RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 14 juni 2018
RB 3148
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) ||
24 mei 2018
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 24 mei 2018, RB 3148; (Havik Auto), https://www.reclameboek.nl/artikelen/reclame-van-havik-auto-te-absoluut-nieuwe-testmethode-co2-uitstoot-zou-kunnen-leiden-tot-hogere-bpm

Reclame van Havik Auto te absoluut: nieuwe testmethode CO2-uitstoot zou "kunnen" leiden tot hogere BPM

RCC 24 mei 2018, RB 3148; Dossiernr. 2018/00239 (Havik Auto) Aanbeveling (Misleiding). De uiting betreft een advertentie van Havik Auto in “Nieuwsblad De Koerier”. Daarin staat onder de aanhef: “Geen zin in een BPM-verhoging? Profiteer van veel voorraadvoordeel bij Havik Auto” onder meer: “Vanaf 1 september 2018 geldt een BPM-verhoging (WLTP*). Profiteer van onze scherpe prijzen (…)”. De asterisk verwijst naar de mededeling onderaan: “Op 1 september 2018 wordt de officiële NEDC-meetmethode voor brandstofverbruik en co2uitstoot van nieuwe auto’s vervangen door de WLTP test”. De klacht: In essentie hebben (de hoogte van) de BPM en de WLTP niets met elkaar te maken. De WLTP is een nieuwe Europese testmethode die leidt tot een meer realistische opgave van de CO2-uitstoot van een auto. De CO2-uitstoot is direct gekoppeld aan het brandstofverbruik. Met de introductie van de WLTP-testmethode komt een einde aan de NEDC-testcyclus, die het brandstofverbruik te rooskleurig voorstelt. In Nederland is de CO2-uitstoot bepalend voor de hoogte van de BPM-belasting die de koper betaalt bij de aankoop van een nieuwe auto. Het kan dus zo zijn (sterker nog, op dit moment is het zo, aldus klager) dat een automodel dat volgens de WLTP-methode wordt gemeten, een hogere BPM-belasting krijgt opgelegd.

De Commissie stelt voorop dat, anders dan de formulering van de klacht doet vermoeden, (de hoogte van) de BPM en de nieuwe WLTP testmethode wel met elkaar te maken hebben. Klager heeft zelf gesteld dat de WLTP testmethode leidt tot een meer realistische opgave van de CO2-uitstoot en dat de CO2-uitstoot in Nederland bepalend is voor de hoogte van de BPM-belasting. Adverteerder heeft vervolgens bij verweer meegedeeld dat er een verband bestaat tussen de WLTP testmethode en de hoogte van de BPM, in die zin dat aan de hand van de CO2-uitstoot de hoogte van de BPM (“belasting van personenauto's en motorrijwielen”) wordt vastgesteld.

Wat er zij van het bovenstaande, de Commissie begrijpt de klacht in die zin dat klager de mededeling “Vanaf 1 september 2018 geldt een BPM-verhoging (WLTP*) onjuist acht, omdat op dit moment nog niet vast staat dat de invoering op 1 september 2018 van de WLTP test zal leiden tot een BPM-verhoging. De Commissie oordeelt hierover als volgt. Daarbij zal zij de uiting toetsen aan artikel 8 NRC.

In reactie op de klacht heeft adverteerder onder meer meegedeeld dat met de bestreden mededeling wordt bedoeld dat “waarschijnlijk” een hogere BPM van toepassing zal zijn, hetgeen voor de consument een hogere prijs voor dezelfde auto zal inhouden.

Ook heeft adverteerder gesteld dat de vanaf 1 september verplichte WLTP testmethode een uitwerking zal “(kunnen)” hebben op de prijs van nieuwe auto's. Hieruit volgt dat er nog onzekerheid bestaat over de vraag of de nieuwe testmethode een hogere BPM met zich zal brengen.

Gelet op het bovenstaande acht de Commissie de onderhavige reclame-uiting te absoluut. Aldus gaat deze gepaard met onjuiste informatie ten aanzien van het bestaan van een specifiek prijsvoordeel als bedoeld in artikel 8.2 aanhef en onder d van de Nederlandse Reclame Code (NRC). Nu de gemiddelde consument er bovendien toe kan worden gebracht een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, is de uiting misleidend en daardoor oneerlijk in de zin van artikel 7 NRC.