RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op dinsdag 25 april 2017
RB 2840
||
4 apr 2017
4 apr 2017, RB 2840; dossiernr. 2016/00916 (NBWM tegen ING), https://www.reclameboek.nl/artikelen/juiste-vergelijking-van-uitsluitend-de-transactiekosten-bij-betalingen-in-vreemde-valuta

Uitspraak ingezonden door Daniël Haije en Bram Duivenvoorde, Hoogenraad & Haak advocaten.

Juiste vergelijking van uitsluitend de transactiekosten bij betalingen in vreemde valuta

CvB 4 april 2017, dossier 2016/00916 (NBWM tegen ING) De klacht betreft de kosten van internationale betalingen in andere valuta dan de euro (‘vreemde valuta’). Hierbij kunnen kosten worden berekend voor de betaling als zodanig (‘transactiekosten’) en daarnaast kosten voor het omwisselen van geld (‘conversiekosten’). In de uitingen waarover de Commissie heeft geoordeeld worden uitsluitend de transactiekosten van NBWM vergeleken met de transactiekosten van (onder meer) ING. De Commissie heeft, samengevat, voormelde uitingen als vergelijkende reclame in de zin van artikel 13 van de Nederlandse Reclame Code (NRC) aangemerkt en beoordeeld of de uitingen voldoen aan de eisen van dit artikel, waaronder de voorwaarde dat de vergelijking niet misleidend is in de zin van de NRC. Met betrekking tot de radiocommercial oordeelt de Commissie dat daarin, anders dan in de overige uitingen, niet wordt meegedeeld dat de vergeleken tarieven betrekking hebben op een internationale betaling in vreemde valuta. De Commissie acht de uitingen op grond van het voorgaande misleidend wegens het ontbreken van essentiële informatie en daardoor in strijd met artikel 13 onder a NRC. De beslissing van de Commissie ten aanzien van de radiocommercial blijft in stand nu ter zake dit onderdeel van het geschil niet is voldaan aan de eis dat het beroepschrift de gronden moet bevatten waarop beroep wordt ingesteld. Het beroep tegen het oordeel van de Commissie ten aanzien van de uitingen op de website en de printadvertentie is gegrond, zodat de beslissing in zoverre niet in stand kan blijven. Ten aanzien van die uitingen wordt de klacht alsnog afgewezen.

5. De uitingen betreffen een specifieke vorm van internationale betalingen, te weten in vreemde valuta. Daarbij gaat het College ervan uit dat de uiting met name is bedoeld om bedrijven aan te spreken die regelmatig dit soort betalingen doen. Naarmate meer van dergelijke betalingen worden gedaan, weegt het voordeel van de lagere transactiekosten zwaarder, terwijl NBWM op haar beurt dan in staat is een hogere omzet te behalen. Aannemelijk is dat dit, zoals NBWM stelt, met name ziet op bedrijven die regelmatig goederen importeren en voor wie het daarom voldoende lucratief is om internationale betalingen in vreemde valuta via NBWM te laten verlopen in plaats van de eigen bank. Het College gaat daarom ervan uit dat de uiting op de bijzondere groep is gericht van bedrijven die regelmatig een bedrag in vreemde valuta dienen te betalen. Het betreft een doelgroep waarvan een relatief hoog kennisniveau kan worden verwacht ten aanzien van internationale betalingen in vreem­de valuta’s, waaronder kennis over de verschuldigdheid van transactiekosten naast conversiekosten. Deze betalingen zijn voor die bedrijven een onlosmakelijk onderdeel van de internationale handel met landen buiten de Euro/Sepa-zone.

8. Het College merkt op dat ING niet feitelijk heeft onderbouwd dat NBWM in vergelijking met ING ongunstige conversiekosten hanteert. ING oppert dit in de klacht als een mogelijkheid (“Het is dus mogelijk dat NBWM weliswaar lage transactiekosten aanbiedt, maar dat daartegenover een zeer ongunstige conversiekoers wordt gesteld.”). ING stelt dit niet te weten. Ook bij het verweer in beroep heeft ING geen feitelijke gegevens verstrekt waaruit zou blijken dat NBWM ongunstige conversiekosten hanteert, laat staan zodanig ongunstige koersen dat de doelgroep van de uitingen hierover in het kader van de kostenvergelijking afzonderlijk dient te worden geïnformeerd. NBWM betwist daartegenover uitdrukkelijk dat de door haar berekende conversiekosten hoger zijn dan bij ING. NBWM heeft meegedeeld dat zij haar investering in het lage betalingstarief van € 5,- wil terugverdienen op transactievolume en niet via hoge koersopslagen (vgl. 6.5 pleitnotities in eerste aanleg).

9. Het College begrijpt dat het feitelijk niet mogelijk is de conversiekosten in het geval van maatwerk te vergelijken, omdat deze kosten per keer en per klant worden begroot. Wel is het mogelijk enige vergelijking te maken tussen de zogenaamde Fixing koerslijst van ING en de hoogste marge die NBWM stelt te berekenen. Hoewel deze Fixing koerslijst afwijkt van de ‘tailormade conversiekosten’ waarvan NBWM uitgaat en ook ING in bepaalde gevallen maatwerk in plaats van ‘Fixing’ aanbiedt, maakt een vergelijking tussen die koerslijst en het hoogste tarief van NBWM wel duidelijk dat in zoverre de tarieven van NBWM voor de conversiekosten lager zijn dan die van ING. Dit blijkt uit een door NBWM overgelegd overzicht in beroep (bijlage 12) dat niet afzonderlijk door ING is betwist. ING heeft hiertegenover ook in beroep geen stukken overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de conversiekosten voor de onderhavige doelgroep bij NBWM hoger zijn dan bij haar. Hieruit volgt dat op grond van de in beroep verkregen informatie de aan de klacht ten grondslag liggende stelling van ING dat het voordeel van de in de uitingen genoemde lagere transactiekosten geheel of deels kan worden geneutraliseerd door hogere conversiekosten, geen steun vindt in het aanwezige feitenmateriaal. Daarmee is de grondslag aan de klacht komen te ontvallen voor zover deze is gericht tegen de website en de printadvertentie. De op die uitingen gerichte grieven treffen derhalve doel.

Conclusie

10. De beslissing van de Commissie ten aanzien van de radiocommercial blijft in stand nu ter zake dit onderdeel van het geschil niet is voldaan aan de eis dat het beroepschrift de gronden moet bevatten waarop beroep wordt ingesteld.
Het beroep tegen het oordeel van de Commissie ten aanzien van de uitingen op de website en de printadvertentie is gegrond, zodat de beslissing in zoverre niet in stand kan blijven. Ten aanzien van die uitingen wordt de klacht alsnog afgewezen.

De beslissing van het College van Beroep

Het College verklaart NBWM niet ontvankelijk in het beroep tegen het oordeel van de Commissie ten aanzien van de radiocommercial en bevestigt de beslissing van de Commissie in zoverre.
Ten aanzien van de bestreden uitingen op de website en in de printadvertentie vernietigt het College de beslissing van de Commissie en wijst de klacht ten aanzien van deze reclame-uitingen alsnog af.