RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op woensdag 2 maart 2016
RB 2675
De weergave van dit artikel is misschien niet optimaal, omdat deze is overgenomen uit onze oudere databank.

Reclame-uiting proefabonnement Rendement in strijd met NRC wegens ontbreken informatie

Vzr. RCC 2 februari 2016, RB 2675; Dossiernr. 2016/00007 (Rendement)
Ontbreken informatie. Uiting: Het betreft de website www.rendement.nl voor zover het gaat om de subpagina waarop men een proefabonnement kan aanvragen (https://www.rendement.nl/formulier/proefabonnement-aanvragen-act).

Klacht: Klager stelt, samengevat, dat de bestreden uiting gekwalificeerd moet worden als een uitnodiging tot aankoop, nu deze de koper in staat stelt een proefabonnement af te sluiten op een tijdschrift van adverteerder. Ook consumenten behoren tot de doelgroep van adverteerder. Adverteerder heeft verzuimd om in de uiting de volgende informatie correct te verstrekken:
de prijs, met inbegrip van alle belastingen, van het proefabonnement, hoeveel bladen er worden verzonden, de prijs van de vervolgabonnementen per factureringsperiode, het herroepingsrecht, de voorwaarden voor herroeping en het ‘modelformulier’, het feit dat de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd en met welke periode.

Klager licht het voorgaande als volgt toe. Op grond van artikel 2 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) is adverteerder verplicht de reclame in overeenstemming met de wet op te stellen. Adverteerder heeft nagelaten om, zoals voorgeschreven op grond van artikel 38 van de Wet op de Omzetbelasting 1968, de prijs inclusief btw te vermelden. Daarnaast heeft adverteerder nagelaten het proefabonnement in overeenstemming met artikel 6:236 sub s BW van rechtswege te doen eindigen, Verder heeft adverteerder volgens klager nagelaten de overige abonnementen in overeenstemming met artikel 6:236 sub p BW stilzwijgend te verlengen met hooguit drie maanden en een opzegtermijn van één maand te hanteren dan wel in overeenstemming met artikel 6:236 sub q BW het abonnement stilzwijgend voort te zetten voor onbepaalde duur waarbij op ieder moment kan worden opgezegd tegen hooguit drie maanden. In strijd met artikel 6:233 sub a jo 6:234 lid 2 BW heeft adverteerder nagelaten haar algemene voorwaarden op dusdanige wijze ter beschikking te stellen dat deze door de consument kunnen worden opgeslagen en toegankelijk zijn voor latere kennisneming.

Voorzitter:

1)  Klager heeft onweersproken gesteld dat de uiting een uitnodiging tot aankoop betreft die mede is gericht op de gewone (niet-zakelijke) consument. Daarbij merkt de voorzitter op dat in de uiting weliswaar een proefabonnement op vakbladen wordt aangeboden, maar dat blijkbaar ook de gewone consument zich door het aanbod aangesproken kon voelen, gelet op het feit dat adverteerder ook niet-zakelijke klanten had. Gewone consumenten konden gebruik maken van het proefabonnement, nu daarbij niet verplicht de naam van een bedrijf of organisatie hoefde te worden ingevuld. Dat dergelijke abonnees slechts een klein deel van het klantenbestand vormden, doet niet af aan het oordeel dat de uiting mede op hen is gericht. Deze uiting dient te worden beoordeeld naar de situatie die gold op 27 december 2015 toen klager de door hem overgelegde print van de bestreden webpagina maakte. Voor zover de uiting toen mede op de gewone consument was gericht, oordeelt de voorzitter als volgt.

2)  In de uiting wordt uitsluitend een bedrag exclusief btw genoemd. Een dergelijke prijsvermelding met betrekking tot diensten die (mede) aan particulieren worden aangeboden, zoals in het onderhavige geval, is in strijd met artikel 38 van de Wet op de omzetbelasting 1968 en daarmee in strijd met artikel 2 NRC.

3)  Met betrekking tot de informatieverplichtingen die gelden voor zover de uiting mede op de gewone consument is gericht, is van belang dat de uiting dient te worden aangemerkt als een uitnodiging tot aankoop in verband met een overeenkomst op afstand. Op grond hiervan had adverteerder in de uiting (onder meer) de volgende informatie dienen te vermelden:

a) de prijs van het proefabonnement inclusief alle belastingen (artikel 8.4 sub i NRC),
b) de prijs van het vervolgabonnement per factureringsperiode (artikel 8.4 sub i NRC),
c) het herroepingsrecht met bijbehorende voorwaarden en het zogenaamde modelformulier (artikel 8.4 sub l NRC),
d) het feit dat de overeenkomst stilzwijgend wordt verlengd en met welke periode (artikel 8.4 sub m NRC).
Nu deze informatie in de uiting ontbreekt, is in strijd met genoemde artikelen gehandeld.

4)  De voorzitter acht het op grond van de uiting evident hoeveel bladen bij het proefabonnement worden verzonden. Het betreft immers een proefabonnement voor drie maanden met betrekking tot een tijdschrift waarover wordt gezegd: “Elke maand een 100% praktisch vakblad”. Duidelijk is derhalve dat het proefabonnement drie edities betreft. In zoverre wordt de klacht afgewezen. Dit geldt ook voor de onderdelen van de klacht die inhouden dat:
- adverteerder heeft nagelaten abonnementen in overeenstemming met artikel 6:236 sub p BW stilzwijgend te verlengen met hooguit drie maanden en een opzegtermijn van één maand te hanteren dan wel in overeenstemming met artikel 6:236 sub q BW het abonnement stilzwijgend voort te zetten voor onbepaalde duur waarbij men op ieder moment kan opzeggen met een termijn van hooguit drie maanden,
- niet wordt voldaan aan de eis van artikel 6:233 sub a jo 6:234 lid 2 BW dat adverteerder haar algemene voorwaarden op dusdanige wijze ter beschikking dient te stellen dat deze door de consument kunnen worden opgeslagen voor latere kennisneming.

Deze punten betreffen contractuele verplichtingen die het kader van de (beoordeling van de) verplichte informatieverstrekking bij een reclame-uiting te buiten gaan.

5)  Adverteerder heeft onderbouwd dat de gewone consument inmiddels geen gebruik meer kan maken van een proefabonnement. Nu daarom geen aanleiding bestaat te veronderstellen dat opnieuw in strijd met genoemde bepalingen zal worden gehandeld, maakt de voorzitter gebruik van zijn bevoegdheid als bedoeld in artikel 12 lid 5 van het Reglement van de Reclame Code Commissie en het College van Beroep, zodat een aanbeveling achterwege blijft.

De beslissing van de voorzitter

Op grond van hetgeen onder 2) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 2 NRC.
Op grond van hetgeen onder 3) sub a) en b) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 8.4 aanhef en onder i NRC.
Op grond van hetgeen onder 3) sub c) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 8.4 aanhef en onder l NRC.
Op grond van hetgeen onder 3) sub d) is vermeld, acht de voorzitter de reclame-uiting in strijd met artikel 8.4 aanhef en onder m NRC.
Voor het overige wijst de voorzitter de klacht af.