RB
DOSSIERS
Alle dossiers
Gepubliceerd op donderdag 12 oktober 2017
RB 2999
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) ||
10 okt 2017
Zelfregulering (RCC, KOAG/KAG) 10 okt 2017, RB 2999; dossiernr. 2017/00405 (Airforce), https://www.reclameboek.nl/artikelen/claims-omtrent-herkomst-bont-in-jassen-airforce-onjuist-en-misleidend

Claims omtrent herkomst bont in jassen Airforce onjuist en misleidend

CvB 10 oktober 2017, RB 2999; dossiernr. 2017/00405 (Airforce). Aanbeveling. Misleiding. Het betreft uitingen in labels die bevestigd zijn aan jassen met bontkraag van Airforce waarin verschillende statements en beloften worden gedaan met betrekking tot de herkomst van het bont. De klacht luidt in essentie dat in de uiting sprake is van onjuiste en misleidende claims over de aard van het bont. Het bont is afkomstig van wasbeerhonden waarbij volgens Bont voor Dieren sprake is van grote dierenwelzijnsproblemen. De Commissie heeft de klacht toegewezen.

Het oordeel van het College
1. Met grief 1 bestrijdt Airforce het oordeel van de Commissie dat de betrokken labels reclame in de zin van artikel 1 NRC zijn. Deze labels houden onder meer in dat het bontgedeelte van de kleding afkomstig is van gecontroleerde fokbedrijven “where the animals are not subject to inhumane treatment” (label 1) respectievelijk dat Airforce zich sterk betrokken voelt bij “the humane treatment of animals” en zij uitsluitend werkt met “furfarms who ensure the humane treatment of animals and operate in compliance to the most important regulations in force for animal protection” (label 2), en het bont niet afkomstig is van dieren die “belong at family of cats and dogs” (label 3).
2. Deze mededelingen zijn alle aanprijzend van aard. Zij benadrukken immers dat bij het houden van de pelsdieren op dierenwelzijn is gelet, alsmede dat het bont niet afkomstig is van een dier dat is verwant aan de huisdieren hond en kat. Dit geeft een gunstig beeld van het bontgedeelte van de kleding en kan bij de consument eventuele bezwaren tegen het bont wegnemen. Dat label 3 volgens Airforce een certificaat van de Chinese overheid is, doet daarbij niet ter zake. Door het (onverplicht) bevestigen van dit certificaat aan kleding is Airforce verantwoordelijk voor de aanprijzende inhoud daarvan en dient zij in te staan voor de juistheid van de inhoud. Evenmin doet ter zake dat de labels volgens Airforce in een gesloten envelop zaten. Bont voor Dieren heeft overigens ter zitting aannemelijk gemaakt dat de labels zich in een kartonnen omhulsel bevonden dat (ook voor aankoop) gemakkelijk en zonder beschadiging kan worden geopend en gesloten. Grief 1 faalt derhalve.
3. Grief 2 betreft de juistheid van de mededelingen op labels 1 en 2. Hierbij gaat het om de mededelingen op deze labels die inhouden of voor de gemiddelde consument impliceren dat het in het product verwerkte bont afkomstig is van dieren die met aandacht voor hun welzijn zijn gefokt, te weten “from controlled fur-breeding farms, where the animals are not subject to inhumane treatment”, “Airforce is deeply committed to the preservation of our global environment and the humane treatment of animals. (…) Airforce utilizes animal components in its products (furtrims) but only works with furfarms who ensure the humane treatment of animals and operate in compliance to the most important regulations in force for animal protection (…) For the use of fur we hope people will respect our ethical and responsible use of it.” Nu Bont voor Dieren gemotiveerd heeft gesteld dat deze mededelingen onjuist en misleidend zijn, dient Airforce de eerlijkheid daarvan aannemelijk te maken. Airforce heeft daartoe een Engelstalige e-mail van een derde (“Shanghai HESRRO Garment Co. Ltd.”) overgelegd die een vertaling zou bevatten van een niet overgelegde (volgens de e-mail in het Chinees gestelde) verklaring waarin de desbetreffende ‘breeder’ zou meedelen bij het fokken altijd “human-based ways” te volgen en “we respect and protect the wellbeings & rights of the animals”.
4. Het College acht deze e-mail een onvoldoende onderbouwing van de op labels 1  en 2 gebruikte claims met betrekking tot het beweerdelijk in acht nemen van het dierenwelzijn. Daargelaten de vraag aan de hand van welke maatstaven dient te worden beoordeeld of sprake is van fokken met aandacht voor dierenwelzijn en hoe gegarandeerd wordt dat aan die maatstaven is voldaan, geldt dat een dergelijke wijze van onderbouwing in het geheel niet verifieerbaar is. Verdere onderbouwing ontbreekt. De algemene nieuwsartikelen over verbetering in China van het welzijn van vee en huisdieren, kunnen niet als een serieuze onderbouwing van de claims op labels 1 en 2 met betrekking tot het welzijn van de pelsdieren worden beschouwd. Het College constateert op grond van het voorgaande dat Airforce deze claims niet met betrouwbare en verifieerbare relevante stukken heeft onderbouwd. Dit betekent dat de claims op de labels 1 en 2 in verband met het dierenwelzijn ongefundeerd zijn. Voor zover Airforce op label 2 verwijst naar haar eigen betrokkenheid bij “humane treatment of animals” en “our ethical and responsible use of it”, zijn ook deze verwijzingen ongefundeerd. In het geval een kledingproducent gebruik maakt van bont waarbij zij niet, althans niet op betrouwbare wijze de juistheid van claims met betrekking tot het dierenwelzijn kan onderbouwen, dienen dergelijke mededelingen achterwege te blijven. Nu de gewraakte mededelingen op de labels 1 en 2 bij de gemiddelde consument onjuiste positieve verwachtingen wekken over de wijze waarop de dieren zijn gefokt en de betrokkenheid van Airforce daarbij, dienen deze uitingen onjuist te worden geacht. Grief 2 faalt derhalve eveneens.
5. Bij grief 3 gaat het om de vraag of op label 3 terecht staat dat het voor het bont gebruikte dier met de Latijnse naam Nyctereutes Procyonoides “not belong at family of cast and dogs”. Airforce stelt dat het dier als een ‘raccoon’ (wasbeer) moet worden beschouwd en dat daarom van de juistheid van label 3 (volgens haar een certificaat van de Chinese overheid ) moet worden uitgegaan. Verder stelt Airforce dat ook de Amerikaanse overheid het dier tot de wasberen rekent. Bont voor Dieren wijst echter op informatie van de Zoogdiervereniging die spreekt over een ‘wasbeerhond’. Volgens het Nederlandse Soortenregister is de Nederlandse naam van Nyctereutes Procyonoides wasbeerhond. Volgens de Zoogdiervereniging komt het dier uit de familie Canidea (hondachtigen) en het geslacht Nyctereutes (wasbeerhonden). De wasbeer komt uit de familie Proyonidae (kleine beren) en het geslacht Procyon (wasbeerachtigen). Nu men blijkens de door partijen gegeven informatie van mening kan verschillen over de vraag of het betreffende dier familie van de hond is, en op grond van de door Bont voor Dieren gegeven informatie indeling bij de familie ‘honden’ meer voor de hand ligt dan bij de familie ‘kleine beren’, dient de mededeling op label 3 dat het dier geen familie van (in dit geval) de hond is als te stellig en daarom als onjuist te worden beschouwd. Niet kan worden aangenomen dat de gemiddelde consument bekend is met het dier Nyctereutes Procyonoides. Deze consument zal door de onbekendheid met dit dier ten onrechte erop vertrouwen dat de absolute mededeling op label 3 dat het dier geen familie van de hond is, juist is.
6. Grief 4 houdt in de eerste plaats in dat niet is voldaan aan het zogenaamde transactievereiste. Dit betoog kan niet slagen. Mededelingen over het beweerdelijk in acht nemen van dierenwelzijn bij een product waarin bont is verwerkt, kunnen zeer wel van invloed zijn op de afweging van de gemiddelde consument om dat product te kopen. In feite zal de gemiddelde consument de gewraakte mededelingen als een geruststelling kunnen opvatten en om die reden tot aankoop van het product kunnen overgaan. Nu de gewraakte uitingen blijkens het voorgaande oneerlijke reclame zijn in de zin van artikel 7 NRC, treft ook grief 4 geen doel. Op grond van het voorgaande wordt de beslissing van de Commissie bevestigd.
7. In verband met de verwijzing door Airforce naar de compliance overweegt het College als volgt. Het College vat deze verwijzing op als een verzoek om een termijn te bepalen waarbinnen de aanbeveling dient te zijn opgevolgd. Het College acht het in dit geval redelijk te bepalen dat Airforce de aanbeveling binnen vier maanden dient op te volgen. Na deze termijn mag Airforce de labels niet meer ongewijzigd aan kleding (doen) bevestigen en/of met deze labels in winkels (doen) verkopen.
 
De beslissing van het College van Beroep: het College bevestigt de bestreden beslissing met inachtneming van het volgende. Het College beveelt Airforce aan om uiterlijk vier maanden na de datum van deze beslissing niet meer op een dergelijke wijze reclame te maken.