RB
DOSSIERS
Alle dossiers

productveiligheid  

RB 1416

Gebittenreiniger niet conform productinformatie

RCC 9 mei 2012, dossiernr. 2012/00344 (productinformatie ultrasone gebittenreiniger)

In de uiting op postordershop.nl staat dat de gebittenreiniger niet alleen supersnel werkt, “maar ook zó brandschoon dat er geen geborstel en geen reinigingsvloeistoffen tegenop kunnen.” In de praktijk blijkt anders en klager betwijfelt daarom of het apparaat een ultrasone werking heeft.

In de in 2003 afgegeven Declaration of Confirmity wordt door een testinstituut verklaard dat sprake is van conformiteit van de geteste gebittenreiniger met de essentiële beveiligingseisen van de Europese Richtlijn 89/336/EEC. De ‘standards’ waaraan is getoetst betreffen, kort gezegd, normen op het gebied van emissie, immuniteit en meetmethodiek van elektromagnetische storingen. Er wordt niet aangetoond dat de onderhavige gebittenreiniger een ultrasone werking heeft.

Door adverteerder is erkend dat de zinsnede “dat er geen geborstel en geen reinigingsvloeistoffen tegenop kunnen” niet juist is. Bij de gemiddelde consument de indruk wekt dat het borstelen van het gebit en het gebruik van reinigingsvloeistoffen achterwege kunnen blijven om het gebit brandschoon te krijgen. Een aanbeveling volgt op basis van art. 7, 8.2 onder a en b NRC.

citaten:

Nu klager heeft bestreden dat de aangeprezen gebittenreiniger de ultrasone werking heeft die daaraan in de uiting wordt toegeschreven, ligt het op grond van artikel 15 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) op de weg van adverteerder om aannemelijk te maken dat daadwerkelijk sprake is van een ultrasone gebittenreiniger. Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder, die in dit verband heeft verwezen naar de voor dit product afgegeven ‘Declaration of Conformity’, hierin niet geslaagd.

In de in 2003 afgegeven Declaration of Confirmity wordt door een testinstituut verklaard dat sprake is van conformiteit van de geteste gebittenreiniger met de essentiële beveiligingseisen van de Europese Richtlijn 89/336/EEC betreffende onderlinge aanpassing van de wetgeving van de lidstaten met betrekking tot elektromagnetische compatibiliteit (EMC). De ‘standards’ waaraan is getoetst betreffen, kort gezegd, normen op het gebied van emissie, immuniteit en meetmethodiek van elektromagnetische storingen. Met deze verklaring is echter naar het oordeel van de Commissie niet aangetoond dat de onderhavige gebittenreiniger een ultrasone werking heeft en niet alleen werkt door middel van trillingen, zoals door klager is verondersteld.

 

Voorts is de Commissie van oordeel, dat de zinsnede dat de aangeprezen gebittenreiniger zó brandschoon werkt “dat er geen geborstel en geen reinigingsvloeistoffen tegenop kunnen” bij de gemiddelde consument de indruk wekt dat het borstelen van het gebit en het gebruik van reinigingsvloeistoffen achterwege kunnen blijven om het gebit brandschoon te krijgen. Door adverteerder is erkend dat dit niet juist is.

RB 1408

Mini-product is lege verpakking

Vz RCC 14 mei 2012, dossiernr. 2012/00412 (mini-producten Albert Heijn)

In de Albert Heijn tv-reclame wordt aangegeven dat men per €15 aan boodschappen een mini-product ontvangt. Echter de mini-producten zijn lege verpakkingen. Een mini-product betekent een kleinere versie van het oorspronkelijke product, dus inclusief inhoud. Nu zij niet gevuld zijn, maakt adverteerder zich schuldig aan misleidende reclame.

De voorzitter wijst de klacht af, het is voldoende duidelijk dat de mini-producten voor kinderen zijn en dat zij niet gevuld als speelgoed dienen.

Uit het feit dat de mini-producten bedoeld zijn voor kinderen, om daarmee te spelen in het in het kader van deze actie verkrijgbare Albert Heijn-winkeltje, acht de voorzitter het  voor de gemiddelde consument voldoende duidelijk dat het gaat om lege verpakkinkjes  die een sterk verkleinde uitvoering zijn van het oorspronkelijke product. Het feit dat de mini-producten niet zijn gevuld, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van misleidende reclame.

RB 1405

Ten gunste van kleine cafés

Rechtbank 's-Gravenhage 16 mei 2012, LJN BW6789 (NL nietrokersvereniging, Club Actieve Nietrokers / Clean Air Nederland tegen Staat der Nederlanden)

Als randvermelding. De vordering van de Nederlandse Nietrokersvereniging CAN ("CAN") tegen de Staat der Nederlanden wordt afgewezen. Gevorderd wordt een verklaring voor recht dat het maken van een uitzondering op het rookverbod ten gunste van kleine cafés met ingang van 6 juli 2011 onverbindend is. Dit wordt gevorderd op basis van strijd met de Tabakswet, algemene rechtsbeginselen, met een beroep op het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging (beroep op rechtstreekse werking) en Europese regelgeving.

4.4. De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
De opzet van artikel 11a lid 4 Tabakswet is dat bij amvb de verplichting tot het treffen van maatregelen (hier te verstaan als: het instellen en handhaven van een rookverbod) op te bepalen categorieën van gebouwen van toepassing kan worden verklaard. Uit deze opzet volgt dat het aan de regering is overgelaten bij amvb te bepalen voor welke categorieën van gebouwen een rookverbod van kracht zal zijn en hoever dit rookverbod reikt. Aanvankelijk is in het Uitvoeringsbesluit 2008 als categorie aangewezen: "horeca-inrichtingen (worden) geëxploiteerd door een ondernemer zonder personeel". Hiervan is bij Besluit 2011 teruggekomen, in zoverre dat de aanwijzing is beperkt tot horeca-inrichtingen anders dan kleine cafés.

Naar het oordeel van de rechtbank wordt met deze gewijzigde invulling bij amvb van de in artikel 11a lid 4 Tabakswet bedoelde categorie gebouwen gebleven binnen de ruimte die de wet biedt.

4.6. De rechtbank oordeelt dat uit de parlementaire behandeling van de (wijziging van) de Tabakswet niet valt af te leiden dat de wetgever voor ogen heeft gestaan binnen afzienbare tijd na de inwerkingtreding van de wijzigingen in de Tabakswet in 2002 te komen tot een algeheel rookverbod.

Onverbindendheid
4.9. Wanneer een beroep wordt gedaan op de onverbindendheid van een niet door de formele wetgever gegeven bindend voorschrift in verband met, kort gezegd, algemene rechtsbeginselen - en als zodanig moet het beroep van CAN dat hier aan de orde is worden beschouwd - dan geldt ten aanzien van de toetsing door de civiele rechter het navolgende. Volgens vaste jurisprudentie kan de rechter de vaststelling en uitvoering van een niet door de formele wetgever gegeven voorschrift onrechtmatig oordelen op de grond dat sprake is van willekeur, omdat, in aanmerking genomen de belangen die ten tijde van de totstandkoming van het betreffende voorschrift bekend waren of behoorden te zijn, in redelijkheid niet tot de het betreffende voorschrift kon worden gekomen. Daarbij heeft de rechter niet tot taak de waarde of het maatschappelijk gewicht dat aan de betrokken belangen moet worden toegekend, naar eigen inzicht vast te stellen. Ook de aard van de wetgevende functie en de positie van de rechter in het rechtsbestel brengen mee dat de rechter bij de hiervoor bedoelde toetsing terughoudendheid moet betrachten (zie met name: HR 16 mei 1986, NJ 1987/251 Landbouwvliegers en HR 15 oktober 2004, NJ 2005/67).

Strijd met de WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging?
4.11. CAN stelt zich op het standpunt dat het WHO-Kaderverdrag een internationale overeenkomst is die rechtstreekse werking heeft in de Nederlandse rechtssfeer omdat artikel 8 daarvan helder en dwingend is geformuleerd. In de visie van CAN geldt deze rechtstreekse werking in ieder geval vanaf 27 april 2010, vijf jaar na de inwerkingtreding van het verdrag en wel op grond van de zogenaamde Guidelines for implementation of the WHO Framework Convention on Tobacco Control (hierna: Guidelines) die zijn voortgekomen uit conferenties van partijen bij het WHO-Kaderverdrag. Sindsdien, aldus CAN, kunnen burgers naleving vorderen van de normen zoals deze zijn vastgelegd in het verdrag.

4.16. Nu - als hiervoor is overwogen - de conclusie luidt dat het WHO-Kaderverdrag niet geacht kan worden rechtstreekse werking te hebben in de Nederlandse rechtssfeer, kunnen ingezeten zich niet op de inhoud van het verdrag beroepen ingevolge artikel 94 van de Grondwet. CAN kan daarom niet worden gevolgd in haar stelling dat het Besluit 2011 wegens strijd met het verdrag onverbindend is.

Strijd met de Aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie?
4.17. CAN heeft voorts een beroep gedaan op de inhoud van de Aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie van 2 december 2002 inzake de preventie van roken en die van 30 november 2009 betreffende rookvrije ruimten. Partijen zijn het er over eens dat deze aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie niet bindend zijn. CAN betoogt dat de Staat geen solide argumenten heeft die afwijking van de Aanbevelingen rechtvaardigen - de Staat heeft dit gemotiveerd betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kan de juistheid van de stelling van CAN in het midden blijven nu, gelet op het niet-bindende karakter van de Aanbevelingen, bedoelde stelling niet tot de conclusie kan leiden dat de beperking van het rookverbod onverbindend is. In het bovenstaande is al behandeld of de Staat binnen de grenzen van de algemene rechtsbeginselen (anders gezegd: de algemene beginselen van behoorlijke wetgeving) is gebleven. Het bestaan van deze aanbevelingen maakt de eerder gegeven beoordeling niet anders.

Strijd met het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel, het willekeurverbod, het rechtszekerheidsbeginsel, en de Grondwet?
4.18. In haar dagvaarding heeft CAN terloops opgemerkt dat de beperking van het rookverbod in strijd is met het discriminatieverbod, het gelijkheidsbeginsel, het willekeurverbod en het rechtszekerheidsbeginsel, alsmede met de Grondwet. Zij heeft haar beroep echter niet onderbouwd. In hetgeen is gesteld en gebleken in dit geding zijn geen aanknopingspunten te vinden voor de gegrondheid van één van deze beroepen als gevolg waarvan het door CAN gevorderde wel, geheel of ten dele, voor toewijzing vatbaar zou zijn.

RB 1401

Ingeblikt fruit

RCC 3 mei 2012, dossiernr. 2012/00332 (Ingeblikt fruit)

Het tijdschrift Allerhande prijst een blik Del Monte fruit aan als volgt: Een eenvoudige manier om aan 2 stuks fruit per dag te komen…” eronder staat: “Het fruit van Del Monte wordt vers geplukt en direct verpakt zodat alle voedingsstoffen optimaal behouden blijven. Voor een gezonde traktatie kies je voor Del Monte fruit op sap of als je jezelf wat meer wilt verwennen kies je voor Del Monte fruit op siroop – wat je ook kiest, het telt mee voor je 2 stuks fruit per dag!”

Klager heeft aangevoerd dat een blik Del Monte fruit dezelfde voedingswaarde wordt toegekend als aan vers fruit (strijd met artikel 1 RVV,  waarin is bepaald dat in een reclame-uiting de mededelingen over een bijdrage van het aangeprezen voedingsmiddel aan een verantwoord voedingspatroon juist en volledig dienen te zijn.
 
Deze klacht treft geen doel. De Commissie acht het niet onaannemelijk dat door het snel inblikken minder kans bestaat op verlies aan voedingswaarde dan bij vers fruit dat enige tijd in de winkel ligt en/of thuis wordt bewaard alvorens het wordt geconsumeerd.

De mededeling dat Del Monte fruit uit blik meetelt voor het eten van twee stuks fruit per dag zal door de gemiddelde consument niet worden opgevat als een aansporing om het eten van vers fruit geheel te vervangen door fruit uit blik. De Commissie acht voldoende aannemelijk geworden dat fruit uit blik een bijdrage levert aan het voldoen aan de aanbeveling van het Voedingscentrum om twee stuks fruit per dag te eten. De mededeling dat bij Del Monte fruit “alle voedingsstoffen optimaal behouden blijven” heeft betrekking op de ervoor staande zinsnede dat het fruit vers wordt geplukt en direct verpakt. De Commissie acht niet onaannemelijk, zoals in het verweer gesteld, dat door het snel inblikken minder kans bestaat op verlies aan voedingswaarde dan bij vers fruit dat enige tijd in de winkel ligt en/of thuis wordt bewaard alvorens het wordt geconsumeerd.

Voorts kan naar het oordeel van de Commissie uit de drie plaatjes, in samenhang met de gehele advertentie bezien, niet worden afgeleid dat Del Monte fruit in blik wordt aangeprezen als een afslankmiddel. Het enkele feit dat op een foto een persoon de taille meet is, gelet op het totaalbeeld van de uiting, onvoldoende om hierover anders te oordelen.

RB 1400

Commission adopts landmark list of permitted health claims

Uit het persbericht:

Food manufacturers will have a period of 6 months to adapt their practices to the new requirements. As from the beginning of December 2012 all claims that are not authorised and not on hold/under consideration shall be prohibited.

Health claims on food labelling and in advertising, for example on the role of calcium and bone health or vitamin C and the immune system, have become vital marketing tools to attract consumers' attention. Therefore EU consumers expect accurate information on products they buy, in particular on the health claims the products may put forward.

Today, a list of 222 health claims has been approved by the Commission. This list is based on sound scientific advice, will be used throughout the EU and will also help to remove misleading claims from the market before the end of the year.

Register is hier te vinden: EU Register of nutrition and health claims made on foods.

Vervolg persbericht: John Dalli, Commissioner in charge of Health and Consumer Policy, said: "Today's decision is the culmination of years of work and marks a major milestone in regulating health claims on food. The EU-wide list of permitted health claims will be available on-line and will allow consumers everywhere in the EU to make an informed choice. Non-scientifically backed claims will have to be removed from the market after a short transition period." The list also provides legal clarity to food manufacturers on the health claims they can or cannot make. The administrative burden will also be reduced, since all enforcement authorities will from now on be able to rely on one list of authorised health claims and their conditions of use to verify if a claim is misleading or not.

RB 1379

Resultaat op proefdieren kan wezenlijk anders uitpakken op mensen

RCC 19 april 2012, dossiernr. 2012/00105 (Lipo-XR) op Reclamecode.nl.

Beslissing ingezonden door Arne ten Hoeve, Ten Hoeve & van der Horst Incasso.


Het betreft reclame op de internetwinkel / website www.lipo-xr.nl voor de gelijknamige afslankpil (klik afbeelding voor vergroting).

(1) Klager begrijpt dat de adverteerder dit product als 'voedingssuplement' verkoopt. Op grond van art. 7 Warenwetbesluit Etikettering moet het etiket de afzonderlijke bestanddelen van deze 'unieke formule ForsLean®' noemen. (2) Uit recent klinische bewijs is gebleken dat het ingrediënt Citrin® HCA zeer waarschijnlijk het gewicht niet gunstig zal beïnvloeden.
(3) Het ingrediënt L-Carnitine, aldus adverteerder, metaboliseert vet dat opgeslagen ligt in bloedvaten en spieren. Adverteerder doet voorkomen dat het een enzym is, dat is onjuist. (4) Het ingrediënt L-Tyrosine helpt, aldus adverteerder, bij het afbreken van vet en vermindert de eetlust. Dit is echter niet gebaseerd op gepubliceerd klinisch onderzoek.

De Commissie heeft zich tot de KOAG/KAG gewend, zij laat weten dat de uiting onder de competentie van de KAG valt, maar niet ter preventieve toetsing is voorgelegd

RCC: preliminaire verweren: de commissie acht zich bevoegd om de 'oude', reeds verwijderde reclame-uiting te beoordeling. De Commissie wijst het verzoek om door te verwijzen naar de bevoegde Belgische autoriteit af, omdat een .nl-domeinnaam kennelijk is gericht op Nederlandse consumenten.

Ad (1). De plicht om een lijst van ingrediënten te voeren op verpakkingen op grond van het Warenwetbesluit, valt niet te beoordelen. Het gaat in dit geval een reclame-uiting op een website, niet zijnde een verpakking.

Ad (2). Dat de werking van HCA wordt aangetoond aan de hand van onderzoeken op proefdieren, en dat de voor menselijke consumptie samengestelde pil ook andere bestanddelen bevat, is niet uit te sluiten dat de resultaten bij een mens wezenlijk afwijken van de onderzoeksresultaten bij een mens. Bovendient is het de vraag of de werkzame stof in voldoende mate in het product aanwezig is. Adverteerder heeft dus geen juiste informatie verschaft over een van de voornaamste kenmerken, te weten de te verwachten resultaten van het product. strijd met 8.2 NRC en art. 7 NRC

Ad (3) en(4). De geclaimde werking van beiden ingrediënten zijn niet aannemelijk gemaakt tegenover klagers gemotiveerde betwisting. Eveneens strijd met 8.2 sub b NRC en art. 7 NRC.

De adverteerder is overigens al tweemaal eerder door de RCC terecht gewezen in 2006 en 2011 (2011/00907).

RB 1331

Gevoelens van angst voor bijwerkingen

RCC 22 februari 2012, dossiernr. 2011/01208 (Remark groep Appeleren aan gevoelens van angst voor bijwerkingen geneesmiddelen; misleiding)

In een serie uitingen over geneesmiddelen is onder andere opgenomen: onder A. “Grijp niet direct naar een geneesmiddel als je ergens last van hebt. Ga niet direct iets slikken bij elk ongemak. Zeker als je probleem redelijk aan de buitenkant van je lichaam zit. Dan is het logischer en efficiënter een middel te gebruiken dat ter plekke zijn werk doet. Dat is minder belastend voor je lichaam. Zo voorkom je nare bijwerkingen. En het levert vaak betere resultaten.” Klager meent dat de tekst appelleert aan angstgevoelens, ex artikel 6 NRC, dat er sprake is van agressieve reclame en dat er op een denigrerend wijze gesproken wordt over geneesmiddelen. Tot slot zijn de I SAY-producten slechts hulpmiddelen, die niet door het CBG worden beoordeeld en de mededeling "vaak betere resultaten" is daarom misleidend ex artikel 8 NRC. In een uitgebreid oordeel worden de klachten voor het overgrote deel gegrond verklaard en een aanbeveling gedaan.


1. Tussen partijen is niet in geschil dat de producten waarop de bestreden uitingen betrekking hebben medische hulpmiddelen zijn in de zin van artikel 1 van de Wet op de medische hulpmiddelen (WMH). In reactie op de klacht is namens adverteerder aangevoerd dat de
i say producten een CE-markering met nummeraanduiding hebben. Het is de Commissie bekend dat een dergelijke CE-markering krachtens artikel 7 van het Besluit medische hulpmiddelen (BMH)  wordt  afgegeven door een aangewezen instantie die heeft geverifieerd of sprake is van conformiteit van het betreffende product met de essentiële eisen die op het product van toepassing zijn. Nu door Bayer echter niet wordt betwist dat de i say producten een CE-markering hebben, maar - kort samengevat - wordt gesteld dat de uitingen misleidend zijn en appelleren aan gevoelens van angst, kan de verleende CE-markering in de verdere beoordeling buiten beschouwing blijven.
 
2. Met betrekking tot het beroep van Bayer op artikel 6 NRC overweegt de Commissie het volgende.
Met de tekst “Grijp niet direct naar een geneesmiddel als je ergens last van hebt. Ga niet direct iets slikken bij elk ongemak. Zeker als je probleem redelijk aan de buitenkant van je lichaam zit. Dan is het logischer en efficiënter een middel te gebruiken dat ter plekke zijn werk doet. Dat is minder belastend voor je lichaam. Zo voorkom je nare bijwerkingen. En het levert vaak betere resultaten.” wordt naar het oordeel van de Commissie ingespeeld op gevoelens van angst voor “nare bijwerkingen” van geneesmiddelen. Hiervoor bestaat geen aanleiding. Daarom acht de Commissie de hiervoor aangehaalde tekst op de verpakkingen en de website in strijd met artikel 6 NRC, waarin is bepaald dat reclame zonder te rechtvaardigen redenen niet mag appelleren aan gevoelens van angst.
 
3. Naar het oordeel van de Commissie is tevens sprake van misleidende reclame. Van de naam “i say bye-bye..” in combinatie met het noemen van een kwaal gaat de suggestie uit dat de kwaal waarvoor het product bestemd is geheel weggaat. In de onder A t/m C aangehaalde uitingen wordt gesteld dat het gebruik van de i say producten logischer en efficiënter is dan het gebruik van geneesmiddelen, de i say producten minder belastend zijn voor het lichaam en de resultaten vaak beter zijn dan bij geneesmiddelen. Voorts wordt geclaimd dat de i say producten geen bijwerkingen kennen en “volkomen veilig” zijn. Nu deze stellingen door Bayer gemotiveerd zijn aangevochten, ligt het op de weg van adverteerder de juistheid ervan aannemelijk te maken. Naar het oordeel van de Commissie is adverteerder daarin niet geslaagd. Ten aanzien van deze kwalificaties is immers geen inhoudelijk verweer gevoerd.
 
Gelet op het vorenstaande gaan de uitingen gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van de voordelen van de i say producten als bedoeld in artikel 8.2. aanhef en onder b NRC. Omdat de Commissie voorts van oordeel is dat de gemiddelde consument door de uitingen ertoe gebracht kan worden een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, zijn de uitingen misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.
 
4. Van agressieve reclame in de zin van artikel 14 lid 1 NRC is sprake als reclame door intimidatie, dwang, inclusief het gebruik van lichamelijk geweld, of ongepaste beïnvloeding de keuzevrijheid of de vrijheid van handelen van de gemiddelde consument met betrekking tot het product aanzienlijk beperkt of kan beperken. Blijkens de toelichting bij artikel 14 NRC wordt onder ongepaste beïnvloeding verstaan het uitbuiten van een machtspositie ten aanzien van de consument om pressie uit te oefenen op een wijze die het vermogen van de consument om een geïnformeerd besluit te nemen, aanzienlijk beperkt. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van de Commissie in het onderhavige geval niet voor, zodat de klacht dat sprake is van agressieve en om die reden oneerlijke reclame in de zin van artikel 7 NRC wordt afgewezen.

 

RB 1307

RCC over Slankbrood: overtreding van de Claimsverordening

RCC 14 februari 2012, dossiernr. 2011/01158 (Stichting Nederlands Bakkerij Centrum tegen Bloem Natuurproducten Winschoten en Prograin International)

Beslissing ingezonden door Maurits Jan Voogt en Marjolein Bronneman, De Brauw Blackstone Westbroek N.V.

De uiting prijst het product Slankbrood aan met de term "Slankbrood", "Eet je slank met..." en "Slankbrood versnelt vetafbraak". De RCC volgt de klacht van Stichting NBC zodat de beweringen moeten worden aangemerkt als niet toegestane gezondheidsclaims en ook dat de beweringen misleidend zijn, omdat zij niet wetenschappelijk zijn onderbouwd.

Kort gezegd heeft de Reclame Code Commissie geoordeeld dat:
- de betreffende claims gezondheidsclaims zijn in de zin van artikel 2 lid 5 Claimsverordening;
- de claims niet voorkomen op een zogenaamde artikel 13-lijst van goedgekeurde gezondheidsclaims, dat er geen aanvraag is ingediend voor opname van de claims in deze lijst en dat er geen overgangsregime van toepassing is waardoor deze claims nog tijdelijk gebruikt zouden mogen worden;
- de claims derhalve in strijd zijn met artikel 10 lid 1 Claimsverordening en daarmee in strijd met de wet als bedoeld in artikel 2 Nederlandse Reclame Code en tevens met art 3 lid 1 Reclame Code voor Voedingsmiddelen; en
- de claims daarnaast als misleidend worden aangemerkt, omdat de juistheid van de claims niet kon worden aangetoond door de adverteerder van Slankbrood. Om die reden is het in strijd geoordeeld met artikel 7 NRC.

Inzenders tippen de volgende passage:

"Het verweer van verweerder sub 1 dat de nVWA geen bezwaren heeft geuit wat betreft gebruik van gezondheidsclaims in de campagne voor Slankbrood leidt niet tot een ander oordeel. Naar klager ter vergadering onweersproken heeft medegedeeld, heeft de Minister van VWS in antwoord op Kamervragen medegedeeld dat de nVWA niet handhaaft ten aanzien van onterechte gezondheidsclaims, totdat de artikel 13 lijst is vastgelegd in de Claimsverordening. Dit neemt niet weg dat de Commissie kan oordelen dat deze verordening is overtreden."

RB 1291

Jaarplan 2012 Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

Jaarplan 2012 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), Bijlage bij kamerstuk 32 262, nr. 8.

Het jaarplan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit is opgebouwd uit twee delen. Hoofdstuk 1 beschrijft de missie, taken en de visie van de NVWA op de toekomst van handhaving. Daaruit zijn de belangrijkste resultaten voor de vernieuwing van de handhaving in 2012 gedestilleerd. Hoofdstuk 2 beschrijft de belangrijkste handhavingsresultaten die de NVWA in 2012 wil bereiken in de diverse domeinen.

Uitgebreide inhoudsopgave:

De ontwikkeling van handhaving 2012 - 2016
1.1 De missie en taken
1.2 De kaders in ontwikkeling
1.3 De visie
1.4 De ontwikkeling van de visie
1.4.1 Risicogericht
1.4.2 Kennisgedreven
1.4.3 Samenwerkend
1.4.4 Beïnvloedend
1.5 De samenvatting – Op weg naar ‘De staat van..’
De resultaten van handhaving in 2012

2.1 Inleiding
2.2 Veiligheid in de voedselketen
2.2.1 Vleesketen en Voedselveiligheid
2.2.2 Visketen
2.2.3 Industriële productie
2.2.4 Dierlijke bijproducten
2.2.5 Diervoeders
2.2.6 Bijzondere eet- en drinkwaren, inclusief claims
2.2.7 Horeca en ambachtelijke productie
2.2.8 Pathogene micro-organismen en alimentaire zoönosen
2.3 Productveiligheid
2.4 Diergezondheid
2.4.1 Diergezondheid (Bestrijding en afhandeling van verdenkingen dierziekten
& non-alimentaire zoönosen)
2.4.2 Levende dieren (Preventie, I&R en exportcertificeringen)
2.4.3 Levende dieren en diergezondheid (I&R)
2.4.4 Diergeneesmiddelen
2.5 Dierenwelzijn
2.5.1 Dierenwelzijn
2.5.2 Dierproeven
2.6 Plantgezondheid
2.6.1 Gewasbescherming
2.6.2 Fytosanitair
2.6.3 Meststoffen
2.7 Natuur
2.8 Export
2.9 Import
2.10 Alcohol en tabak
2.11 Uitvoeringstaken
2.11.1 Europese subsidieregelingen, inclusief nacontroles
2.11.2 Cross Compliance
2.11.3 Grondgebonden subsidies
2.12 Inlichtingen en opsporing
2.13 Risicobeoordeling en onderzoeksprogrammering
2.14 Internationale projecten

RB 1274

Veiligheidswaarschuwing: terugroep Massive klassieke kroonluchter

VWA veiligheidwaarschuwingen Philips constateert dat een klein aantal klassieke kroonluchters van het merk Massive niet voldoet niet aan de kwaliteitseisen. Het gaat om de O-ringen aan beide uiteinden van de ketting, waarmee de kroonluchter aan het plafond hangt, die zouden kunnen breken. Als dit gebeurt kan de kroonluchter naar beneden vallen.