitief prijscertificaat” opvolgt (van welk certificaat de Commissie overigens heeft geconstateerd dat het alleen betrekking heeft op de prijs van € 28.750) en zodra het “dringend aannamecertificaat” door adverteerder terug is ontvangen.

Met betrekking tot het bedrag van € 28.750,- wordt in de brief gesteld dat klaagster dit in ontvangst kan nemen zodra zij “het winnende ‘prijs-express-aanvraagbewijs’ aan adverteerders adres terugzendt. Benadrukt wordt dat klaagster “niets bijzonders hoeft te doen” om gebruik te maken van de “(gratis) hulp” van adverteerder, behalve “beslist vandaag nog beantwoorden”. In de bijlagen bij de brief wordt door de kop (“definitief prijscertificaat”, “prijs-express-aanvraagbewijs ”en “aannamecertificaat om mijn bedrag van 1.500,00 Euro te ontvangen”) en de inhoud de in de brief gewekte indruk versterkt dat klaagster de genoemde geldprijzen zal ontvangen door deze op te vragen door middel van het inzenden van de betreffende “certificaten”.

De Commissie acht het – mede gelet op het ontbreken van een reactie van adverteerder – niet onaannemelijk dat de door de uiting gewekte indruk dat klaagster definitief winnaar is van de twee genoemde geldbedragen niet strookt met de werkelijkheid. Voorts blijkt uit het “aannamecertificaat” dat niet kan worden volstaan met het insturen van de betreffende certificaten, maar dat een “bescheiden bijdrage van slechts 35 Euro” moet worden toegevoegd, “plus 5 Euro voor de veilige verzending, dus een totaal van 40 Euro”, welke “bijdrage onderdeel [is] van de onkosten voor de verwerking- en verzendingskosten”.

Gelet op het voorgaande dient de onderhavige wijze van reclame maken aangemerkt te worden als agressieve reclame als bedoeld in artikel 14.2 en in de aanhef en onder 2 van Bijlage 2 bij de Nederlandse Reclame Code (NRC), waarin is bepaald dat sprake is van onder alle omstandigheden agressieve reclame in het volgende geval:

De bedrieglijke indruk wekken dat de consument al een prijs heeft gewonnen of zal winnen dan wel door een bepaalde handeling te verrichten een prijs zal winnen of een ander soortgelijk voordeel zal behalen,  als er in feite geen sprake is van een prijs of voor een soortgelijk voordeel, dan wel als het ondernemen van stappen om in aanmerking te komen voor de prijs of voor een ander soortgelijk voordeel afhankelijk is van de betaling van een bedrag door de consument of indien daaraan voor hem kosten zijn verbonden.

Nu sprake is van agressieve reclame, is de uiting ook oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

II.

In de uiting wordt voorts meegedeeld dat adverteerder klaagster een “zeer bijzonder voorwerp [zal] schenken, dat u zal helpen regelmatig geld te winnen” c.q. een “magische rijkdomstalisman”, die voor klaagster “een onuitputtelijke geldbron” zal zijn. Krachtens artikel 8.5 in combinatie met punt 15 van Bijlage 1 bij de NRC betreft het beweren dat producten het winnen bij kansspelen kunnen vergemakkelijken onder alle omstandigheden misleidende reclame. Daardoor is de uiting ook op dit punt oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

III.

In de uiting wordt in tekst en lettertype de indruk gewekt dat sprake is van een handgeschreven brief, hetgeen naar het oordeel van de Commissie het vermoeden rechtvaardigt dat de uiting met name op ouderen gericht is. Bovendien wordt in de uiting druk uitgeoefend op de geadresseerde om snel te reageren. In deze omstandigheden en in de ernst van de overtredingen van de NRC ziet de Commissie aanleiding om de uitspraak als Alert te verspreiden en aldus onder de aandacht te brengen van een breed publiek.

De beslissing

De Commissie acht de reclame-uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC. Zij beveelt adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

De Commissie zal de uitspraak als Alert laten verspreiden.
RB 2057

Vragen aan HvJ EU over directmailproduct

Prejudiciële vragen aan HvJ EU 8 januari 2014, zaak C-23/14 (Post Danmark) - dossier
Machtspositie. Directmail. Verzoekster is in 2007 en 2008 eigendom van de Deense staat en enkele particuliere beleggers. Zij heeft in die tijd een monopolie in de postsector. In 2003 voert zij een ‘directmailproduct’ in waarvoor klanten korting kunnen krijgen op grote partijen post die een uniforme maat hebben en deel uitmaken van een marketingcampagne. De korting schommelde tussen 6 – 16% per jaar.

Bring Citymail is een concurrerende onderneming die zich in de nationale procedure heeft gevoegd aan de zijde van verweerder Konkurrencerad (de Deense ‘mededingingsraad’). Zij is in 2006 opgericht, eigendom van de Noorse staat, en in de hier relevante periode enige concurrent van Post Danmark. Bij besluit van 24 juni 2009 stelt verweerder vast dat Post Danmark in strijd met nationale regelgeving en artikel 82 EG misbruik maakt van een machtspositie op de markt voor de distributie van massamailings door toepassing van getrouwheidversterkende en marktafschermende kortingen voor direct mail zonder in staat te zijn effectiviteitswinsten voor de consumenten aan te tonen die de mededingingsverstorende gevolgen van de korting voor direct mail zouden kunnen compenseren. Verweerder eist dat verzoekster de korting voor direct mail intrekt. Verzoekster doet dat inderdaad maar start meteen een procedure bij de beroepscommissie voor mededingingszaken omdat zij van mening is dat verweerder geen juist beeld van de afschermende werking van de korting geeft en niet alle relevante omstandigheden heeft meegewogen. De beroepscommissie bevestigt echter de eerdere uitspraak, en verzoekster gaat tegen dat besluit in beroep.

Volgens de verwijzende Deense rechter dient met alle omstandigheden rekening te worden gehouden en in het algemeen te worden onderzocht of het litigieuze kortingsysteem een afschermende werking kan hebben die in strijd is met artikel 82 EG. Hij legt het HvJ EU de volgende vragen voor:

1) Op basis van welke richtsnoeren moet worden beslist of de toepassing door een onderneming met een machtspositie van een kortingsysteem met een gestandaardiseerde volumedrempel met de [...] in de verwijzingsbeslissing genoemde kenmerken een misbruik van machtspositie in strijd met artikel 82 EG vormt?
Het Hof wordt verzocht om in zijn antwoord te verduidelijken welke relevantie het heeft voor de beoordeling of de drempel van het kortingsysteem aldus wordt vastgesteld dat het kortingsysteem van toepassing is op de meerderheid van de klanten op de markt. Voorts wordt het Hof verzocht in zijn antwoord te verduidelijken welke eventuele relevantie de prijzen en kosten van de onderneming met een machtspositie hebben voor de beoordeling krachtens artikel 82 EG van een dergelijk kortingsysteem (relevantie van de test van „even efficiënte concurrent”).
Tegelijk wordt het Hof verzocht te verduidelijken welke relevantie de kenmerken van de markt in deze context hebben, met name of de kenmerken van de markt kunnen rechtvaardigen dat uit ander onderzoek en andere analyses dan de test van „even efficiënte concurrent” een afschermende werking op de markt blijkt (zie punt 24 van de mededeling van de Commissie inzake artikel 82).
2) Hoe waarschijnlijk en ernstig moet de mededingingsverstorende werking van een kortingsysteem met de in [...] de verwijzingsbeslissing bedoelde kenmerken zijn voor toepassing van artikel 82 EG?
3) Gelet op het antwoord op de eerste en de tweede vraag, met welke specifieke omstandigheden moet de nationale rechter rekening houden bij de beoordeling of het kortingsysteem in de in de verwijzingsbeslissing beschreven omstandigheden (kenmerken van de markt en het kortingsysteem) zo een afschermende werking op de markt in het specifieke geval heeft of kan hebben dat het misbruik in de zin van artikel 82 EG vormt?
Is in deze context vereist dat de afschermende werking op de markt aanmerkelijk is?
RB 1941

Er moet wel eerst betaald worden voor 'Free Trial' van AFA source.caps

RCC 20 september 2013, dossiernr. 2013/00581 (AFA source.caps)
Aanbeveling, misleidende prijsvermelding, zwarte lijst. Het betreft een aan klager toegestuurde brochure waarin “AFA source.caps” worden aangeprezen.

De klacht - Afgezien van het feit dat klager de retourenveloppe niet toegestuurd heeft gekregen, is de “free trial” niet gratis, zoals in de uiting wordt gesteld. Toen klager bij adverteerder telefonisch nadere informatie inwon, werd hem aanvankelijk meegedeeld dat het aanbod niet gratis is. In een tweede telefoongesprek wees klager adverteerder op de gewraakte tekst, waarna adverteerder de verbinding verbrak. Klager vermoedt dat wanneer men het product eenmaal heeft besteld men geen geld terugkrijgt als men zich er over beklaagt dat het product niet de geclaimde werking heeft. 

Het oordeel van de Commissie
De klacht richt zich tegen een reclame-uiting die in Engeland openbaar is gemaakt  maar waarvan de adverteerder in Nederland is gevestigd. Aldus is sprake van een grensoverschrijdende reclame-uiting, waarover de Commissie bevoegd is te oordelen.In de uiting worden “AFASource.Caps” aangeboden met de mededeling “Enjoy your free 30-days trial today!”.
Adverteerder liet evenwel weten, dat men het product eerst moet kopen, maar dat het aankoopbedrag wordt geretourneerd als men niet tevreden is over is het product.
Dit strookt niet met de mededeling “Enjoy your free 30-days trial today!” ofwel “gratis op proef”.
Nu men het product eerst moet kopen, is de Commissie van oordeel dat de gewraakte reclame-uiting in strijd is met het bepaalde onder punt 19 van de bij artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) behorende bijlage. Om die reden is de reclame-uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.

De beslissing
Op grond van het vorenstaande acht de Commissie de uiting in strijd met artikel 7 NRC en beveelt zij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

Regeling:    NRC (nieuw) art. 7

NRC (nieuw) art. 8.5

Bijlage 1. onder 19.

RB 1897

Aanbeveling voor het niet reageren op verzoek postfilter

Vz. RCC 12 augustus 2013, dossiernr. 2013/00347 (KPN postfilter)
Postfilter. Klacht (afgewezen) vloeit voort uit verkeerde ontdubbelling met diverse wijzen van noteren tussenvoegsels. Aanbeveling voor het onderdeel dat KPN niet heeft gereageerd. De klacht. Klager heeft op 9 maart 2013 van adverteerder geadresseerd reclamedrukwerk ontvangen, hoewel hij adverteerder bij brief van 21 december 2011 heeft verzocht zijn persoonsgegevens niet meer te verwerken. Dit reclamedrukwerk is gericht aan “N.v.d.. Ploeg”.

Klager heeft zich bij brief van 21 maart 2013 rechtstreeks tot adverteerder gewend met het verzoek te onderzoeken hoe het is kunnen gebeuren dat aan klager toch weer reclame is toegestuurd. Op dit verzoek heeft adverteerder niet gereageerd.
Klager staat ingeschreven in Postfilter. Op verzoek van klager heeft Stichting Postfilter aan de Reclame Code Commissie (hierna: de Commissie) een uitdraai toegestuurd van klagers inschrijving bij Postfilter.  Adverteerder het bepaalde in de 6 lid 2 van de Code voor het gebruik van Postfilter overtreden, maar niet de artikelen 5 lid 2 en 7.

Het oordeel van de voorzitter
Met betrekking tot de verschillende bezwaren heeft de voorzitter het volgende overwogen.

1. Artikel 5.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
De gewraakte reclame-uiting is geadresseerd aan “N.v.d. Ploeg”. Kennelijk staat klager aldus in adverteerders adresbestand ingeschreven.
Blijkens de informatie die de Commissie van Postfilter toegestuurd heeft gekregen, stond klager in het Post Register per 21 februari 2010 ingeschreven als “N” “Van der Ploeg”, derhalve zonder tussenvoegsel. Klager staat pas sinds 22 maart 2013 in het Post Register ingeschreven als “N” “v/d” “Ploeg”, zodat deze inschrijving bij de beoordeling van deze klacht buiten beschouwing kan blijven.
Nu bij het ontdubbelen van de verzendlijst de gegevens in het Post Register niet correspondeerden met de door adverteerder voor het verzenden van de onderhavige reclame-uiting gebruikte adressering, heeft dit ertoe kunnen leiden dat, toen adverteerder conform het bepaalde in artikel 5 lid 2 van deze Code het Post Register raadpleegde, klager daarbij niet werd geselecteerd als iemand die het desbetreffende reclamedrukwerk niet wenst te ontvangen. Op grond van het vorenstaande kan niet worden geoordeeld dat adverteerder het bepaalde in artikel 5 lid 2 van deze Code niet in acht heeft genomen.

2. Artikel 6.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
Klager heeft onweersproken gesteld dat adverteerder niet heeft gereageerd op zijn brief van 21 maart 2013. Gelet hierop heeft adverteerder niet gehandeld conform artikel 6.2 van deze Code.

3. Artikel 7 van de Code voor het gebruik van Postfilter.
Het feit dat adverteerder (nog) niet heeft gereageerd op klagers verzoek hem geen Direct Mail meer te sturen, betekent niet dat klager niet in de gelegenheid is gesteld gebruik te maken van het recht van verzet.
Deze bepaling laat onverlet dat, conform het bepaalde in artikel 14 van de Code Brievenbusreclame, Huissampling en Direct Respons Advertising, indien een ontvanger schriftelijk heeft meegedeeld geen geadresseerde reclame te willen ontvangen, de opdrachtgever er voor dient te zorgen dat deze wens in ieder geval binnen een termijn van drie maanden na ontvangst van dit verzoek dient te worden ingewilligd.
Nu klager na zijn brief van 21 december 2011, waarin hij adverteerder meedeelt klagers persoonsgegevens niet weer te gebruiken, is verhuisd, kan niet worden geoordeeld dat adverteerder in strijd met eerdergenoemde bepalingen reclame heeft gemaakt.

De beslissing van de voorzitter
Gelet op het hierboven onder 2 overwogene is de voorzitter van oordeel dat adverteerder het bepaalde in artikel 6.2 van de Code voor het gebruik van Postfilter, niet in acht heeft genomen.
Voor het overige wijst de voorzitter de klacht af.
RB 1776

Verwijzen naar voorwaarden onvoldoende

RCC 13 mei 2013, dossiernr. 2013/00299 (Proefabonnementen)
MagazinesAbonnement. Aanbeveling. Het betreft de reclamefolder op de voorpagina waarvan staat: “”Fiscaal Rendement. Alles bij elkaar opgeteld het meest complete vaknieuws”. De klacht: Aangeboden worden “3 top-bladen, 3 maanden lang voor slechts € 15,-!”, maar na afloop van die 3 maanden worden ongevraagd 3 facturen gestuurd van € 100,- per stuk. Nergens staat dat men het abonnement had moeten opzeggen één maand voordat het proefabonnement zou aflopen.

Het oordeel van de voorzitter. Adverteerder laat onduidelijkheid bestaan over de situatie aan het eind van het proefabonnement. Op de achterzijde van de folder wordt, voor de algemene voorwaarden, verwezen naar adverteerders website, doch daarmee had adverteerder niet mogen volstaan, nu het abonnement automatisch nog 5 maanden blijkt door te lopen, indien men het proefabonnement niet 2 maanden vóór het einde van de abonnementsperiode, derhalve reeds binnen één maand, opzegt. Voor een dergelijk belangrijke voorwaarde kan adverteerder ook niet met succes een beroep doen op de verwijzing in de aan klager gestuurde brieven naar adverteerders website. Dit geldt temeer daar in de folder de niet onaanzienlijke abonnementsprijs van € 100,- per blad per maand ontbreekt.

 

De beslissing van de voorzitter

Op grond van het hierboven overwogene acht de voorzitter de uiting in strijd met het bepaalde in artikel 7 NRC en beveelt hij adverteerder aan om niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.

RB 1680

Retour ongewenste geadresseerde reclame

RCC 4 maart 2013, dossiernr. 2012/00966 (Nationale Postcode Loterij / Ongewenste geadresseerde reclame ongewenste post oude bewoner ondanks bezwaar)

Paying Taxes 4-14-09Het betreft een geadresseerde reclamefolder op het adres van klager onder de naam van de vorige bewoner van 12 jaar geleden.

Klager stelt, kort samengevat, dat hij geadresseerde post van adverteerder vele malen retour heeft gestuurd met de melding: onbekend op dit adres. Tevens heeft klager meerdere brieven gestuurd met het verzoek om ermee te stoppen. Klager overlegt ter onderbouwing een brief van 8 juni 2012 gericht aan adverteerder, en post van adverteerder waarop klager het adres heeft doorgekruist en heeft geschreven “RETOUR”.

Adverteerder is niet bekend met de brieven en retour gezonden enveloppen van klager, maar heeft na een vorige klacht die zij van klager ontving via de Stichting Reclame Code de naam van de vorige bewoner direct op haar uitsluitingslijsten geplaatst en post aan dit adres handmatig proberen tegen te houden bij de drukker.

Klager heeft naar het oordeel van de voorzitter voldoende aannemelijk gemaakt dat hij geadresseerde reclame heeft ontvangen op zijn adres, ten minste drie maanden nadat hij adverteerder kenbaar heeft gemaakt dat hij dergelijke reclame niet meer wenst te ontvangen. Dit is in strijd met artikel 14 van de Code Brievenbus Reclame (CBR).
RB 1493

Afmelden voor ongewenste reclame per postbusnummer

RCC 21 augustus 2012, dossiernr. 2012/00592 (NCRV Down Town Abbey)

Ongewenste reclame, opt-in/ opt-out beleid, vermelden van persoonsgegevens op internet voor marketing doeleinde, recht op verweer.  Artikelen 1.1, 1.2 a, 4 en 5 Code Reclame via de e-mail 2012.

Het betreft een uiting op de website van de NCRV, waarop persoonlijke gegevens dienen te worden ingevuld door een prijsvraagdeelnemer onder vermelding van "De NCRV legt gegevens vast ter uitvoering van bovenstaande verzoek en om bestaande gegevens te verrijken en actualiseren. Ook kunnen we deze gegevens gebruiken om u te informeren over ons en onze producten. Als u op deze informatie geen prijs stelt, dan kunt u zich schriftelijk melden bij de NCRV, afd. relatiemarketing, Postbus 25000, 1202 HB Hilversum"

In het kader van de bewuste prijsvraag worden klagers gegevens gebruikt voor marketing, tenzij klager een brief stuurt naar een “niet-antwoordnummer adres”. Aldus  wordt in de uiting een hoge drempel opgeworpen om van ongewenste reclame af te komen. Volgens klager mag dit niet meer sinds de nieuwe Code e-mail. Zijns inziens had op de webpagina de mogelijkheid moeten worden geboden om aan te vinken of men wel of niet wil dat zijn gegevens worden gebruikt voor marketingdoeleinden.

Commissie wijst de klacht af: omdat het geen reclame via email betreft. Het opgeven van een postbusnummer in plaats van een (gratis aan te verzenden) antwoordnummer, is geen overtreding van de NRC.

De Commissie:
deelt de opvatting van adverteerder dat de bestreden uiting geen reclame via e-mail betreft en dat de Code reclame via e-mail 2012 (hierna: Code e-mail) op grond van het toepassingsgebied daarvan, niet van toepassing is; artikel 1.1 Code e-mail luidt: “Deze Code is van toepassing op het toezenden van ongevraagde reclame via e-mail”.

Overigens staat het adverteerder op zichzelf vrij om aan deelname aan de onderhavige prijsvraag de voorwaarde te verbinden dat adverteerder de deelnemer vervolgens per e-mail kan benaderen. Dat een postbusnummer en geen antwoordnummer is vermeld, om adverteerder te berichten in geval men geen prijs stelt op informatie “over ons en onze producten”, betekent niet dat de Nederlandse Reclame Code is overtreden.