RB
DOSSIERS
Alle dossiers

Afbeeldingen  

RB 1158

Over een paar weken...

Commentaar in't kort van Timme Geerlof, Ploum Lodder Princen advocaten en notarissen

Over een paar weken maakt Sinterklaas zijn intocht in Nederland in de haven van Harderwijk en wellicht dat de SRC daarin aanleiding zag om de uitspraken van haar rechterlijke colleges over de film “Sint” (van vorig jaar) recentelijk te publiceren. Iedereen herinnert zich nog de bezorgde ouders in diverse media die hun bezorgdheid en woede uitten over de beschadiging van de tere kinderzieltjes door de film over de “horror Sint” (voor een afbeelding van de gewraakte poster zie hiernaast). Vier van hen wisten ook hun weg te vinden naar de RCC, hetgeen tot  de beslssingen met de volgende kenmerken heeft geleid: 2010/00753, 2010/00753A, 2010/00753B (vorig jaar gepubliceerd) , 2010/00753C en2010/00573D

Alle beslissingen hielden een afwijzing van de klacht in. De klachten in dossiernummers 2010/00753 en 2010/00753A waren erop gericht om te voorkomen dat de gewraakte poster in bioscopen of elders zichtbaar zou zijn, een soort voorlopige voorziening dus. In die zaken wijst de RCC de klacht af, oordelend dat zij slechts kan oordelen over “uitingen zoals deze op het moment van de klacht zijn gepubliceerd.”
In de zaak met kenmerk 2010/00753B luidt de klacht dat de poster voor de film in strijd is met het fatsoen (2 NRC) en, zoals ter vergadering aangevoerd, in strijd met het algemeen belang (3 NRC), schade toebrengend aan de geestelijke gezondheid van een groep mensen (4 NRC)  en appelleert aan angstgevoelens (6 NRC). 

De RCC stelt voorop dat zij bij de toetsing van de subjectieve fatsoensnorm terughoudendheid dient te betrachten. De RCC oordeelt vervolgens dat de poster  “slechts” een silhouet van een Sinterklaas te paard toont die bij kinderen niet meer angst inboezemt  dan iedere andere afbeelding van Sinterklaas te paard. Ook de overige details van de poster (de staf, het paardenhoofd en de deels rode letters) leiden niet tot een ander oordeel. Ter vergadering is de poster ook nog voor een lichtbak gehangen of de confrontatie met de poster in de (gangen van de) bioscoop zo waarheidsgetrouw mogelijk te maken, maar ook hierdoor komt de RCC niet tot een ander oordeel. Ook de aangehaalde deskundigenberichten die door klager telefonisch (en schriftelijk, zoals in hoger beroep bleek) werden ingewonnen, konden niet overtuigen. De RCC overweegt te dien aanzien ten eerste dat niet voldoende is komen vast te staan dat “ de meningen van de deskundigen specifiek zijn toegespitst op de uiting, zoals deze in het onderhavige geval wordt beoordeeld. Anderzijds wijst de RCC erop dat een van de vijf deskundigen een afwijkende mening had en dat er “op dit punt dus onvoldoende duidelijkheid [bestaat, red.]”. Op grond van het voorgaande oordeelt de RCC dat  ook geen sprake is van strijd met de overige ingeroepen artikelen.

Klager laat het er niet bij zitten en (de raadsman van) klager appelleert met 3 grieven tegen beslissing van de RCC voor het College van Beroep. De eerste grief is gericht tegen het oordeel van RCC dat zij geen kennis kan nemen van de klacht van klager, voorzover deze betrekking had op de toekomstige openbaarmaking van de poster  (onder meer in abri’s). De tweede grief is eigenlijk een uitwerking van de eerste en stelt aan de orde dat het oordeel van de RCC dat de poster niet angstaanjagend zou zijn onbegrijpelijk is , omdat daarbij geen acht is geslagen op het effect dat de van achter verlichte  poster (zoals in een abri het geval zal zijn) wel angstaanjagend zal zijn. De eerste twee grieven zien dus op het oordeel van de RCC dat zij – kort gezegd – niet kan oordelen over reclameuitingen die ten tijde van de klacht nog niet waren geopenbaard. Dat oordeel van de RCC over de reikwijdte van de beoordeling van klachten door de RCC is juist en begrijpelijk, aldus het College. Grieven 1 en 2 falen derhalve.

De derde grief houdt in dat de RCC ten onrechte geen waarde heeft gehecht aan de geciteerde meningen van de deskundigen. In hoger beroep legt klager nieuwe verklaringen van deskundigen over. Ook grieft appellant dat de RCC heeft nagelaten te motiveren haar oordeel dat geen sprake is van strijd met de overige ingeroepen gronden (strijd met algemeen belang, schade aan geestelijke gezondheid van een groep mensen en appelleren aan angstgevoelens). Het College oordeelt dat de RCC wel waarde heeft toegekend aan de geciteerde meningen van deskundigen, maar heeft de RCC daarin geen aanleiding gezien om de klacht gegrond te achten, wegens voornoemde redenen (mening specifiek toegespitst op de gewraakte uiting en tegenstrijdige meningen). Voor het College is wel duidelijk dat de door appellant geciteerde meningen specifiek zien op de gewraakte uiting, maar is ook zij van mening dat door het feit dat de meningen van de deskundigen niet eenduidig zijn “niet [kan, red.] worden aangenomen dat volgens gangbare opvattingen van deskundigen de poster, zoals deze in bioscopen hangt, schadelijke effecten heeft op kinderen van 12 jaar en jonger. Op grond daarvan is dan ook niet aannemelijk, aldus het College, dat de poster “een bedreiging inhoudt van de geestelijke en/of lichamelijke volksgezondheid als bedoeld in artikel 4 van de Nederlandse Reclame Code.”

Ter vergadering is de poster getoond zoals deze in bioscopen hangt, dat wil zeggen voor een lichtbak. Appellant voert aan dat dit een nog angstaanjagender effect heeft op de kinderen die de poster zien. Het College acht dit niet aannemelijk en overweegt: “tegenover deze heldere achtergrond valt het gelaat van de persoon niet bijzonder op. Dit gelaat is zeer vaag en ook zeer donker afgebeeld  en vertoont bij vluchtige beschouwing op een voor een poster in een bioscoop normaal te achten afstand, geen opvallende details of kenmerken.” Het College besluit met het oordeel dat “de op de poster afgebeelde persoon, voor kinderen die bang zijn Sinterklaas, niet angstaanjagender is dan een willekeurige afbeelding van Sinterklaas op een poster.”

Resumerend leren de Sint-uitspraken ons het volgende. Je kunt als klager niet bij de RCC terecht voor een voorshands oordeel over een geplande reclameuiting (wel als adverteerder, RB 1085). Op opinies van deskundigen kan slechts met succes een beroep worden gedaan als gemotiveerd wordt dat de opinie is gebaseerd op de uiting zoals deze wordt getoond. Tot slot zien we nog eens bevestigd dat de RCC en het College met terughoudendheid beslissen over de subjectieve fatsoensnorm ex artikel 2 NRC en dat niet lichtvaardig wordt aangenomen dat een reclame uiting schadelijk kan zijn voor de geestelijke gezondheid van (een groep) kinderen.

RB 1157

Chalet = stacaravan

Vz. RCC 27 september 2011, dossiernr. 2011/00700 (Hengelhoef België Chalet = sta caravan)

Klacht ondersteund met wikipedia-pagina https://nl.wikipedia.org/wiki/Chalet dat bij aankomst de gekozen "chalets" een sta-caravan bleek te zijn. Er wordt een duidelijke beschrijving gegeven en met foto's ondersteund. Van Dale noemt chalet: "Zwitsers houten huis; kleine villa in Zwitserse stijl; optrekje”. In haar publicaties spreekt adverteerder niet over een Zwitsers chalet, zodat de uitleg “optrekje” overblijft. Klacht wordt afgewezen.

RCC: Zoals reeds blijkt uit de bij de klacht overgelegde pagina van wikipedia wordt het begrip chalet in de praktijk voor diverse huizen/verblijven gebruikt, klein of groot, eenvoudig of luxe.

Voor de beoordeling van de bestreden uitingen is van belang wat de gemiddelde consument onder “Type 200: vierkamerchalet Vossen” mag verstaan. De gids bevat een omschrijving van deze accommodatie, zonder dat daarin suggesties besloten liggen omtrent het al dan niet voorzien zijn van het chalet van wielen. De uiting op de website van adverteerder, zoals die bij het verweer is overgelegd -klager heeft geen afdrukken van de bestreden website overgelegd- bevat dezelfde omschrijving van de accommodatie als de gids. Blijkens één van de bij het verweer overgelegde afdrukken bevat de site ook een foto van “Type 200 Vossenchalet”. Deze accommodatie toont naar het oordeel van de Commissie duidelijke overeenkomsten met accommodaties zoals die, blijkens bij het verweer overgelegde afdrukken van internet, op websites van diverse aanbieders onder de benaming “chalet” worden aangeboden.

Gelet hierop en nu niet is komen vast te staan dat de in de praktijk aan klager geboden accommodatie niet overeenkwam met de omschrijving van het vierkamerchalet Vossen in beide bestreden uitingen en de afbeelding daarvan op de website, acht de Commissie de klacht ongegrond.

RB 1155

Een afzichtelijke kaakontsteking

CVB 11 oktober 2011, Dossiernr. 2011/570 (Stadgenoot kaakontsteking)

Klacht. 1. Het afbeelden van iemand met een afzichtelijke kaakontsteking jaagt de lezers angst aan. Omdat het onderschrift niet aansluit bij de foto is de uiting misleidend en onethisch. 2. De advertentie biedt te weinig informatie over de zin “Hele aanbod v.o.n. (tot 7% goedkoper)”. Deze zin is onduidelijk, onjuist en misleidend wegens het ontbreken van concrete gegevens.

Vzr. neemt klacht niet in behandeling.
Commissie wijst de klacht af

De grieven
          
In de reclame-uiting is een uiterst onfrisse jongeman te zien met een zeer oneven­wich­tig uiterlijk. Uit niets blijkt dat hij een tennisbal in zijn mondholte heeft en geen kaakontsteking. Het is niet acceptabel op deze wijze de situatie uit te beelden dat men onverwachts tegen het eigen huis aanloopt. Kennelijk zijn de leden van de Commissie niet bekend met het verschijnsel kaakontsteking. Omdat de gemiddelde consument niet onver­wachts met mismaakte mensen in aanraking wenst te komen, en de afbeelding onjuist, onduidelijk en misleidend is, moet de beslissing van de Commissie worden vernietigd.

CvB bevestigd dat

1. Naar het oordeel van het College zal de gemiddelde consument herkennen dat de man op deze wijze is afgebeeld om aldus de me­tafoor uit te beelden dat hij “tegen het eigen huis is aangelo­pen”, in deze zin dat hij een eigen huis heeft gevonden.

2. (...) Met inachtneming van deze terughoudendheid acht het College de onderhavige uiting niet van dien aard dat de grens van het toelaatbare wordt overschreden. Van een (te) schokkende afbeelding is geen sprake.

RB 1113

Het is niet aan mij

Antwoord van staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie), AH 3519 2011Z16031

1 Kent u het artikel “Hoe LinkedIn leden en reclame linkt”?1 (www.volkskrant.nl, 4 augustus 2011) Herinnert u zich de eerdere Kamervragen over sociale netwerksites die inbreuk maken op de Wet bescherming persoonsgegevens? 2 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 912)

1 Antwoord Ja.

2 Is het waar dat de netwerksite LinkedIn accountinstellingen van gebruikers zo heeft veranderd dat foto's en namen van leden ongevraagd voor reclames kunnen worden gebruikt? Zo ja, acht u dit een inbreuk op de Wet bescherming persoonsgegevens? Wordt hiertegen opgetreden door het College bescherming persoonsgegevens? Wat kunnen gebruikers van LinkedIn hiertegen doen? Zo nee, waarom niet?
3 Deelt u de mening dat het automatisch toestemming geven voor het gebruik van gegevens door gebruikers van LinkedIn of andere sociale netwerken ongewenst is en dat er expliciet om toestemming zou moeten worden gevraagd? Zo ja, hoe gaat u er zorg voor dragen dat deze praktijk wordt aangepast? Zo nee, waarom niet?
4 Heeft LinkedIn naar uw mening genoeg gedaan om gebruikers te informeren over de genoemde verandering? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarin is LinkedIn naar uw mening tekortgeschoten?

Antwoorden 2, 3 en 4 Uit voornoemd artikel maak ik op dat LinkedIn recent gebruikersinstellingen zou hebben gewijzigd, waardoor persoonsgegevens van gebruikers voor advertenties gebruikt konden worden. Uit diverse berichtgeving in de media nadien leid ik af dat LinkedIn te kennen gegeven heeft dat de gebruikersinstellingen inmiddels aangepast zijn, zodat geen namen en foto’s van gebruikers meer zichtbaar zijn in advertenties.

De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) stelt eisen aan de verwerking van persoonsgegevens. Op grond van artikel 8 van de Wbp mogen slechts persoonsgegevens worden verwerkt als er een grond voor gegevensverwerking aanwezig is. Eén van de gronden voor rechtsgeldige gegevensverwerking is ondubbelzinnige toestemming van de betrokkene voor de gegevensverwerking. Ingevolge de artikelen 33 en 34 van de Wbp heeft de verantwoordelijke voor de gegevensverwerking een informatieverplichting richting de betrokkene. De Europese privacytoezichthouders, verenigd in de Artikel 29-werkgroep, hebben in een gemeenschappelijk standpunt van 13 juli 2011 aanbevelingen opgesteld over het begrip toestemming, waarmee een verantwoordelijke voor de gegevensverwerking rekening kan houden3 (Zie https://www.cbpweb.nl/downloads_int/wp187_en.pdf). 

Het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) is belast met het toezicht op de naleving van de Wbp en kan bij een geconstateerde overtreding handhavend optreden. Het is niet aan mij om te oordelen over de vraag of in een individueel geval aan de vereisten van de Wbp wordt voldaan. Betrokkenen die van mening zijn dat er sprake is van een schending van de Wbp kunnen een klacht indienen bij het Cbp.

RB 1106

Aanbieding = factuur

Vz RCC 17 augustus 2011, dossiernr. 2011/00656 (Aanbieding = factuur)

Brief met factuur ten bedrage van € 283,28, echter uit de kleine lettertjes blijkt dat er sprake is van een aanbieding. Misleiding volgens de zwarte lijst. Voorzitter oordeelt dta commissie de klacht zal toewijzen obv art. 7 en 8.5 NRC (nieuw):

Door de opmaak van de uiting, met name de in het oog springende vermelding van de bedragen inclusief korting en inclusief BTW en het totaalbedrag, wordt de indruk gewekt dat de geadresseerde voor een gedane aankoop het in de uiting vermelde totaalbedrag inclusief BTW van € 283,28 verschuldigd is. Deze indruk wordt versterkt door de vermelding van een referentienummer en de in geval van een factuur gebruikelijke mededeling van betaling binnen 14 dagen. Op grond van artikel 8.5 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), in verbinding met punt 20 van de in artikel 8.5 genoemde bijlage 1 van de NRC, is deze wijze van reclame maken onder alle omstandigheden misleidend. Gelet hierop is de uiting oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC. De in kleine letters opgenomen tekst, waaruit kan worden afgeleid dat de uiting in werkelijkheid een aanbieding betreft, neemt de misleidende indruk dat sprake is van een factuur onvoldoende weg.

CC-BY-SA M.Minderhoud, wikipedia

RB 1102

Op weg naar vereenvoudigde welstand

Raad van State 10 augustus 2011, LJN BR4620 (appellant tegen college B&W Groningen)

Bij besluit van 1 oktober 2009 heeft het college geweigerd [appellant] reguliere bouwvergunning te verlenen voor het aanbrengen van een reclameframe op de gevel van het pand op het perceel [locatie] te Groningen. Dit op basis van welstandsnota Gemeente Groningen: Op weg naar vereenvoudigde welstand.

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college het advies van de welstandscommissie van 18 augustus 2009 niet ten grondslag mocht leggen aan zijn oordeel dat het bouwplan niet aan redelijke eisen van welstand voldoet, omdat daarin, nu de aanvraag tot verlening van een reguliere bouwvergunning strekt, ten onrechte is getoetst aan de sneltoetscriteria uit de welstandsnota 2008. Voorts heeft zij volgens hem miskend dat het frame niet geen gevelreclame, als bedoeld in de welstandsnota 2008, is, nu de aan te brengen reclameuitingen geen direct verband met de activiteiten in het pand houden.

2.2.1. Dat om verlening van een reguliere bouwvergunning is verzocht, brengt niet mee dat de in de welstandsnota 2008 opgenomen sneltoetscriteria voor gevelreclame op bedrijventerreinen geen rol mochten spelen bij de beantwoording van de vraag of het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. De rechtbank heeft in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college het advies van de welstandscommissie van 18 augustus 2009 niet aan het besluit van 3 mei 2010 ten grondslag mocht leggen. Zij heeft evenzeer terecht niet aangenomen dat de term "gevelreclame" in de welstandsnota 2008 niet ziet op grootschalige reclameuitingen ten behoeve van derden, als waar het hier om gaat. De term noopt er niet toe. Ook anderszins is daarvoor geen reden.

Het betoog faalt.

RB 1092

Dieren zijn goed behandeld

Vz RCC 10 augustus 2011, Dossiernr. 2011/00669 (Volum'Express the Colossal Cat Eyes mascara) en 2011/00669A

Reclamerecht. Dierenleed. Televisiereclame waarin luipaard en tijgerwelpjes te zien zijn.

Klacht: Dit diertje heeft werkelijk niets met mascara te maken. Dieren behoren niet op de televisie te worden uitgebuit. Dit heeft negatieve gevolgen. Wilde dieren horen in het wild te leven en niet aan een halsband. EN tijgers zijn bedreigde diersoort, hoewel ze wellicht redelijk zullen zijn behandeld, zijn ze blootgesteld aan warme lampen en lange opnametijden in de studio. Dit is aan te merken als dierenmishandeling.

Verweer: er wordt vergelijking gemaakt met oogopslag van een katachtig dier. De dieren zijn goed behandeld, verklaring van inspecteur Animal Anti-Cruelty League. Voorzitter wijst de klacht af:

Op grond van de in de uiting getoonde beelden kan niet worden geoordeeld dat er sprake is van dierenmishandeling. Voorts zijn, aldus de door adverteerder overgelegde verklaring,  de dieren gedurende de opname van de commercial met zorg gehandeld. Gelet hierop en gezien het feit dat er geen verbod is om dieren in een televisiecommercial te tonen c.q. de laten fungeren, acht de voorzitter de klacht ongegrond.

RB 1084

Uitspraak van Kate Moss

ASA 10 augustus 2011, Complaint Ref. A11-155932 (Zazzle Inc.)

Reclamerecht. T-shirts en rompertjes met opdruk van uitdrukking van Kate Moss: NOTHING TASTES AS GOOD AS SKINNY FEELS!

Dit wordt, na een relatief korte overweging in strijd met sociale verantwoordelijkheid, is schadelijk en agressief en is gericht tot kinderen:

(...) implied being underweight was desirable and that it might therefore encourage children to develop an unhealthy body image and an unhealthy relationship with food. Because we considered the ad could condone or encourage an unsafe practice or result in physical, mental or moral harm to children, we concluded that it was irresponsible.

RB 963

Niet nieuw, maar vernieuwd

RCC 24 mei 2011, Dossiernr. 2011/00299 (Walibi Nieuw Rattle Snake)

Reclamerecht. Aanprijzing van 'oude' achtbaan. Uiting betreft plattegrond on site en in print van pretpark Walibi waarop staat "NIEUW RATTLE SNAKE!" (klik afbeelding voor vergroting).

Klacht: sinds 1992 staat de attractie er. Verweer: Is geen sprake van reclame, maar als intern communicatiemiddels, niet om potentiële bezoekers te enthousiasmeren. Attractie heeft nieuwe naam, want heeft een andere locatie in het park gekregen en is thematisch veranderd (toevoeging slangenkop en staart).

Commissie stelt dat uiting reclame is naar de nieuwe definitie sinds 1 januari 2011: er is sprake van systematische aanprijzing, NIEUW is wervend taalgebruik en dus een aanprijzing. Er is geen sprake van nieuw, maar vernieuwd. Strijd met artikel 2 NRC (waarheid). Doet aanbeveling.

 De Commissie stelt voorop dat beide bestreden uitingen kunnen worden aangemerkt als  reclame in de zin van artikel 1 van de Nederlandse Reclame Code (NRC), zoals die bepaling sinds 1 januari 2011 luidt. Voor zover het verweer moet worden opgevat in die zin dat het drukwerk in de vorm van een folder geen openbare aanprijzing is, omdat deze alleen wordt verstrekt aan bezoekers van het park, is er  in elk geval sprake van systematische aanprijzing, omdat de folder kennelijk aan alle bezoekers wordt verstrekt.
Gezien de wervende woorden “NIEUW RATTLE SNAKE”, die deze attractie duidelijk speciaal onder de aandacht van het publiek brengen, houden beide uitingen een  aanprijzing in van goederen.
 
Van de woorden “NIEUW RATTLE SNAKE” gaat naar het oordeel van de Commissie de suggestie uit dat het park over een geheel nieuwe attractie beschikt. In werkelijkheid blijkt het echter te gaan om een achtbaan die -naar niet is weersproken- al sinds 1992 in het park aanwezig is, maar die is verplaatst en van een andere naam en een ander thema is voorzien. De attractie is veeleer vernieuwd dan nieuw.
Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de aanduiding “nieuw” in relatie tot de onderhavige achtbaan onjuist en in zoverre acht zij de reclame in strijd met de waarheid.

Lees de uitspraak hier (link / pdf)
Art. 1 en 2 Nederlandse Reclame Code (NRC)

RB 932

Nicam pleit voor Europese Kijkwijzer

Directeur Bekkers van het Nicam, de organisatie achter Kijkwijzer, pleit voor een Europese versie van het beoordelingssysteem. Tesamen met haar buitenlandse zusterorganisaties gaat Nicam initiatieven hiervoor nemen. Het aanbod van programma's en films wordt steeds groter en internationaler, ook door de opkomst van het kijken via internet, en hierdoor wordt advisering aan ouders en kinderen omtrent de geschiktheid van programma's steeds belangrijker volgens Bekkers. Op dit moment heeft Turkije Kijkwijzer al overgenomen en heeft IJsland ook interesse. Bekkers zegt dat een uniforme aanpak ook een gelijk speelveld voor alle aanbieders zal creëren. Momenteel zijn buitenlandse zenders die in Nederland uitzenden niet verplicht Kijkwijzer toe te passen.

BRON: Het Parool, 'Kijkwijzer wil uniform Europees model,' Parool.nl 22 mei 2011